
Coucy-le-Château-Auffrique ****Dorp met een uitzonderlijk kasteel in Picardië
Maar ook nu nog is hier nog heel veel te zien en een bezoek is voor iedereen met interesse in de middeleeuwen bijzonder leuk om te bezoeken. Bovendien ligt het niet zo ver van Nederland en heeft Picardië nog veel meer te bieden. Het is dan ook een goede plek voor een lang weekend, zeker als je het combineert met een bezoek aan Laon of Pierrefonds.
Eerlijk had ik er tot voor kort nog nooit van gehoord maar dank zij het boek ‘De waanzinnige veertiende eeuw’ van Barbara Tuchman heb ik nu het idee dat ik er alles van af weet, wat natuurlijk niet helemaal waar is. Deze klassieker voor geschiedenisnerds omschrijft de veertiende eeuw waarbij ze de heer van Coucy neemt als hoofdpersoon, en die woonde hier.
Een goede keuze want deze man, Enguerrand VII de Coucy genaamd, duikt in de veertiende eeuw zo’n beetje overal op waar het interessant is. Hij is getrouwd met de lievelingsdochter van de Engelse Koning en topadviseur van de Franse.
Deze twee vorsten hebben in die tijd een nogal langdurig meningsverschil, de Honderdjarige Oorlog, en Coucy zit meer dan eens aan de onderhandelingstafel om hieraan een einde te maken, dat in zijn leven niet lukt.
Daarnaast doet hij aan twee kruistochten mee, waarvan de laatste zijn ondergang wordt, leidt hij tal van militaire expedities naar Zwitserland, Vlaanderen en Italië en wist hij een einde te maken aan verschillende opstanden van boeren en steden.
Daarnaast weet hij zich staande te houden aan het hof van de Franse koning Karel VI die eerst minderjarig is en later geestelijke problemen heeft. Hierdoor hebben de ooms van de koning, de hertogen van Anjou, Berry en Bourgondië vrij spel om hun eigen ambities na te jagen. En aan ambitie hadden deze mannen geen gebrek.
Honderdjarige Oorlog
Dit speelt zich af terwijl Frankrijk half is bezet door Engeland en er ondertussen twee pausen (Rome en Avignon) zijn waar Frankrijk een hoofdrol in speelt. Coucy moet zeer uitzonderlijke politieke competenties hebben gehad om in deze slangenkuil het hoofd boven water te houden. Volgens Tuchman had zo’n beetje iedereen respect voor de hem en werd hij bijzonder sympathiek gevonden. Hoewel hij zijn optreden niet altijd succesvol is, krijgt hij bijna nooit ergens de schuld van. Coucy moet de Mark Rutte van het veertiende-eeuwse Europa zijn geweest.

De huidige toegang tot het kasteel.
Opvallend is dat Coucy niet van hele hoge adel was. Zijn lijfspreuk wijst daar ook op: “Roi ne suis Ne prince ne duc ne comte aussi; Je suis le sire de Coucy” (Ik ben geen koning, geen prins, geen hertog nog een graaf: ik ben de heer van Coucy). Evengoed was het een machtig man.
Zijn machtsbasis lag in Picardië dat naast Normandië en Vlaanderen de rijkste streek van Frankrijk was. Dankzij de vruchtbare grond was, en is, het hier goed boeren. Coucy zorgde ervoor dat de inwoners deze zo goed mogelijk konden bewerken waardoor er genoeg eten was, Zijn ‘huis’ stond in Coucy-le-Château-Auffrique. Veel was hij trouwens niet thuis en dus was het zijn vrouw Isabella, de oudste dochter van de Koning van Engeland, die de boel bestierde.
Indrukwekkend, ook nu nog
Het kasteel was in de veertiende eeuw de grootste en mooiste van Frankrijk. Het was veel groter dan het Louvre, het kasteel van de koning in Parijs, thans het grootste museum van de wereld. En hoewel het nu een complete ruïne is, is het formaat van het kasteel nog altijd zeer indrukwekkend.

De plattegrond van de kerk an het dorp is nog altijd goed te herkennen. Op de achtergrond zie je de stadsmuren.
Het kasteel zoals het er nu bij ligt, stamt voor een groot deel uit de twaalfde eeuw maar de geschiedenis van het gebouw is ouder. Bronnen melden dat in de eerste helft van de tiende eeuw op de heuvel een kasteel stond. Waarschijnlijk waren de invallen van de Noormannen de reden om het gebouw neer te zetten.
De strategische ligging van de burcht moet aantrekkelijk zijn geweest voor de bevolking die en masse besloot om er een huis dichtbij te bouwen. Er ontstonden wijkjes en om deze te kunnen verdedigen tegen naderend onheil werden er muren omheen gebouwd.
Aan het einde elfde eeuw eeuw was Coucy een heuse Middeleeuwse stad geworden waarbij de heer nogal overhoop lag met de Franse Koning. Die Franse koning was in die tijd echter niet zo machtig en had alleen rondom Parijs echt iets te zeggen.

Hier zie je de berg rommel die er overbleef nadat het Duitse leger de donjon opblies.
Coucy lag net op de grens van de gebied van de koning en om een eventueel conflict met zijn leenheer het hoofd te kunnen bieden werd in de twaalfde eeuw door Coucy flink geïnvesteerd in een kasteel.
De boel werd flink aangepast en na zeven jaar stond er een enorme burcht die zijn weerga in Frankrijk niet kende. Kenmerkend was een enorme ronde donjon die maar liefst 54 meter hoog was. Daarmee was het één van de hoogste gebouwen van Frankrijk, zo niet van West-Europa. En hij staat er nog steeds, voor een klein deel dan.
Maar zoals je kan zien op de foto’s is daar niet veel meer van over. Om het in deze staat te krijgen is nog een verhaal. Maar daarover later meer.
Bij het lezen van het boek wil je vanzelf deze plek bezoeken, helemaal om dat het makkelijk te bereiken is vanuit Nederland. En zo rijden we op om een uur of twee van een herfstige middag het dorp binnen. We hebben een Chambre d’Hôtes in het dorp geboekt maar we zijn te vroeg om in te checken en besluiten daarom eerst het kasteel te bekijken.
We parkeren de auto voor het gemeentehuis en lopen naar het kasteel. Hoewel dit dorp al meer dan twee eeuwen een toeristische attractie is, is er niemand. Een paar bezoekers van het café bekijken ons even vanaf het terras aan en zetten daarna hun discussie voort. Fransen zijn kampioen ‘minding their own business’, ik hou daar erg van.

In het entreegebouw staat een mooie maquette van het kasteel. Op de voorgrond zie je de kerk van het stadje.
Het kasteel ligt een beetje achteraf en is te bereiken via een kleine toegangsbrug. In het poortgebouw bevindt zich de kassa annex museumwinkel waar een vrijwilliger ons begroet. Hij kijkt ons een beetje verbaasd aan en overhandigd ons de mooie entreekaartjes. Ik herken het logo van ‘Centre des monuments nationaux‘, een bonte verzameling van historische monumenten in Frankrijk.
Nieuwsgierig kijk ik naar buiten en groot grasveld met hier en daar een boom met daarachter oude muren. Aan de linkerkant is de boel afgezet en rijdt een graafmachine langzaam heen en weer. Een klein groepje mensen met oranje hesjes staat te praten. Hier wordt archeologie bedreven.
Het grote grasveld was in de middeleeuwen bebouwd en als we doorlopen komen we de muren tegen die duidelijk van een kerk zijn geweest. Naast de ommuring is er niet hele erg veel meer over van dit deel van het dorp.
Kasteel
Het kasteel zelf, of wat er van over is, staat helemaal achteraan en bestaat op het eerste gezicht uit dikke muren met torens. Ook de karakteristieke grote ronde donjon is nog duidelijke te herkennen. De grote ronde toren, ook wel donjon genoemd, is een bijzonder geval. Hij was ooit 54 meter hoog en heeft een diameter 35 meter. Een donjon had in de middeleeuwen oorspronkelijk de functie als laatste verdedigingslinie bij een beleg.
Hier vluchtte de familie naar indien de rest van het kasteel in handen dreigde te vallen van de vijand. Dit is duidelijk te zien in het ontwerp; de toren had een slechts een kleine deur met een ophaalburg en bijna geen ramen en zag er uit als een enorm schaakstuk. Het donjon is makkelijk met slechts een paar man te verdedigingen en je kan het er lang volhouden.
De muren zijn maximaal 7,5 meter dik en samen met de ronde vorm prima bestand tegen alle kanonnen uit de dertiende eeuw. Helaas voor de vastgoed bezitter in die tijd ontwikkelt het geschut zich snel en verliezen kastelen als deze langzaam hun militaire functie. Bij veel kastelen zie je dan ook dat het donjon meer een woonfunctie krijgt. Dit exemplaar is daarvoor echter niet geschikt.

Aan het einde van de middeleeuwen verdwijnt de militaire functie van het donjon en wordt het meer een woon- ontvangstruimte. Het donjon van Coucy is daar nooit voor gebruikt. Er is een apart gebouw waar werd gewoond. Op de eerste etage daarvan bevond zich een indrukwekkende hal waarvan je hier de buitenmuur ziet. De vloer van de ruimte stond op pilaren waarvan er nog één nog overeind staat.
De toren had slechts drie verdiepingen met een zeer hoog plafond. Midden in het plafond bevond zich een gat waardoor goederen naar boven konden worden vervoerd. De bovenste verdieping was open; een mooi rond dakterras zouden we nu zeggen. Dit terras was helemaal beschermd door een muur met ronde bogen waardoor je pijlen kon schieten, stenen gooien of hete olie over de ongewenste gasten beneden kon gieten.
De toren is duidelijk niet ontworpen om te wonen en verloor aan het einde van viertiende eeuw zijn militaire functie. Al was het uiteindelijk een militaire argument die de vernietiging van de toren zou betekenen, al was dat pas in de twintigste eeuw. Daarover later meer.
Militair nut
Het kasteel kreeg meer een woon- en bestuurlijke functie en werd in de tweede helft van de veertiende eeuw flink verbouwd. Dat is het moment dat de heer van Coucy op het toppunt van zijn macht is. Het pronkstuk werd de ridderzaal die werd genoemd naar de negen helden van de mensheid; Les neuf Preux. De zaal bevond zich op de eerste verdieping en moet indrukwekkend zijn geweest. De hele verdieping is verdwenen maar als je goed kijkt dan kun je de grootsheid van de zaal ter plekke nog wel ontdekken. De grote haard is te herkennen en ook de hoge ramen van de zaal zijn ook nog goed te zien, hier en daar zie je ook nog een versiering.
De zaal in de kasteel van Pierrefonds heeft trouwens hetzelfde thema en is zwaar geïnspireerd door het kasteel van Coucy, je zou bijna kunnen spreken van een kopie. Het verschil is dat Pierrefonds in de negentiende eeuw geheel is gerestaureerd én Coucy niet, of niet helemaal.
Er is namelijk best een poging gedaan in de negentiende eeuw om het kasteel van Coucy te behouden en ook dezelfde architect als Pierrefonds: Eugene Viollet-le-Duc. Dit is de bekendste neogotische bouwmeester van Frankrijk en misschien wel van de wereld. Hij was onder andere betrokken bij de restauratie van de citadel van Carcassonne, de Mont Saint-Michel, Pierrefonds en de Notre Dame in Parijs; een indrukwekkend lijstje natuurlijk.
In Frankrijk is hij nog altijd een gevierd man en wordt hij gezien als één van de grootste architecten van het land. Maar je kan hem ook zien als iemand die wel heel enthousiast naar de middeleeuwen keek. Dit had nog wel eens tot gevolgd dat bij de restauratie van sommige middeleeuwse gebouwen de boel nog net iets middeleeuwser werden gemaakt dan ze oorspronkelijk waren.

