
Coucy-le-Château-Auffrique ****Dorp met een uitzonderlijk kasteel in Picardië
Maar ook nu nog is hier nog heel veel te zien en een bezoek is voor iedereen met interesse in de middeleeuwen bijzonder leuk om te bezoeken. Bovendien ligt het niet zo ver van Nederland en heeft Picardië nog veel meer te bieden. Het is dan ook een goede plek voor een lang weekend, zeker als je het combineert met een bezoek aan Laon of Pierrefonds.
Eerlijk had ik er tot voor kort nog nooit van gehoord maar dank zij het boek ‘De waanzinnige veertiende eeuw’ van Barbara Tuchman heb ik nu het idee dat ik er alles van af weet, wat natuurlijk niet helemaal waar is. Deze klassieker voor geschiedenisnerds omschrijft de veertiende eeuw waarbij ze de heer van Coucy neemt als hoofdpersoon, en die woonde hier.
Een goede keuze want deze man, Enguerrand VII de Coucy genaamd, duikt in de veertiende eeuw zo’n beetje overal op waar het interessant is. Hij is getrouwd met de lievelingsdochter van de Engelse Koning en topadviseur van de Franse.
Deze twee vorsten hebben in die tijd een nogal langdurig meningsverschil, de Honderdjarige Oorlog, en Coucy zit meer dan eens aan de onderhandelingstafel om hieraan een einde te maken, dat in zijn leven niet lukt.
Daarnaast doet hij aan twee kruistochten mee, waarvan de laatste zijn ondergang wordt, leidt hij tal van militaire expedities naar Zwitserland, Vlaanderen en Italië en wist hij een einde te maken aan verschillende opstanden van boeren en steden.
Daarnaast weet hij zich staande te houden aan het hof van de Franse koning Karel VI die eerst minderjarig is en later geestelijke problemen heeft. Hierdoor hebben de ooms van de koning, de hertogen van Anjou, Berry en Bourgondië vrij spel om hun eigen ambities na te jagen. En aan ambitie hadden deze mannen geen gebrek.
Honderdjarige Oorlog
Dit speelt zich af terwijl Frankrijk half is bezet door Engeland en er ondertussen twee pausen (Rome en Avignon) zijn waar Frankrijk een hoofdrol in speelt. Coucy moet zeer uitzonderlijke politieke competenties hebben gehad om in deze slangenkuil het hoofd boven water te houden. Volgens Tuchman had zo’n beetje iedereen respect voor de hem en werd hij bijzonder sympathiek gevonden. Hoewel hij zijn optreden niet altijd succesvol is, krijgt hij bijna nooit ergens de schuld van. Coucy moet de Mark Rutte van het veertiende-eeuwse Europa zijn geweest.

De huidige toegang tot het kasteel.
Opvallend is dat Coucy niet van hele hoge adel was. Zijn lijfspreuk wijst daar ook op: “Roi ne suis Ne prince ne duc ne comte aussi; Je suis le sire de Coucy” (Ik ben geen koning, geen prins, geen hertog nog een graaf: ik ben de heer van Coucy). Evengoed was het een machtig man.
Zijn machtsbasis lag in Picardië dat naast Normandië en Vlaanderen de rijkste streek van Frankrijk was. Dankzij de vruchtbare grond was, en is, het hier goed boeren. Coucy zorgde ervoor dat de inwoners deze zo goed mogelijk konden bewerken waardoor er genoeg eten was, Zijn ‘huis’ stond in Coucy-le-Château-Auffrique. Veel was hij trouwens niet thuis en dus was het zijn vrouw Isabella, de oudste dochter van de Koning van Engeland, die de boel bestierde.
Indrukwekkend, ook nu nog
Het kasteel was in de veertiende eeuw de grootste en mooiste van Frankrijk. Het was veel groter dan het Louvre, het kasteel van de koning in Parijs, thans het grootste museum van de wereld. En hoewel het nu een complete ruïne is, is het formaat van het kasteel nog altijd zeer indrukwekkend.

De plattegrond van de kerk an het dorp is nog altijd goed te herkennen. Op de achtergrond zie je de stadsmuren.
Het kasteel zoals het er nu bij ligt, stamt voor een groot deel uit de twaalfde eeuw maar de geschiedenis van het gebouw is ouder. Bronnen melden dat in de eerste helft van de tiende eeuw op de heuvel een kasteel stond. Waarschijnlijk waren de invallen van de Noormannen de reden om het gebouw neer te zetten.
De strategische ligging van de burcht moet aantrekkelijk zijn geweest voor de bevolking die en masse besloot om er een huis dichtbij te bouwen. Er ontstonden wijkjes en om deze te kunnen verdedigen tegen naderend onheil werden er muren omheen gebouwd.
Aan het einde elfde eeuw eeuw was Coucy een heuse Middeleeuwse stad geworden waarbij de heer nogal overhoop lag met de Franse Koning. Die Franse koning was in die tijd echter niet zo machtig en had alleen rondom Parijs echt iets te zeggen.

Hier zie je de berg rommel die er overbleef nadat het Duitse leger de donjon opblies.
Coucy lag net op de grens van de gebied van de koning en om een eventueel conflict met zijn leenheer het hoofd te kunnen bieden werd in de twaalfde eeuw door Coucy flink geïnvesteerd in een kasteel.
De boel werd flink aangepast en na zeven jaar stond er een enorme burcht die zijn weerga in Frankrijk niet kende. Kenmerkend was een enorme ronde donjon die maar liefst 54 meter hoog was. Daarmee was het één van de hoogste gebouwen van Frankrijk, zo niet van West-Europa. En hij staat er nog steeds, voor een klein deel dan.
Maar zoals je kan zien op de foto’s is daar niet veel meer van over. Om het in deze staat te krijgen is nog een verhaal. Maar daarover later meer.
Bij het lezen van het boek wil je vanzelf deze plek bezoeken, helemaal om dat het makkelijk te bereiken is vanuit Nederland. En zo rijden we op om een uur of twee van een herfstige middag het dorp binnen. We hebben een Chambre d’Hôtes in het dorp geboekt maar we zijn te vroeg om in te checken en besluiten daarom eerst het kasteel te bekijken.
We parkeren de auto voor het gemeentehuis en lopen naar het kasteel. Hoewel dit dorp al meer dan twee eeuwen een toeristische attractie is, is er niemand. Een paar bezoekers van het café bekijken ons even vanaf het terras aan en zetten daarna hun discussie voort. Fransen zijn kampioen ‘minding their own business’, ik hou daar erg van.

In het entreegebouw staat een mooie maquette van het kasteel. Op de voorgrond zie je de kerk van het stadje.
Het kasteel ligt een beetje achteraf en is te bereiken via een kleine toegangsbrug. In het poortgebouw bevindt zich de kassa annex museumwinkel waar een vrijwilliger ons begroet. Hij kijkt ons een beetje verbaasd aan en overhandigd ons de mooie entreekaartjes. Ik herken het logo van ‘Centre des monuments nationaux‘, een bonte verzameling van historische monumenten in Frankrijk.
Nieuwsgierig kijk ik naar buiten en groot grasveld met hier en daar een boom met daarachter oude muren. Aan de linkerkant is de boel afgezet en rijdt een graafmachine langzaam heen en weer. Een klein groepje mensen met oranje hesjes staat te praten. Hier wordt archeologie bedreven.
Het grote grasveld was in de middeleeuwen bebouwd en als we doorlopen komen we de muren tegen die duidelijk van een kerk zijn geweest. Naast de ommuring is er niet hele erg veel meer over van dit deel van het dorp.
Kasteel
Het kasteel zelf, of wat er van over is, staat helemaal achteraan en bestaat op het eerste gezicht uit dikke muren met torens. Ook de karakteristieke grote ronde donjon is nog duidelijke te herkennen. De grote ronde toren, ook wel donjon genoemd, is een bijzonder geval. Hij was ooit 54 meter hoog en heeft een diameter 35 meter. Een donjon had in de middeleeuwen oorspronkelijk de functie als laatste verdedigingslinie bij een beleg.
Hier vluchtte de familie naar indien de rest van het kasteel in handen dreigde te vallen van de vijand. Dit is duidelijk te zien in het ontwerp; de toren had een slechts een kleine deur met een ophaalburg en bijna geen ramen en zag er uit als een enorm schaakstuk. Het donjon is makkelijk met slechts een paar man te verdedigingen en je kan het er lang volhouden.
De muren zijn maximaal 7,5 meter dik en samen met de ronde vorm prima bestand tegen alle kanonnen uit de dertiende eeuw. Helaas voor de vastgoed bezitter in die tijd ontwikkelt het geschut zich snel en verliezen kastelen als deze langzaam hun militaire functie. Bij veel kastelen zie je dan ook dat het donjon meer een woonfunctie krijgt. Dit exemplaar is daarvoor echter niet geschikt.

