Natzweiler-Struthof ****
Concentratiekamp in de Elzas

In het westen van de Vogezen ligt het enige concentratiekamp in Frankrijk uit de Tweede Wereldoorlog. Tussen 1941 en 1944 werden hier gevangenen ter werk gesteld en moesten ze leven in barbaarse omstandigheden. Ook veel Nederlanders, voornamelijk politici en mensen uit het verzet, hebben hier vastgezeten.

Aan de westelijke kant van de Vogezen is een plek met een droeve geschiedenis; het concentratiekamp Natzweiler-Struthof. Wij bezochten het kamp in de zomer toen we tijdens één van onze vele zwerftochten, toevallig voorbij reden.

Het kamp is nu een museum waar een aantal gebouwen uit de oorlogsjaren te bezichtigen zijn. Daarnaast staat er een enorm monument ter nagedachtenis van de slachtoffers. Bij de ingang staat nu een groot modern gebouw waarin je veel informatie kan vinden over de vervolging van de Joden, Zigeuners, gays en andere volgens de Nazi’s ongewenste mensen.

Het gebouw is zwart en somber, de tentoonstelling geeft een prima overzicht van de ellende die de Nazi’s over de bevolking van de Europa hebben veroorzaakt. Er wordt ook een film vertoond maar die hebben we maar overgeslagen.

Natzweiler-Struthof

Rating:

4 van 5 sterren (?)

Zeker zien:

- Monument
- Tentoonstelling in Barak

Locatie:

open in maps

Locatie:

Open in maps

Waarom een concentratiekamp bezoeken?

Bij het bekijken van de tentoonstelling vroeg ik mij af waarom ik deze plek eigenlijk bezoek? En bij het schrijven van dit artikel stelde ik mij de vraag of ik de bezoekers van de site een bezoek naar deze nare plek zou aanraden tijdens een vakantie? Dat zijn lastige vragen.

Prikkeldraad

Ik denk dat dit een plek is van grote historische betekenis. Hier zijn tijdens de donkerste dagen van de Europese geschiedenis de meest vreselijke dingen gebeurd die mensen elkaar aan kunnen doen. Hier vond het dieptepunt van de Europese cultuur plaats.

Deze historische betekenis én de waardige manier waarop de slachtoffers hier worden herdacht waren voor mij de redenen om deze plek te bezoeken.

En daarmee wordt ook voor een groot deel de tweede vraag beantwoord; ik zou iedereen met historische interesse een bezoek aanraden. Het is zeker geen leuke plek, maar wel een bezoek die je je hele leven zal herinneren. Of we hiermee toekomstige ellende weten te voorkomen weet ik niet. De geschiedenis herhaalt zich niet, maar het rijmt wel.

Voor de Tweede Wereldoorlog

De plek stond voor de Tweede wereldoorlog bekend als een klein skigebied dat tijdens de winter door veel publiek uit Straatsburg werd bezocht. Naast een skilift waren hier hotels, bars en terrassen te vinden en moet het een vrolijke boel zijn geweest.

Tentoonstelling in een barak van Natzweiler-Struthof

Voor hier een concentratiekamp stond werd op deze plek geskied.

De bezetting van Frankrijk betekende een einde aan dit vertier en een klein jaar gebeurde hier eigenlijk niets. Totdat de Nazi’s er achter kwamen dat de skipiste van graniet was dat goed zou kunnen worden gebruikt voor de monumentale bouwplannen van het Derde Rijk. Van deze bouwplannen is weinig terecht gekomen trouwens. Gelukkig maar.

Concentratiekamp

Er werden snel plannen gemaakt en in mei 1941 werd hier het concentratiekamp Natzweiler-Struthof geopend waarvan de gevangenen het graniet uit de grond haalden. Iedereen die iets van de Tweede Wereldoorlog weet, weet dat het op zo’n plek niet echt gezellig was; dit was de hel op aarde.

Natzweiler-Struthof was geen vernietigingskamp zoals Auschwitz waar de meeste gevangen direct bij aankomst werden vermoord. Dit was een werkkamp waar de gevangenen ter werk werden gesteld, waaronder veel Nederlandse politieke gevangen en verzetsmensen.

Het werk was fysiek zwaar en het was niet de bedoeling dat je hier ooit nog uit zou komen. Zo’n 40 procent van de gevangenen legden het lootje en dat was voor de SS misschien jammer maar niet overkomelijk. Er was immers nooit een gebrek aan gevangen in Nazi-Duitsland.

In de ogen van de Nazi’s konden de gevangen naast werk ook op andere manieren nuttig zijn. SS-dokteren hebben hier allerlei duivels experimenten uitgevoerd waarvan ik de details hier achterwege laat, maar fris was het niet.

Gaskamer

Dit is ook de reden waarom Natzweiler-Struthof ondanks dat het geen vernietigingskamp is, toch een gaskamer heeft. Deze staat een beetje buiten het kamp en wij zijn er niet wezen kijken. Zo’n droeve plek wilden wij niet zien maar je kan het wel bezoeken.

Nadat je het entreegebouw hebt verlaten loop je direct het kamp binnen. De poort is niet meer niet origineel maar geeft wel een luguber gevoel. Het kamp is op een helling gebouwd waarbij je bij de poort een goed overzicht hebt op het complex.

Barak in Natzweiler-Struthof

Eén van de barakken die nog staat in het kamp.

Wat mij opviel was dat het kamp niet zo heel groot is. Ik heb het niet opgemeten maar veel groter dan drie of vier voetbalvelden is het niet. De helling heeft terrassen waarop de barakken stonden. Nu staan er nog twee die zijn ingericht als museum.

Gezien de omvang leek mij het sterk dat hier ooit meer dan vijftigduizend mensen gevangenen hebben gezeten gedurende drie jaar dat het kamp functioneerden. Uit nadere bestudering blijkt dit ook niet het geval. Natzweiler-Struthof was het hoofdkamp en daarnaast waren er tientallen sub-kampen in de buurt. Deze kleinere kampen bestonden vaak uit gewone gebouwen zoals scholen of kantoren vlakbij de plek waar de gevangenen werkten. Zo kwam de oorlogsindustrie aan hun arbeidskrachten.

Meer dan de helft van de gevangen van Natzweiler-Struthof zaten in deze sub-kampen zodat er ‘slechts’ zeventienduizend gevangenen het hoofdkamp bewoonden.

Tentoonstelling

In de bovenste barakken wordt het verhaal van het kamp verteld aan de hand van foto’s en objecten. Dit is zeer goed gedaan en bovendien in drie talen. En dat is toch prettig want mijn Frans is redelijk, maar mijn Engels is beter. De tentoonstelling zelf is niet heel groot maar zeker de moeite waard.

De 'bedden' van de gevangenen.

De ‘bedden’ van de gevangenen.

Na de tentoonstelling wandelen we naar beneden. Het pad loopt langs het hek met een dubbele laag prikkeldraad. De wachttorens staan er nog met daar achter het bos. Dat zal er in 1941 niet zijn geweest.

Als we naar beneden lopen valt het ons op dat de natuur hier prachtig is en het uitzicht is niet verkeerd. Vreemd genoeg is dit een ideale plek voor een vakantiepark en dat zou een veel betere en ook rendabelere manier zijn om deze omgeving in te richten. Het had niet zo mogen zijn.

Beneden staan nog twee gebouwen. De rechter bevat een cellenblok, een gevangenis in een concentratiekamp hoe verzin je het, de linker is het crematorium. Hier zijn geen leuke dingen gebeurd.

Tussen de twee gebouwen in staat een monument op de plek waar het as van de vermoorde gevangenen tijdens de oorlog is uitgestrooid. Ik heb daar even gestaan want het is een indrukwekkende plek.

Het monument in het kamp Natzweiler-Struthof

Het monument staat boven het kamp en is vooral erg indrukwekkend.

Vreemd is wel dat in het crematorium ook een hele verzameling urnen staan. Kennelijk werd het as van sommige gevangen niet op de plek buiten uitgestrooid. Hoe dit precies zit heb ik niet kunnen achterhalen.

Behoorlijk onder de indruk lopen we terug naar boven en bezoeken we het monument. Het omvat de graven van een aantal van de gevangenen en een enorme gebogen zuil. In het midden hiervan is het graf van een onbekende gevangene uit het kamp. Het monument is behoorlijk indrukwekkend maar mooi kan ik het niet vinden. Dat is misschien ook niet de bedoeling.

Als we terug naar de auto lopen zien we iets lager de villa van de kampcommandant. Het huis ligt op een meter of honderd van de ingang van het kamp en heeft een zwembad. Het doet ons denken aan de film ‘The Zone of Interest’ over Rudolf Höss en zijn gezin tijdens zijn tijd als kampcommandant van Auschwitz. Een aanrader.

Elzas tijdens de Wereldoorlogen

In de Elzas, één van mijn favoriete regio’s van Frankrijk, is er veel te zien over zowel de Eerste als de Tweede Wereldoorlog. De regio lag tijdens het eerste conflict in de frontlinie en tijdens de tweede deel is zowel in 1940 als in 1944 hier flink gevochten.

De geschiedenis van de Elzas tijdens de twee wereldoorlogen is een beetje anders dan die van de rest van Frankrijk.

Tijdens de bezetting kreeg Elzas, net als Lotharingen een andere behandeling van de Duitsers. Omdat de regio tussen 1870 en 1918 Duits gebied was ,werd Elzas beschouwd als Duitsland en werd het bij het Rijk gevoegd. Duits werd de voertaal op scholen en alle overheidsinstanties en de jongens en mannen hadden militaire dienstplicht.

Veel Elzassers hebben daarom zowel in de Eerste als de Tweede Wereldoorlog in een Duits uniform aan de oorlog meegedaan. Sterker nog; de laatste verdedigers van de bunker in Berlijn waren SS-ers uit de Elzas. Daarmee wil ik niet zeggen dat de meeste mensen in de Elzas achter de Duitsers stonden. Er stond ook hier, net als andere bezette gebieden in Europa zoals Nederland, een deel van de bevolking aan de verkeerde kant van de geschiedenis.