Onder de ruïne zijn veel tunnels nog intact en veel daarvan zijn gewoon toegankelijk.
Het kasteel van Coucy was na de middeleeuwen een beetje in de vergetelheid geraakt. In de vijftiende eeuw hield de mannelijke lijn van Coucy op en kwam het complex in handen van Lodewijk van Orléans, de broer van de koning. De nieuwe eigenaar heeft nog een grote keuken laten bouwen maar daarna vervalt het geheel langzaam maar zeker.
Zo nu en dan duikt de plek nog op in de geschiedenis. In de zestiende eeuw is het centrum van een opstand van edelen tegen kardinaal Mazarin, de regent van Lodewijk XIV. De kardinaal blies een deel van het kasteel op en daarmee de opstand. Een kleine veertig jaar later wordt Coucy getroffen door een aardbeving en dat zorgt voor een enorme scheur in het grote donjon, maar die bleef wel gewoon staan. Tijdens de Franse Revolutie wordt het kasteel geplunderd en gebruikt als steengroeve.
Romantiek
Halverwege de negentiende eeuw herleeft echter de interesse in de middeleeuwen en wordt er veel gedaan om Coucy te redden. Het geheel wordt restaureert en dankzij de ligging aan een spoorlijn wordt het kasteel zowaar één van de toeristisch topattracties van Frankrijk. De Romantiek viert hoogtij en de inwoners van Parijs willen met eigen ogen wel eens een echt Middeleeuws kasteel bewonderen.
De romantici halen hun hart op bij de prachtige ruïne en uit deze tijd worden er ontelbare schilderijen, tekeningen en gedichten gemaakt. Maar tot verdriet van de eerder genoemde architect Viollet-le-Duc wordt uiteindelijk Pierrefonds gekozen om als nationaal kasteel te worden gerestaureerd. Het ligt dichterbij Parijs en dat beval de Keizerin beter. Viollet-le-Duc krijgt nog net het budget om de donjon te stabiliseren en te zorgen dat de rest niet uit elkaar valt en dat is het dan.
Eerste Wereldoorlog
De spoorlijn die in eerste instantie de redding van het gebouw was want het bracht de eerste stroom toeristen, blijkt later de ondergang van het donjon te betekenen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog valt het dorp in Duitse handen die het kasteel bezetten en grote stukken artillerie opstellen rondom het dorp. De spoorlijn zorgt voor een goede aanvoer van munitie en de toren is een perfecte observatiepost voor de vuurleiding. De Duitse Keizer Wilhelm II bezoekt het kasteel en laat zich er ook uitgebreid fotograferen.
De Fransen proberen de toren met een luchtaanval te vernietigen maar het is veel te sterk om vanuit de lucht onschadelijk te maken. De vernietiging van het donjon volgt toch nog in 1917 als het Duitse leger zich terugtrekt. De toren is een prima uitkijkpost die de Duitsers niet in handen van de Fransen willen laten vallen en dus wordt er bijna zeventig ton dynamiet tot ontploffing gebracht.
Maar er zijn ook aanwijzingen dat het om prestige zou gaan. Één van de twee Duitse eindbazen, Ludendorff, zou zich persoonlijk bemoeid hebben met de vernietiging van het kasteel. Hij zou dit symbool van niet in de handen van de Fransen willen laten vallen en dus moest het vernietigd worden.
Alleen al in de kelder van het donjon wordt 28 ton springstof geplaatst en dat is voldoende om de toren compleet van de aardbodem te laten verdwijnen. De knal was zo groot dat het puin kilometers ver weg werd geslingerd. Dit was uiteindelijk voldoende om het machtige donjon uit de dertiende eeuw op de knieën te brengen en nu is er eigenlijk alleen nog maar een berg stenen van over. Het is een trieste geschiedenis.
Na de Eerste Wereldoorlog zijn er geen serieuze pogingen ondernomen om het kasteel te restaureren. Het idee is om het kasteel zo te laten al wordt er nu wel grondig archeologisch onderzoek gedaan en wordt de boel zo hersteld zodat het niet helemaal uit elkaar valt.
Het kasteel heeft echter nog een laatste verrassing in petto want er onder liggen veel kelders en ondergrondse gangen. Deze zijn voor een groot deel toegankelijk en vooral de kelders zijn indrukwekkend.
In de tunnels zijn bewegingsmelders gekoppeld aan het licht zodat je niet in het donker hoeft rond te tasten. Alleen werkte dit systeem niet in de eerste tunnel die wij betraden. Gewapend met het licht van de mobiele telefoon voelde ik mij een heuse Indiana Jones, opzoek naar de heilige graal. Dit was een uitstekende ervaring.
Eén van de tunnels, die wel verlicht was, eindigt in één van de hoektorens waar een aantal foto’s hangen uit het verleden van het gebouw. Het mag de naam tentoonstelling niet hebben maar het geeft wel een goed beeld het verhaal van het complex in de afgelopen twee eeuwen.
Dorp
Hoewel het kasteel dé grote attractie is van Coucy heeft het dorp zelf zeker ook wat te bieden. Zo staan er twee poorten die het dorp bescherming gaven en ook de kerk, die niet midden in het dorp staat, is interessant. Het is dus zeker de moeite waard om een rondje in het dorp te lopen.
Kanon uit Eerste Wereldoorlog
Voor de ware geschiedenisnerd is er even buiten het dorp nog een interessante plek. Op een heuvel midden in het bos zijn hier de fundamenten te zien van de Duitse artilleriestelling uit de Eerste Wereldoorlog. Deze plek is alleen lopend te bereiken waarbij je de auto moet parkeren bij een grote houthandel.

In de bossen vlakbij het dorp zijn dit het resultanten van het enorme kanon dat hier ooit stond. De projectielen die hier werden afgeschoten kwamen helemaal tot aan de stratosfeer.
Het is een indrukwekkend plek waar ooit een enorm kanon stond. En dat was er niet zomaar eentje maar de grootste die tijdens de Eerste Wereldoorlog is ingezet; het Parijs geschut. De naam refereert aan het feit dat het in staat was om Parijs te beschieten en de cijfers van dit wapentuig zijn ronduit verbazingwekkend.
Het was in staat om een granaat van meer dan 100 kilo over een afstand 130 kilometer ver te schieten. Daarbij haalde het projectiel een hoogte van bijna 43 kilometer waarmee het een plek heeft in de ruimtevaartgeschiedenis; het was het eerste door een mensgemaakte voorwerp in de stratosfeer. Om het in een kader te plaatsen; een modern verkeersvliegtuig vliegt op ongeveer tien kilometer hoogte en er de laagste satellieten ‘hangen’ op 170 kilometer.
Het enorme ding stond op rails en dat is ook de reden waarom Coucy met haar uitstekende spoorverbinding werd gekozen om het te plaatsen. Desalniettemin moest er naar de plek in het dorp een speciale spoorweg worden gebouwd en het duurde dan ook zes maanden voordat het operationeel was.
Ondanks de indrukkende cijfers was het geschut niet echt een groot succes. De loop sleet snel en moest dan ook vaak worden vervangen. Daarbij was het belachelijk onnauwkeurig en kon eigenlijk alleen hele grote doelen raken, zoals een stad.
En dat hebben ze dan ook gedaan. Van hieruit bombardeerden het Duitse leger Compiègne, Villers-Cotterêts en Oulchy-le- Château. Hoewel dit enorme paniek onder de Fransen veroorzaakte had het verder geen militair nut. Uiteindelijk werd het kanon slechts negentig keer gebruikt.
Dit enorme stuk geschut bleek niet veel meer dan een terreurwapen en heeft geen invloed gehad op het verloop op de oorlog.
Video van Coucy-le-Château-Auffrique
Beelden van Coucy-le-Château-Auffrique












E-Magazine
Kaart van Coucy-le-Château-Auffrique en omgeving
Les plus beaux villages de France weergeven op een grotere kaart
In de buurt van Coucy-le-Château-Auffrique
Het slagveld van Verdun *****
Kaart van het slagveld van Verdun
In de negentiende eeuw waren er enorme stappen gezet in de sociaal economische positie van de burger. Natuurlijk waren er stinkfabrieken met kinderarbeid en onveilige kolenmijnen waar ze nog nooit van een CAO hadden gehoord maar vergeleken met de situatie rond 1800 waren er grote verbeteringen.
Economische voorspoed
Allereerst had iedereen voor het eerst voldoende te eten. Nieuwe technieken hadden de opbrengsten van de landbouw verhoogd en als er een ergens oogst mislukte waren er nu spoorwegen die op een snelle en goedkope manier het voedsel van een regio’s waar het voedsel nodig was vervoerden.
Ook sociaal gezien waren er grote stappen gezet. De negentiende eeuw gaf burgers een ongekende vrijheid op politiek maar vooral op economisch vlak. De oude adellijke klassenmaatschappij was ingewisseld voor een dynamisch systeem waar mensen niet meer werden afgerekend op hun afkomst maar op hun kunde en prestaties. En ja, vergeleken met onze huidige maatschappij valt het tegen maar vergeleken met de eeuwen daarvoor was Europa in 1914 werkelijk het land van melk en honing. Het was nog nooit zo goed gegaan.
Oorlog in 1914
Met dit optimisme gingen de Europeanen elkaar in 1914 massaal te lijf. Een moord op een vrij onpopulaire Oostenrijkse troonopvolger werd opgeblazen tot een groot Europees conflict waar bijna iedereen wel zin in had. Europa leek op dat Gallische dorpje waar een beetje knokken over de versheid van de vis de lucht zou opklaren. Het werd een afdaling naar de hel.
Hoe was dit nu zo gekomen? Duitsland had in 1914 de beschikking over het beste militaire apparaat maar bevond zich strategisch in een benarde positie. Het moest in het westen Frankrijk, en in het begin in mindere mate Engeland, van het lijf houden terwijl het in het oosten Rusland moest bevechten.
Hiervoor hadden de Duitsers echter een plan, het Von Schlieffen-plan voor de kenners. Dit hield in Frankrijk zo snel mogelijk op de knieën te dwingen waarna de handen vrij zouden zijn om Rusland aan te pakken. Het eerste deel van het plan lukte in 1914 bijna. De Duitsers konden begin september 1914 de contouren van Parijs zien liggen maar met een uiterste inspanning wist Frankrijk de hoofdstad te redden. Hierna begonnen de legers zich in te graven en ontstond er een uitgerekt front met de bekende ellendige loopgraven.
Hoewel het Duitse leger in het eerst jaar van de oorlog een aantal pogingen deed om door te breken was het in 1915 duidelijk dat het plan in duigen lag. Beide partijen waren ingegraven waarbij de verdedigende partij een doorslaggevend voordeel had ten opzichte van de aanvallende partij. Dat hadden de strategen van de beide partijen toen ook wel door.
Wat nu? De Duitse legertop bedacht een nogal cynisch nieuw plan; door op één plek continue aan te vallen zouden zoveel Fransen sneuvelen dat het Franse leger in elkaar zou storten. Dat er ook veel Duitsers zouden sneuvelen werd voor lief genomen, als er maar meer Fransen zouden vallen. Er moest alleen nog een plek worden gevonden die voor de Fransen zo waardevol was dat die tegen elke prijs zou worden verdedigd.
Verdun
De plek werd Verdun. De stad aan de Maas had voor Frankrijk een grote symbolische waarde. Hier was het Rijk van Karel de Grote verdeeld in 843 waardoor feitelijk Frankrijk ontstond. Dat Verdun vervolgens tijdens de hele Middeleeuwen tot het Heilige Roomse Rijk behoorde was even verdwenen in de het collectieve Franse geheugen. Bovendien had Verdun in de oorlog in 1870/71 tegen Pruisen, later Duitsland, zich als één van de weinige Franse steden kunnen handhaven. Tot slot was het front bij Verdun in 1914 vrij rustig. Dankzij de enorme forten ten noordoosten van de stad voelden de Fransen zich hier veilig.
Zoals Duitsers betaamt werd de aanval goed voorbereid. Er werd een enorm aantal manschappen samengetrokken ten noorden en oosten van Verdun. Omdat de Duitse legertop er van uit ging dat het een lange slag zou worden werd er treinsporen aangelegd zodat de logistiek alles op rolletjes zou lopen.
Bovendien werd deze voorbereidingen zoveel mogelijk ’s nachts gedaan zodat de Fransen niets in de gaten zouden hebben. En dat lukt bijna want de bevelhebber van Verdun vond dat de Duitsers wel opvallend rustig en trok aan de alarmbel. Nadat de Franse legertop in eerste instantie geen reactie gaf werd er net op tijd het garnizoen in de stad versterkt met verse manschappen. Dit zou in het begin van de slag een enorm verschil maken.
Statistieken om te huilen
De tien maanden durende slag was ongekend bloedig; het is nog altijd onbekend hoeveel soldaten hier precies de dood vonden maar het zijn er zeker meer dan 300.000. Dat is bijna 1.000 doden per dag, een belachelijke hoog aantal. Beide kant gooiden alles wat ze hadden in de strijd en uiteindelijk waren het Fransen die de overwinning opeiste, of beter gezegd; de Duitse aanval werd afgeslagen. Objectief gezien kan je niet spreken van een overwinning. Ook het doel van de Duitsers, het zoveel mogelijk doden van Franse soldaten werd niet gehaald. Uiteindelijk lieten meer Duitsers als Fransen het leven in de heuvels bij Verdun.
Deze statistieken zijn gruwelijk maar cijfers vertellen niet het leed wat hier door honderdduizenden soldaten is geleden. Verdun is in Frankrijk en Duitsland het symbool geworden van de ongekende wreedheid van een oorlog waarin soldaten op industriële schaal werden afgeslacht zonder dat hiervoor een goede reden was.
Als je de plek bezoekt is ook nu nog, ruim honderd jaar later, nog goed te zien hoe bruut hier de oorlog heeft huisgehouden. De industrialisatie die de eeuw voor het conflict zoveel welvaart en optimisme bracht bleek ook in staat om de poort naar de hel te openen.
Wat mij opviel toen ik op deze plek rond liep is dat het gebied waar de slag heeft afgespeeld niet zo groot is. Je kan het allemaal makkelijk binnen een dag bekijken en ook in een middag of ochtend krijg je een goede indruk wat zich hier heeft afgespeeld. Met een fiets kan je het gebied uitstekend bezoeken al zal je wel zo nu en dan een heuvel op moeten. Als je een fiets bij je hebt zou ik die zeker gebruiken.
Herinneringscentrum
Het beste startpunt van een bezoek is het herinneringscentrum. Het geeft een goed overzicht van de gebeurtenissen én neemt je mee in de wereld van de soldaten in 1916. Hierdoor krijg de rest van jouw bezoek context en dat is wel zo fijn voor het begrip. Vanuit Verdun is het makkelijk te vinden door de borden ‘Champ de bataille de Verdun’ te volgen.
Deze weg loopt door een weinig inspirerende buitenwijk waardoor je je toch even afvraagt of je wel goed zit. Gewoon de borden volgen en eenmaal buiten de bebouwde kom begint de weg om hoog te gaan en even later rij je een bos in. Hier begint het gebied waar de slag heeft plaatsgevonden.
Dat zal je ook niet ontgaan want overal langs de weg staan staan borden die wijzen naar plekken met gebeurtenissen uit 1916. Omdat er sprake was van hoge nood bij ons in de auto was onze eerste stop een de eerste parkeerplaats met een beetje privacy van de bomen.
Ook hier staan borden waar het verleden van de plek wordt uitgelegd en één met een mooie plattegrond, ik hou van kaarten. De geschiedenis is hier overal en ik voel mij toch een beetje schuldig dat de nood zo hoog was opgelopen. We besluiten eerst het herinneringscentrum te bezoeken waar ze ongetwijfeld een prima toilet hebben, had ik dat maar eerder geweten.