Aan het einde van de middeleeuwen verdwijnt de militaire functie van het donjon en wordt het meer een woon- ontvangstruimte. Het donjon van Coucy is daar nooit voor gebruikt. Er is een apart gebouw waar werd gewoond. Op de eerste etage daarvan bevond zich een indrukwekkende hal waarvan je hier de buitenmuur ziet. De vloer van de ruimte stond op pilaren waarvan er nog één nog overeind staat.
De toren had slechts drie verdiepingen met een zeer hoog plafond. Midden in het plafond bevond zich een gat waardoor goederen naar boven konden worden vervoerd. De bovenste verdieping was open; een mooi rond dakterras zouden we nu zeggen. Dit terras was helemaal beschermd door een muur met ronde bogen waardoor je pijlen kon schieten, stenen gooien of hete olie over de ongewenste gasten beneden kon gieten.
De toren is duidelijk niet ontworpen om te wonen en verloor aan het einde van viertiende eeuw zijn militaire functie. Al was het uiteindelijk een militaire argument die de vernietiging van de toren zou betekenen, al was dat pas in de twintigste eeuw. Daarover later meer.
Militair nut
Het kasteel kreeg meer een woon- en bestuurlijke functie en werd in de tweede helft van de veertiende eeuw flink verbouwd. Dat is het moment dat de heer van Coucy op het toppunt van zijn macht is. Het pronkstuk werd de ridderzaal die werd genoemd naar de negen helden van de mensheid; Les neuf Preux. De zaal bevond zich op de eerste verdieping en moet indrukwekkend zijn geweest. De hele verdieping is verdwenen maar als je goed kijkt dan kun je de grootsheid van de zaal ter plekke nog wel ontdekken. De grote haard is te herkennen en ook de hoge ramen van de zaal zijn ook nog goed te zien, hier en daar zie je ook nog een versiering.
De zaal in de kasteel van Pierrefonds heeft trouwens hetzelfde thema en is zwaar geïnspireerd door het kasteel van Coucy, je zou bijna kunnen spreken van een kopie. Het verschil is dat Pierrefonds in de negentiende eeuw geheel is gerestaureerd én Coucy niet, of niet helemaal.
Er is namelijk best een poging gedaan in de negentiende eeuw om het kasteel van Coucy te behouden en ook dezelfde architect als Pierrefonds: Eugene Viollet-le-Duc. Dit is de bekendste neogotische bouwmeester van Frankrijk en misschien wel van de wereld. Hij was onder andere betrokken bij de restauratie van de citadel van Carcassonne, de Mont Saint-Michel, Pierrefonds en de Notre Dame in Parijs; een indrukwekkend lijstje natuurlijk.
In Frankrijk is hij nog altijd een gevierd man en wordt hij gezien als één van de grootste architecten van het land. Maar je kan hem ook zien als iemand die wel heel enthousiast naar de middeleeuwen keek. Dit had nog wel eens tot gevolgd dat bij de restauratie van sommige middeleeuwse gebouwen de boel nog net iets middeleeuwser werden gemaakt dan ze oorspronkelijk waren.

Onder de ruïne zijn veel tunnels nog intact en veel daarvan zijn gewoon toegankelijk.
Het kasteel van Coucy was na de middeleeuwen een beetje in de vergetelheid geraakt. In de vijftiende eeuw hield de mannelijke lijn van Coucy op en kwam het complex in handen van Lodewijk van Orléans, de broer van de koning. De nieuwe eigenaar heeft nog een grote keuken laten bouwen maar daarna vervalt het geheel langzaam maar zeker.
Zo nu en dan duikt de plek nog op in de geschiedenis. In de zestiende eeuw is het centrum van een opstand van edelen tegen kardinaal Mazarin, de regent van Lodewijk XIV. De kardinaal blies een deel van het kasteel op en daarmee de opstand. Een kleine veertig jaar later wordt Coucy getroffen door een aardbeving en dat zorgt voor een enorme scheur in het grote donjon, maar die bleef wel gewoon staan. Tijdens de Franse Revolutie wordt het kasteel geplunderd en gebruikt als steengroeve.
Romantiek
Halverwege de negentiende eeuw herleeft echter de interesse in de middeleeuwen en wordt er veel gedaan om Coucy te redden. Het geheel wordt restaureert en dankzij de ligging aan een spoorlijn wordt het kasteel zowaar één van de toeristisch topattracties van Frankrijk. De Romantiek viert hoogtij en de inwoners van Parijs willen met eigen ogen wel eens een echt Middeleeuws kasteel bewonderen.
De romantici halen hun hart op bij de prachtige ruïne en uit deze tijd worden er ontelbare schilderijen, tekeningen en gedichten gemaakt. Maar tot verdriet van de eerder genoemde architect Viollet-le-Duc wordt uiteindelijk Pierrefonds gekozen om als nationaal kasteel te worden gerestaureerd. Het ligt dichterbij Parijs en dat beval de Keizerin beter. Viollet-le-Duc krijgt nog net het budget om de donjon te stabiliseren en te zorgen dat de rest niet uit elkaar valt en dat is het dan.
Eerste Wereldoorlog
De spoorlijn die in eerste instantie de redding van het gebouw was want het bracht de eerste stroom toeristen, blijkt later de ondergang van het donjon te betekenen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog valt het dorp in Duitse handen die het kasteel bezetten en grote stukken artillerie opstellen rondom het dorp. De spoorlijn zorgt voor een goede aanvoer van munitie en de toren is een perfecte observatiepost voor de vuurleiding. De Duitse Keizer Wilhelm II bezoekt het kasteel en laat zich er ook uitgebreid fotograferen.
De Fransen proberen de toren met een luchtaanval te vernietigen maar het is veel te sterk om vanuit de lucht onschadelijk te maken. De vernietiging van het donjon volgt toch nog in 1917 als het Duitse leger zich terugtrekt. De toren is een prima uitkijkpost die de Duitsers niet in handen van de Fransen willen laten vallen en dus wordt er bijna zeventig ton dynamiet tot ontploffing gebracht.
Maar er zijn ook aanwijzingen dat het om prestige zou gaan. Één van de twee Duitse eindbazen, Ludendorff, zou zich persoonlijk bemoeid hebben met de vernietiging van het kasteel. Hij zou dit symbool van niet in de handen van de Fransen willen laten vallen en dus moest het vernietigd worden.
Alleen al in de kelder van het donjon wordt 28 ton springstof geplaatst en dat is voldoende om de toren compleet van de aardbodem te laten verdwijnen. De knal was zo groot dat het puin kilometers ver weg werd geslingerd. Dit was uiteindelijk voldoende om het machtige donjon uit de dertiende eeuw op de knieën te brengen en nu is er eigenlijk alleen nog maar een berg stenen van over. Het is een trieste geschiedenis.
Na de Eerste Wereldoorlog zijn er geen serieuze pogingen ondernomen om het kasteel te restaureren. Het idee is om het kasteel zo te laten al wordt er nu wel grondig archeologisch onderzoek gedaan en wordt de boel zo hersteld zodat het niet helemaal uit elkaar valt.
Het kasteel heeft echter nog een laatste verrassing in petto want er onder liggen veel kelders en ondergrondse gangen. Deze zijn voor een groot deel toegankelijk en vooral de kelders zijn indrukwekkend.
In de tunnels zijn bewegingsmelders gekoppeld aan het licht zodat je niet in het donker hoeft rond te tasten. Alleen werkte dit systeem niet in de eerste tunnel die wij betraden. Gewapend met het licht van de mobiele telefoon voelde ik mij een heuse Indiana Jones, opzoek naar de heilige graal. Dit was een uitstekende ervaring.
Eén van de tunnels, die wel verlicht was, eindigt in één van de hoektorens waar een aantal foto’s hangen uit het verleden van het gebouw. Het mag de naam tentoonstelling niet hebben maar het geeft wel een goed beeld het verhaal van het complex in de afgelopen twee eeuwen.
Dorp
Hoewel het kasteel dé grote attractie is van Coucy heeft het dorp zelf zeker ook wat te bieden. Zo staan er twee poorten die het dorp bescherming gaven en ook de kerk, die niet midden in het dorp staat, is interessant. Het is dus zeker de moeite waard om een rondje in het dorp te lopen.
Kanon uit Eerste Wereldoorlog
Voor de ware geschiedenisnerd is er even buiten het dorp nog een interessante plek. Op een heuvel midden in het bos zijn hier de fundamenten te zien van de Duitse artilleriestelling uit de Eerste Wereldoorlog. Deze plek is alleen lopend te bereiken waarbij je de auto moet parkeren bij een grote houthandel.