Zoals iedereen die wel in Frankrijk is geweest weet, heeft elk dorp een oorlogsmonument waar de gevallenen uit de wereldoorlogen met naam worden genoemd, vaak met teksten als ‘Mort pour la France’ (gevallen voor Frankrijk). Deze zijn in de Elzas ook te vinden maar dan met teksten als ‘victimes de la Guerre’ (slachtoffers van de oorlog). Het zijn subtiele verschillen waar je kan zien dat deze streek in de twintigste eeuw een andere geschiedenis heeft dan de rest van Frankrijk.

Nacht und Nebel

Natzweiler-Struthof was één van de twee kampen die werden aangewezen voor de ‘Nach und Nebel’ gevangen te huisvesten. Dit was een speciale klasse waar met name leden van het verzet onder vielen die de Nazi’s lieten verdwijnen zonder dat iemand daar van zou weten.

Deze gevangenen werden niet direct vermoord maar opgesloten in kampen waar ze onmenselijk moesten hard werken, minimaal te eten kregen en leefden in slechte hygiënische omstandigheden. Daarbij werd je als je pech had, gemarteld door de kampbewaarders. Contact met familie en vrienden was uitgesloten.

Veel mensen hebben dit regime niet overleefd en zijn in Natzweiler-Struthof of in één van de nevenkampen overleden. De lichamen van de gevangenen werden gecremeerd en het as werd in een grote kuil gegooid.

De nabestaanden werden niet op de hoogte gesteld van het overlijden van de gevangenen alsof deze in de nacht en nevel waren verdwenen.

Video van Natzweiler-Struthof

Beelden van Natzweiler-Struthof

E-Magazine Elzas

In bezit een ereader of tablet? Download dan het E-Magazine over de Elzas. Deze lees lekker je op je vakantieadres en ontdek je mooiste dorpen en leukste plekken.

Downloaden doe je hier >>

Kaart van Natzweiler-Struthof en omgeving


Les plus beaux villages de France
weergeven op een grotere kaart

Fort de Schoenenbourg: de Maginotlinie in het noorden van de Elzas ****

Minder scherp schatten de Fransen de mogelijkheden van het wapentuig anno 1940 in. Hoewel Frankrijk een even groot leger had als Duitsland was het na zes weken vechten klaar. Dankzij een gedurfd plan waarbij de Duitse pantserdivisies gewoon om de Maginotlinie heen reden, werd het trotse Franse leger in een mum van tijd verslagen. En dat terwijl het in 1914 nog zo dapper had standgehouden.

De Maginotlinie

De Maginotlinie, genoemd naar een Franse minister, heeft tijdens de oorlog waarvoor ze werd gebouwd dus niet lang in de vuurline gelegen en is zo voor een heel groot deel intact gebleven. En omdat de bouwwerken degelijk zijn gebouwd, is nu nog veel te bewonderen.

Het zwaartepunt van de linie lag in de Elzas en in Lotharingen. Hier staan de grootste forten én één daarvan, Fort de Schoenenbourg, ligt vlakbij Hunspach. De hoofdingang van het complex ligt verscholen in het bos. Bij de ingang is een prima toilet en het is aan te raden om hiervan gebruik te maken want in het fort zelf is het toilet een behoorlijk stuk lopen.

Treintje in het fort Schoenenbourg in de Elzas

Direct bij de ingang staat er een locomotief. Helaas kan je geen ritje maken over het smalspoor in het fort.

Bij binnenkomst werden wij direct ingedeeld bij een Duitse groep en ik dacht even dat we de hele rondleiding bij deze groep zouden moeten blijven. Nu vind ik het niet heel erg om als Duitser te worden gezien maar ik loop liever vrij rond zodat ik zelf het tempo kan bepalen.

Vrijwilligers

Het bleek te gaan om het uitdelen van de folder die je door het fort leidt, je mag hier dus lekker los lopen. Bij de interessante plekken staat een vrijwilliger die bereidt is om met veel enthousiasme je alles uit te leggen. Let op; je staat er zo een half uur te kletsen.

Het Fort Schoenenbourg is één van de grootste van de hele linie en bood plaats voor meer dan vijfhonderd soldaten. Bijna het hele bouwwerk bevindt zich onder de grond waarbij het diepste punt dertig meter onder het maaiveld ligt. Lekker veilig.

Tunnel met smalspoor in het Fort de Schoenenbourg in Frankrijk

Het complex bestaat uit verschillende bunkers die verbonden zijn met lange tunnels.

Het fort, of ouvrage in het Frans, omvat acht bunkers met elk hun eigen functie. Zo is er een bunker waar de militairen woonden, een munitiebunker, een communicatiecentrum en natuurlijk bunkers met verschillende soorten geschut om de vijand buiten de deur te houden.

Lange tunnels

De bunkers zijn verbonden door lange tunnels met bij elkaar een lengte van meer dan 1.500 meter. Een treintje, smalspoor 600 millimeter, zorgde voor de bevoorrading. Het treintje en het spoor zijn er allemaal nog. Net als de rest van het fort ziet deze ook goed onderhouden uit en zal waarschijnlijk ook nog functioneren. Het is helaas niet mogelijk om een ritje te maken als bezoeker.

Het is dus wandelen door de bunker en als je het allemaal wilt zien ben je daar daar zeker twee uur mee zoet. Aangezien het allemaal onder de grond ligt heb je geen last van het weer en dat maakt Schoenenbourg een perfect uitje op regenachtige of juist extreem warme dagen. Het is er namelijk lekker koel.

Gevechten in 1940

Hoewel de hoofdmacht van het Duitse leger in 1940 door de Ardennen om de hele linie heen trok zijn er wel gevechten geweest om de forten van de Maginotlinie. En hierbij heeft Fort de Schoenenbourg het flink voor zijn kiezen gekregen. Hierbij zetten de Duitsers het zwaarste geschut uit hun arsenaal in; een 420 millimeter howitzer nam het fort maar liefst drie dagen onder vuur.

Schoenenbourg bleek goed bestand tegen deze beproevingen en werd nauwelijks beschadigd door de enorme Duitse bommen en granaten. Daarbij schoot de Franse bemanning ruim zeventienduizend granaten op hun belagers. Het fort werd pas na de capitulatie van Frankrijk overgedragen aan de oosterburen. Het complex zou niet meer in actie komen al zou het nog wel dienst doen als locatie van propagandafilms.

De degelijke bouw blijkt ook uit het feit dat de bunker ook nu nog bijna helemaal in tact is. Hiervoor was ongelofelijk veel werk van vrijwilligers nodig en als je door de gangen loopt krijg ben je in een tijdcapsule uit 1940.

Dikke deur in het fort Schoenenbourg in de Elzas

Al is dit niet helemaal waar want het complex werd in de jaren vijftig nog gebruikt voor het Franse leger met het idee om een aanval uit het oosten onder leiding van de Sovjet-Unie tegen te houden. Pas toen de Frankrijk een nucleaire mogendheid was werd dit fort niet meer gezien als een essentieel onderdeel voor de verdediging.

Hoe dan ook staan bijna alle originele installaties er nog en bovendien bijna allemaal in werkende toestand. De energiecentrale, de luchtverversing, de keukens, de logistiek, de communicatiesystemen, de toiletten, de douches, medische voorzieningen en natuurlijk de wapensystemen; ze zijn er nog allemaal.

De douches in het Fort de Schoenenbourg in het oosten van Frankrijk

De douches zijn niet helemaal meer fris maar zeker geen ruïne. Er zijn campings waar het sanitair er niet veel beter uitziet.

Het is indrukwekkend wat je allemaal nodig hebt om de vijfhonderd soldaten te kunnen laten vechten. Dat laatste is natuurlijk de hoofdtaak van het fort maar de wapensystemen zijn eigenlijk maar een klein deel van de het fort. De meeste ruimtes hebben tot doel om de mensen die deze wapens moeten bedienen in leven te houden.

Kunst

Bijzonder zijn de tekeningen die de manschappen hebben gemaakt op de muren. Vooral in de deel van het fort waar de soldaten sliepen, aten en zich vermaakten zijn er tal van muurschilderingen. Deze zijn minder schunnig van je zou verwachten van mannen onder elkaar; de meeste hebben betrekking op de plaats van herkomst van de soldaten maar sommige hebben ook een stripachtig karakter.

In hoeverre deze kunstuitingen nu door de commandanten werden aangemoedigd of slechts getolereerd is mij niet duidelijk maar het geeft je wel een directe connectie van de mannen die hier onder de grond hebben gediend.

Muurschildering in het fot van Schoenenborug in de Elzas

De manschappen het fort bemanden hebben op verschillende plaatsen de muren beschilderd.

Aangezien ik bijna elke dag kook spreken mij de keukens altijd bijzonder aan, of het nu een kasteel is uit de dertiende eeuw of zoals hier één uit de twintigste eeuw. Hoewel van een flink formaat zijn lijken ze mij toch een beetje aan de kleine kant om vijfhonderd man van een maaltijd te voorzien. De fornuizen zijn lekker groot en van uitstekende kwaliteit. Het zou mij verbazen als je deze nog gewoon zouden werken.

Nu is een fornuis natuurlijk moeilijk te verplaatsen en het is niet verwonderlijk dat die er nog staan. Maar die alleen de fornuizen staan er, veel keuken gerei zoals potten, pannen, lepels zijn er ook in grote getalen aanwezig. Ik ben er niet achter gekomen of deze uit de jaren dertig stammen, maar het zou zo maar kunnen.

Naast de keuken zijn er natuurlijk ook de provisiekasten waarbij de wijnvaten natuurlijk niet ontbreken, we zijn tenslotte in Frankrijk. De Duitsers gaven hun soldaten in 1940 amfetaminen om ten strijden te trekken, de Fransen dronken wijn. Het was Pinot Noir tegen Crystal Meth in die tijd. Het geeft toch een beetje andere betekenis van het term ‘Blitzkrieg’.

Machinekamer

Interessant is de elektriciteitscentrale. Het hele complex was aangesloten op het elektriciteitsnet maar mocht die om wat voor reden worden afgesneden was het fort in staat om zijn eigen elektriciteit op te wekken. Dat werd gedaan door vier diesel generatoren met zes enorme cilinders. De vrijwilliger hier is zeer welwillend om uit te leggen hoe het allemaal werkt en ik moet zeggen dat ik moeite had om dit technische Frans allemaal te begrijpen. Hoe goed je het denkt te spreken; Frans blijft een moeilijke taal.

