Citadel van Bitche **Burcht met rijke geschiedenis
De militaire functie is in de twintigste eeuw verdwenen maar optisch regeert dit bolwerk nog altijd over de direct omgeving; als je komt aanrijden dan kan je hem echt niet missen. Ik heb het niet goed onderzocht maar in de directe omgeving van Bitche zijn er nog steeds militaire activiteiten; even ten noorden van het stadje reden we langs groot militair terrein. Het zag er enigszins verlaten uit maar zeker nog niet vervallen.
Sinds de dertiende eeuw is de burcht flink verbouwd en uitgebreid zodat er nu niet veel meer over is van het oorspronkelijke kasteel dat hier stond. In de zeventiende eeuw is het compleet verbouwd en de kenner weet dat een Franse vesting in deze eeuw bijna altijd is gebouwd door Vauban en dat is ook hier het geval.
Vauban
Vauban was de militaire bouwmeester van Lodewijk XIV en heeft een interessant leven gehad. Zijn ouders waren niet rijk maar dat was voor hem geen reden om geen carrière te maken in het leger. Dat is knap omdat in die tijd de afkomst zeer belangrijk was voor een militaire loopbaan.
Helaas is er in Bitche niet veel meer te zien van zijn hand want in de achttiende eeuw werd burcht nog eens flink onder handen genomen waarbij alle gebouwen zijn vernieuwd. Alleen het kerkje is nog over van zijn ontwerp.
Mooie camperplaats
Om het bolwerk te bereiken neem je een klein straatje dat je na een kleine klim je op een ruime parkeerplaats brengt. Hier staat een klein gebouw met daar achter een paar prachtige camperplaatsen waar je ook mag overnachten. Echt een mooie plek om een nachtje te blijven. Helaas hebben wij geen camper.
De entree wordt gevormd door een opgang met links een grote muur van het fort. Best indrukwekkend. Entree is 11 euro pp en je krijgt een koptelefoon mee die reageert op de plek waar je bent. In het Frans, Duits of Engels. Dat begint direct bij de poort met een leuk verhaal.
Hoog genoeg voor een ruiter
De gang van de poort is lang en hoog. Hij is in de achttiende eeuw zo hoog gemaakt dat een man met een paard zo naar binnen kan rijden zonder af te stappen. Dan kon je snel de poortdicht gooien voor de achtervolgers stel ik mij zo voor.
De poort is later aangepast en is nu slechts 3 meter hoog en daarmee is het moeilijker voor een ruiter om hier onderdoor te rijden. Waarom dat is gedaan is mij niet duidelijk geworden, mogelijk was het toch niet zo handig en een kleinere poort is een stevigere poort.
De gang na de poort is lang en maakt een bocht zodat deze makkelijk te verdedigen is als de vijand door de poort is gebroken. Eenmaal binnen sta je op een plein met wederom een klein gebouw. Hier wordt een film vertoond met het verhaal over de burcht en met name de rol die het speelde in de oorlog in 1870/71. Er staat duidelijk aangegeven dat de film de volgende punt is van de rondleiding.
Film
Als wij aankomen is de film halverwege en mag je er eigenlijk niet in. Dit wordt aangegeven door een klein stoplicht die op rood staat. Dat vind ik stom en ik besluit een blik naar binnen te werpen. Daar zitten een paar Fransen naar een groot scherm te kijken waar een slechte acteur doet alsof hij tegen Duitsers vecht. Ook de kapsels van andere soldaten in de film zien er niet uit alsof ze uit de negentiende eeuw komen.
De film komt niet echt overtuigend over en omdat we nog vijf minuten moeten wachten besluiten we deze niet te bekijken. Als echte Nederlanders bepalen we zelf wel wat we gaan zien. We laten ons niet door een stoplicht tegenhouden en bovendien was het duidelijk dat er een prachtig panorama op ons stond te wachten.
Kanon
We wandelen naar de zuidelijke buitenmuur en passeren een uitkijkpunt en een best groot kanon. Onze vriend de koptelefoon zwijgt hierover terwijl hij bij de poort nog de oren van je hoofd kletste. We genieten van de rust en van het prachtige uitzicht op de directe omgeving dat ondanks een dreigende regenbui prachtig is. Bitche is een leuk stadje met huizen, wegen, een treintje, sportvelden en nog veel meer. Kortom alles waar je als kind van droomde als je dacht aan de ultieme model treinbaan. Er is dus veel te zien en genieten van het panorama.
Ook nadat we een tweede poort hebben gepasseerd en de rest van het dak van de citadel bekijken blijft het stil. In het kerkje bewonderen we een prachtige maquette van het complex, ook hierover heeft de koptelefoon niets te vertellen. Raar ding. Nu zitten er wel knopjes op maar ondanks dat ik ze allemaal meerdere keren aanklik komt hij niet meer tot leven.
Nadat we alles hebben bewonderd valt het op dat er zo nu en dan mensen op het dak rondlopen die er eerst niet waren en waarvan ik zeker weet dat ze niet door de poort zijn gekomen. Hier gebeuren vreemde dingen.
Uiteindelijk lopen we terug en gaan nog even kijken naar het huisje met de film. Het zaaltje is leeg terwijl de film zijn best doet om ons te overtuigen. Het lijkt niet. Maar we ontdekken wel een trap naar beneden en als we die zijn afgedaald komt de koptelefoon ineens weer tot leven en begint snel te kletsen over het beleg van 1870, bij mij dit keer in het Duits. De taalwisseling is waarschijnlijk het resultaat van mijn knoppendrukactie.