In de bossen vlakbij het dorp zijn dit het resultanten van het enorme kanon dat hier ooit stond. De projectielen die hier werden afgeschoten kwamen helemaal tot aan de stratosfeer.
Het is een indrukwekkend plek waar ooit een enorm kanon stond. En dat was er niet zomaar eentje maar de grootste die tijdens de Eerste Wereldoorlog is ingezet; het Parijs geschut. De naam refereert aan het feit dat het in staat was om Parijs te beschieten en de cijfers van dit wapentuig zijn ronduit verbazingwekkend.
Het was in staat om een granaat van meer dan 100 kilo over een afstand 130 kilometer ver te schieten. Daarbij haalde het projectiel een hoogte van bijna 43 kilometer waarmee het een plek heeft in de ruimtevaartgeschiedenis; het was het eerste door een mensgemaakte voorwerp in de stratosfeer. Om het in een kader te plaatsen; een modern verkeersvliegtuig vliegt op ongeveer tien kilometer hoogte en er de laagste satellieten ‘hangen’ op 170 kilometer.
Het enorme ding stond op rails en dat is ook de reden waarom Coucy met haar uitstekende spoorverbinding werd gekozen om het te plaatsen. Desalniettemin moest er naar de plek in het dorp een speciale spoorweg worden gebouwd en het duurde dan ook zes maanden voordat het operationeel was.
Ondanks de indrukkende cijfers was het geschut niet echt een groot succes. De loop sleet snel en moest dan ook vaak worden vervangen. Daarbij was het belachelijk onnauwkeurig en kon eigenlijk alleen hele grote doelen raken, zoals een stad.
En dat hebben ze dan ook gedaan. Van hieruit bombardeerden het Duitse leger Compiègne, Villers-Cotterêts en Oulchy-le- Château. Hoewel dit enorme paniek onder de Fransen veroorzaakte had het verder geen militair nut. Uiteindelijk werd het kanon slechts negentig keer gebruikt.
Dit enorme stuk geschut bleek niet veel meer dan een terreurwapen en heeft geen invloed gehad op het verloop op de oorlog.
Video van Coucy-le-Château-Auffrique
Beelden van Coucy-le-Château-Auffrique












E-Magazine
Kaart van Coucy-le-Château-Auffrique en omgeving
Les plus beaux villages de France weergeven op een grotere kaart
In de buurt van Coucy-le-Château-Auffrique
Tuinen van het kasteel van Chantilly ****
Maar indrukwekkend is het nog altijd. Wij rijden door het dorp waar je via een oude poort naar het kasteel rijdt. Achter de poort, waarvan ik niet helemaal zeker weet of deze wel zo oud is, rij je over een weg van kasseien die op de route van Parijs – Roubaix niet zouden misstaan. Dit wegdek is het perfecte wapen tegen snelheidsduivels want als je harder rijdt dan 30 kilometer per uur trillen de vullingen uit je kiezen. Waarschijnlijk heb je er minder last van in een Citroën DS of CX.

De grote stallen van het kasteel met daarnaast de poort waar je doorheen rijdt als je het kasteel nadert. De bekende renbaan ligt ervoor.
Dit mag de pret echter niet drukken want de weg glooit naar beneden met aan je rechterhand een renbaan en aan de linkerkant een bos. Na een paar honderd meter houden de bomen rechts op en heb je een prachtig uitzicht op het kasteel dat midden in een meertje ligt. Het is een verbluffende opening van ons bezoek en ik heb er zin.
James Bond
Liefhebbers van James Bond herkennen het kasteel direct als de locatie waar ongeveer een groot deel van ‘A view to a kill’ afspeelt. Nadat je de ingang van het kasteel bent gepasseerd kom je bij de parkeerplaats. Deze is betaald en dat doe je direct met je pinpas.
Dat gaat fout bij ons; het paaltje geeft een piep als ik mijn pas invoer maar het boompje blijft halsstarrig naar beneden. Ook de tolwegbadge weet de slagboom niet over te halen om open te gaan. Na tien keer proberen begint er een behoorlijk file achter mij op te bouwen en de medewerkster achter het knopje waar ik ondertussen contact mee heb, weet het na tien minuten ook niet meer. Nederlandse Banken worden over het algemeen toch geaccepteerd drukt ze op mijn hart. Ik mag gratis naar binnen.

Het kasteel omvat een museum en vormt het decor voor de Bondfilm ‘A view to a kill’
Het is warm en we besluiten voldoende water mee te nemen. Tussen het parkeerplaats en de ingang is een grote laan met aan beide kanten grasvelden met bomen. Het is hier een gezellige drukte van mensen die in de schaduw van de bomen genieten van versnaperingen uit de foodtrucks die naast het grasveld staan opgesteld.
We laten deze gezelligheid voor wat het is en lopen door naar de ingang van het kasteel. De kassa bevindt zich in één van de twee poortwachtershuizen waar ik moet oppassen om mijn hoofd niet te stoten. De mevrouw achter de kassa vraagt of ik degene was die de parkeerplaats niet op kwam. Ik twijfel even tussen schaamte en de angst om alsnog te moeten betalen maar geef het uiteindelijk toch toe. Ze moet lachen en biedt haar excuses aan. Ik hoef voor het parkeren niet te betalen, ook in tweede instantie niet en hoewel dit bijna niet scheelt in de totale kosten van de dag voelt het ergens toch wel lekker. Heb ik die Fransen toch een poot uitgedraaid!
Musée Conté
Aangezien het al over twaalven is en we inschatten dat een bezoek aan het museum minstens een halve dag kost, besluiten we alleen de tuin te bekijken. Hier kom ik graag nog een keer terug om het museum en het kasteel goed te bekijken. De collectie van het Musée Condé is namelijk ronduit indrukwekkend met maar liefst 1.500 Middeleeuwse manuscripten waaronder het beroemde Très Riches Heures du Duc de Berry. Dit getijdenboek uit de late middeleeuwen is versierd met 66 miniaturen waarvan de één nog mooier is dan de ander. Het is gemaakt door de gebroeders Van Limburg en is één van de mooiste voorwerpen uit de Middeleeuwen.
Het stond op de kaft van het bronnenboek dat ik gebruikte tijdens mijn studie en hoewel Middeleeuwen heel interessant zijn kan ik je verklappen dat het één van de moeilijkste tentamens is waar ik een aantal keren over heb moeten doen. Ik haatte dat boek maar werd toch altijd blij van het plaatje aan de voorkant.
Daarnaast heeft het museum een uitgebreide collectie schilderijen van meesters als Raphael en Fra Angelico. Met toch een klein beetje pijn in mijn hart besef ik mij we dat deze schatten vandaag niet gaan zien. Gelukkig belooft de tuin veel goed te maken en dat viel zeker niet tegen.

De ingang van het kasteel is indrukwekkend. Op de achtergrond het ruiterbeeld van de voormalige bewoner van dit optrekje.
De opgang naar het kasteel is indrukwekkend. De ruimte is enorm en hoewel het druk is vallen de mensen helemaal weg. Echt heel mooi is het hier niet maar indrukwekkend zeker. Tot onze opluchting slaat ongeveer 85 procent van de mensen linksaf richting het kasteel en de stallen.
Wij gaan rechtdoor richting een ruiterstandbeeld en lopen een beetje ophoog. De voormalige eigenaar van dit stukje ontroerend goed heeft zich laten vereeuwigen zittend op een paard in de stijl van Marcus Aurelius. Dit soort beelden zijn zo’n beetje overal in Europa te vinden van grote leiders en meestal zijn dat niet echt democratische figuren. Wij hebben er één van Maurits in Den Haag bij het binnenhof. Als bewoner van zo’n pand moet je ook niet te bescheiden opstellen denk ik.
Het uitzicht is ook niet slecht bij het standbeeld, ga er dus even staan en geven je ogen de kost. Aan de ene kant kijk je zo op het kasteel wat iets later ligt, aan de andere kant heb je uitzicht op de strenge Franse tuinen. Het kasteel is in verhouding eigenlijk helemaal niet zo groot, de tuin kan de vergelijking met Versailles wel aan. Natuurlijk is daar alles nog een maatje groter en indrukwekkender maar ook hier is het wijds, indrukwekkend en bovendien smaakvol.
Water van de rivier Nonette
Net zoals in Versailles is er werk gemaakt van de tuin waarbij water een hoofdrol speelt. Dat is al te zien op het pleintje bij het ruiterstandbeeld. Een grote ronde vijver met daarachter een strak waterbassin met daarachter weer het riviertje de Nonette. In tegenstelling tot Versailles was hier al een riviertje en hoefde die niet worden omgelegd.