Zuigers van de generator die Fort Schoenenbourg van elektriciteit kan voorzien.

De enorme zuigers van de generator die het complex in moeilijke tijden van energie kan voorzien.

Helemaal aan de einde van de lange tunnel waar je halverwege het jammer begint te vinden dat het treintje niet rijdt, bevindt zich één van de installaties waar het fort voor is gebouwd; een geschutskoepel.

Geschut

Deze bestaat uit een draaiende ronde koepel met twee 75 millimeter stukken geschut die elk zo’n dertig keer per minuut kunnen vuren. Hier ontmoet ik een geschiedenisstudent uit Straatsburg die mij maar al te graag vertelt over dit stuk.

Zo verzekerd hij mij dat het geschut alleen defensief in kan worden ingezet en dat het niet verder kan schieten dan de Duitse grens. Dat lijkt mij een redelijke argumentatie. De hele geschuttoren bevindt zich bijna geheel onder de grond, alleen de koepel steekt boven de grond uit. Dan zit je lekker beschut als de aanvaller begint te schieten.

De kanonnen zijn het einde van een hele logistieke keten, legt hij uit. Om 60 granaten per minuut af te schieten is een hele stellage gebouwd die zorgt voor de aanvoer van munitie en de afvoer van de hulzen. De high-tech anno 1935 is nog steeds indrukwekkend. Helaas kan de koepel op dit moment niet draaien omdat een maand geleden een aantal vrijwilligers net iets te onvoorzichtig waren tijdens een demonstratie.

Dat is een beetje jammer en ons rest nog een flinke wandeling naar de uitgang. We zijn pas halverwege.

Château du Falkenstein: Kasteel in de bossen van de Noordelijke Vogezen ***

Na even zoeken vonden we het parkeerterrein van het kasteel. Deze ligt naast een kruispunt waar vijf wegen elkaar vinden midden in het bos. Omdat er geen enkele andere auto stond en je het kasteel hier niet kan zien hebben we het drie keer gecontroleerd voordat we aan de wandeling begonnen.

Stukje klimmen

De wandeling is kort maar heftig. Ondanks een aantal mooie dagen had het toch genoeg geregend om het pad voor grote delen flink onder water te zetten. Het wandelen schiet niet op maar ik vind het altijd leuk om de beste weg tussen de plassen water en modder te vinden.

De plassen verdwijnen als het pad begint te stijgen, en stijgen doet het. Het viel ons tegen om het steile pad te beklimmen en we moesten een paar keer stoppen om op adem te komen. De klimconditie is er nog niet helemaal zo in het voorjaar.

Ondertussen werd het door de aankomende donderwolk steeds donkerder in het woud. Dit gaf onze tocht tussen de hoge bomen en het opdoemende kasteel en het feit dat we helemaal alleen waren een zeker dramatisch effect. De sfeer zou in een gemiddelde horrorfilm niet misstaan.

Het kasteel staat bovenop een heuvel en heeft grofweg drie lagen. De onderste laag omvat de poort waarna je om de rots draait en je via een open ruimte tegen een tweede kleinere poort aanloopt. Hierachter in nog een open ruimte met aan de zijkant een indrukwekkende muur met uitgehakte ruimtes. Waarschijnlijk waren dit opslagruimtes of stallen in de tijd dat het kasteel in functie was.

Grotten

Dit was het moment dat de eerste druppels vielen maar na een tijdje geschuild te hebben in de uitgehakte kamers werd het weer even droog. Mijn partner vond het wel genoeg maar ik besloot toch boven te kijken door de trap direct naast de tweede poort te bestijgen.

Tweede poort van het Château du Falkenstein

De tweede poort met daarnaast de trap naar de hogere delen van het kasteel.

De trap leidt naar het tweede niveau van het kasteel. Via een nauwe doorgang kom je hier in een uitgehakte zaal en tal van andere kleine ruimtes. Op de talrijke informatieborden, in het Frans, Duits en Engels, kan je lezen welke functies de verschillende kamers en ruimtes hadden in het verleden.

Al is het van sommige kamertjes niet helemaal duidelijk welke functie zij hadden; een toilet of misschien toch een kerker. Hier is nog duidelijk werk aan de winkel voor de plaatselijke historici en archeologen.

De bovenste verdieping van het kasteel bereik je door een indrukwekkende trap die zich boven de eerste poort slingert. waarna je op het ‘dak’ van het kasteel staat.

Veilig

De hele tocht naar boven is redelijk veilig te bereiken want de route heeft ijzeren hekken bij gevaarlijke afgronden. Ik zou hier niet mijn vijfjarige kind laten rondrennen maar je hoeft ook niet bang te zijn dat je naar beneden stort. Je moet wel goed te been zijn, iemand in een rolstoel is hier kansloos.

Uitzicht vanaf de tweede niveau van het Château du Falkenstein

De paden zijn allemaal goed beveiligd met hekken.

De bovenkant van het kasteel bestaat op zijn beurt weer uit drie niveaus die allemaal een eigen functie hadden. Hier is ook duidelijk hoe smal het kasteel eigenlijk is, soms maar een paar meter breed.

Het moet hier boven het ooit een drukke boel zijn geweest want dankzij de superieure strategische hoogte kan je hier het kasteel met een paar man uitstekend verdedigen tegen een veel grotere macht. Met genoeg pijlen, stenen en andere rommel die je naar beneden kan gooien hou je het hier heel lang uit, als je tenminste genoeg voedsel hebt.

Naast de militaire functie werden hier ook andere activiteiten ontplooid. Zo moeten hier tal van gebouwtjes hebben gestaan waar bijvoorbeeld een smid, de timmerman en andere ambachtslieden hun werk hadden. Eén van dit ruimtes staat er nog. Sommige historici denken zelfs dat op een verhoging een kleine windmolen heeft gestaan.

Windmolen

Als Zaankanter en dus opgegroeid naast vele molens, lijkt mij dit nogal vreemd omdat de heuvels en de bomen niet echt voordelig zijn om goede wind te vangen voor een molen. Maar het idee dat hier boven op een kasteel ooit een werkende molen heeft gestaan is wel aantrekkelijk.

Het hoogste deel van het kasteel bevindt zich op het meest noordelijke punt dat te bereiken is via een metalen trap. Het uitzichtpunt heeft een ronde tafel met daarom aangegeven wat er zoal te zien is, iedereen die in Frankrijk op een uitkijkpunt is geweest kent zo’n tafel wel.

De bovenste verdieping van Château du Falkenstein

De bovenste verdieping van het kasteel bestaat uit twee delen die zijn verbonden met een moderne stalen brug. Hier stond volgens sommige historici ooit een windmolen.

En wat een prachtig uitzicht heb je hier. Juist de aankomende donderwolken maakte het uitzicht nog eens extra dramatisch. Ik stond daar net genieten toen het opnieuw zachtjes begon te regenen waarna niet veel later de eerste bliksem zich meldde.

Dit was het juiste moment voor een ingeving en die had ik. Ik bedacht mij dat ik de avond ervoor had gelezen dat dit kasteel in de veertiende eeuw door de bliksem was getroffen en voor een groot deel was afgebrand om nooit meer opgebouwd te worden. Aangezien ik op het hoogste punt in de omgeving stond, ik meer dan twee meter lang ben en omringt door ijzeren hekken leek het mij een slecht idee om hier lang te blijven.

Met gehaaste spoed zijn we naar de auto afgedaald waar we wonder boven wonder vrij droog aankwamen. Eenmaal in de auto zetten we koers naar Nederland en na nog geen twee kilometer rijden barstte het noodweer los dat tot bij Luik aanhield.

Omdat wij het kasteel van Falkenstein op een regenachtige paasmaandag bezochten was er werkelijk niemand maar in zomer met mooi weer kan het hier wel behoorlijk druk zijn. Evengoed is het kasteel een aanrader. Hou er wel rekening mee dat hier helemaal geen voorzieningen zijn; je kan er niets kopen en er is ook geen toilet. Wel genoeg mooie plekjes voor een picknick trouwens.

Cité de l’Automobile: Automuseum in Mulhouse ****

Ook de vlak naast de parkeerplaats futuristisch ogende tramhalte kan er niet voor zorgen dat je hier vrolijk wordt. Maar er zijn wel lichtpuntjes. De mooie houten loopbrug naar de oude fabriek die je leidt naar de fraaie glazen pui verraadt al dat het toch een vrolijke middag wordt. De entree is best fraai al doen de plastiek auto’s die het glas versieren dichtbij toch een beetje goedkoop aan. Het mag de pret niet drukken.

Eenmaal binnen kwamen we in een grote entreehal met alles erop en eraan behalve mensen. Er was hier helemaal niemand. Na een beetje verdwaald rond te hebben gelopen begrepen we dat we bij automaat moesten wezen voor een entreebewijs. Gewapend met een kaartje met QR-code sprongen de poortjes open en konden we naar binnen.

Textielfabriek

Voordat je bij de auto’s bent loop je door een vrij donkere ruimte waar de geschiedenis van het pand en de collectie wordt verteld. Tot grote vreugde van mijn levenspartner was er ook aandacht voor de textielproductie, de oorspronkelijke functie van dit gebouw. Hier staat een interessante vitrine met bonte verzameling van metalen beeldjes die ooit op de motorkap van een auto stonden. Een gebruik dat nu alleen op een Rolls-Royce, een enkele Mercedes of een overdreven Amerikaan te vinden is.

Beeldjes die oude auto's op hun radiator hadden staan

Deze prachtige beeldjes stonden vroeger op de neus van auto’s. Elk merk had zijn eigen beeldje.

In de eerste deel van een twintigste eeuw was een auto echter niet compleet zonder en elk merk had zijn eigen beeldje. Niet goed voor de luchtweerstand maar voor het oog is het jammer dat dit niet meer wordt gedaan want er zitten prachtige beeldjes tussen.