Het herinneringscentrum is gebouwd in 1967 maar in 2016 helemaal vernieuwd. De tentoonstelling is zeer de moeite waard.
Het centrum is niet te missen want het is indrukwekkend gebouw van natuursteen geflankeerd door stukken geschut. Het staat er sinds 1967 maar is in 2016 geheel herbouwd en is de tentoonstelling geheel vernieuwd. En dat is goed uitgepakt.
Combinatiekaartje
We kopen een combinatiekaartje voor het museum en voor één van de forten die elders in het gebied staan. De tentoonstelling heeft vooral aandacht voor de leven van de soldaten tijdens de slag en dat is uitstekende keuze, bovendien is dit prachtig uitgewerkt. Natuurlijk wordt er ingegaan voor de militaire aspecten van de gevechten en de voorgeschiedenis maar al snel stap je in de wereld van de mannen die hier hebben gevochten. Aan de hand van persoonlijke voorwerpen en prima audiovisuele presentaties krijg je een goed idee van het ellendige leven aan het front.
Vooral de persoonlijke voorwerpen maakten op mij veel indruk. Er is een hele collectie van standaard uitrusting zoals uniformen, schoenen, helmen en natuurlijk wapens. Het viel mij op dat die laatste de afgelopen eeuw niet zo heel erg veranderd zijn; een modern pistool ziet er niet heel veel anders uit dan die in de loopgraven van Verdun werden gebruikt. Dat geldt ook voor handgranaten al hebben ze hier een exemplaar dat niet veel meer is dan een blikje op een stokje, mogelijk dat de handgranaat juist in de Eerste Wereldoorlog zich heeft ontwikkeld tot het huidige model. Zover gaat mijn kennis niet.

Van alle persoonlijke spulletjes van de soldaten die in Verdun hebben gevochten maakten de tekeningen op mij het meeste indruk.
Ik heb lang staan kijken naar de tekeningen die zijn gemaakt tijdens, of vlak na, de strijd. Vrolijke kunst is het allerminst maar deze tekeningen gaven mij het gevoel dichtbij de ellende te komen die hier door de kunstenaar in kwestie is beleefd. De mens blijft verbazen dat zelfs in de meest barbaarse omstandigheden er toch tijd wordt gevonden om kunst te maken. Of misschien wel juist.
Daarbij is er niet alleen ruimte voor de klassieke Franse soldaten. Ook voor de tegenstander en de achtergronden van de soldaten krijgen aandacht. Frankrijk trommelde voor de oorlog ook soldaten op uit haar koloniën en met name mannen uit Noord-Afrika hebben hier ook gevochten.
Fleury-devant-Douaumont
Naast dit indrukwekkende museum en de forten staat op een paar kilometer het meest bekende Franse Monument van het de Eerste Wereldoorlog; het Ossuarium, of wel knekelhuis, van Douaumont. Maar we maken eerst nog een tussenstop want tussen de knekelhuis en het museum ligt nog een indrukwekkende plek waar je even moet stoppen; het dorpje Fleury-devant-Douaumont, nou ja een dorp is het eigenlijk niet meer.

Van het dorp Fleury-devant-Douaumont was na de slag niet veel meer over. De bomkraters zijn nog goed te herkennen, de straatjes en de huizen bijna niet meer.
Dit is één van de negen dorpen die tijdens de slag compleet van de aardbodem zijn verdwenen. Ze zijn nooit meer opgebouwd en benoemd tot ‘Village mort pour la France’, ofwel oorlogsmonumenten. Het lijkt een ludieke idee maar het is vooral een praktisch besluit geweest; de grond rondom de dorpen is zo vervuild met zware metalen en nare chemicaliën dat het niet veilig is om te wonen, ook vandaag nog niet. De schatting is dat het nog ruim 700 (!) jaar duurt voordat je hier weer gezond kan wonen. Bovendien liggen er rondom het dorp zonder twijfel nog veel menselijke resten.
Er staat desondanks één gebouw; de Chapelle Notre-Dame de l’Europe, maar dat is duidelijk na de oorlog gebouwd. Van de rest van het dorp is er niet veel meer over maar gelukkig zijn de straatjes en steegjes aangegeven anders wordt het moeilijk om van deze diepe kuilen een dorp voor te stellen.
Voor de inwoners van Fleury-devant-Douaumont waren de forten in het begin een zege. De bouw na de oorlog van 1870/71 zorgde voor welvaart. De arbeiders en later de soldaten gaven de lokale economie een impuls waardoor het dorp groeide en zelfs een kroeg kreeg. Het economische voordeel van de nabijheid van de forten bleek in 1916 ook nadeel te hebben; tijdens de gevechten werden alle huizen met de grond gelijk gemaakt. De inwoners waren toen wel al geëvacueerd.
Meer dan honderd jaar later is het nog steeds een droevige plek. De bomkraters zijn nog goed te herkennen en de straatjes en stegen zijn herkenbaar. Vooral staan boorden die verklaren wat hier ooit was; hier een bakker, daar een werkplaats.
Ossuaire
Hoe indrukwekkend het dorp is, het meest indrukwekkend is het krekenhuis. Deze staat een kilometer verder, op de top van heuvel, of berg voor een Nederlander. Het is een eigenzinnig ontwerp dat mij van dichtbij deed denken aan de romp vaneen Russische nucleaire onderzeeër. Een wat vreemde associatie natuurlijk.
Tijdens het schrijven van dit kwam ik er achter dat het gebouw het handvat voorstelt van een enorm zwaard dat in de berg is gestoken. Dat verklaart de vorm maar of ik het daarmee nou direct een mooi gebouw vind weet ik eigenlijk niet. Ik denk wel dat het een goed gebouw is, dat is iets anders dan mooi. Maar helemaal overtuigd ben ik niet.
Het verhaal van dit enorme monument is dat de bisschop van Verdun vlak na de wapenstilstand in november 1918 het slagveld bezocht en zeer onder de indruk was van de hoeveelheid menselijke resten die hier lagen. Als verantwoordelijke van het zielenheil van deze gesneuvelden besloot hij actie te ondernemen en voor deze stakkers een laatste rustplaats te zorgen. En dat is hem gelukt; in 1932 werd het monument officieel geopend.
Van ruim 14.000 gesneuvelden werd de identiteit achterhaald en zij liggen in slagorde net onder de top van de heuvel. 14.000 graven naast elkaar is een heel groot veld met witte kruizen maar het is maar een fractie van de mannen die hier de dood vonden; statistisch gezien is dit het resultaat van een dikke twee weken vechten hier.
Op de top zelf staat het indrukwekkende gebouw met in het midden een hoge toren. Ik ben er niet helemaal uit wat ik van het gebouw vindt. Mooi is het eigenlijk niet, maar lelijk is het eigenlijk ook niet en sommige details zijn ook wel mooi. Interessant is het zeker.
In het midden van het gebouw staat een 46 meter hoge toren. Deze is door de Verenigde Staten geschonken en heet ‘La Lanterne des morts’. Elke avond wordt in de top een rood licht ontstoken als een vuurtoren ter ere van de gevallenen. Tevens bevindt zich een grote klok die twee keer per dag wordt geluid. Bovendien kan je de toren beklimmen en zoiets moet je altijd doen. Doe dit niet als ze die bel gaan luiden maar ik denk dat ze de toren dan afsluiten.
140.000 gesneuvelden
In de kelder liggen de menselijke resten van bijna 140.000 mannen; een gruwelijke hoeveelheid. Het zijn de doden die na 1918 niet meer geïdentificeerd konden worden, Fransen en Duitsers door elkaar. In het laatste deel van hun leven deden ze er alles aan om elkaar van het leven te beroven, nu liggen ze door elkaar.
Door kleine vensters aan de achterkant net boven het maaiveld kan je hun resten zien liggen. Je moet er even door de knieën om het te zien. Dat is best luguber en echt niet aan te raden voor kinderen. Let daar dus even op.
We lopen om het gebouw heen en vinden de ingang aan de achterkant. Tot mijn verbazing moeten we hier weer betalen om naar binnen te komen. Kennelijk is dit een andere organisatie dan het herinneringscentrum en de forten. De man achter de kassa vertelt ons dat de film net begonnen is en dat we over twintig minuten kunnen terugkomen voor de volgende voorstelling. We besluiten de film links te laten liggen en beklimmen de trap naar de grote hal.