Het plaatselijke riviertje was te klein en is daarom gekanaliseerd. In de verte zie je een brug waar het riviertje het kanaal instroomt. Rechts is de waterval van het water uit het bassin.
Het formaat van de Nonette voldeed echter niet en dus werd het gekanaliseerd zodat deze nu lekker breed is. Het lijkt dan ook helemaal niet meer op een rivier en het deel bij het kasteel gaat dan ook door het leven als ‘Grand Canal’, en ja net zoals in Versailles.
Achter het kasteel is er een Engelse landschapstuin en de indrukwekkende achttiende-eeuwse stallen, aan de linkerkant een park met een Engelse Chinese tuin. De Franse tuin én het park zijn ontworpen door André le Nôtre die ook de tuin van het Vaux-le-Vicomte én Versailles tekenende.
Hoewel de hete zomerzon ons richting de schaduw brandt blijven toch even staan om het panorama in ons op te nemen. We hebben niet zo veel zin in drukte en besluiten de Chinees-Engelse tuin te bekijken. Om deze te bereiken loop je een heel stuk door de Franse tuin die aan beide kanten wordt afgesloten door een laan van bomen.
Deze lanen hebben de namen Allée des Penseurs en Allée des Philosophes. Hoogdravende namen die hier niet helemaal onterecht zijn gekozen. De kasteelheer in de zeventiende eeuw die de tuin liet aanleggen ontving op het kasteel talloze schrijvers, filosofen en andere intellectuelen. Dit is ook de man op het paard bij het kasteel. Hij vergaarde zijn rijkdom met de invoering van het papiergeld. Dat is een handig attribuut voor de economie maar zo te zien is hij daarbij zichzelf ook niet vergeten.
Chinees Engelse tuin
Nu hou ik best van tuinen maar ik ben ook geen echte kenner. Ik weet een beetje de basics en hoewel ik wel het idee had dat er Aziatische invloeden zijn in dit deel van het park kan ik niet goed uitleggen waarom dit nu precies een Chinese tuin is. Maar het kan natuurlijk zijn dat dit een idee is hoe een Chinese tuin er volgens een Europeaan uit de zeventiende eeuw uit zou zien. Hoe dan ook het is fraaie fraaie tuin met mooie planten en leuke kanaaltjes of sloten.
Achter de Chinees Engelse tuin lopen we een dorpje in, een hameau om precies te zijn. Het omvat een aantal vakwerkhuisjes waarvan er één is ingericht als restaurant. De lunch was net klaar en de Fransen zaten nog gezellig na te tafelen; dat levert altijd mooie geuren en geluiden op.

In de tuin is een klein dorpje met een restaurant en het toilet. Vlakbij is een mooie speeltuin.
Achter het dorpje is er een groot grasveld met hier en daar een indrukwekkend boom. Hier is een redelijk grote speeltuin en een prachtig uitzicht over de Grand Canal en een meertje waar het kanaal begint. Een ideale plek voor een picknick en daarom staan hier en daar ook tafels voor dit doel. Hier eten wij ook onze baguette en camembert, geen drank want daarvoor is het veel te warm.
Het meer wordt gevuld door het riviertje én een waterval die in verbinding staat met een groot rond waterbassin. Al met al een prachtig voorbeeld van waterbouwtechniek uit de zeventiende en achttiende eeuw gecombineerd met zwanen, eenden en meerkoeten.
Doolhof
Achter de ronde bassin is verder niets meer te zien maar het is nog wel leuk om te melden dat naast de speeltuin er ook een doolhof is. Terwijl we er doorheen lopen hebben we een discussie over de Griekse goden en helden waardoor we niet goed opletten. We moeten nog echt ons best doen om de ingang weer te vinden maar dat lukt uiteindelijk. Opvallend is dat hoewel de parkeerplaats van het kasteel zo goed als vol stond en hier (bijna) niemand is.
Dit doolhof staat er nog niet zo lang en het is een herinnering aan het doolhof dat in de achttiende eeuw één van de grote attracties van het kasteel was. Dit labyrint bestaat niet meer en bevond zich in het deel dat naast de Chinees Engelse tuin staat.
Dit lijkt meer op een bos en omvat tal van andere ‘kamers’ met verschillende functies. Zo was er hier ook een levensgroot ganzenbord met een ‘echte’ gevangenis en een put. Ganzenbord was in die tijd kennelijk populair want er zijn meer levensgrote varianten van het spel te vinden in Frankrijk, bij voorbeeld in het dorp Collonges la Rouge. Midden in het park tussen de bomen kan je deze plek nog bekijken waar wordt uitgelegd waar alles stond maar van het origineel is helaas niets meer over.

Midden in het park kom je vreemde dingen tegen zoals deze Chinees aandoende poort.
Dit deel van de tuin, ik noem het maar park want het staat helemaal vol met bomen, heeft nog flink wat verrassingen in petto. Zo kwamen we een klein dierenpark tegen waar kangoeroes werden gehouden, een aantal Chinese gebouwtjes, een prachtige oranjerie, een soort van lesgebouw en nog veel meer.
Hoewel we wel het ‘treintje’ tegenkwamen is dit deel van de tuin niet druk bezocht. We kwamen af en toe wat wandelaars en hier een daar een verdwaalde fietser maar dat was het dan ook. Gelukkig is er een goede wegbewijzenring want anders zou je hier echt verdwalen.

Helemaal achterin in het park leven kangoeroes. Waarom is niet helemaal duidelijk, maar ze zijn er.
De Revolutionairen zijn namelijk niet zo heel erg zuinig geweest op het kasteel en de tuinen na hun machtsovername aan het einde van de achttiende eeuw. Integendeel want het kasteel werd eerst gebruikt als gevangenis en werd later zo goed als met de grond gelijk gemaakt en dwars door de tuinen werd een weg aangelegd. De bijgebouwen en de grote stallen bleven wel staan.
Neostijl uit de negentiende eeuw
In de negentiende eeuw werd het kasteel weer opgebouwd in de neostijl die toen mode was. Indrukwekkend is het zeker maar echt heel mooi kan ik het niet vinden. Alleen de kapel is ouder. Dat geldt echter niet voor de tuin, die vind ik wel mooi. De Franse tuinen tussen de stallen en het kasteel werden vervangen door de Engelse landschapstuin.
Maar net als in de eeuwen ervoor werd de tuin ingericht om te ontspannen en ter vermaken. De negentiende eeuw was de tijd van Romantiek en dat levert een leuke en interessante tuin op. Grote open grasvelden met dikke bomen worden afgewisseld met heuvels en grote vijvers.

In de negentiende eeuw is de Engelse landschapstuin aangelegd vol met romantische details. Het koepeltje staat op het eiland van de liefde. Het kon niet op in die tijd.
In de heuvels werden ‘grotten’ gemaakt en in de vijver ligt een liefdeseiland met een laan die eindigt bij een prieeltje. Boven op een heuvel klettert het water naar beneden in een fontein en langs het Grand Canal staat een heuse Venustempel. In deze tuin is het allemaal dramatisch en kan het gevoel de vrije loop nemen. Het levert een prachtige tuin op waar je heerlijk kan zitten, ontspannen en genieten.
Al met al hadden we een uitstekende middag en hebben ons goed vermaakt in de enorme tuin. De verschillende karakters van de tuinen maakt het interessant waarbij we steeds weer werden verrast. Het meest verbazingwekkend waren ongetwijfeld de kangoeroes. Het is ook prima te doen met kinderen want ook voor die is er voldoende te beleven. Het is geen Parc Asterix maar daar kan je ze wel op voorbereiden.
We komen hier zeker nog eens terug want de collectie van het museum wil ik echt zien. Of ik dan ook het paardenmuseum in de stallen ga bezoeken weet ik nog niet. Ik heb daar niet zoveel mee maar misschien moet je dan juist gaan.
De mooiste dorpen en plekken van Picardië
Picardië is de streek ten noorden van Parijs en kent een zeer rijke geschiedenis. Dit heeft alles te maken met de kleiige grond die de vruchtbaarste van Frankrijk is. Deze grond gaf het gebied aan het einde van de middeleeuwen een enorme rijkdom waardoor hier een merkwaardige bouwstrijd ontstond; wie kan de mooiste maar vooral […]
Compiègne – Clairière de l’Armistice: historische plek in het bos **