Daarna begint het autofeest pas echt. Eerst kom je in een ruimte met een aantal pronkstukken maar als je de hoek omgaat sta je in de hal waar een enorme hoeveelheid auto zijn te zien. Hoewel ik mij in eerste instantie liet foppen door een spiegelwand aan de andere kant van de hal, staat hier toch een indrukwekkend hoeveel auto’s. Je staat echt even te duizelen van hoeveelheid klassiekers hier, en al helemaal als je goed kijkt; ze zijn bijna allemaal bijzonder.

De auto’s staan chronologisch opgesteld en bij de entree begin je keurig bij het begin. Nu was ik geneigd om te zoeken naar auto’s die ik ken maar ik besloot eerst maar eens goed de eerste rij te bestuderen. En dat beviel eigenlijk uitstekend én vond ik misschien wel de leukste plek van het museum.

Zoeken naar de vorm van een auto

De eerste jaren van de auto zijn namelijk niet alleen erg interessant maar ook buitengewoon leuk om te bekijken. De allereerste auto’s zijn letterlijk de spreekwoordelijke koets zonder paarden en zien er koddig uit. Dit hadden de producenten natuurlijk ook door en er werd er volop geëxperimenteerd met vormen en functies. Een interessante fase die wij niet zo lang hebben meegemaakt met de mobiele telefoon waar met allerlei vormen en innovaties werd geëxperimenteerd.

Twee oldtimers uit de Collection Schlumpf

Twee prachtige voorbeelden van auto’s uit de tijd dat de vorm van een auto nog niet helemaal was uitgevonden.

Zo staat er een auto waar je gezellig tegenover elkaar zit waardoor de bestuurder helemaal niets meer kan zien omdat hij over de passagiers moet kijken. Maar ach de kans dat je een andere auto zou tegenkomen was toch niet zo groot. Vlakbij staat er driewieler met een bankje voorop en weer verderop een automobiel met een vierkante parasol om je te beschermen tegen de zon, inclusief gezellige franjes aan de onderkant. Wat een feest!

Ook over de techniek werd in die tijd natuurlijk nagedacht. De eerste auto’s hadden een soort helmstok zoals ik die alleen ken van de auto van Oma Duck. Ook de plaatsing van de motor verschilde per model waarbij de de koeling soms voor en dan weer aan de zijkant werd gemonteerd. Lekker handig bij het in- en uitstappen.

Na een jaar of tien houdt het experimenteren op en ontstaat een vorm die wij als eenentwintigste-eeuwers herkennen als auto; vier wielen, twee rijen zittingen achter elkaar met voorin een stuur met daarvoor de motor en meestal een dak om de reizigers te beschermen tegen het weer. Met een beetje goed kijken en af en toe een bordje (ook in het Engels!) lezen heb ik mij hier uitstekend vermaakt.

Bugatti’s Royales

Halverwege de hal ontdekte ik dat er naast de centrale hal nog drie ruimtes zijn, elk met een eigen thema. De meest indrukwekkende is die van de luxe auto’s met natuurlijk de hoofdrol voor de twee Bugatti’s Royales die het museum in bezit heeft. Deze auto’s uit de jaren dertig zijn nog altijd enorm en zelf de huidige SUV’s zijn veel kleiner dan deze luxe machines. Naast Bugatti’s staan er Duitse, Italiaanse, Franse en Engelse Limousines waarvan elk het pronkstuk zou zijn van welke autotentoonstelling ook.

In een andere hal staan de sportauto’s met een flink aantal Formule 1 auto’s, een paar Le Mans racers waaronder natuurlijk weer veel Bugatti’s. Daarnaast een ruimte met een drietal rallyauto’s én een soort van etalage met de Veyron, de moderne Bugatti.

De Bugatti Royale Coupe Napoleon

De Bugatti Royale Coupé Napoleon is wellicht de meest indrukwekkende auto uit de hele collectie. Hij is enorm lang en heeft lang dienst gedaan als de persoonlijke auto van Bugatti zelf.

Dat is natuurlijk een mooi ding vol met vooruitstrevende techniek waarvan een deel uiteindelijk wel in normale auto’s terecht zal komen. Hoewel ik de vorm van de Veyron niet heel erg mooi vind, is het natuurlijk ook niet een auto die de wereld heeft veranderd.

Dat zijn namelijk de auto’s die wij niet zo bijzonder vinden zoals de 2CV, de Fiat 500, T-Ford mogelijk de Tesla en natuurlijk de VW Kever. En laat die laatste nu niet te vinden zijn in dit museum. Dat is geen kritiek, maar als ik curator was geweest had ik toch een Kevertje op de kop getikt want dit model hoort bij de autogeschiedenis. Al kan het zijn dat hij er wel gewoon staat en ik hem heb gemist natuurlijk.

Geschiedenis van de collectie

Het verhaal van deze collectie zelf zou het script kunnen zijn van een speelfilm compleet met bedrog, drama en passie. Het verhaal gaat over twee Zwitserse broers, geboren in Italië maar na de dood van hun vader verhuisden ze voor de Tweede wereldoorlog naar het zuiden van Elzas. Daar stapten ze in de textielindustrie. Na de oorlog bezaten ze een goed lopend bedrijf waar ze veel geld verdienden.

De grote passie van de broers waren auto’s en met name de modellen van Bugatti. Vlak voor de oorlog kochten ze hun eerste auto van het beroemde merk uit de Elzas, een Type 35B voor de kenners. Het zou het begin zijn van een fantastische collectie auto’s die uiteindelijk de basis zou vormen voor het huidige museum.

Formule 1 auto's uit de jaren negentig

De collectie raceauto’s is enorm. Dit zijn Formule 1 auto’s uit de jaren negentig.

Toen de Europese economie in de jaren vijftig begon te draaien en er weer auto’s in grote aantal werden geproduceerd zagen de gebroeders Schlumpf hun kans. Veel rijke Europeanen deden hun auto van de hand om een nieuw model aan te schaffen.

Het was een fantastische tijd voor autoverzamelaars want zo kwamen er in korte tijd een flinke hoeveelheid luxe- en sportwagens uit de jaren dertig op de markt. Je hoeft geen economisch wonder te zijn om te begrijpen dat dit de prijs van de klassiekers drukten. Tel daarbij op dat de Schlumps precies wisten welke modellen bijzonder waren, een goed gevulde portemonnee hadden én uitstekend konden onderhandelen en je snapt hoe ze in deze tijd snel hun collectie konden uitbreiden. Bij veel deals die ze in die tijd sloten ging het om meerdere auto’s, soms zelfs meer dan tien tegelijk.

Racen

Hoewel iedereen kon weten dat de broers dol waren op de auto’s, ze deden geregeld mee aan races voor klassieke racewagens, was het niet zo bekend hoe groot de collectie was. Het verhaal gaat dat de auto’s waren gestald in een niet meer gebruikte productiehal achter hun textielfabriek. De muren werden weggehaald, paden werden aangelegd en de auto’s werden neergezet op grote stroken met met kiezelstenen. Een slim idee omdat hierop de olie en benzine die nog uit de auto’s lekken wordt opgevangen en het zorgt tevens voor een goede brandveiligheid. Ook nu nog staan de auto’s voor een groot deel op deze kiezelstenen.

Er zouden weinig mensen op de hoogte zijn geweest van de collectie totdat in 1977 de fabriek in Mulhouse werd bezet door de vakbonden. De opkomst van de Aziatische textielindustrie raakte fabrieken in bijna heel Europa en ook de Schlumps zagen er geen brood meer in. Ze begonnen hun fabrieken te verkopen waarna een staking uitbrak. In Mulhouse werd de fabriek bezet en zo werd de collectie van meer dan zeshonderd bijzondere auto’s ontdekt. De arbeiders koelden hun woede door één auto in de brand te steken maar kwamen er al snel achter dat het hier om iets bijzonders ging.

Treintje voor bezoekers

Wie slecht ter been is of iets te veel Pinot Gris heeft genuttigd kan zich laten rondrijden met dit fraai ontworpen treintje.

De broers vluchtten vervolgens naar Zwitserland want ook de overheid had nog een (belasting) appeltje met ze te schillen. Ze zouden de rest van hun leven in Basel wonen zonder hun levenswerk ooit nog te zien. Al zouden ze nog wel proberen deze in handen te krijgen.

De fabriek, met de collectie auto’s, viel in eerste instantie in handen van de vakbonden en werknemers en om aan geld te komen werd de autocollectie als museum geopend. Dit bleek een groot succes en meer van 800.000 mensen kwamen een kijkje nemen. Een prachtig voorbeeld van ondernemerszin door werknemers.

Helaas was dit niet voldoende om de collectie voorgoed te redden, daar was meer voor nodig. De verschillende schuldeisers, waaronder de overheid, dreigden de boel te verkopen en de collectie dreigde uit elkaar te vallen. Door in 1979 de boel tot een Frans Nationaal Monument te maken werd dit voorkomen. In 1981 werd de verzameling verkocht voor een lage prijs aan een stichting waar onder andere de Stad Mulhouse en de regio Elzas in participeerde. In 1982 opende het Franse Nationale automuseum haar deuren. In 2000 werd het compleet verbouwd en krijgt het de vorm zoals het nu is.

Tot slot kwamen de Schlumps nog één keer voor in deze geschiedenis. In 1981 spanden Frits, de jongste van de broers, een rechtszaak aan om een deel van opbrengst van de verkoop op te eisen. De juridische molens draaien langzaam en in Frankrijk in het bijzonder maar uiteindelijk kreeg hij van de Franse rechter gelijk. De staat moest veertig miljoen francs betalen én daarbij 62 auto’s, waaronder zeventien Bugatti’s, teruggeven.

Frits Schlumps heeft dat zelf niet meer meegemaakt maar zijn weduwe heeft de auto’s tot haar dood in een grote schuur bewaard. Daarna zijn ze naar Californië gegaan waar ze de basis vormen van het Mullin Automuseum.

Schurken van de geschiedenis

Het mag duidelijk zijn dat de broers Schlumps in dit verhaal niet positief voor de dag komen. Ze zouden hun collectie stiekem over de ruggen van de arbeiders hebben verzameld en toen het mis ging zijn gevlucht. Of het werkelijk zo is gegaan is maar de vraag. Het is bijna niet voor te stellen dat de niemand in de fabriek wist dat de auto’s er waren gestald en er zijn ook verhalen dat de broers goed voor hun werknemers zorgden.