In de gevel van het Ossuarium zijn de schilden van de steden te vinden die hebben bijgedragen aan het bouw van het monument.
De centrale hal heeft een eigenaardige sfeer. Ondanks dat de najaarszon buiten zijn best doet is het hier redelijk donker. De vele kleine ramen zijn gekleurd en zorgen voor rood licht. Het plafond is half rond met plompe ribben en net als de rest van de ruimte uitgevoerd in natuursteen. Het geeft mij een benauwd gevoel in een grot, of beter, een bunker te zijn.
In het midden is een kapel waar het onverwacht druk was toen wij er waren. Hier is ook de toegang tot de toren te vinden. De trap naar de top heeft tweehonderd treden en de uitzicht is de moeite waard.
Fort de Douaumont
Ons laatste bezoek is aan het Fort de Douaumont. Het is het grootste en het belangrijkste fort ten oosten van Verdun. Klinkt stoer maar juist Douaumont viel al na vier dagen in Duitse handen en vreemd genoeg ging dat zonder bloedvergieten. Een Duitse verkenningseenheid besloot een kijkje te nemen en trof slecht zestig Fransen aan die snel overmeesterd werden. In 1916 gebeurde hier niet veel zonder dat er veel doden bij vielen, maar de val van het grootste fort was er één van.
Voor Duitsland was de inname van dit onneembare fort een enorme opsteker en dit werd dan ook uitgebreid gevierd door iedereen een extra vakantiedag te geven. Dat was in Duitsland zelf, vakantie was er voor de soldaten hier niet bij.
Het fort werd pas aan het einde van de slag in oktober 1916 door de Fransen herovert. Feitelijk waren het de Duitsers die tijdens de gevechten het meest hebben geprofiteerd van de relatieve veiligheid van het gebouw.
Als je nu naar het fort loopt is het direct duidelijk dat hier hard is gevochten. Het hele landschap is nog vol met bomkraters en een deel van het fort zelf is ook beschadigd. Maar het grootste deel is nog in tact en via een kleine deur te bereiken.
Na het tonen van het kaartje krijgen we een nieuw kaartje die we moeten laten zien bij de deur. Die staat er even niet en dus rent de dame die net ons de kaartjes gaf naar ons toe om de kaartjes te controleren. Ze moet er ook een beetje om lachen en na een vlotte blik op tickets is overtuigd dat ze echt zijn en mogen we naar binnen. We krijgen nog wel een gelamineerde uitleg kaart mee, in het Nederlands nog wel. Er is ook een audiogids maar een papieren uitleg is ook prima, dan kan je zelf lekker het tempo bepalen.
Donker en vochtig
Het fort ligt helemaal onder de grond is enorm en heeft twee verdiepingen. Het is ontworpen voor 800 man maar tijdens de slag verbleven er hier ongetwijfeld veel meer. Het is er het donker, vochtig en duidelijk geen fijne plek om te zijn.
Het is er redelijk druk en overal lopen mensen door de nauwe gangen of staan ze in kleine groepjes in de grotere ruimtes. Het bezoek is internationaal ik hoor veel Duits, Nederlands, Frans maar er is ook een grote groep Japanse scholieren. Engels hoor je hier niet, die zijn in het westen en in Vlaanderen, net als in de oorlog. Het gebrek aan licht geeft een vreemde sfeer.
Er is een soort van route die je moet volgen maar die lijkt zo nu en dan op een opdracht van ‘Wie is de mol?’. Als je de route weet te volgen kom je langs de slaapruimtes, de keukens, de communicatiekamer. Interessant is de bedinging van de geschutskoepel. Het omvat een enorme ijzeren constructie die in een hoge kamer staat.
Duidelijk is dat het origineel spul gaat want op het ijzer hebben zich een aantal stalagmieten gevormd. Ook de originele elektrische installatie heeft veel last van de steenafzetting. Deze hangt bovendien laag is het voor een twee meter lange Nederlander echt oppassen. Dat lukt niet helemaal want ik sta toch met mij hoofd tegen twee zeer oude draden aan. Gelukkig staat er geen spanning op.
Na een eindeloze reeks van ruimtes staan we in een gang die voor een deel is ingericht als een kapel. Een groot wit kruis met een afbeelding van een ijzeren kruis en de tekst ‘Den totten Kameraden’ doet vermoeden dat dit een Duits monument is.

Gedenkplek voor de gevallen Duitse soldaten.
Wat is hier gebeurd? Tijdens de slag besloten Duitse soldaten hun eten op te warmen met de olie van een vlammenwerper. Dat is natuurlijk niet een al te slimme bezigheid te meer omdat ze dit deden vlak naast een voorraad Franse granaten. Een enorme knal was het gevolg die naar schatting zo’n tachtig mannen niet overleefden.
In eerste instantie dacht de dienstdoende officieren dat een Frans bombardement betrof maar aangezien de ontploffing niet werd gevolgd door een infanterie aanval werd er al snel aan een andere oorzaak gedacht.
Tot slot liep ik nog tegen een bordje aan waarop stond dat op die plek Charles de Gaulle gevangen werd genomen. De held uit de volgende oorlog en de redder van Frankrijk in de jaren vijftig gaf zich in dit fort over. Voor hem was deze oorlog voorbij al legde hij zich daarbij niet neer want hij heeft verwoede pogingen gedaan om te ontsnappen door tunnels te graven en zich zelf te verkleden als een verpleegster. En dan moet je toch snel denken aan ‘Allo, Allo!’
Na een klein uurtje ben ik weer blij als ik uit het fort loop en besluit toch even op het ‘dak’ van het fort te kijken. Dat is interessant want je ziet direct waarom het fort op deze plek staat. In het oosten strekt zich een plateau uit dat helemaal doorloopt tot Duitsland.
Daarnaast is de geschutskoepel die er nog steeds kloek uitziet. Als je over het ‘dak’ van het fort loopt dan vallen direct de onnatuurlijke ongelijkheden in het terrein op. De bomkraters zijn echt overal en dat is niet zo vreemd want gedurende de slag heeft alleen de Franse artillerie hier meer dan duizend granaten per vierkante meter afgeschoten.
Romagne 14-18: Eerste Wereldoorlog museum met Nederlandse eigenaar *****
Het bleek een ‘collegetour’ te zijn onder leiding van de BN-er Diederik van Vleuten met als onderwerp een het museum van Jean-Paul de Vries in Romagne. Ik had een heerlijke avond waarbij een Duitse pothelm door het publiek rondging terwijl de eigenaar van het museum zijn verhaal vertelde. Ik moest er een keer heen en daar was mijn vriendin het helemaal mee eens.
‘Ik doe het museum wel open voor jullie’
Twee jaar later kwam er het van en reden wij rond half één ‘middags Romagne-sous-Montfaucon binnen. Het museum is makkelijk te vinden maar leek gesloten. We parkeerden de auto achter het gebouw en liepen, rekening houdend met een teleurstelling, naar de ingang. Deze bleek dicht maar na een minuut hoorden we geluiden van binnen komen waarna een vrolijke jongeman de deur open deed en aan ons vroeg of we voor het museum kwam. Dat kwamen we. “Dan doe ik het voor jullie open”, terwijl hij een enorme hond die ons vriendelijk aankeek in bedwang hield. “Ik moet hem even opsluiten”, verklaarde hij in Nederlands, “Anders neemt hij de benen.”
Terwijl hij dat deed liepen wij achter hem aan het museum binnen. De eerste ruimte lijkt meer op een rommelige bar van een hippe strandtent in Bretagne dan een restaurant van een museum. De muren hangen vol met spullen uit de oorlog en de tafels staan rommelig door elkaar. In een hoek staat een toren van vier kratten Jupiler. Hier is het duidelijk vaak druk en gezellig en daar hou ik van.
De jongeman heeft inmiddels de hond opgesloten en opent een deur van de ruimte waar de tentoonstelling is. Hoewel hij zeer goed Nederlands spreekt valt het mij op dat hij de lidwoorden niet feilloos gebruikt en vraag ik hem of hij hier of in Nederland is geboren. Hij vertelt hier te zijn geboren en ik besef mij dan nog niet dat ik met de zoon van de eigenaar heb te maken.
Verschillende niveaus
De tentoonstelling bevindt zich in de grote loods naast de bar en is ingedeeld in verschillende niveaus. Hier staat een interessant open houten bouwwerk met veel trappetjes, balkons en vides. We worden helemaal naar boven geleid waar een kleine ruimte is met een televisie waar we worden verzocht om eerst een video te bekijken voordat we de collectie bekijken. Dat doen we braaf en dat geeft de jongen de tijd om zijn vader te waarschuwen, de entree mogen we later wel betalen.
De video gaat over niet over de Eerste Wereldoorlog, niet over de impact van het conflict, niet over hoe deze is ontstaan en zelfs niet over het ellendige leven van de soldaten aan het front. Het gaat wel over hoe het museum is ontstaan en hoe Jean-Paul hier is gekomen. Toeval hierbij speelt een grote rol want in zijn jeugd overnachtte hij hier met zijn ouders op weg naar het zuiden. Het gezin had het naar zijn zin en zag die zomer nooit de Middellandse Zee. Jean-Paul trok die vakantie buiten het dorp een helm uit de modder en de rest is geschiedenis. Een mooi verhaal dat ook nog eens goed wordt verteld.
Bijzonder tentoongesteld

De berg veldflessen is indrukwekkend en doet je inzien waar oorlog over gaat.
Na deze video gaan we de collectie bekijken. Hoewel je (bijna) alles mag oppakken en aanraken doen we dat niet. Als je in een museum bent ga een toch over op een modus waar je keurig met je handen op je rug de zaken staat te bekijken. Dat hoeft hier niet maar wij deden het toch. Je moet toch over een bepaalde grens heen en dat duurt even.
De collectie is op een wonderlijke manier tentoongesteld. De verzameling, bijna allemaal binnen vijf kilometer van het dorp gevonden, is ingedeeld op soort en functie. Zo is er een hele kast vol met medicijnenflesjes, een compleet ingerichte bar, een wand vol met spades, een berg met veldflessen en ga zo maar door.
Spullen meezeulen
Zo krijg je een goed idee welke spullen er door de soldaten werden gebruikt. Dat zie je natuurlijk wel meer op dit soort plekken. Zo heb ik mij verbaasd in Beaumont-Hamel over de spullen die een Britse soldaat mee moest nemen als hij ten aanval trok; vijftien kilo aan zooi waar hij niets aan had tijdens een gevecht. Ga daar maar eens een machinegeweer mee bestormen.
Daar, op het slagveld in Picardië, was een informatiecentrum waar ze een pop hadden aangekleed in volle wapenrusting en dat is best indrukwekkend maar je ziet er maar één. Hier zie je iets anders. Hier zie je pas hoeveel spullen je nodig hebt als je met een leger van soldaten ten strijde trekt en dat is indrukwekkend!
Granaathuls als vaasje
Het is een ongelooflijke berg meuk waarbij het opvalt dat de hoeveelheid wapens maar een klein deel is; een bosje geweren, een paar messen en een reeks pistolen en dat is het. Wel zijn er redelijke wat hulzen van granaten te zien en dat is logisch want die hou je over als hebt geschoten en dat deden ze in die tijd heel veel. Veel hulzen van granaten zijn bewerkt en zijn nu ware kunstwerkjes die kunnen dienen als een vaasje.

Granatenhulzen zijn een geliefd voorwerp om kunst van te maken.
Dit had ik eens gezien in een gîte waar met twee van dit soort versierde hulzen en een portret van opa in uniform een soort van altaar was gemaakt. De beste man was gevallen bij een Franse aanval op de ‘Chemin des Dames’ niet zo heel ver van Romagne vandaan.
De vaasje fascineerde mij omdat het de mens in de oorlog laat zien; in groots mogelijke ellende is heeft de mens toch de neiging iets moois te maken. Er is na 1918 een hele industrie ontstaan die de hulzen bewerkte maar ook tijdens de oorlog waren de hulzen een gewillig object om ’trench art’ van te maken.
Waarom zou je dat als soldaat nu doen? Ten eerste omdat de metalen hulzen overbleven en de cilinders an sich wel mooie glimmende voorwerpen zijn. Daarbij waren er veel van, lieten zich makkelijk bewerken en was er bovendien voldoende gereedschappen voorhanden.
Maar bovenal werd er niet altijd maar gevochten tijdens de oorlog. Er gebeurde soms weken niets en moeten de soldaten zich behoorlijk hebben verveeld. De een leest dan een boek of schrijft er één, de ander legt een kaartje en weer een ander gaat iets maken. Dat is ook echt een kenmerk van een mens want al in de prehistorie bewerkte wij al onze speren. De behoefte om er iets moois van te maken is er altijd geweest. Ook al is het van een restproduct waarmee net geprobeerd is andere mensen te doden.
Lekker aanraken
Bij het bekijken van deze geweldige berg ‘gevonden voorwerpen’ waren viel het mij op dat nergens een kaartje staat wat het is. Je moet het gewoon maar uitzoeken en omdat je zo’n beetje alles mag oppakken en aanraken sta je voor je het weet te discussiëren wat een bepaald voorwerp is en wat de functie is geweest.
Terwijl wij zo stonden te praten was inmiddels de eigenaar gearriveerd en kwam onmiddellijk naar ons toe. Ik kreeg de indruk dat hij dat bij iedereen doet want hij is zeer toegankelijk en wil graag vertellen over van alles en nog wat. Allereerst feliciteerde ik hem om het feit van President Trump niet was langs geweest want tijdens de collegetour op de school van mijn kinderen had hij toegegeven dat hij daar toch het meest tegen op.
Geen Trump
Waarom zou de president van de Verenigde Staten die schuur met oude zooi bezoeken hoor ik al enkele lezers zich afvragen. Naast het museum van een Nederlander bevindt zich ook de grootste erebegraafplaats voor gevallen Amerikanen in Europa. Tijdens de herdenking van het einde van de oorlog in 2018 zou Trump deze bezoeken en daarmee was de kans zeer groot dat ook het museum zou worden bezocht, of de eigenaar het daar mee eens was of niet. Uiteindelijk kwam de bewoner van het Witte Huis helemaal niet want het regende of zoiets. Hij zou daarbij een niet zo respectvolle opmerking hebben gemaakt maar of dat waar is weet ik niet.