In Frankrijk staan duizenden monumenten om de Eerste Wereldoorlog te herdenken. Dit is een hele grote in de Elzas.
Ik kijk altijd even bij zo’n monument in een Frans dorpje en misschien is dit mede de oorzaak waarom ik geïnteresseerd ben geworden in de Eerste Wereldoorlog. Opvallend daarbij is dat de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog vaak op zo’n monument erbij zijn geplakt, soms aangevuld met de namen van de soldaten die het leven lieten in de oorlog in Algerije in de jaren vijftig. Een paar verlepte bosjes bloemen verraden dat de oorlog nog altijd leeft in zo’n dorp.
Moedercatastrofe
Historici zien de Eerste Wereldoorlog als de ‘moedercatastrofe van de twintigste eeuw’ en ik denk dat dit voor een deel wel klopt. Het conflict heeft een ‘domino-effect’ gehad op de gebeurtenissen in de afgelopen eeuw; zonder Eerste Wereldoorlog geen Nazi-Duitsland, geen Sovjet-Unie, geen Tweede Wereldoorlog, geen koude oorlog, etc. De hele geschiedenis van Europa in de twintigste eeuw lijkt op een omkeerde piramide met de Eerste Wereldoorlog als punt onderaan. Zo eenvoudig ligt het natuurlijk niet maar het gaat nu te ver om daar op in te gaan.
Wapenstilstand 1918
Het conflict eindigde eigenlijk net zo plots als het was begonnen. Nadat de Verenigde Staten de kant kozen van Frankrijk en Engeland en Rusland zich had teruggetrokken probeerde Duitsland in 1918 met een uiterste krachtinspanning de oorlog te winnen. Dit lukte bijna maar uiteindelijk liep het Duitse offensief vast en werd het voor de Duitse machthebbers duidelijk dat de oorlog niet meer gewonnen kon worden.
Ondanks dat de oorlog zich in Frankrijk en België afspeelde zochten de Duisters in oktober 1918 contact met de Fransen om te onderhandelen. Daarna ging het snel. De Duitse keizer werd begin november afgezet waarna de onderhandelingen konden begonnen. Maar waar?
Plek in het bos
De partijen begrepen goed dat deze gesprekken niet te veel aandacht moesten trekken, zoals alle onderhandelingen natuurlijk. De Franse opperbevelhebber Foch kwam met het idee om dit in een bos bij Compiègne te doen. Daar waren weinig pottenkijkers, het lag niet te ver van het front en dichtbij zijn hoofdkwartier. Bij gebrek aan gebouwen zouden de onderhandelingen worden gevoerd in een trein. De rest vond dit ook een goed plan en zo geschiedde het.
Op een open plek in het bos werden de twee treinen naast elkaar gezet, stapte de Duitse delegatie in de Franse trein en begonnen de gesprekken. Het was snel duidelijk dat de Duitsers weinig te eisen hadden; het land was economisch compleet uitgeput, het leger stond op het punt van de instorten en op verschillende plekken waren er Sovjet republieken uitgeroepen. Een snelle vrede was een must en na een dag of drie werd de wapenstilstand ondertekend die om elf uur op elf november 1918 van kracht ging. Uiteindelijk werd de vrede een jaar later getekend in Versailles.
In Duitsland was deze vrede politiek zo beladen dat de plek in het bos bij Compiègne een enorme symbolische waarde kreeg. Dat is de reden dat Hitler in 1940 juist deze plek uitkoos om de grootste Duitse militaire overwinning in de geschiedenis te beklinken. Had in 1914 Frankrijk nog dapper weerstand geboden en kon het met hangen en wurgen het Duitse leger tegenhouden, in de vroege zomer van 1940 gooide het na een week of zes strijd de handdoek in de ring.
De Duitse dictator liet de Franse delegatie op deze plek in het bos opdraven om de nederlaag administratief af te handelen, pijnlijk voor de Fransen natuurlijk.
De treinwagon
De treinwagon waarin de wapenstilstand van 1918 is getekend is gebouwd als restauratiewagen van Wagons-Lits. Deze firma deed de wagon kado aan Foch die hem liet ombouwen tot een mobiele vergaderplek. Na 1918 deed het weer gewoon dienst als trein waarna het pas in 1927 een oorlogsmonument werd.
Na de Franse capitulatie in 1940 werd het vervoerd naar Berlijn en een tijdje tentoongesteld bij de Branderburger Tor. De trein werd in de laatste dagen van de Tweede Wereldoorlog door de SS vernietigd. De wagon die nu in het museum staat is geen replica maar wel uit de zelfde serie als het origineel.

De kopie van de trein.
Tussen de wereldoorlogen in had Frankrijk hier de boel monumentaal opgesmukt. Zo kreeg de treinwagon een eigen museum, de Franse generaal Foch een standbeeld en kwam er een monument voor Elzas en Lotharingen die na 1918 weer bij Frankrijk hoorden. Daar hadden de Duitsers in 1940 geen boodschap aan. De trein werd uit het museum gehaald, het monument kreeg een nazi-vlag en de Franse delegatie mocht de capitulatie tekenen waarna Hitler buiten een dansje deed van plezier. Na de ceremonie werd de trein in Berlijn tentoongesteld. De plek in het bos werd ontruimd en verdween weer in de geschiedenisboeken.

Het monument vor Elzas en Lotheringen is na 1918 gebouwd om te vieren dat deze streken weer bij Frankrijk hoorden.
Verlaten voorjaarsdag
We bezoeken deze plek in het vroege voorjaar. Tijdens één van onze autoritten reden we langs het bos en dan wil ik toch even kijken. Het is buiten rond het vriespunt en binnen in de auto is het lekker warm waardoor een deel van ons gezin het een slecht plan vindt om naar buiten te gaan. Dat hoeft ook niet. Op het grote parkeerterrein staat één andere auto maar er is niemand te zien. De weg is niet moeilijk te vinden want er staan overal pijlen; een kort bospad voert ons naar de historische plek.
De open plek in het bos is rond en indrukwekkend. Ik herken de plek van de Duitse propaganda films uit 1940. In een nis aan de linkerkant staat het standbeeld van Foch die de boel in de gaten houdt. Het beeld zal geen een schoonheidsprijs winnen; het is statig en vooral lelijk en doet denken aan Nazi-kunst. In het midden vier grasperkjes en een marmeren verhoging met aan twee kanten een spoorlijn waarop de plekken zijn gemarkeerd waar de Franse en Duitse treinen stonden tijdens de onderhandelingen in 1918. Op het stenen podium in het midden staat in grote letters wat hier allemaal gebeurd is.
Aan de andere kant van de open plek is de ingang van het museum dat in het voorjaar van 2018 dicht is. Ze zijn het aan het restaureren voor de honderdjarige herdenking. Het is niet heel erg want het is koud en naast het treinstel wordt in het museum de geschiedenis van de Eerst Wereldoorlog verteld en dat kennen we redelijk goed. Daarbij is de treinwagon niet degene waar de twee capitulaties zijn getekend maar ééntje uit dezelfde serie.
Is de plek een bezoek waar?
Moet je deze plek bezoeken? Als je in de buurt bent zeker want deze plek speelde twee keer een hoofdrol in de geschiedenis van de twintigste eeuw. Ik ben dol op plekken waar historische gebeurtenissen plaats vonden. Ik weet niet precies wat ik daar zoek maar als ik iets heb gelezen over historische gebeurtenissen wil ik er graag heen. Ik wil kijken, ruiken, horen en voelen of er nog iets is van wat er in het verleden is gebeurd. Dat is soms zo, meestal in vorm van een gebouw. De gebeurtenis zelf is natuurlijk een momentopname en het zou een onuitvoerbaar experiment vergen om dit mee te kunnen maken.
Geschiedenis herbeleven
Dat is natuurlijk de natte droom van elke historicus maar jammer genoeg alleen theoretisch haalbaar. Al zijn er mensen die historische gebeurtenissen naspelen en zo de geschiedenis herbeleven. Zo was ik ooit bij het naspelen van de Slag om Waterloo. Het was op vaderdag en ik mocht zeggen wat we zouden gaan doen en dus zaten we zondagochtend heel vroeg in de auto richting Brussel.