Er zijn ook sterke aanwijzingen dat de betrokken partijen zoals de stad Mulhouse, de vakbonden en de politiek er baat bij hadden om de textielondernemers als de slechteriken af te schilderen. Deze karaktermoord was kennelijk erg doeltreffend want in veel media wordt de Schlumps nog altijd als de ‘bad-guys’ van deze geschiedenis neergezet, zelfs in mijn geliefde groene gids. Hoe dan ook is collectie auto’s nog bij elkaar en vormt het misschien wel de meest bijzondere verzameling automobielen ter wereld.

Ettore Bugatti; Italiaan in de Elzas

Zoals de naam doet vermoeden is Bugatti geboren in Milaan. De jonge Ettore was als tiener al gefascineerd door auto’s en techniek en bouwde op zijn zeventiende zijn eerste voertuig; de Type 1. Dit was een driewieler met een dubbele motor waarmee hij meedeed aan races. Zijn tweede voertuig was een auto waarvan elk wiel een motor had. Nadat hij een tijdje in dienst was geweest vertrok hij naar Molsheim in de Elzas dat toen in Duitsland lag. De Frans-Duitse grens zou in de twintigste eeuw nog een paar keer verschuiven. In 1909 begon hij auto’s te bouwen in een oude verffabriek.

Bugatti Royale

Hoewel Bugatti zich af het begin richtte op sport- en raceauto’s begon hij halverwege de jaren twintig met de ontwikkeling van een luxe auto. De type 41 zou de duurste, grootste en meest luxe auto van de wereld worden en dat is gelukt.
Het plan was om vijfentwintig exemplaren te bouwen die allemaal een unieke opbouw zouden hebben. De auto is 6,4 meter lang en dat is een halve meter langer dan een Ford F-150 Raptor of een Rolls-Royce Phantom die je nu in de winkel kunt kopen. Het gevaarte wordt aangedreven door een achtcilinder motor van met een inhoud van 12,8 liter met een vermogen van 300 pk. De motor alleen is al is bijna 1,5 meter lang.

Alle Royales hebben op de radiator een beeldje in vorm van een steigerende olifant. Dit is een ode aan Rembrandt, de broer van Ettore. Rembrandt was beeldhouwer en had zich gespecialiseerd in beelden van dieren. Zijn beelden zijn net als de auto’s nu miljoenen waard. Ettore was dol op zijn broer.

Helaas stortte de wereldeconomie na 1929 in waardoor er geen vraag was naar de extreem dure Bugatti Royale. Uiteindelijk werden zeven exemplaren gebouwd waarvan er slechts twee werden verkocht. Één was betrokken bij een crash en de vier andere bleven in bezit van Bugatti zelf. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden de vier overgebleven Royales deels gesloopt om ze zo uit de handen van de Nazi’s te houden.

Na de oorlog werden ze weer opgebouwd en na verloop van tijd verkocht maar tegen nogal gereduceerde prijzen. Één daarvan, de vijfde die bekend staat als de Kellner auto, werd in 1950 verkocht aan een Amerikaan voor minder dan 600 doller plus, een mooi detail, twee koelkasten.

Ook de Schlumps sloegen in die tijd toe en wisten begin jaren zestig de eerst gebouwde Royale in handen te krijgen; de Coupé Napoleon. De eerste auto is natuurlijk bijzonder en was bovendien lang door Ettore zelf gebruikt. Daarnaast kochten ze in die tijd ook de vierde Royale, ook bekend als de Limousine Park-Ward. Van de zes Royales die zijn gemaakt staan er dus twee in Mulhouse en daarmee is het de enige plek waar je er twee bij elkaar kan zien.

Door de slechte verkopen werd de rest van de vijfentwintig geplande auto’s nooit gebouwd. De motoren waren echter al gebouwd en die eindigde in een door Bugatti gebouwde trein, of motorrijtuig voor de puristen onder ons. En ook dit was weer niet zo maar een trein maar een snelheidsmonster die in 1934 een snelheid van 196 km/h haalde, een wereldrecord. Het kan natuurlijk niet anders als je Bugatti heet.

Vieil-Armand Hartmannswillerkopf: het grootste monument voor de Eerst Wereldoorlog in de Elzas ***

Geschiedenis van Hartmannswillerkopf

Wat is hier gebeurd? In 1915 vonden hier een serie van bloedige gevechten plaats maar daar leek het in de begin van de oorlog niet naar. Hoewel er in de Elzas al vanaf het begin van de oorlog stevig is gevochten bleef het in eerste instantie rustig op de Hartmannswillerkopf.

De Elzas behoorde vanaf 1871 tot het Duitse Keizerrijk en in tegenstelling tot het front in België en Noord-Frankrijk was Frankrijk hier de aanvallende partij. Het resultaat was overigens niet anders; ook hier kwam tot een patstelling met een onbeschrijfelijke ellende.

Het Franse aanvalsplan, plan XVII genaamd, had tot doel om Elzas en Lotharingen zo snel mogelijk te heroveren op de Duitsers. En dat hebben ze geprobeerd en wel sneller dan de Duitsers. Het was namelijk het Franse leger dat als eerste aanviel in de oorlog en daarin was het ook succesvol ook. Binnen vier dagen na de Duitse oorlogsverklaring op 4 augustus 1914 hadden de Fransen Mulhouse al in de handen om het twee dagen later weer te verliezen om het op 14 augustus weer te heroveren.

Als je het zo leest zijn eerste weken het omgekeerde wat je van de Eerste Wereldoorlog verwacht; Frankrijk valt aan en er is een dynamische front. Dat verandert op met de enorme Duitse aanval op België en Noord-Frankrijk.

Met dit offensief hoopt Duitsland direct Parijs te veroveren en zo Frankrijk een knock-out te geven en dat lukt bijna. In een uiterste poging werd het Duitse gevaar aan de rivier de Marne door het Franse leger gestopt. Ook de Franse troepen in de Elzas worden ingezet om de hoofdstad te verdedigen waardoor de aanval in het oosten compleet tot stilstand kwam.

Na de slag om de Marne begonnen de legers zich in Noord-Frankrijk en België in te graven en ontstond het front wat wij kennen van de Eerste Wereldoorlog. Nadat het front in het noorden was gestabiliseerd werd de strijd  in de Elzas weer opgepakt en probeerden beide partijen strategische plekken te bezetten, waaronder de Hartmannswillerkopf.

Slag om de Hartmannswillerkopf

militaire-begraafplaats-wit-kruis-elzas-vogezen-Hartmannswillerkopf

Op de erebegraafplaats liggen ruim 1200 gesneuvelde Fransen en dat is maar een klein deel van de soldaten die hier het leven lieten. Op de achtergrond de top van de berg, daarachter en Rijndal met de contouren van het Zwarte Woud.

De Hartmannswillerkopf is een uitloper van de Vogezen, is ruim 950 meter hoog en overziet het dal van Rijn. Je hoeft geen militair genie te zijn om te zien dat deze plek strategische waarde heeft. Toch beginnen gevechten hier pas in december 1914 wanneer het Franse leger de plek even ten westen van de top waar nu de erebegraafplaats is, in bezit neemt. De Duitsers graven zich vervolgens in. Wat volgt is een bloedige strijd die een jaar zou duren.

Omstandigheden

Een oorlogsgebied is nooit grappig maar de omstandigheden waren hier wel uiterst slecht. Net als in het noorden waren er loopgraven die hier uit het steen werden gehakt. De rotsige ondergrond zorgde voor extra gevaar omdat bij artilleriebeschietingen de steensplinters in het rond vlogen. Ook het klimaat maakte het vechten moeilijk; in de winter was het bitterkoud.

Door de hoogteverschillen was het een behoorlijke uitdaging om de soldaten van voorraden te voorzien. De Fransen maakten gebruik van de nieuwe Route des Crêtes terwijl de Duitsers vanuit het dal een spoorweg en zelfs twee kabelbanen aanlegden.

Eind 1914 probeerden de Duitsers de complete berg te veroveren en dat lukt met veel moeite. Het Franse leger sloeg vervolgens terug en jaagt de Duitsers weer terug naar hun stellingen. Hierop volgde weer een Duitse tegenaanval en daarmee was het patroon voor de komende 12 maanden gezet.

Als de ene partij terrein won, dan veroverde de ander dat weer bij een tegenaanval. Telkens ten koste van veel mensen levens. Begin 1916 waren beide partijen dan ook niets opgeschoten en was de situatie grofweg hetzelfde als een jaar eerder. Hoewel er bijna dagelijks nog slachtoffers vielen bleef deze patstelling zo tot het einde van de oorlog in 1918. Beide partijen hebben na 1916 niet meer geprobeerd om terreinwinst te behalen. Een verstandige zet maar dat hadden ze een jaar eerder ook kunnen bedenken natuurlijk.

Hoeveel slachtoffers hier zijn gevallen is niet helemaal duidelijk. Vlak na de oorlog werd er gesproken van zestigduizend, nu wordt het aantal gesneuvelden op de helft daarvan geschat. Dat blijft erg veel en als je over de berg loopt valt het op dat het terrein niet zo heel groot is. Het is ongelofelijk dat hier zoveel soldaten het leven hebben gelaten.

Monument

pad-naar-monument-route-de-cretes-elzas-vogezen-Vieil-Armand-Hartmannswillerkopf

De entree naar het monument is statig maar niet zo dramatisch zoals zoveel oorlogsmonumenten

Om deze ellende te herdenken is op deze plek een nationaal monument gebouwd, en dat is best indrukwekkend. De aankomst is niet. Als je vanaf het noorden aanrijdt dan sta je na een bocht ineens voor allerlei geparkeerde auto’s. Vanaf de weg loop je over een pad dat een beetje in de grond verdwijnt. Aan beide zijde is een lage muur van natuursteen met daar boven een aarde wal. Het geeft je direct een beklemmend gevoel wat je natuurlijk associeert met de loopgraven die hier een kilometer verderop nog steeds zijn. De lijnen om je heen wijzen naar het monument aan het einde van het pad en dat maakt de entree imposant.