Zo nu en dan duikt er tussen de rommel een zeer herkenbaar object op zoals hier een blikje met Nivea Crème.
“Hij is inderdaad niet geweest maar ik ben heel blij dat de herdenkingen voorbij zijn”, vertelt Jean-Paul de Vries. “Behalve Trump hebben we hier het hele jaar toch allerlei hoge piefen gehad; senatoren, generaals, ministers en nog veel meer. Klinkt allemaal leuk maar door de veiligheidsmaatregelen heb je niets meer te vertellen in je eigen museum, ze nemen gewoon de boel over.”
De veiligheidsmaatregelen zelf waren wellicht de reden voor het bezoek aan het museum. “Denk maar niet dat ze voor de tentoonstelling kwamen. Dit gebouw heeft namelijk dikke muren en weinig ramen en is dus makkelijk te beveiligen. Daarbij heeft het een bar en dat maakt het natuurlijk helemaal aantrekkelijk. Niet zo leuk voor ons want ze nemen de boel gewoon in bezit en niemand mag er zonder toestemming meer in. Zo hebben ze een stuk uit een tent in de tuin gesneden zodat een schutter in de kerktoren beter zicht had. Gelukkig is het nu voorbij en hebben we nu weer gewone bezoekers”, verzucht de nog licht geïrriteerde museum eigenaar.
Veldslag in 1918
Het ereveld zelf bevindt zich net buiten het dorp op de plek waar is gevochten. Hier vielen de Amerikanen in de nadagen van de oorlog de stellingen van de Duitsers aan. “Er is hier alleen in de laatste drie maanden van de oorlog gevochten.” vertelt Jean-Paul
“We zitten hier niet ver van Verdun waar een bloedige veldslag is uitgevochten maar gevochten werd hier niet. Het lag achter de Duitse linie en er was een Duits veldhospitaal waar ernstig gewonde soldaten werden verpleegd. Veel daarvan hebben het niet gehaald en liggen op een Duits ereveld in het dorp.” Dat verklaard ook de grote hoeveelheid medicijnen in de collectie.
Volgens De Vries is het Duitse ereveld trouwens veel opzichten beter want daar worden de doden van de oorlog op een waardige manier herdacht. De Amerikaanse begraafplaats heeft met zijn groteske en pompeuze landschapsarchitectuur een hele andere sfeer. Hier worden de helden van de oorlog geëerd waardoor je bijna zou denken dat het een grote eer is om voor je land het leven te laten. Maar zo gaat het volgens Jean-Paul niet in een oorlog. Ik heb beide begraafplaatsen gezien en de man heeft een punt.

De witte kruizen staan keurig op een rij op de Amerikaanse militaire begraafplaats.
Als je de Amerikaanse militaire begraafplaats oprijdt heb je het idee dat je Amerika bent ingereden. Bij de de toegang tot het terrein staan aan beide kanten twee witte gebouwen met grote beelden van adelaars. De vogels kijken streng maar het valt mij op dat ze aan de gezette kant zijn, dat past wel bij de VS. Grote strak geknipte heggen en grasvelden omringen de brede oprijlanen met in het midden een grote fontein die in een soort van vallei ligt. Aan de ene kant liggen de gesneuvelde soldaten met elk een dik witmarmeren kruis, of in geval van een joodse soldaat een David ster. De kruizen staan zo dat onder elke kijkhoek een keurige lijn ontstaat. Bovenop de heuvel staat een enorm herdenkingskapel waar een laan met aan beide kanten bomen naar toe leidt. Het is allemaal erg indrukwekkend, helemaal omdat er zoveel kruizen staan (een kleine 15.000).
De gevallen Duitsers liggen aan het begin van het dorp en hebben veel kleinere donkere kruizen. De ingang van de begraafplaats is tevens een kapel en tussen de graven staan grote dennen. Natuurlijk heeft Duitsland de oorlog verloren, en die daarna ook. Enige somberheid past bij een verliezer maar hier voel je beter de pijn van de oorlog.
Wat doet het museum met je?
Maar nog één keer terug naar het museum want als je beseft dat de boel die daar ligt slechts het resultaat is van gevechten die hier in de laatste drie maanden van de oorlog zijn gevoerd dan is het bijna niet te bevatten. Alles wat daar ligt is ergens geproduceerd en hier naar toe gebracht. Als je nog in acht neemt dat de tentoonstelling slechts een derde van de 300.000 voorwerpen laat zien die door Jean-Paul en zijn team in de omgeving gevonden is én dat we niet weten wat er nog allemaal in de grond ligt dan begint het je te duizelen.
Wat moet er dan allemaal nog in de grond liggen op een plek waar drie jaar lang is gevochten? Wat is die oorlog een belachelijk gesleep geweest van mensen, spullen en materialen. Hoeveel levens hiervoor zijn gevallen en hoeveel mensen hiervoor hebben geleden. Het is je bijna niet voor te stellen.
Bij het wegrijden uit Romagne-sous-Montfaucon dachten we in de auto allemaal aan de indrukkende verzameling spullen in die schuur naast de kerk. Het is een unieke manier om iets bij je los te maken en dat is heel knap.
Als je de Eerste Wereldoorlog een beetje wilt begrijpen dan moet je hier heen.
Vieil-Armand Hartmannswillerkopf: het grootste monument voor de Eerst Wereldoorlog in de Elzas ***
Geschiedenis van Hartmannswillerkopf
Wat is hier gebeurd? In 1915 vonden hier een serie van bloedige gevechten plaats maar daar leek het in de begin van de oorlog niet naar. Hoewel er in de Elzas al vanaf het begin van de oorlog stevig is gevochten bleef het in eerste instantie rustig op de Hartmannswillerkopf.
De Elzas behoorde vanaf 1871 tot het Duitse Keizerrijk en in tegenstelling tot het front in België en Noord-Frankrijk was Frankrijk hier de aanvallende partij. Het resultaat was overigens niet anders; ook hier kwam tot een patstelling met een onbeschrijfelijke ellende.
Het Franse aanvalsplan, plan XVII genaamd, had tot doel om Elzas en Lotharingen zo snel mogelijk te heroveren op de Duitsers. En dat hebben ze geprobeerd en wel sneller dan de Duitsers. Het was namelijk het Franse leger dat als eerste aanviel in de oorlog en daarin was het ook succesvol ook. Binnen vier dagen na de Duitse oorlogsverklaring op 4 augustus 1914 hadden de Fransen Mulhouse al in de handen om het twee dagen later weer te verliezen om het op 14 augustus weer te heroveren.
Als je het zo leest zijn eerste weken het omgekeerde wat je van de Eerste Wereldoorlog verwacht; Frankrijk valt aan en er is een dynamische front. Dat verandert op met de enorme Duitse aanval op België en Noord-Frankrijk.
Met dit offensief hoopt Duitsland direct Parijs te veroveren en zo Frankrijk een knock-out te geven en dat lukt bijna. In een uiterste poging werd het Duitse gevaar aan de rivier de Marne door het Franse leger gestopt. Ook de Franse troepen in de Elzas worden ingezet om de hoofdstad te verdedigen waardoor de aanval in het oosten compleet tot stilstand kwam.
Na de slag om de Marne begonnen de legers zich in Noord-Frankrijk en België in te graven en ontstond het front wat wij kennen van de Eerste Wereldoorlog. Nadat het front in het noorden was gestabiliseerd werd de strijd in de Elzas weer opgepakt en probeerden beide partijen strategische plekken te bezetten, waaronder de Hartmannswillerkopf.
Slag om de Hartmannswillerkopf

Op de erebegraafplaats liggen ruim 1200 gesneuvelde Fransen en dat is maar een klein deel van de soldaten die hier het leven lieten. Op de achtergrond de top van de berg, daarachter en Rijndal met de contouren van het Zwarte Woud.
De Hartmannswillerkopf is een uitloper van de Vogezen, is ruim 950 meter hoog en overziet het dal van Rijn. Je hoeft geen militair genie te zijn om te zien dat deze plek strategische waarde heeft. Toch beginnen gevechten hier pas in december 1914 wanneer het Franse leger de plek even ten westen van de top waar nu de erebegraafplaats is, in bezit neemt. De Duitsers graven zich vervolgens in. Wat volgt is een bloedige strijd die een jaar zou duren.
Omstandigheden
Een oorlogsgebied is nooit grappig maar de omstandigheden waren hier wel uiterst slecht. Net als in het noorden waren er loopgraven die hier uit het steen werden gehakt. De rotsige ondergrond zorgde voor extra gevaar omdat bij artilleriebeschietingen de steensplinters in het rond vlogen. Ook het klimaat maakte het vechten moeilijk; in de winter was het bitterkoud.
Door de hoogteverschillen was het een behoorlijke uitdaging om de soldaten van voorraden te voorzien. De Fransen maakten gebruik van de nieuwe Route des Crêtes terwijl de Duitsers vanuit het dal een spoorweg en zelfs twee kabelbanen aanlegden.
Eind 1914 probeerden de Duitsers de complete berg te veroveren en dat lukt met veel moeite. Het Franse leger sloeg vervolgens terug en jaagt de Duitsers weer terug naar hun stellingen. Hierop volgde weer een Duitse tegenaanval en daarmee was het patroon voor de komende 12 maanden gezet.
Als de ene partij terrein won, dan veroverde de ander dat weer bij een tegenaanval. Telkens ten koste van veel mensen levens. Begin 1916 waren beide partijen dan ook niets opgeschoten en was de situatie grofweg hetzelfde als een jaar eerder. Hoewel er bijna dagelijks nog slachtoffers vielen bleef deze patstelling zo tot het einde van de oorlog in 1918. Beide partijen hebben na 1916 niet meer geprobeerd om terreinwinst te behalen. Een verstandige zet maar dat hadden ze een jaar eerder ook kunnen bedenken natuurlijk.
Hoeveel slachtoffers hier zijn gevallen is niet helemaal duidelijk. Vlak na de oorlog werd er gesproken van zestigduizend, nu wordt het aantal gesneuvelden op de helft daarvan geschat. Dat blijft erg veel en als je over de berg loopt valt het op dat het terrein niet zo heel groot is. Het is ongelofelijk dat hier zoveel soldaten het leven hebben gelaten.
Monument

De entree naar het monument is statig maar niet zo dramatisch zoals zoveel oorlogsmonumenten
Om deze ellende te herdenken is op deze plek een nationaal monument gebouwd, en dat is best indrukwekkend. De aankomst is niet. Als je vanaf het noorden aanrijdt dan sta je na een bocht ineens voor allerlei geparkeerde auto’s. Vanaf de weg loop je over een pad dat een beetje in de grond verdwijnt. Aan beide zijde is een lage muur van natuursteen met daar boven een aarde wal. Het geeft je direct een beklemmend gevoel wat je natuurlijk associeert met de loopgraven die hier een kilometer verderop nog steeds zijn. De lijnen om je heen wijzen naar het monument aan het einde van het pad en dat maakt de entree imposant.
Aan het einde van het pad, en het verdwijnpunt, staat het monument dat zich voor een groot deel onder de grond bevindt. De gevel is van glas en natuursteen waarbij horizontale lijnen domineren. Twee nogal plompe zuilen met daarachter een ijzeren hek waar de ingang zich bevindt.
In het brede fries boven de ingang staat in grote gouden letters ‘Hartmannswillerkopf’ met de jaartallen van de Eerste Wereldoorlog daarnaast. Daarboven staat iets verder op een enorm terras het het bronzen ‘Autel de la Patrie’ ofwel ‘het altaar van het vaderland’ dat ook met goud is versierd. Aan de zijkanten van het portaal staan twee grote gevleugelde figuren die gewapend met een zwaard de boel bewaken.
Binnen loopt het pad door naar een trap met aan het einde een zaal. In het midden hiervan ligt een enorme bronzen schild. Hieronder is de crypte waar de stoffelijke resten van ongeveer twaalfduizend soldaten die hun leven lieten op deze berg. In de zijkanten bevinden zich drie kapellen; één voor katholieken, één voor protestanten en één voor joden.
Het monument is ronduit indrukwekkend en hoewel bombastisch heeft het ook wel een bepaalde schoonheid. Vooral het terras met het altaar waarop de wapens van de grote Franse steden maakte veel indruk op mij. Wij waren er aan het einde van een mooie heldere herfstdag en het uitzicht is hier heel erg mooi.