Jaarlijks worden op verschillende plekken in Europa veldslagen nagespeeld en zo wordt de geschiedenis herbeleeft. Ik bezocht ooit de slag bij Waterloo en was onder de indruk van het spektakel.
Het was prachtig om te zien hoeveel mensen er aan dit spektakel meededen en hoe intens de slag werd nagespeeld. De mensen waren perfect gekleed geheel volgens de soldatenmode uit 1815 en ik sprak een paar deelnemers die de nacht voor de slag ook in de directe omgeving hadden overnacht in een tentje, inclusief negentiende-eeuws diner en ontbijt. Ik vond het oprecht jammer dat het die nacht niet geregend had, zoals de nacht voor de slag. Dan was het nog echter geweest.
Zo worden er jaarlijks ontelbare veldslagen nagespeeld en als je in de buurt bent is het leuk om even te gaan kijken. Al is het alleen maar om te controleren of het wat je met doet. En hoewel ik een prima dag in Waterloo had, deed het mij niet veel. Het is te goedkoop en makkelijk om het hele gebeuren belachelijk te maken maar uiteindelijk is het toch raar om iemand in een Engels uniform uit de negentiende eeuw achter het stuur van een auto te zien zitten. Ieder zijn hobby zeg maar.
Statige boel
Maar terug naar het bos Compiègne. De open plek maakte indruk op mij maar ik vraag mij bij het schrijven van dit artikel vooral af waarom deze plekken altijd zo statig worden gemaakt. Het grind, de bomen, de standbeelden, het marmer en de vlaggen zijn allemaal symbolen die juist in het Duitsland van de jaren dertig werden gebruikt en Europa naar de ondergang leidden.
Een paar uniformen, een toespraak, een vlam en een volkslied en je hebt een Rijkspartijdag. Dit is ook niet raar want het fascisme en het Nazi’s zijn kinderen van de Eerste Wereldoorlog en deze herdenkingsplek stamt ook uit die tijd. Helaas zie je het vandaag de dag nog steeds en ik wordt er niet blij van. Het roept een groepsgevoel op waar ik niet van hou en het is bovendien lelijk.

De plek in het bos in statig, indrukwekkend maar eigenlijk helemaal niet mooi of inspirerend. Waarom herdenken wij vaak op deze manier oorlogen?
Nu snap ik dat je de doden een beetje statig wilt herdenken maar dat kan je best op een andere manier doen. Guernica van Picasso is een inspirerende poging en ook de manier waarop de inwoners van Oradour sur Glane worden herinnerd is mooi en op een heel andere manier indrukwekkend. Het is jammer dat deze voorbeelden niet veel opvolging hebben en dat we over het algemeen met trompetten, uniformen, vlaggen en toespraken de doden van een oorlog staan te herinneren.
Deze symbolische taal die blijkbaar iedereen begrijpt vind je terug op die open plek in het bos in Noord Frankrijk. Dat is eigenlijk best beangstigend. Aan de andere kant is het heel interessant om te zien en te voelen hoe wij omgaan met ons verleden. Want ook ik snap dit gevoel wat hier opgeroepen heel erg goed want ook ik ben uiteindelijk een kind van onze West-Europese cultuur. Dit besef is precies de reden waarom je toch Clairière de l’Armistice moet bezoeken.
Gerberoy: dorp met de tuin van een impressionist ***
Hij deed dit om de kleuren en het licht te bestuderen en dit vast te leggen op doek. Net als Monet deed in Giverny. Na een uitstapje naar het symbolisme keerde Henri tijdens zijn verblijf in Gerberoy terug naar het impressionisme.
De tuin van Le Sidaner is te bezoeken en dat is ook de belangrijkste attractie in het dorp. Daarnaast is het natuurlijk heerlijk om in het kleine gehucht lekker rond te wandelen en de mooie huizen uit de vijftiende en zestiende eeuw. Loop dan ook even naar kerkje uit de vijftiende eeuw waar je fraaie koorbanken en wandtapijten kan bewonderen. Tot slot is er in de voormalige school een klein museum te vinden over de geschiedenis van het dorp compleet archeologische vondsten en schilderwerken.
Wij bezochten dit dorp in de maart en het was bijzonder koud. ’s Nachts vroor het meer dan 15 graden en een harde oostelijke wind zorgde er voor dat het ook overdag geen pretje buiten was. Mij maakte het niet uit want ook in Siberische toestanden vindt ik het leuk om een ‘Plus Beaux Village’ te bezoeken. Mijn gezinsleden dachten daar anders over en besloten na tien minuten terug te gaan naar de auto.
Office du Tourisme
Gelukkig was er geen wolkje aan de lucht waardoor Gerberoy door een prachtig laag maar helder licht werd beschenen. Helaas was alles gesloten, op de Office du Tourisme na waar twee dames bezig waren een stagiaire in te werken.

De straat die je brengt bij de kerk heeft een poort.
Kennelijk was die laatste er wel klaar mee want ze sprong direct op mij af om te vragen naar wat ik zocht. Mijn antwoord in mijn gebrekkige Frans beviel haar zichtbaar waarna ze direct overschakelde naar Engels met een elegante Franse tongval. Dit was het sein voor de andere dames om de stagiaire haar gang te laten gaan waarna ze een geanimeerd gesprek met elkaar begonnen.
De stagiaire vertelde dat het dorp normaal gesproken veel te bieden had maar dat op deze winterdag alles gesloten was. Ik nam wat foldertjes mee en besloot naar de kerk te lopen.
Poort
Deze staat op een heuvel midden in het dorp en om daar te komen loop je eerst door heerlijke straatjes en moet je door een nauwe poort. Deze is behoorlijk smal waar net een nog een auto door kan rijden. Hier kwam ik proefondervindelijk achter op het moment dat ik de poort stond te bekijken en een auto mij daar passeerde.
Het kerkje is de moeite waard maar helaas gesloten bij temperaturen onder nul. Jammer want zelfs in een kerk had ik mij een beetje kunnen opwarmen. Ik besloot door de rue du château uit te lopen al is er weinig kasteel te ontdekken hier. Wel aardige huizen waarvan er één wordt verbouwd.
Tuin

Het koepeltje in de tuin van Henri le Sidaner
Om de hoek verandert de straat in een enorme greppel met aan de ene kant een muur met daarop het dorp en aan de andere kant een begroeide wal. Op die eerste verschijnt een bouwsel met zuiltjes en een koepeltje met een beeld. Dit is de beroemde tuin van le Sidaner. Nog een hoekje om en je staat voor een kleine poort dat de ingang is van de tuin.
Door de wal aan de andere kant van de greppel te beklimmen krijg ik een aardig beeld van de tuin. Het is geen Versailles natuurlijk maar het ziet er zelfs in het midden in de winter zeer aardig uit. De tuin bestaat uit verschillende ‘kamers’ waarbij speels gebruikt wordt gemaakt van de niveauverschillen. Het is zeker een reden om hier in de lente of zomer eens terug te komen.
Ik hou rechts aan en kom na een korte afdaling bij een lagere straat. Hier wordt het duidelijk waar het kasteel heeft gestaan. Er is een hoge muur met heuse kantelen met daaronder een grote vijver waar een paar eendjes verbaasd op het ijs staan.
De straat brengt mij terug naar de Office du Toerisme waarbij ik nog een goed uitziend restaurant tegenkom. Ik lust wel wat en sta op het punt de familie te bellen maar ook dit etablissement is gesloten. Vijf minuten later stap ik in de auto en rijden we naar Beauvais waar we naast de kathedraal een café vinden en lunchen. Ik wil zeker nog een keer terug naar Gerberoy, maar dan wel in warmere tijden.
Beaumont-Hamel: de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog ****

Het monument voor de gevallen Newfoundlanders.
Omgaan met het verleden
Langs het voormalig slagveld in Noord-Frankrijk en Vlaanderen zijn er veel plekken met monumenten en oorlogsgraven. Beaumont-Hamel is in mijn ogen één van de indrukwekkendste. Niet in de laatste plaats omdat je hier letterlijk over het slagveld kan lopen waarbij je goed kan zien hoe dichtbij de vijandelijke loopgraven van elkaar af lagen.
Bijzonder is de manier waarop er nu nog wordt omgegaan met de geschiedenis op deze onheilsplek. Nadat het terrein in de jaren ’20 is aangekocht door Newfoundland, werden er een aantal monumenten neergezet om de doden te herdenken. Het terrein wordt door Canada onderhouden en er worden jaarlijks studenten gestuurd om geïnteresseerden rond te leiden. Dat is fijn voor Nederlanders, want ze spreken Engels. Voor de studenten is het natuurlijk een prachtige tijd in Frankrijk, maar ze krijgen zo ook een goed beeld van de geschiedenis van hun land. Misschien een idee voor onze studenten om zoiets in Indonesië te organiseren? Dan blijft dat stuk geschiedenis van ons land ook levendig.
Kleine voorgeschiedenis
Voordat ik het verhaal van Beaumont Hamel vertel, is het nuttig om de achtergrond van dit conflict te schetsen. De geschiedenis van Europa in de twintigste eeuw kan je kort samenvatten met het probleem ‘Duitsland’. Wat was het probleem? Welnu, in tegenstelling tot Frankrijk, Engeland en Rusland is Duitsland pas aan het einde van de negentiende eeuw een eenheid geworden. Daarvoor was het verdeeld in een groot aantal middelgrote en kleine landjes.
Naast de politieke ontwikkeling was Duitsland aan het einde van de negentiende eeuw in een zeer rap tempo geïndustrialiseerd, waarbij het snel de andere grote landen economisch achter zich liet. Duitsland werd in deze tijd de economische motor van Europa en is dat nu nog steeds.
De combinatie van de eenheid en deze economische kracht gaf de Duitsers terecht het idee dat ze zich konden meten de andere landen. Maar hoe modern hun economie was, de blik op de wereld van de Duitsers was nogal conservatief. Wilde Duitsland overleven, zo was de gedachte, dan moest het een groot rijk bezitten. En daarbij werd er met argusogen gekeken naar naar het grootste Rijk dat de wereld ooit had gekend, het Britse Rijk. Wilde Duitsland zijn voorsprong behouden en uitbreiden dan zou het ook koloniën moeten hebben, want dat hadden de Britten immers ook. Nu weten we dat dit helemaal niet nodig is, maar toen was iedereen het er over eens dat het zo moest. Ook in de Tweede Wereldoorlog speelden deze ideeën nog steeds een hoofdrol bij de beslissingen en ambitie van Adolf Hitler.
Duitsland wil niet lang wachten