Aan het einde van het pad, en het verdwijnpunt,  staat het monument dat zich voor een groot deel onder de grond bevindt. De gevel is van glas en natuursteen waarbij horizontale lijnen domineren. Twee nogal plompe zuilen met daarachter een ijzeren hek waar de ingang zich bevindt.

In het brede fries boven de ingang staat in grote gouden letters ‘Hartmannswillerkopf’ met de jaartallen van de Eerste Wereldoorlog daarnaast. Daarboven staat iets verder op een enorm terras het het bronzen ‘Autel de la Patrie’ ofwel ‘het altaar van het vaderland’ dat ook met goud is versierd. Aan de zijkanten van het portaal staan twee grote gevleugelde figuren die gewapend met een zwaard de boel bewaken.

Binnen loopt het pad door naar een trap met aan het einde een zaal. In het midden hiervan ligt een enorme bronzen schild. Hieronder is de crypte waar de stoffelijke resten van ongeveer twaalfduizend soldaten die hun leven lieten op deze berg. In de zijkanten bevinden zich drie kapellen; één voor katholieken, één voor protestanten en één voor joden.

Het monument is ronduit indrukwekkend en hoewel bombastisch heeft het ook wel een bepaalde schoonheid. Vooral het terras met het altaar waarop de wapens van de grote Franse steden maakte veel indruk op mij. Wij waren er aan het einde van een mooie heldere herfstdag en het uitzicht is hier heel erg mooi.

Autel de la Patrie

De Autel de la Patrie staat op een enorm terras met uitzicht op Frankrijk, Duitsland en Zwitserland. Op het enorme bronzen altaar staan in goud de namen en wapens van de grote Franse steden.

Achter het monument ligt de begraafplaats met bijna 1300 Franse soldaten. Dat zijn er best wel wat maar er zijn wel plekken met grotere aantallen in Frankrijk. Ook hier maakt het uitzicht het verschil. De top van de berg bevindt zich in de lengte van de begraafplaats waar een dertig meter hoog wit kruis de plek markeert tot waar het Franse leger ooit gekomen is. Daarachter ligt het Rijndal en Duitsland waarvan de toppen van het Zwarte Woud bij helder weer duidelijk te zien zijn.

Direct achter de top liggen er nog veel loopgraven maar daar zijn wij niet meer geweest. We hadden honger en moesten nog een uur naar onze gîte rijden en we hadden al de loopgraven gezien bij La Linge. Daar heb ik bij het schrijven van dit artikel natuurlijk spijt van. We moeten nog eens terug want ook het museum dat werd gebouwd en in 2018 is geopend hebben we niet gezien.

Loopgraven uit de Eerste Wereldoorlog in de Vogezen

Le Linge: de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog in de Elzas ***

Een Duitse loopgraaf bij Le Linge in de Elzas

De Duitse loopgraven zijn veel beter bewaard gebleven dan de Franse. Op de achtergrond staat een kruis die aangeeft dat daar een soldaat is gesneuveld.

De opening van de oorlog was al anders dan in het noorden. De Elzas behoorde namelijk in 1914 bij Duitsland. Dat had dit gebied namelijk na de oorlog van 1870 toegeëigend. De grens was door Bismarck na de overwinning op Frankrijk  een kilometer of dertig naar het westen verschoven. Dit verlies, en dat van Lotheringen, was voor Frankrijk een open zenuw. Voor 1870, en nu trouwens ook, was de Rijn de grens, in 1914 lag die in de Vogezen. Bij het uitbreken van de oorlog was het voor de Fransen ook een ‘no-brainer’ om de Elzas te heroveren, het hoorde gewoon bij Frankrijk. Het Franse leger stortte zich onmiddellijk op Mulhouse en kreeg die stad ook vrij snel in handen.

Aanval op Frankrijk

Duitsland had een ander plan en wilde met een enorme scharnierbeweging via België direct Parijs aanvallen. Dat hierdoor Engeland direct bij de oorlog betrokken zou raken was een ingecalculeerd risico. Dit plan lukte bijna en met een uiterste krachtsinspanning kon het Franse leger de Duitsers aan de Marne vlak voor Parijs tegenhouden.

Deze ontwikkeling was voor de Fransen in de Elzas nogal zuur want ook zij werden opgeroepen om de hoofdstad te verdedigen terwijl het Rijndal voor het grijpen lag. Het leek erop dat slechts nog een een paar goed verdedigende Duitse stellingen onschadelijk moesten worden gemaakt en de klus was geklaard.

Eén van deze stellingen lag bij Le Linge. Nadat in 1915 duidelijk was dat Parijs veilig was besloot het Franse leger in juni van dat jaar de aanval te openen op de Duitse stellingen op de bergtop. Het duurde vijf maanden om het in handen te krijgen waarbij meer dan 17.000 mannen het leven lieten. Dat zijn zeer indrukwekkende aantallen die we ons nu eigenlijk niet meer kunnen voorstellen.

Lunchpauze

Onze aankomst was veel sneller maar wel een beetje surrealistisch. Het was eind oktober, redelijk mooi weer maar door de regen in de nacht daarvoor wel vrij dampig en mistig. Op de parkeerplaats stond één auto uit Bourgondië maar er was verder niemand te zien. Om het thema van de plek een beetje kracht bij te zetten is het terrein afgezet met roestig prikkeldraad waar een klein stuk geschut staat opgesteld. De ingang van het geheel bevindt zich voor een bunker maar die was gesloten. De lunchpauze begint in het najaar hier om 11.00 uur.

Loopgraven uit de Eerste Wereldoorlog in de Vogezen

Opvallend is dat de loopgraven heel dicht bij elkaar lagen. Aan de linkerkant vlak naast het pad liggen de Duitse loopgraven terwijl aan de rechterkant bij het witte kruis de Fransen lagen. De Fransen veroverde de heuvel na maanden van strijd.

Dit mocht de pret niet drukken want het terrein is gewoon toegankelijk en via goede informatieborden wordt het verhaal van deze plek duidelijk in drie talen verteld. Prima geregeld dus en alle deelnemende partijen aan de oorlog komen zo alsnog aan hun trekken.

Op het terrein is het duidelijk dat de Duitsers de gevechtspauze hier tussen de herfst 1914 en juni 1915 goed hebben gebruikt om zich te versterken. De Duitse loopgraven beginnen al op het parkeerplaats, die er toen natuurlijk niet was, en zijn nog altijd in zeer goed conditie en uiterst strategisch boven op de heuvel geplaatst. Als je niet oplet val je er met auto en al zo in.

Enkele meters van elkaar

De Franse loopgraven bevinden zich vlakbij, op bepaalde plekken op slechts een paar meter. Het is goed dat her en der borden zijn geplaatst die aangeven waar de Fransen zich bevonden want van de Franse linie is bijna niets meer te zien. Nu waren die natuurlijk ook in de aanval maar het bevestigt ook het imago van de kwaliteit van de producten die worden geproduceerd door de beide naties.

Op bepaalde plekken staat een groot wit kruis met daarop een verhaal van die plek. Zo is bijvoorbeeld de tekst dat er een ene Jean op een plek in september 1915 is verdwenen op nog geen drie meter van zijn eigen loopgraaf en vijf meter voor die van de Duitsers. De woordkeuze geeft aan wat een hel het hier moet zijn geweest. Hoewel dit zich meer dan honderd jaar geleden voltrok blijven dit dramatische verhalen. Opvallend is dat niet alleen de Franse verhalen worden verteld, ook de belevenissen van de Duitse soldaten Klaus en Horst hebben hier een plaats.

Dat de Duisters het redelijk goed voor elkaar hadden in hun loopgraven merk je pas als je er loopt. De linie bestond uit drie lijnen die slingeren door het terrein. Dat slingeren van de loopgraven was expres want zo richtte een voltreffer van een kanon maar beperkte schade aan. Daarbij is het makkelijker verdedigen als de tegenstander eenmaal in de loopgraven zijn aangekomen. De linies zijn regelmatig versterkt met bunkers waar de soldaten dekking konden vinden bij de langdurige beschietingen. De kwaliteit van de loopgraven is na honderd jaar nog goed al ik zou er liever niet inzitten.

Verdwalen

Eenmaal in de loopgraven verdwaal je binnen een paar passen. Gelukkig zijn er drie routes goed aangegeven maar als je even niet oplet ben de weg kwijt en weet je echt niet meer waar je bent. Toen wij uiteindelijk de uitgang hadden gevonden, te herkennen aan de grote Franse vlag, ging het museum net open. Hier kan je uniformen, wapens en andere uitrustingsstukken van beide partijen bekijken. Voor de entree hoef je het niet te laten maar als je al eens bij zo’n plek naar binnen bent geweest is het niet de moeite. Het bijzondere aan deze plek zijn de loopgraven. Het zijn er bijzonder veel en in uitzonderlijk goede conditie, de Duitse tenminste.

Le Linge is één van de vele plekken in Frankrijk waar het verhaal van de Eerste Wereldoorlog wordt vertelt. Hoewel dit conflict enorme gevolgen heeft gehad op onze geschiedenis wordt hier het ‘kleine’ verhaal verteld van de soldaten zelf. Je kan je hier goed voorstellen hoe het is geweest om in de loopgraven te moeten vechten. Het maakt de gebeurtenissen uit die oorlog klein en menselijk. Wat zo goed aan Le Linge is dat ook het verhaal van de Duitse soldaten wordt verteld en dat siert de Fransen toch ook wel weer.

Haut-Koenigsbourg: het grootste droomkasteel van Europa ***

In de late Middeleeuwen verdampte de macht van de keizer en ontstonden er in de Elzas een tiental kleine staatjes. Ondertussen had de andere machtige vorst van West-Europa, de Franse koning, ook zijn oog laten vallen op de streek. Gedurende anderhalve eeuw hebben de kleine staatjes, denk aan het huidige Andorra of Liechtenstein, de Fransen buiten de deur weten te houden maar aan het einde van de zeventiende eeuw lukte het Lodewijk XIV toch om de Elzas bij Frankrijk te voegen.

Eén van de binnenplaatsen waar je je bijna in de middeleeuwen waant.