De Autel de la Patrie staat op een enorm terras met uitzicht op Frankrijk, Duitsland en Zwitserland. Op het enorme bronzen altaar staan in goud de namen en wapens van de grote Franse steden.
Achter het monument ligt de begraafplaats met bijna 1300 Franse soldaten. Dat zijn er best wel wat maar er zijn wel plekken met grotere aantallen in Frankrijk. Ook hier maakt het uitzicht het verschil. De top van de berg bevindt zich in de lengte van de begraafplaats waar een dertig meter hoog wit kruis de plek markeert tot waar het Franse leger ooit gekomen is. Daarachter ligt het Rijndal en Duitsland waarvan de toppen van het Zwarte Woud bij helder weer duidelijk te zien zijn.
Direct achter de top liggen er nog veel loopgraven maar daar zijn wij niet meer geweest. We hadden honger en moesten nog een uur naar onze gîte rijden en we hadden al de loopgraven gezien bij La Linge. Daar heb ik bij het schrijven van dit artikel natuurlijk spijt van. We moeten nog eens terug want ook het museum dat werd gebouwd en in 2018 is geopend hebben we niet gezien.
Compiègne – Clairière de l’Armistice: historische plek in het bos **

In Frankrijk staan duizenden monumenten om de Eerste Wereldoorlog te herdenken. Dit is een hele grote in de Elzas.
Ik kijk altijd even bij zo’n monument in een Frans dorpje en misschien is dit mede de oorzaak waarom ik geïnteresseerd ben geworden in de Eerste Wereldoorlog. Opvallend daarbij is dat de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog vaak op zo’n monument erbij zijn geplakt, soms aangevuld met de namen van de soldaten die het leven lieten in de oorlog in Algerije in de jaren vijftig. Een paar verlepte bosjes bloemen verraden dat de oorlog nog altijd leeft in zo’n dorp.
Moedercatastrofe
Historici zien de Eerste Wereldoorlog als de ‘moedercatastrofe van de twintigste eeuw’ en ik denk dat dit voor een deel wel klopt. Het conflict heeft een ‘domino-effect’ gehad op de gebeurtenissen in de afgelopen eeuw; zonder Eerste Wereldoorlog geen Nazi-Duitsland, geen Sovjet-Unie, geen Tweede Wereldoorlog, geen koude oorlog, etc. De hele geschiedenis van Europa in de twintigste eeuw lijkt op een omkeerde piramide met de Eerste Wereldoorlog als punt onderaan. Zo eenvoudig ligt het natuurlijk niet maar het gaat nu te ver om daar op in te gaan.
Wapenstilstand 1918
Het conflict eindigde eigenlijk net zo plots als het was begonnen. Nadat de Verenigde Staten de kant kozen van Frankrijk en Engeland en Rusland zich had teruggetrokken probeerde Duitsland in 1918 met een uiterste krachtinspanning de oorlog te winnen. Dit lukte bijna maar uiteindelijk liep het Duitse offensief vast en werd het voor de Duitse machthebbers duidelijk dat de oorlog niet meer gewonnen kon worden.
Ondanks dat de oorlog zich in Frankrijk en België afspeelde zochten de Duisters in oktober 1918 contact met de Fransen om te onderhandelen. Daarna ging het snel. De Duitse keizer werd begin november afgezet waarna de onderhandelingen konden begonnen. Maar waar?
Plek in het bos
De partijen begrepen goed dat deze gesprekken niet te veel aandacht moesten trekken, zoals alle onderhandelingen natuurlijk. De Franse opperbevelhebber Foch kwam met het idee om dit in een bos bij Compiègne te doen. Daar waren weinig pottenkijkers, het lag niet te ver van het front en dichtbij zijn hoofdkwartier. Bij gebrek aan gebouwen zouden de onderhandelingen worden gevoerd in een trein. De rest vond dit ook een goed plan en zo geschiedde het.
Op een open plek in het bos werden de twee treinen naast elkaar gezet, stapte de Duitse delegatie in de Franse trein en begonnen de gesprekken. Het was snel duidelijk dat de Duitsers weinig te eisen hadden; het land was economisch compleet uitgeput, het leger stond op het punt van de instorten en op verschillende plekken waren er Sovjet republieken uitgeroepen. Een snelle vrede was een must en na een dag of drie werd de wapenstilstand ondertekend die om elf uur op elf november 1918 van kracht ging. Uiteindelijk werd de vrede een jaar later getekend in Versailles.
In Duitsland was deze vrede politiek zo beladen dat de plek in het bos bij Compiègne een enorme symbolische waarde kreeg. Dat is de reden dat Hitler in 1940 juist deze plek uitkoos om de grootste Duitse militaire overwinning in de geschiedenis te beklinken. Had in 1914 Frankrijk nog dapper weerstand geboden en kon het met hangen en wurgen het Duitse leger tegenhouden, in de vroege zomer van 1940 gooide het na een week of zes strijd de handdoek in de ring.
De Duitse dictator liet de Franse delegatie op deze plek in het bos opdraven om de nederlaag administratief af te handelen, pijnlijk voor de Fransen natuurlijk.
De treinwagon
De treinwagon waarin de wapenstilstand van 1918 is getekend is gebouwd als restauratiewagen van Wagons-Lits. Deze firma deed de wagon kado aan Foch die hem liet ombouwen tot een mobiele vergaderplek. Na 1918 deed het weer gewoon dienst als trein waarna het pas in 1927 een oorlogsmonument werd.
Na de Franse capitulatie in 1940 werd het vervoerd naar Berlijn en een tijdje tentoongesteld bij de Branderburger Tor. De trein werd in de laatste dagen van de Tweede Wereldoorlog door de SS vernietigd. De wagon die nu in het museum staat is geen replica maar wel uit de zelfde serie als het origineel.

De kopie van de trein.
Tussen de wereldoorlogen in had Frankrijk hier de boel monumentaal opgesmukt. Zo kreeg de treinwagon een eigen museum, de Franse generaal Foch een standbeeld en kwam er een monument voor Elzas en Lotharingen die na 1918 weer bij Frankrijk hoorden. Daar hadden de Duitsers in 1940 geen boodschap aan. De trein werd uit het museum gehaald, het monument kreeg een nazi-vlag en de Franse delegatie mocht de capitulatie tekenen waarna Hitler buiten een dansje deed van plezier. Na de ceremonie werd de trein in Berlijn tentoongesteld. De plek in het bos werd ontruimd en verdween weer in de geschiedenisboeken.

Het monument vor Elzas en Lotheringen is na 1918 gebouwd om te vieren dat deze streken weer bij Frankrijk hoorden.
Verlaten voorjaarsdag
We bezoeken deze plek in het vroege voorjaar. Tijdens één van onze autoritten reden we langs het bos en dan wil ik toch even kijken. Het is buiten rond het vriespunt en binnen in de auto is het lekker warm waardoor een deel van ons gezin het een slecht plan vindt om naar buiten te gaan. Dat hoeft ook niet. Op het grote parkeerterrein staat één andere auto maar er is niemand te zien. De weg is niet moeilijk te vinden want er staan overal pijlen; een kort bospad voert ons naar de historische plek.
De open plek in het bos is rond en indrukwekkend. Ik herken de plek van de Duitse propaganda films uit 1940. In een nis aan de linkerkant staat het standbeeld van Foch die de boel in de gaten houdt. Het beeld zal geen een schoonheidsprijs winnen; het is statig en vooral lelijk en doet denken aan Nazi-kunst. In het midden vier grasperkjes en een marmeren verhoging met aan twee kanten een spoorlijn waarop de plekken zijn gemarkeerd waar de Franse en Duitse treinen stonden tijdens de onderhandelingen in 1918. Op het stenen podium in het midden staat in grote letters wat hier allemaal gebeurd is.
Aan de andere kant van de open plek is de ingang van het museum dat in het voorjaar van 2018 dicht is. Ze zijn het aan het restaureren voor de honderdjarige herdenking. Het is niet heel erg want het is koud en naast het treinstel wordt in het museum de geschiedenis van de Eerst Wereldoorlog verteld en dat kennen we redelijk goed. Daarbij is de treinwagon niet degene waar de twee capitulaties zijn getekend maar ééntje uit dezelfde serie.
Is de plek een bezoek waar?
Moet je deze plek bezoeken? Als je in de buurt bent zeker want deze plek speelde twee keer een hoofdrol in de geschiedenis van de twintigste eeuw. Ik ben dol op plekken waar historische gebeurtenissen plaats vonden. Ik weet niet precies wat ik daar zoek maar als ik iets heb gelezen over historische gebeurtenissen wil ik er graag heen. Ik wil kijken, ruiken, horen en voelen of er nog iets is van wat er in het verleden is gebeurd. Dat is soms zo, meestal in vorm van een gebouw. De gebeurtenis zelf is natuurlijk een momentopname en het zou een onuitvoerbaar experiment vergen om dit mee te kunnen maken.
Geschiedenis herbeleven
Dat is natuurlijk de natte droom van elke historicus maar jammer genoeg alleen theoretisch haalbaar. Al zijn er mensen die historische gebeurtenissen naspelen en zo de geschiedenis herbeleven. Zo was ik ooit bij het naspelen van de Slag om Waterloo. Het was op vaderdag en ik mocht zeggen wat we zouden gaan doen en dus zaten we zondagochtend heel vroeg in de auto richting Brussel.

Jaarlijks worden op verschillende plekken in Europa veldslagen nagespeeld en zo wordt de geschiedenis herbeleeft. Ik bezocht ooit de slag bij Waterloo en was onder de indruk van het spektakel.
Het was prachtig om te zien hoeveel mensen er aan dit spektakel meededen en hoe intens de slag werd nagespeeld. De mensen waren perfect gekleed geheel volgens de soldatenmode uit 1815 en ik sprak een paar deelnemers die de nacht voor de slag ook in de directe omgeving hadden overnacht in een tentje, inclusief negentiende-eeuws diner en ontbijt. Ik vond het oprecht jammer dat het die nacht niet geregend had, zoals de nacht voor de slag. Dan was het nog echter geweest.
Zo worden er jaarlijks ontelbare veldslagen nagespeeld en als je in de buurt bent is het leuk om even te gaan kijken. Al is het alleen maar om te controleren of het wat je met doet. En hoewel ik een prima dag in Waterloo had, deed het mij niet veel. Het is te goedkoop en makkelijk om het hele gebeuren belachelijk te maken maar uiteindelijk is het toch raar om iemand in een Engels uniform uit de negentiende eeuw achter het stuur van een auto te zien zitten. Ieder zijn hobby zeg maar.
Statige boel
Maar terug naar het bos Compiègne. De open plek maakte indruk op mij maar ik vraag mij bij het schrijven van dit artikel vooral af waarom deze plekken altijd zo statig worden gemaakt. Het grind, de bomen, de standbeelden, het marmer en de vlaggen zijn allemaal symbolen die juist in het Duitsland van de jaren dertig werden gebruikt en Europa naar de ondergang leidden.
Een paar uniformen, een toespraak, een vlam en een volkslied en je hebt een Rijkspartijdag. Dit is ook niet raar want het fascisme en het Nazi’s zijn kinderen van de Eerste Wereldoorlog en deze herdenkingsplek stamt ook uit die tijd. Helaas zie je het vandaag de dag nog steeds en ik wordt er niet blij van. Het roept een groepsgevoel op waar ik niet van hou en het is bovendien lelijk.