Monument voor de Schotse Highlanders die in december 1916 uiteindelijk Beaumont-Hamel in handen kregen.
Om dit te bereiken was het Duitsland duidelijk dat enige haast was geboden. Het begreep namelijk goed dat de sterke positie werd bedreigd door Rusland dat in potentie een nog sterkere natie was. Als dit land zich eenmaal zou industrialiseren dan zou het Duitsland makkelijk op alle fronten voorbij gaan. Dat dit geen waanidee was, bleek in 1942 toen Rusland in militaire productie Duitsland voorbij ging. De sterke positie van Duitsland was met andere woorden beperkt houdbaar en als er toch een conflict zou moeten komen, dan liever eerder dan later. Opvallend bij deze wereldbeschouwing is dat de slapende reus aan de andere kant van de Oceaan ontbreekt, terwijl juist de VS in beide conflicten het verschil zou gaan maken.
In 1914 diende zich een crisis aan die door Duitsland werd aangegrepen om een oorlog met Frankrijk en Rusland te beginnen. De eerste maanden begonnen voor de Duitsers goed. Hoewel Groot-Brittannië door de invasie van België ook bij de oorlog werd betrokken, boekte het Duitse leger grote successen en leek het op een overwinning af te stevenen. Maar in de late herfst slaagden de Fransen er echter in de Duitsers vlak voor Parijs tegen te houden terwijl het Engelse leger stand hield in Vlaanderen en het noordwesten van Frankrijk. Het Franse en Britse leger hingen compleet in de touwen, maar de Duitsers kregen het niet voor elkaar om de knock-out uit te delen te meer omdat in het oosten Rusland tot de aanval overging en Duitsland veel mannen die kant op moest sturen. Nu bleken beide kanten niet sterk genoeg om de tegenstander te verslaan waardoor er een patstelling ontstond. De legers groeven zich langs een lang front in en zo ontstonden de loopgraven.
Britse leger
Met name het Britse leger was er slecht aan toe. De Britten kenden bij het uitbreken van de oorlog geen dienstplicht en vertrouwden op een beroepsleger van ongeveer 100.000 manschappen. Hoewel goed getraind, was het niet voorbereid op een uitputtingsoorlog zoals die zich in de late herfst van 1914 ontwikkelde. Het Britse leger dreigde eind 1914 geen man meer over te houden. Wilden de Britten nog iets betekenen dan zouden ze meer mannen in de strijd moeten werpen. De mannelijke bevolking werd opgeroepen zich vrijwillig aan te melden en daar werd massaal gehoor aan gegeven. Niet alleen op de Britse eilanden was dat het geval, ook in de koloniën meldden zich veel mannen om te vechten.
Het duurde echter nog twee jaar voordat de Engelsen genoeg mannen aan het front hadden verzameld om een aanval te wagen. Eind juni 1916 werd samen met de Fransen een offensief ingezet die de geschiedenis in zou gaan als de slag aan de Somme. Beaumont-Hamel lag in het midden van de aanvalslinie en hier bevond zich een regiment van ongeveer duizend Newfoundlanders. In tegenstelling tot wat ik dacht, is dit land pas in 1949 bij Canada gevoegd. In 1916 was het dus een apart land binnen het Britse Rijk met ongeveer 240.000 inwoners.
Ook in Newfoundland werd massaal gehoor gegeven aan de oproep om zich te melden voor de strijd. In 1915 had een klein regiment meegevochten bij de invasie van Turkije. Na deze rampzalig verlopen expeditie werd het leger van Newfoundland, aangevuld tot duizend man, naar Noord-Frankrijk gestuurd waar de mannen het flink voor hun kiezen zouden krijgen.
Slag aan de Somme
Gedurende de eerste twee jaar was het in deze sector van het front relatief rustig geweest, maar daar kwam in de laatste week van juni 1916 een einde aan. De aanval ging van start met dagenlange artillerie beschietingen op de Duitse stellingen. Helaas hadden de Britten niet de juiste munitie. Ten eerste gebruikten ze voor een groot deel fragmentatie granaten. Deze granaten ontploffen een paar meter boven de grond in duizend kleine scherven en zijn uiterst effectief tegen soldaten in open veld maar doet niets tegen Duitse soldaten in een bunker.
Een tweede probleem was de kwaliteit van de granaten zelf. Deze waren gemaakt in fabrieken met onervaren arbeiders, omdat de echte specialisten zich massaal hadden opgegeven voor de strijd in Frankrijk. Resultaat was dat naar schatting een derde van de granaten die door de Britten is afgeschoten niet is ontploft. Tot slot hadden de Britten niet genoeg zwaar geschut. Slechts een paar kanonnen waren krachtig genoeg om de Duitse stellingen te vernietigen. De Duitsers hadden zich echter diep ingegraven en hadden naast een slechte nachtrust geen enkele last van de beschietingen.
Voor het moraal van de Britten was het bombardement echter prima. De soldaten waren er van overtuigd dat niemand zoveel granaten zou kunnen overleven. De infanterie verwachtte niet veel weerstand en gingen vrolijk over op de aanval. In de Beaumont-Hamel bestond de eerste aanvalsgolf uit Britten terwijl de Newfoundlanders vlak achter de loopgraven als reserve werden gehouden.
Op 1 juli was het zover. Vlak voor de aanval lieten de Britten bij Beaumont-Hamel een enorme mijn ontploffen die ze via een tunnel onder het Duitse commandocentrum hadden geplaatst. De krater die de ontploffing heeft geslagen is nog altijd aanwezig. Voor de Duitsers was dit het teken om de machinegeweren te voorschijn te halen en een slachtpartij onder de aanvallende Britten aan te richten.

Het slagveld gezien vanaf de Engelse kant. Op de voorgrond de voorste loopgraven. In het midden de ‘danger tree’ , de Duitse stellingen bevonden zich onder de bomenrij die nog net zichtbaar is.
Naast de monumenten, de loopgraven en de graven is er op het terrein een klein gebouw neergezet waar een tentoonstelling is ingericht. Hier is onder andere de uitrusting van de Britse soldaten te zien. Deze jongens werden met ruim dertig kilo aan bepakking de loopgraven uitgestuurd je hoeft weinig voorstellingsvermogen te hebben om te bedenken dat dit de bewegingsvrijheid nogal beperkte. Niet echt handig als je de kogels van een machinegeweer moet ontwijken.
De eerste aanvalsgolf moest zich een weg banen door het niemandsland. Je hoeft geen militair genie te zijn om nu nog te zien dat dit geen eenvoudige klus was. Te meer omdat het terrein niet helemaal in het voordeel was voor de Britten. De aanvallers moesten na het verlaten van hun loopgraven eerst een stukje omlaag om vervolgens een helling te beklimmen waarop de Duitsers zich hadden ingegraven. De Duitse verdedigers hadden vrij zicht op de oprukkende Britten en schoten er op los.
Blunders
Gevolg was dat de eerste aanval vrijwel direct in de soep liep waardoor de Newfoundlanders te hulp moesten schieten. Zij bevonden zich in de tweede linie achter de voorste loopgraven en werden gehinderd door een tactische blunder van het Britse leger. De eerste en tweede linie werden met elkaar verbonden door ondiepe en smalle gangen waar nauwelijks twee man elkaar konden passeren. Op het moment dat de Newfoundlanders wilden aanvallen, lagen deze communicatieloopgraven vol met gewonden en stervende soldaten van de eerste aanvalsgolf. Hierdoor was het voor het regiment onmogelijk het niemandsland in dekking te bereiken.