Voor Haut-Koenigsbourg betekende de Franse overheersing een tijd van verval. Het kasteel was lang de uitvalsbasis van een bende roofridders geweest waarna het in handen viel van de Habsburgers die wij kennen als keizers van Oostenrijk en natuurlijk als overheersers van de Nederlanden. Nadat Frankrijk de streek had ingelijfd verlieten de bewoners het gebouw en raakte het in verval.

Bij Duitsland

Aan het einde van de negentiende eeuw wisselde de Elzas van nationaliteit. In 1870 viel Pruisen Frankrijk binnen, maakte korte metten met het Franse leger om vervolgens in de spiegelzaal van Versailles Duitsland tot een eenheid uit te roepen.

Frankrijk kreeg een redelijke milde vrede opgelegd maar het besluit om zowel de Elzas als Lotharingen bij de nieuwe Duitse natie te voegen viel heel erg slecht. Het verlies van deze twee streken was een diep litteken bij de Fransen en het gevoel van onmacht was één van de vele oorzaken van de Eerste Wereldoorlog die in 1914 zou uitbreken.

In de Elzas zelf was lang niet iedereen blij met de Duitse overheersing gezien het feit dat meer dan 160.000 inwoners verhuisden naar Frankrijk. Waarmee is niet gezegd dat iedereen tegen de Duitse overheersing was. De meerderheid bleef gewoon in de streek wonen. Een van de grotere steden, Selestad, vond het in ieder geval nodig om een gebaar te maken aan hun nieuwe vorst en schonk in 1899 Haut-Koenigsbourg aan Keizer Wilhelm II.

Kado voor de Keizer

De staat van de vesting moet op dat moment dramatisch zijn geweest want het was bijna twee eeuwen onbewoond geweest en misschien was dat ook wel de boodschap die ze aan Berlijn wilde geven. Hoe dan ook was de keizer er blij mee en besloot de ruïne eens flink aan te pakken. De Berlijnse architect Ebhardt, de Duitse versie van Cuypers, werd aangesteld en na elf jaar werd het droomkasteel opgeleverd aan de keizer. Het had wat gekost maar dan had je ook een kasteel die middeleeuwser was dan ze in de middeleeuwen ooit hebben kunnen bouwen.

Bij binnenkomst kom je ogen te kort voor de details die zich aan de buitenmuren bevinden

Kosten noch moeite werden gespaard om het nieuwe gebouw oud te laten lijken en die unieke middeleeuwse sfeer te geven. Zo werden tot de verbijstering van de Elzassers de koperen dakgoten door de arbeiders net zo lang beklopt zodat er voldoende deuken en putten in zaten waardoor het leek dat het er al eeuwen stond. Wilhelm II maakte het allemaal niet uit en was heel blij met het resultaat van dit kostbare project. De ironie van de geschiedenis is dat het hele gebied inclusief het droomkasteel nog geen tien jaar later weer bij Frankrijk zou horen en dat de wereld van de keizer na vier jaar Eerste Wereldoorlog compleet verdwenen zou zijn.

Dit verleden maakt Haut-Koenigsbourg een uitzonderlijk gebouw dat je bij een bezoek aan de Elzas niet mag missen. Een bezoek maakt het alleen al leuk om je af te vragen hoeveel van de bezoekers beseffen dat het geheel helemaal niet uit de Middeleeuwen komt. Daarbij is het natuurlijk interessant om te zien hoe de adellijke cultuur uit de negentiende eeuw wilde leven.

Adel van de negentiende eeuw

Het is een cultuur die nu kennen uit bijvoorbeeld Downton Abbey. De onbezorgdheid, de kinderlijke smaak en fantasie en het totaal ontbreken van verantwoordelijkheidsbesef is een cultuur die ver van ons staat. In Downton hebben ze het trouwens wel door dat de tijden aan het veranderen waren. Haut-Koenigsbourg is zoals het er nu staat precies gebouwd op het punt waarop deze hoogmoed zijn piek bereikte vlak en voor de catastrofe die Europa en de wereld voorgoed zou veranderen.

Wie Europa wil begrijpen kan niet om Haut-Koenigsbourg heen op nog geen vijftig kilometer van Straatsburg waar eens per maand ons Europees Parlement zetelt in hun eigen droompaleis. En daarbij hoort natuurlijk ook het inleven en genieten van het droombeeld dat werd geschapen van de middeleeuwen, heerlijk! Kitsch maar wel lekker. Als je in de buurt bent zou ik zeker even een kijkje nemen!

Kaysersberg: het ultieme dorp in de Elzas ****

Eigen landje

Waarom niet meer dorpjes in de Elzas het label ‘Plus Beaux Village de France’ hebben weet ik niet precies maar Kayersberg zou eigenlijk hier niet mogen ontbreken. Al is het misschien een beetje groot voor een dorp, het was ooit zelfs de hoofdstad van een onafhankelijke republiek, het is wel bijzonder fraai.

Pleintje in het centrum van Keyersberg in de Elzas, Frankrijk

De mooie vakwerk huizen geven Keysersberg je het idee dat je rondloopt op een modelbouwbaan.

De plek is bijzonder fraai uitgezocht aan het einde van een vallei van de Vogezen die eindigt in het dal van de Rijn. Volgens de geschiedenisboeken was Keizer Frederik II die het dorp heeft gesticht en dat zou ook direct de naam verklaren. Of hij er zich persoonlijk met de stichting van Kaysersberg heeft bemoeid is nog maar de vraag maar je hoeft geen militair genie te zijn om te zien dat de plek strategisch is gekozen. Dat goed te zien vanaf de ruïne van het kasteel waar je een perfect uitzicht hebt op het Rijndal en een beetje goede schutter met pijl en boog iedereen kan raken die via de vallei de Vogezen wil bereiken.

Uitzicht vanaf het kasteel

De klim naar de ruïne is trouwens een aanrader omdat hier niet alleen de mooi uitzicht hebt over het dal en de vallei maar ook op het oude dorp zelf. Wie wil kan ook de toren beklimmen waarop je een nog beter uitzicht hebt. De top is onlangs vernieuwd en lang niet zo eng meer als een aantal jaren geleden. De klim is wel erg donker maar als je ogen eenmaal gewend zijn is het goed te doen.

Om naar het dorp af te dalen heb je drie mogelijkheden, je kan onderaan direct rechtsaf, je kan omlopen via de wijngaarden of je kan linksaf, Deze weg loopt je via een trap naar de westelijke poort van het dorp en hoewel langer is het er rustiger. Eenmaal door de poort loop je door een straatje waar nog echte Kaysersbergers wonen in kleurrijke vakwerkhuizen. Al zou het mij het niet verbazen als Air BnB ook hier de boel aan het verpesten is en de oorspronkelijke bewoners uit hun huizen weet te lokken.

Versterkte brug

Het straatje eindigt vlakbij de volgende trekpleisters van het dorp de versterkte burg. Het is ook echt een prachtige plek waar het helaas bijna altijd druk is, met toeristen vooral. Wij zijn nooit in de zomer hier geweest maar hier loop je in augustus waarschijnlijk in een soort file. In de herfst valt het mee. De Elzas is eigenlijk op zijn mooist in de herfst, wij zijn er twee keer geweest en de diepe herfstkleuren passen de streek uitstekend.

Uitzicht vanaf de brug midden in het dorp

De versterkte brug ligt prachtig en vormt een soort pleintje. De constructie heeft zelfs een soort van kapel waar een maria kan worden aanbeden, heel romantisch allemaal. Aan de andere kant van de brug staan een paar fraaie huizen die zeker even de aandacht waard zijn maar na een paar blokken houdt het wel op met de historisch pret. Rechtsomkeer dus de brug weer over en dan linksaf de Rue Charles de Gaulle in. Een prachtige naam natuurlijk maar het doet toch vermoeden dat de straat in het verleden anders was, Grand rue zou het wel eens geweest kunnen zijn.

Hoe de naam ook mogen zijn, de straat is prachtig met kleurrijke huizen met heel veel details. Elzassers zijn dol op het versieren op hun huis en doen dat dan ook uitbundig. Of ze denken dat toeristen dat leuk vinden en ondersteunen zo de lokale economie. Dat Kaysersberg een bloeiende toeristenindustrie heeft is wel duidelijk maar het is nog niet op het niveau als Volendam bij ons en dat maakt het net te behappen. Er zijn wel flink wat souvenirwinkeltjes waar ze de bekende meuk verkopen maar er zijn ook bakkertjes en, nog beter, restaurants waar je heerlijk kan eten. Van goedkoop tot duur hier is voor elk wat wils te krijgen.

Een bezoek aan de kerk mag natuurlijk niet ontbreken en wie het geloofshuis bezoekt wordt verwend met een fraai altaarstuk uit de zestiende eeuw. Het betreft een drieluik aan de hand van Jean Bongartz en het is prachtig. Daarmee is de koek nog niet op want de kerk heeft ook fraaie brandgeschilderde ramen en een aantal mooie kapitelen.

Albert Schweitzer

Volgens de bekende groene gids moet ook de begraafplaats een bezoek waard zijn inclusief een grafkapel uit de vijftiende eeuw. Die hebben we maar even gelaten voor wat hij was en dat hebben we ook gedaan met het museum van Albert Schweitzer. Ik kende deze naam eigenlijk alleen van een school in de buurt waar ik ben opgeroeid maar weet nu dat deze Nobelprijswinnaar van de vrede in Keysersberg is geboren.

Wij kozen ervoor om een wandeling te maken door de wijngaarden en door de bossen naar het volgende dorp waar onze gîte zich bevond. Zo’n wandeling is een echte aanrader en goed voor de eetlust. Dat laatste heb je wel nodig in deze streek.

De top van de Hohneck één van hoogste bergen in de Elzas

Route des Crêtes: langs de hoogste bergen van de Vogezen ****

Deze Route des Crêtes, crête betekent rug van bergrug en er zijn er meer in Frankrijk, loopt vanaf Saint Marie de Mines naar het zuiden helemaal door tot Mulhouse. Er zijn trouwens meer wegen die deze naam dragen waarvan sommige misschien nog wel mooier zijn maar geen enkele heeft zoveel geschiedenis.