De plek in het bos in statig, indrukwekkend maar eigenlijk helemaal niet mooi of inspirerend. Waarom herdenken wij vaak op deze manier oorlogen?
Nu snap ik dat je de doden een beetje statig wilt herdenken maar dat kan je best op een andere manier doen. Guernica van Picasso is een inspirerende poging en ook de manier waarop de inwoners van Oradour sur Glane worden herinnerd is mooi en op een heel andere manier indrukwekkend. Het is jammer dat deze voorbeelden niet veel opvolging hebben en dat we over het algemeen met trompetten, uniformen, vlaggen en toespraken de doden van een oorlog staan te herinneren.
Deze symbolische taal die blijkbaar iedereen begrijpt vind je terug op die open plek in het bos in Noord Frankrijk. Dat is eigenlijk best beangstigend. Aan de andere kant is het heel interessant om te zien en te voelen hoe wij omgaan met ons verleden. Want ook ik snap dit gevoel wat hier opgeroepen heel erg goed want ook ik ben uiteindelijk een kind van onze West-Europese cultuur. Dit besef is precies de reden waarom je toch Clairière de l’Armistice moet bezoeken.
Le Linge: de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog in de Elzas ***

De Duitse loopgraven zijn veel beter bewaard gebleven dan de Franse. Op de achtergrond staat een kruis die aangeeft dat daar een soldaat is gesneuveld.
De opening van de oorlog was al anders dan in het noorden. De Elzas behoorde namelijk in 1914 bij Duitsland. Dat had dit gebied namelijk na de oorlog van 1870 toegeëigend. De grens was door Bismarck na de overwinning op Frankrijk een kilometer of dertig naar het westen verschoven. Dit verlies, en dat van Lotheringen, was voor Frankrijk een open zenuw. Voor 1870, en nu trouwens ook, was de Rijn de grens, in 1914 lag die in de Vogezen. Bij het uitbreken van de oorlog was het voor de Fransen ook een ‘no-brainer’ om de Elzas te heroveren, het hoorde gewoon bij Frankrijk. Het Franse leger stortte zich onmiddellijk op Mulhouse en kreeg die stad ook vrij snel in handen.
Aanval op Frankrijk
Duitsland had een ander plan en wilde met een enorme scharnierbeweging via België direct Parijs aanvallen. Dat hierdoor Engeland direct bij de oorlog betrokken zou raken was een ingecalculeerd risico. Dit plan lukte bijna en met een uiterste krachtsinspanning kon het Franse leger de Duitsers aan de Marne vlak voor Parijs tegenhouden.
Deze ontwikkeling was voor de Fransen in de Elzas nogal zuur want ook zij werden opgeroepen om de hoofdstad te verdedigen terwijl het Rijndal voor het grijpen lag. Het leek erop dat slechts nog een een paar goed verdedigende Duitse stellingen onschadelijk moesten worden gemaakt en de klus was geklaard.
Eén van deze stellingen lag bij Le Linge. Nadat in 1915 duidelijk was dat Parijs veilig was besloot het Franse leger in juni van dat jaar de aanval te openen op de Duitse stellingen op de bergtop. Het duurde vijf maanden om het in handen te krijgen waarbij meer dan 17.000 mannen het leven lieten. Dat zijn zeer indrukwekkende aantallen die we ons nu eigenlijk niet meer kunnen voorstellen.
Lunchpauze
Onze aankomst was veel sneller maar wel een beetje surrealistisch. Het was eind oktober, redelijk mooi weer maar door de regen in de nacht daarvoor wel vrij dampig en mistig. Op de parkeerplaats stond één auto uit Bourgondië maar er was verder niemand te zien. Om het thema van de plek een beetje kracht bij te zetten is het terrein afgezet met roestig prikkeldraad waar een klein stuk geschut staat opgesteld. De ingang van het geheel bevindt zich voor een bunker maar die was gesloten. De lunchpauze begint in het najaar hier om 11.00 uur.

Opvallend is dat de loopgraven heel dicht bij elkaar lagen. Aan de linkerkant vlak naast het pad liggen de Duitse loopgraven terwijl aan de rechterkant bij het witte kruis de Fransen lagen. De Fransen veroverde de heuvel na maanden van strijd.
Dit mocht de pret niet drukken want het terrein is gewoon toegankelijk en via goede informatieborden wordt het verhaal van deze plek duidelijk in drie talen verteld. Prima geregeld dus en alle deelnemende partijen aan de oorlog komen zo alsnog aan hun trekken.
Op het terrein is het duidelijk dat de Duitsers de gevechtspauze hier tussen de herfst 1914 en juni 1915 goed hebben gebruikt om zich te versterken. De Duitse loopgraven beginnen al op het parkeerplaats, die er toen natuurlijk niet was, en zijn nog altijd in zeer goed conditie en uiterst strategisch boven op de heuvel geplaatst. Als je niet oplet val je er met auto en al zo in.
Enkele meters van elkaar
De Franse loopgraven bevinden zich vlakbij, op bepaalde plekken op slechts een paar meter. Het is goed dat her en der borden zijn geplaatst die aangeven waar de Fransen zich bevonden want van de Franse linie is bijna niets meer te zien. Nu waren die natuurlijk ook in de aanval maar het bevestigt ook het imago van de kwaliteit van de producten die worden geproduceerd door de beide naties.
Op bepaalde plekken staat een groot wit kruis met daarop een verhaal van die plek. Zo is bijvoorbeeld de tekst dat er een ene Jean op een plek in september 1915 is verdwenen op nog geen drie meter van zijn eigen loopgraaf en vijf meter voor die van de Duitsers. De woordkeuze geeft aan wat een hel het hier moet zijn geweest. Hoewel dit zich meer dan honderd jaar geleden voltrok blijven dit dramatische verhalen. Opvallend is dat niet alleen de Franse verhalen worden verteld, ook de belevenissen van de Duitse soldaten Klaus en Horst hebben hier een plaats.
Dat de Duisters het redelijk goed voor elkaar hadden in hun loopgraven merk je pas als je er loopt. De linie bestond uit drie lijnen die slingeren door het terrein. Dat slingeren van de loopgraven was expres want zo richtte een voltreffer van een kanon maar beperkte schade aan. Daarbij is het makkelijker verdedigen als de tegenstander eenmaal in de loopgraven zijn aangekomen. De linies zijn regelmatig versterkt met bunkers waar de soldaten dekking konden vinden bij de langdurige beschietingen. De kwaliteit van de loopgraven is na honderd jaar nog goed al ik zou er liever niet inzitten.
Verdwalen
Eenmaal in de loopgraven verdwaal je binnen een paar passen. Gelukkig zijn er drie routes goed aangegeven maar als je even niet oplet ben de weg kwijt en weet je echt niet meer waar je bent. Toen wij uiteindelijk de uitgang hadden gevonden, te herkennen aan de grote Franse vlag, ging het museum net open. Hier kan je uniformen, wapens en andere uitrustingsstukken van beide partijen bekijken. Voor de entree hoef je het niet te laten maar als je al eens bij zo’n plek naar binnen bent geweest is het niet de moeite. Het bijzondere aan deze plek zijn de loopgraven. Het zijn er bijzonder veel en in uitzonderlijk goede conditie, de Duitse tenminste.
Le Linge is één van de vele plekken in Frankrijk waar het verhaal van de Eerste Wereldoorlog wordt vertelt. Hoewel dit conflict enorme gevolgen heeft gehad op onze geschiedenis wordt hier het ‘kleine’ verhaal verteld van de soldaten zelf. Je kan je hier goed voorstellen hoe het is geweest om in de loopgraven te moeten vechten. Het maakt de gebeurtenissen uit die oorlog klein en menselijk. Wat zo goed aan Le Linge is dat ook het verhaal van de Duitse soldaten wordt verteld en dat siert de Fransen toch ook wel weer.
Route des Crêtes: langs de hoogste bergen van de Vogezen ****
Deze Route des Crêtes, crête betekent rug van bergrug en er zijn er meer in Frankrijk, loopt vanaf Saint Marie de Mines naar het zuiden helemaal door tot Mulhouse. Er zijn trouwens meer wegen die deze naam dragen waarvan sommige misschien nog wel mooier zijn maar geen enkele heeft zoveel geschiedenis.
Volgens mij geliefde groene gids is het één van de vier bezienswaardigheden van de Elzas dat drie sterren waard is en dat is het hoogste wat je kan krijgen. Voor ons was het lang een groot raadsel waarom dit zo was. Ondanks dat we de weg, of een groot gedeelte daarvan al drie of vier keer hadden gereden was het ons niet helemaal duidelijk waarom het allemaal zo bijzonder was. Tot we de weg bij helder weer reden.
Hoe loopt de route

De grens tussen Frankrijk en Duitsland lag tussen 1870 en 1914 een stuk westelijker en liep vlak langs of op de Route du Crête. Hier is grenspaal uit die tijd.
Allereerst hoe kom je er? Je kan gewoon vanaf Colmar of Mulhouse de bergen op rijden en dan kom je er ook wel, maar de mooiste route loopt lang de zogenaamde Route des Crêtes. Dit is een weg die is aangelegd door het Franse leger tijden de Eerste Wereldoorlog om het zuidelijke front in de Elzas met het noordelijke te verbinden. Dat was makkelijk voor de voorraden aan te vullen en soldaten af te lossen.
Deze weg liep vlak achter het front dat zich in de zone vlak voor het Rijndal lag. Het is daarbij goed om te beseffen dat Duitsland voor de Eerste Wereldoorlog iets groter was dan het nu is en Frankrijk een stukje kleiner. Duitsland had namelijk in de oorlog van 1870 een groot deel van Elzas en Lotharingen van Frankrijk afgepakt. De grens lag aan het begin van de Eerste Wereldoorlog dus westelijker over de bergrug waar de Hohneck op ligt. Het front lag iets oostelijker omdat de Fransen in tegenstelling tot het noordelijke front hier bij het begin van de oorlog de aanval hadden gekozen. Zoals veel aanvallen in dit bizarre conflict was ook deze doodgelopen en hadden beide legers zich ingegraven op de steile hellingen die het Rijndal markeren.
Het weer
Het weer speelt een belangrijke rol in de bergen en dat is niet anders in de Vogezen. De eerste keer dat wij de de Elzas bezochten was het begin mei en heeft het een week geregend. Dat is an sich niet erg in deze streek want er is genoeg te doen waar je geen goed weer voor nodig hebt. Maar op de Route des Crêtes was het zicht toen minder dan vijftig meter en dan is er niet veel meer te zien dan asfalt met een rij bomen ernaast.
Omdat we ons niet lieten kisten door het slechte weer hebben we nog wel een poging gewaagd en zijn we naar het Lac Vert gereden. Dit kleine meer is te zien vanaf een uitkijkpunt op een paar honderd meter vanaf de weg. Je komt er na een kleine leuke wandeltocht door een vreemd landschap dat een beetje op onze heide lijkt. Eenmaal op het uitzichtpunt zagen we helemaal niets, of eigenlijk niets anders dan een grijze wolk.
Vijf jaar later was het zicht veel beter en lachte het Lac ons toe. Niet alleen het Lac maar heel de Route des Crêtes trakteerde ons op prachtige vergezichten over mooie landschappen. De weg loopt in het noorden door donkere bossen maar eenmaal hoger veranderen de bossen in een heide-achtig landschap maar dan met bergen met hier en daar een meertje. Deze meren zijn een overblijfsel van de ijstijd en dat geldt ook voor de ronde toppen van de bergen. Enorme gletsjers van kilometers dik hebben de bovenkant van dit gebergte afgeschuurd en toen het eenmaal warm werd bleven er mooie ronde toppen over. Vandaar de naam van deze bergen; ballons. In de dalen, die hier en daar heel steil zijn, vind je trouwens de oorspronkelijke punten van de bergen in vorm van grote bergen steen.
Grens met Duitsland
De Vogezen vormde in het verleden een natuurlijke barrière tussen Duitsland en Frankrijk die dankzij het strenge klimaat, in de winter kan het hier heel koud zijn, moeilijk begaanbaar was. Tegenwoordig vermaken we ons ook in de winter prima in de bergen en zijn er tal van skigebieden te vinden in de Elzas. Het stelt niet heel veel voor in vergelijking met de Alpen, maar je kan er toch leuk naar beneden glijden.
Het strenge klimaat was voor ons ook de reden om de Route des Crêtes in die vakantie in mei te laten voor wat het was want de regen begon een paar kilometer later bij de parkeerplaats bij de Hohneck te veranderen in sneeuw. In de winter is de Route des Crêtes dicht en wordt een deel een langlaufparcours terwijl over andere delen skiërs over de weg naar beneden komen.
Ook een paar jaar later tijdens een nieuw bezoek aan de Elzas was het in eerste instantie niet beter. Het was herfst en de zon lachte ons toe in het Rijndal. Opgetogen reden we naar boven waar helaas een groot deel van de Route des Crêtes in de wolken lag. Gelukkig had de zon die dag nog voldoende kracht om in de middag de bewolking weg te branden waardoor wij uiteindelijk op de Grand Ballon werden getrakteerd op een prachtig panorama. In het westen zie je de Vogezen en kijk je zo Frankrijk in, in het oosten ligt het Rijndal met daarachter het Zwarte Woud. Bij helder weer, en dat hadden wij, zie je in het zuiden de hoge alpen als een enorme vesting met de Mont Blanc als rechter wachttoren.
Beaumont-Hamel: de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog ****