Het niemandsland is nu nog vol met bomkraters en op bepaalde plekken mag je niet lopen omdat nog altijd gevaarlijke explosieven liggen.
Om de aanval toch doorgang te laten vinden besloot de commandant de loopgraven te verlaten om het niemandsland te bereiken en dat betekende een moeilijke tocht door het eigen prikkeldraad. Voor de wakkere Duitsers die een paar honderd meter verderop lagen, was het opnieuw prijsschieten, dit keer met geweren en kanonnen. Een kwartier na het verlaten van de loopgraven was een groot deel van het regiment al uitgeschakeld. Toch wisten nog veel mannen het verzamelpunt in het niemandsland te bereiken. Dit was een stronk van wat ooit een boom was. Deze boom zou de geschiedenis ingaan als de ‘danger-tree’. Deze boom was tevens het punt die voor de Duitse machinegeweren als mikpunt werd gebruikt met alle gevolgen van dien. Nu staat er op die plek weer een boom, die het punt markeert waar veel mannen het leven verloren.
Aan het einde van de dag bleek dat 80% van de Newfoundlanders het niet had overleefd en dat van de 780 mannen die aan de aanval hadden meegedaan nog maar slechts 68 de volgende dag in staat waren aan een nieuwe aanval mee te doen. In een paar uur werd een complete generatie mannen van Newfoundland afgeslacht. Op deze 1 juli verloor het Britse leger bijna 20.000 mannen en het geldt nog altijd als de dag waarop het de meeste soldaten verloor.
Na zo’n eerste bloedige dag zou je denken dat het wel klaar zou zijn en dat het ‘management’ een andere strategie zou bedenken. Maar helaas voor de soldaten gingen ze er maanden mee door.
Uiteindelijk werd het dorp Beaumont-Hamel, dat je kan zien liggen vanaf de Britse stellingen, pas in december 1916 veroverd. Dit is een afstand van nog geen 1,5 kilometer en je loopt dit nu in een kwartiertje. Het slagveld van Beaumont-Hamel is indrukwekkend en iedereen die de twintigste eeuw wilt begrijpen zou daar eens moeten gaan kijken, want met de gevolgen van deze oorlog hebben wij nog dagelijks te maken.
Parfondeval: rustig dorp met een eigenaardige kerk **
Landschap Aisne
Waar wij een saai gebied hadden verwacht, bleek dit helemaal niet het geval. Het glooiende landschap is bijzonder fraai, met leuke dorpjes, koeien en schapen. Vooral de sfeer sprak ons erg aan: het is hier rustig. Dit had duidelijk invloed op onze vrienden, want die waren uiterst relaxed, iets wat wij na een dag ook hadden overgenomen.
Rustig is het ook in Parfondeval. Het dorp in de Aisne ligt er netjes bij en het is duidelijk dat de bewoners hun best doen om hun woonplaats er zo goed mogen uit te laten zien. En dat is behoorlijk gelukt, het gras is uitstekend gemaaid en er staan overal bloemen, in de zomer tenminste. Het schijnt dat hier al sinds de elfde eeuw mensen wonen en dat het dorp een paar eeuwen later met de grond gelijk is gemaakt om geheel volgens een strak patroon weer op te bouwen. Of dit waar is, is nog maar de vraag, maar de huizen en straten zijn inderdaad recht en strak.
Vreemd is dat het dorp niet echt een centrum heeft. Wij konden geen winkel vinden, er is geen bakker en in de omgeving is er zelfs geen café of restaurant te vinden. Dat is eigenlijk wel jammer want het dorp nodigt wel uit om even lekker op een terras van een hapje en drankje te genieten. Er is wel een museum met landbouwattributen, maar die was tijdens ons bezoek gesloten. Dat wil niet zeggen dat er niets gebeurt, want bij ons bezoek in juli werd er druk gewerkt. De boeren waren druk met het hooi van het veld te halen, waardoor de straten werden bevolkt met enorme vrachtwagens. Daarnaast was het opvallend dat er veel huizen werden gerenoveerd, het dorp is verre van doods.
Kerk
Pronkstuk van het dorp is ongetwijfeld de kerk, Église St-Médard genaamd. Daarbij is duidelijk dat het gebouw niet alleen is gebouwd voor het zielenheil. De kerk is opgetrokken uit baksteen en is bijzonder stevig gebouwd. De entree met zijn twee torens en schietgaten doet meer denken aan een donjon van een kasteel, dan een portaal van een kerk.
Dit is natuurlijk geen toeval. De kerk is gebouwd in de zestiende eeuw en toen had de streek nogal last van plunderende bendes. De kerk was in die tijd één van de weinige stenen gebouwen in het dorp en werd zo gebouwd dat de bewoners bij naderend onheil een veilig heenkomen konden zoeken. Als je door de streek rijdt, zie je wel meer van dit soort kerken. Er is zelfs een route touristique die je langs de vechtkerken leidt waarvan die van Parfondeval wellicht de mooiste is.

De entree van de kerk heeft ondanks zijn militaire functie elegante renaissance versieringen.
Interieur kerk
De militaire functie van de kerk heeft ook invloed op het interieur. Waar normaal een kerk een grote deur heeft, kom je hier binnen door één van de twee kleine deuren, waarna je terechtkomt in het voorportaal. Hierna kom je in de eigenlijke kerk. Deze ruimte heeft niet de bekende kruisvorm, maar die van een rechthoek, net als de vroeg christelijke basilieken in Italië. De zijkanten hebben wel een verlaagd dak, zodat het toch iets weg heeft van een kerk.
In de kerk is veel gebruik gemaakt van hout, zowel voor het meubilair, als voor zuilen en plafond. Dat geeft de kerk, alsmede door de bakstenen, een bijna gezellige sfeer. Je moet toch wat als je met het hele dorp dagen moet schuilen. Ook bijna alle beelden zijn van hout en sommige zijn een goed voorbeeld van fraai vakmanschap.
Tempel
Naast deze katholieke kerk staat er in Parfondeval nog een kerk. Het betreft hier een protestant exemplaar. Om de niet wetende toerist op het verkeerde been te zetten, staat deze in het dorp aangegeven als tempel. Wij leefden dan ook even in de veronderstelling dat het hier een Romeins gebedshuis betrof en waren dan ook een beetje teleurgesteld dat het hier een negentiende-eeuwse kerk betrof.
Tegenvallende kerk of niet, de geschiedenis is wel interessant. De godsdienstoorlog was in Frankrijk in de zestiende eeuw geëindigd in een remise en deze werd geregeld in het Edict van Nantes. Hierin werd de godsdienstvrijheid van de Fransen geregeld. Lodewijk XIV dacht daar echter anders over en herriep dit edict waardoor de protestanten, ook wel hugenoten genoemd, vogelvrij werden verklaard. Ook de hugenoten in Meaux, ten oosten van Parijs, moesten hun boeltje pakken en vluchten. Zij vonden uiteindelijk onderdak in Parfondeval, waar de katholieken accepteerden dat er nu eenmaal verschillend werd gedacht over het geloof.
Veel andere hugenoten vluchtten naar Nederland en dat heeft de Republiek geen windeieren gelegd. Deze protestanten beschikten namelijk over een uitgebreid economisch netwerk, waardoor Nederland een nieuwe economische impuls kreeg. Wie in Nederland een Franse achternaam heeft, weet bijna zeker dat zijn voorvaderen hugenoten waren.
In de omgeving van Parfondeval
In de omgeving is voldoende te zien en te doen om het hier een weekje vol te houden. Reims met zijn mooie kathedraal ligt op een uurtje en dat geldt ook voor Laon. Historisch gezien is ook de Chemin des Dames interessant. Ceasar, Clovis en Napoleon hebben hier sporen achtergelaten, die vervolgens in de Eerste Wereldoorlog (1917) geheel werden weggevaagd.
Hier startte het Franse leger namelijk een enorm offensief, waarbij voor het eerst ook tanks werden ingzet. Het werd een zeer bloederige strijd dat eindigde in een totale mislukking, waarna het moraal van de Fransen ver onder het vriespunt daalde. De Chemin de Dames is na Verdun de plek waar de meeste Franse soldaten in deze nare oorlog sneuvelden. Een groot deel van de soldaten weigerde nog te vechten en het duurde daarom een jaar voordat de Fransen weer ten aanval gingen.