Volgens mij geliefde groene gids is het één van de vier bezienswaardigheden van de Elzas dat drie sterren waard is en dat is het hoogste wat je kan krijgen. Voor ons was het lang een groot raadsel waarom dit zo was. Ondanks dat we de weg, of een groot gedeelte daarvan al drie of vier keer hadden gereden was het ons niet helemaal duidelijk waarom het allemaal zo bijzonder was. Tot we de weg bij helder weer reden.

Hoe loopt de route

Grenspaal Duitsland Frankrijk 1870 Elzas Vogezen

De grens tussen Frankrijk en Duitsland lag tussen 1870 en 1914 een stuk westelijker en liep vlak langs of op de Route du Crête. Hier is grenspaal uit die tijd.

Allereerst hoe kom je er? Je kan gewoon vanaf Colmar of Mulhouse de bergen op rijden en dan kom je er ook wel, maar de mooiste route loopt lang de zogenaamde Route des Crêtes. Dit is een weg die is aangelegd door het Franse leger tijden de Eerste Wereldoorlog om het zuidelijke front in de Elzas met het noordelijke te verbinden. Dat was makkelijk voor de voorraden aan te vullen en soldaten af te lossen.

Deze weg liep vlak achter het front dat zich in de zone vlak voor het Rijndal lag. Het is daarbij goed om te beseffen dat Duitsland voor de Eerste Wereldoorlog iets groter was dan het nu is en Frankrijk een stukje kleiner. Duitsland had namelijk in de oorlog van 1870 een groot deel van Elzas en Lotharingen van Frankrijk afgepakt. De grens lag aan het begin van de Eerste Wereldoorlog dus westelijker over de bergrug waar de Hohneck op ligt. Het front lag iets oostelijker omdat de Fransen in tegenstelling tot het noordelijke front hier bij het begin van de oorlog de aanval hadden gekozen. Zoals veel aanvallen in dit bizarre conflict was ook deze doodgelopen en hadden beide legers zich ingegraven op de steile hellingen die het Rijndal markeren.

Het weer

Het weer speelt een belangrijke rol in de bergen en dat is niet anders in de Vogezen. De eerste keer dat wij de de Elzas bezochten was het begin mei en heeft het een week geregend. Dat is an sich niet erg in deze streek want er is genoeg te doen waar je geen goed weer voor nodig hebt. Maar op de Route des Crêtes was het zicht toen minder dan vijftig meter en dan is er niet veel meer te zien dan asfalt met een rij bomen ernaast.

Omdat we ons niet lieten kisten door het slechte weer hebben we nog wel een poging gewaagd en zijn we naar het Lac Vert gereden. Dit kleine meer is te zien vanaf een uitkijkpunt op een paar honderd meter vanaf de weg. Je komt er na een kleine leuke wandeltocht door een vreemd landschap dat een beetje op onze heide lijkt. Eenmaal op het uitzichtpunt zagen we helemaal niets, of eigenlijk niets anders dan een grijze wolk.

Vijf jaar later was het zicht veel beter en lachte het Lac ons toe. Niet alleen het Lac maar heel de Route des Crêtes trakteerde ons op prachtige vergezichten over mooie landschappen. De weg loopt in het noorden door donkere bossen maar eenmaal hoger veranderen de bossen in een heide-achtig landschap maar dan met bergen met hier en daar een meertje. Deze meren zijn een overblijfsel van de ijstijd en dat geldt ook voor de ronde toppen van de bergen. Enorme gletsjers van kilometers dik hebben de bovenkant van dit gebergte afgeschuurd en toen het eenmaal warm werd bleven er mooie ronde toppen over. Vandaar de naam van deze bergen; ballons. In de dalen, die hier en daar heel steil zijn, vind je trouwens de oorspronkelijke punten van de bergen in vorm van grote bergen steen.

Grens met Duitsland

De Vogezen vormde in het verleden een natuurlijke barrière tussen Duitsland en Frankrijk die dankzij het strenge klimaat, in de winter kan het hier heel koud zijn, moeilijk begaanbaar was. Tegenwoordig vermaken we ons ook in de winter prima in de bergen en zijn er tal van skigebieden te vinden in de Elzas. Het stelt niet heel veel voor in vergelijking met de Alpen, maar je kan er toch leuk naar beneden glijden.

Het strenge klimaat was voor ons ook de reden om de Route des Crêtes in die vakantie in mei te laten voor wat het was want de regen begon een paar kilometer later bij de parkeerplaats bij de Hohneck te veranderen in sneeuw. In de winter is de Route des Crêtes dicht en wordt een deel een langlaufparcours terwijl over andere delen skiërs over de weg naar beneden komen.

Ook een paar jaar later tijdens een nieuw bezoek aan de Elzas was het in eerste instantie niet beter. Het was herfst en de zon lachte ons toe in het Rijndal. Opgetogen reden we naar boven waar helaas een groot deel van de Route des Crêtes in de wolken lag. Gelukkig had de zon die dag nog voldoende kracht om in de middag de bewolking weg te branden waardoor wij uiteindelijk op de Grand Ballon werden getrakteerd op een prachtig panorama. In het westen zie je de Vogezen en kijk je zo Frankrijk in, in het oosten ligt het Rijndal met daarachter het Zwarte Woud. Bij helder weer, en dat hadden wij, zie je in het zuiden de hoge alpen als een enorme vesting met de Mont Blanc als rechter wachttoren.

Eguisheim: gezellig rond dorp in de Elzas ****

Dat hebben wij echter niet gedaan, de voettocht althans. We bezochten het dorp aan het einde van de middag na een bezoek aan Colmar. Ik had eigenlijk een typisch Elzasser dorp verwacht waar je er zo veel in dit deel van Frankrijk. En dat is Eguisheim ook wel maar het heeft daarbij ook nog iets eigens waardoor het dorp een uniek karakter heeft.

Het dorpje Eguisheim in de Elzas in Frankrijk, foto: Atout-France-Daniel-Philippe

Vanaf boven is de ronde vorm van het dorp goed te zien.

Aangezien we niet direct een parkeerplaats konden vinden in het centrum van het dorp volgden we het bord met de ‘P’. Die leidde ons naar een parkeerplaats buiten het dorp en dat bleek helemaal geen ramp.

De wandeltocht bracht ons namelijk langs de ooievaars opvangplek en dat is helemaal leuk. In tegenstelling tot het ooievaarspark in Hunawhir is die in Eguisheim niet groot en wordt er ook weinig aan gedaan. Niet dat de beesten niet goed worden opgevangen maar het heeft niet de functie om toeristen te vermaken of informeren. Veel meer dan een paar ruime kooien is het eigenlijk niet.

Dat mocht de pret niet drukken want er was helemaal niemand toen wij er waren en dan kan je de vogels wel goed van dichtbij zien. Niet dat de ooievaars zich iets van ons aantrokken, die deden gewoon hun ding.

Rond centrum

Na een korte wandeling loop je eigenlijk zo het centrum in. Je weet onmiddellijk dat het centrum nadert omdat die compleet is afgesloten door een rondweg die als een slotgracht het centrum van het dorp compleet afsluit.

Ben je eenmaal deze weg overgestoken dan ontdek je het karakter van het dorp. Het is namelijk gebouwd om het kasteel dat in het midden stond. De binnenste huizenblokken zijn nog tamelijke gezellig rotzooi maar door omheen zijn twee straatjes gebouwd die helemaal rondom de kern lopen. Het lijkt op de grachten van Amsterdam maar dan veel kleiner en wel helemaal rond.

En net als in Amsterdam heeft dat een bijzonder mooie ruimtelijke werking maar dan op een iets andere schaal. De ronde straten buigen namelijk voortdurend waardoor je nooit zicht krijgt op de complete straat. Hierdoor verveeld het nooit, zeker niet omdat het dorp vol staat met leuke huizen en panden. Het zelfde effect zie je bij de grachten in Amsterdam.

Kapel

Maar ook de ‘binnenkant’ van Eguisheim is de moeite waard. Zoals al eerder gemeld stond in het midden van het dorp oorspronkelijk een kasteel. Daar is nu alleen nog de kapel van over. Deze staat naast een raar bouwsel op een soort verhoging op een bijzonder aardig plein.

De kapel binnenlopen is verplichte kost want hij is van binnen nog helemaal geschilderd. Dit zal voor veel mensen even wennen zijn maar zo zagen de meeste kerken er in de middeleeuwen uit. Hoewel er in die tijd weinig met kleur werd gedaan, het was duur en veel kleuren werd als duivels gezien, waren het juist de kerken die bont werden beschilderd.

Voor ons doet het een beetje raar en komt het zelfs een beetje kitscherig aan maar dit heeft te maken met ons beeld van de middeleeuwen. Er zijn meer kerken te vinden in Frankrijk, in Ansoius in de Provence bijvoorbeeld, maar zo’n kleurrijke kerk is toch wel bijzonder.

Naast wijn en grote vogels is Eguisheim ook beroemd omdat het de enige Paus uit de Elzas heeft voortgebracht. Bruno d’Eguisheim werd hier in 1002 geboren en schopte het in 1049 tot Paus Leo IX. Hoewel hij maar zes jaar op de zetel in Rome zat is hij wel belangrijk geweest. Zo maakte hij ruzie met Willem de Veroveraar en stond hij aan de basis van de breuk met de christelijke kerk in het oosten dat bekend staat als het Groot Schisma.

Wij bezochten in het dorp in de herfst en dan is de streek bijzonder mooi. Hoewel de streek altijd wel druk is, viel het tijdens ons bezoek aan Eguisheim eigenlijk wel mee. Er liepen wel wat toeristen rond maar het was zeker niet storend.

Het dorp heeft genoeg winkeltjes, bars en restaurants zonder dat je het idee hebt om in Disneyland terecht te komen. Omdat wij toch een beetje trek hadden gekregen kochten wij een pretsel. Die kan je overal in de Elzas kopen maar dit was de zoete variant. Die zou ik zeker ook eens proberen als je in de streek bent!

Eguisheim is vooral een dorp waar je moet genieten van de gezellige straatjes, pleintje en prachtige huizen. Het is gewoon heel erg mooi en dat vonden de Fransen ook want het dorp werd in 2013 gekozen als Le Village préféré des Français, een televisieshow waar jaarlijks het mooiste dorp van Frankrijk word gekozen.