Het monument voor de gevallen Newfoundlanders.
Omgaan met het verleden
Langs het voormalig slagveld in Noord-Frankrijk en Vlaanderen zijn er veel plekken met monumenten en oorlogsgraven. Beaumont-Hamel is in mijn ogen één van de indrukwekkendste. Niet in de laatste plaats omdat je hier letterlijk over het slagveld kan lopen waarbij je goed kan zien hoe dichtbij de vijandelijke loopgraven van elkaar af lagen.
Bijzonder is de manier waarop er nu nog wordt omgegaan met de geschiedenis op deze onheilsplek. Nadat het terrein in de jaren ’20 is aangekocht door Newfoundland, werden er een aantal monumenten neergezet om de doden te herdenken. Het terrein wordt door Canada onderhouden en er worden jaarlijks studenten gestuurd om geïnteresseerden rond te leiden. Dat is fijn voor Nederlanders, want ze spreken Engels. Voor de studenten is het natuurlijk een prachtige tijd in Frankrijk, maar ze krijgen zo ook een goed beeld van de geschiedenis van hun land. Misschien een idee voor onze studenten om zoiets in Indonesië te organiseren? Dan blijft dat stuk geschiedenis van ons land ook levendig.
Kleine voorgeschiedenis
Voordat ik het verhaal van Beaumont Hamel vertel, is het nuttig om de achtergrond van dit conflict te schetsen. De geschiedenis van Europa in de twintigste eeuw kan je kort samenvatten met het probleem ‘Duitsland’. Wat was het probleem? Welnu, in tegenstelling tot Frankrijk, Engeland en Rusland is Duitsland pas aan het einde van de negentiende eeuw een eenheid geworden. Daarvoor was het verdeeld in een groot aantal middelgrote en kleine landjes.
Naast de politieke ontwikkeling was Duitsland aan het einde van de negentiende eeuw in een zeer rap tempo geïndustrialiseerd, waarbij het snel de andere grote landen economisch achter zich liet. Duitsland werd in deze tijd de economische motor van Europa en is dat nu nog steeds.
De combinatie van de eenheid en deze economische kracht gaf de Duitsers terecht het idee dat ze zich konden meten de andere landen. Maar hoe modern hun economie was, de blik op de wereld van de Duitsers was nogal conservatief. Wilde Duitsland overleven, zo was de gedachte, dan moest het een groot rijk bezitten. En daarbij werd er met argusogen gekeken naar naar het grootste Rijk dat de wereld ooit had gekend, het Britse Rijk. Wilde Duitsland zijn voorsprong behouden en uitbreiden dan zou het ook koloniën moeten hebben, want dat hadden de Britten immers ook. Nu weten we dat dit helemaal niet nodig is, maar toen was iedereen het er over eens dat het zo moest. Ook in de Tweede Wereldoorlog speelden deze ideeën nog steeds een hoofdrol bij de beslissingen en ambitie van Adolf Hitler.
Duitsland wil niet lang wachten

Monument voor de Schotse Highlanders die in december 1916 uiteindelijk Beaumont-Hamel in handen kregen.
Om dit te bereiken was het Duitsland duidelijk dat enige haast was geboden. Het begreep namelijk goed dat de sterke positie werd bedreigd door Rusland dat in potentie een nog sterkere natie was. Als dit land zich eenmaal zou industrialiseren dan zou het Duitsland makkelijk op alle fronten voorbij gaan. Dat dit geen waanidee was, bleek in 1942 toen Rusland in militaire productie Duitsland voorbij ging. De sterke positie van Duitsland was met andere woorden beperkt houdbaar en als er toch een conflict zou moeten komen, dan liever eerder dan later. Opvallend bij deze wereldbeschouwing is dat de slapende reus aan de andere kant van de Oceaan ontbreekt, terwijl juist de VS in beide conflicten het verschil zou gaan maken.
In 1914 diende zich een crisis aan die door Duitsland werd aangegrepen om een oorlog met Frankrijk en Rusland te beginnen. De eerste maanden begonnen voor de Duitsers goed. Hoewel Groot-Brittannië door de invasie van België ook bij de oorlog werd betrokken, boekte het Duitse leger grote successen en leek het op een overwinning af te stevenen. Maar in de late herfst slaagden de Fransen er echter in de Duitsers vlak voor Parijs tegen te houden terwijl het Engelse leger stand hield in Vlaanderen en het noordwesten van Frankrijk. Het Franse en Britse leger hingen compleet in de touwen, maar de Duitsers kregen het niet voor elkaar om de knock-out uit te delen te meer omdat in het oosten Rusland tot de aanval overging en Duitsland veel mannen die kant op moest sturen. Nu bleken beide kanten niet sterk genoeg om de tegenstander te verslaan waardoor er een patstelling ontstond. De legers groeven zich langs een lang front in en zo ontstonden de loopgraven.
Britse leger
Met name het Britse leger was er slecht aan toe. De Britten kenden bij het uitbreken van de oorlog geen dienstplicht en vertrouwden op een beroepsleger van ongeveer 100.000 manschappen. Hoewel goed getraind, was het niet voorbereid op een uitputtingsoorlog zoals die zich in de late herfst van 1914 ontwikkelde. Het Britse leger dreigde eind 1914 geen man meer over te houden. Wilden de Britten nog iets betekenen dan zouden ze meer mannen in de strijd moeten werpen. De mannelijke bevolking werd opgeroepen zich vrijwillig aan te melden en daar werd massaal gehoor aan gegeven. Niet alleen op de Britse eilanden was dat het geval, ook in de koloniën meldden zich veel mannen om te vechten.
Het duurde echter nog twee jaar voordat de Engelsen genoeg mannen aan het front hadden verzameld om een aanval te wagen. Eind juni 1916 werd samen met de Fransen een offensief ingezet die de geschiedenis in zou gaan als de slag aan de Somme. Beaumont-Hamel lag in het midden van de aanvalslinie en hier bevond zich een regiment van ongeveer duizend Newfoundlanders. In tegenstelling tot wat ik dacht, is dit land pas in 1949 bij Canada gevoegd. In 1916 was het dus een apart land binnen het Britse Rijk met ongeveer 240.000 inwoners.
Ook in Newfoundland werd massaal gehoor gegeven aan de oproep om zich te melden voor de strijd. In 1915 had een klein regiment meegevochten bij de invasie van Turkije. Na deze rampzalig verlopen expeditie werd het leger van Newfoundland, aangevuld tot duizend man, naar Noord-Frankrijk gestuurd waar de mannen het flink voor hun kiezen zouden krijgen.
Slag aan de Somme
Gedurende de eerste twee jaar was het in deze sector van het front relatief rustig geweest, maar daar kwam in de laatste week van juni 1916 een einde aan. De aanval ging van start met dagenlange artillerie beschietingen op de Duitse stellingen. Helaas hadden de Britten niet de juiste munitie. Ten eerste gebruikten ze voor een groot deel fragmentatie granaten. Deze granaten ontploffen een paar meter boven de grond in duizend kleine scherven en zijn uiterst effectief tegen soldaten in open veld maar doet niets tegen Duitse soldaten in een bunker.
Een tweede probleem was de kwaliteit van de granaten zelf. Deze waren gemaakt in fabrieken met onervaren arbeiders, omdat de echte specialisten zich massaal hadden opgegeven voor de strijd in Frankrijk. Resultaat was dat naar schatting een derde van de granaten die door de Britten is afgeschoten niet is ontploft. Tot slot hadden de Britten niet genoeg zwaar geschut. Slechts een paar kanonnen waren krachtig genoeg om de Duitse stellingen te vernietigen. De Duitsers hadden zich echter diep ingegraven en hadden naast een slechte nachtrust geen enkele last van de beschietingen.
Voor het moraal van de Britten was het bombardement echter prima. De soldaten waren er van overtuigd dat niemand zoveel granaten zou kunnen overleven. De infanterie verwachtte niet veel weerstand en gingen vrolijk over op de aanval. In de Beaumont-Hamel bestond de eerste aanvalsgolf uit Britten terwijl de Newfoundlanders vlak achter de loopgraven als reserve werden gehouden.
Op 1 juli was het zover. Vlak voor de aanval lieten de Britten bij Beaumont-Hamel een enorme mijn ontploffen die ze via een tunnel onder het Duitse commandocentrum hadden geplaatst. De krater die de ontploffing heeft geslagen is nog altijd aanwezig. Voor de Duitsers was dit het teken om de machinegeweren te voorschijn te halen en een slachtpartij onder de aanvallende Britten aan te richten.

Het slagveld gezien vanaf de Engelse kant. Op de voorgrond de voorste loopgraven. In het midden de ‘danger tree’ , de Duitse stellingen bevonden zich onder de bomenrij die nog net zichtbaar is.
Naast de monumenten, de loopgraven en de graven is er op het terrein een klein gebouw neergezet waar een tentoonstelling is ingericht. Hier is onder andere de uitrusting van de Britse soldaten te zien. Deze jongens werden met ruim dertig kilo aan bepakking de loopgraven uitgestuurd je hoeft weinig voorstellingsvermogen te hebben om te bedenken dat dit de bewegingsvrijheid nogal beperkte. Niet echt handig als je de kogels van een machinegeweer moet ontwijken.
De eerste aanvalsgolf moest zich een weg banen door het niemandsland. Je hoeft geen militair genie te zijn om nu nog te zien dat dit geen eenvoudige klus was. Te meer omdat het terrein niet helemaal in het voordeel was voor de Britten. De aanvallers moesten na het verlaten van hun loopgraven eerst een stukje omlaag om vervolgens een helling te beklimmen waarop de Duitsers zich hadden ingegraven. De Duitse verdedigers hadden vrij zicht op de oprukkende Britten en schoten er op los.
Blunders
Gevolg was dat de eerste aanval vrijwel direct in de soep liep waardoor de Newfoundlanders te hulp moesten schieten. Zij bevonden zich in de tweede linie achter de voorste loopgraven en werden gehinderd door een tactische blunder van het Britse leger. De eerste en tweede linie werden met elkaar verbonden door ondiepe en smalle gangen waar nauwelijks twee man elkaar konden passeren. Op het moment dat de Newfoundlanders wilden aanvallen, lagen deze communicatieloopgraven vol met gewonden en stervende soldaten van de eerste aanvalsgolf. Hierdoor was het voor het regiment onmogelijk het niemandsland in dekking te bereiken.

Het niemandsland is nu nog vol met bomkraters en op bepaalde plekken mag je niet lopen omdat nog altijd gevaarlijke explosieven liggen.
Om de aanval toch doorgang te laten vinden besloot de commandant de loopgraven te verlaten om het niemandsland te bereiken en dat betekende een moeilijke tocht door het eigen prikkeldraad. Voor de wakkere Duitsers die een paar honderd meter verderop lagen, was het opnieuw prijsschieten, dit keer met geweren en kanonnen. Een kwartier na het verlaten van de loopgraven was een groot deel van het regiment al uitgeschakeld. Toch wisten nog veel mannen het verzamelpunt in het niemandsland te bereiken. Dit was een stronk van wat ooit een boom was. Deze boom zou de geschiedenis ingaan als de ‘danger-tree’. Deze boom was tevens het punt die voor de Duitse machinegeweren als mikpunt werd gebruikt met alle gevolgen van dien. Nu staat er op die plek weer een boom, die het punt markeert waar veel mannen het leven verloren.
Aan het einde van de dag bleek dat 80% van de Newfoundlanders het niet had overleefd en dat van de 780 mannen die aan de aanval hadden meegedaan nog maar slechts 68 de volgende dag in staat waren aan een nieuwe aanval mee te doen. In een paar uur werd een complete generatie mannen van Newfoundland afgeslacht. Op deze 1 juli verloor het Britse leger bijna 20.000 mannen en het geldt nog altijd als de dag waarop het de meeste soldaten verloor.
Na zo’n eerste bloedige dag zou je denken dat het wel klaar zou zijn en dat het ‘management’ een andere strategie zou bedenken. Maar helaas voor de soldaten gingen ze er maanden mee door.
Uiteindelijk werd het dorp Beaumont-Hamel, dat je kan zien liggen vanaf de Britse stellingen, pas in december 1916 veroverd. Dit is een afstand van nog geen 1,5 kilometer en je loopt dit nu in een kwartiertje. Het slagveld van Beaumont-Hamel is indrukwekkend en iedereen die de twintigste eeuw wilt begrijpen zou daar eens moeten gaan kijken, want met de gevolgen van deze oorlog hebben wij nog dagelijks te maken.