Multimediale voorstelling
Onder de grond blijkt zich een groot deel van de vertrekken te bevinden zoals de keuken, de toiletten, opslagruimtes en nog veel meer. Dit wordt allemaal verteld aan de hand van indrukwekkende schermen waar de film die wij hebben ontweken verder gaat.
Het verhaal over het beleg in 1870 wordt vertelt door de een soldaat te volgen die het heeft meegemaakt. Her en der staan grote doorzichtige schermen waar de man en zijn kameraden op verschijnen. Ze hebben het druk met Duitsers die de burcht belegeren en dat levert allerlei dramatische scènes op.
Hoewel dit een goede manier is om geschiedenis te vertellen kan het ons niet erg boeien. De acteur past gewoon niet en deze oorlog is misschien voor Fransen wel interessant, voor Nederlanders toch iets minder maar misschien is het ook gewoon het gebrek aan kennis van het Frans.
We besluiten dan ook de film te laten voor wat het is en lopen door de grote donkere ruimtes door. Eenmaal buiten worden we verwelkomd door zachte regenbui die zich ontwikkelt tot een redelijk stortbui als we bij de kassa onze koptelefoons inleveren. We besluiten een wandeling in de tuin van de vrede die rondom de citadel ligt over te slaan en gaan op zoek naar ons hotel.
Video van Citadel van Bitche
Beelden van Citadel van Bitche
E-Magazine
In bezit een ereader of tablet? Download dan één van de E-Magazine. Deze lees lekker je op je vakantieadres en ontdek je mooiste dorpen en leukste plekken.
Kaart van Citadel van Bitche en omgeving
Les plus beaux villages de France weergeven op een grotere kaart
In de buurt van Citadel van Bitche
Het slagveld van Verdun *****
Kaart van het slagveld van Verdun
In de negentiende eeuw waren er enorme stappen gezet in de sociaal economische positie van de burger. Natuurlijk waren er stinkfabrieken met kinderarbeid en onveilige kolenmijnen waar ze nog nooit van een CAO hadden gehoord maar vergeleken met de situatie rond 1800 waren er grote verbeteringen.
Economische voorspoed
Allereerst had iedereen voor het eerst voldoende te eten. Nieuwe technieken hadden de opbrengsten van de landbouw verhoogd en als er een ergens oogst mislukte waren er nu spoorwegen die op een snelle en goedkope manier het voedsel van een regio’s waar het voedsel nodig was vervoerden.
Ook sociaal gezien waren er grote stappen gezet. De negentiende eeuw gaf burgers een ongekende vrijheid op politiek maar vooral op economisch vlak. De oude adellijke klassenmaatschappij was ingewisseld voor een dynamisch systeem waar mensen niet meer werden afgerekend op hun afkomst maar op hun kunde en prestaties. En ja, vergeleken met onze huidige maatschappij valt het tegen maar vergeleken met de eeuwen daarvoor was Europa in 1914 werkelijk het land van melk en honing. Het was nog nooit zo goed gegaan.
Oorlog in 1914
Met dit optimisme gingen de Europeanen elkaar in 1914 massaal te lijf. Een moord op een vrij onpopulaire Oostenrijkse troonopvolger werd opgeblazen tot een groot Europees conflict waar bijna iedereen wel zin in had. Europa leek op dat Gallische dorpje waar een beetje knokken over de versheid van de vis de lucht zou opklaren. Het werd een afdaling naar de hel.
Hoe was dit nu zo gekomen? Duitsland had in 1914 de beschikking over het beste militaire apparaat maar bevond zich strategisch in een benarde positie. Het moest in het westen Frankrijk, en in het begin in mindere mate Engeland, van het lijf houden terwijl het in het oosten Rusland moest bevechten.
Hiervoor hadden de Duitsers echter een plan, het Von Schlieffen-plan voor de kenners. Dit hield in Frankrijk zo snel mogelijk op de knieën te dwingen waarna de handen vrij zouden zijn om Rusland aan te pakken. Het eerste deel van het plan lukte in 1914 bijna. De Duitsers konden begin september 1914 de contouren van Parijs zien liggen maar met een uiterste inspanning wist Frankrijk de hoofdstad te redden. Hierna begonnen de legers zich in te graven en ontstond er een uitgerekt front met de bekende ellendige loopgraven.
Hoewel het Duitse leger in het eerst jaar van de oorlog een aantal pogingen deed om door te breken was het in 1915 duidelijk dat het plan in duigen lag. Beide partijen waren ingegraven waarbij de verdedigende partij een doorslaggevend voordeel had ten opzichte van de aanvallende partij. Dat hadden de strategen van de beide partijen toen ook wel door.
Wat nu? De Duitse legertop bedacht een nogal cynisch nieuw plan; door op één plek continue aan te vallen zouden zoveel Fransen sneuvelen dat het Franse leger in elkaar zou storten. Dat er ook veel Duitsers zouden sneuvelen werd voor lief genomen, als er maar meer Fransen zouden vallen. Er moest alleen nog een plek worden gevonden die voor de Fransen zo waardevol was dat die tegen elke prijs zou worden verdedigd.
Verdun
De plek werd Verdun. De stad aan de Maas had voor Frankrijk een grote symbolische waarde. Hier was het Rijk van Karel de Grote verdeeld in 843 waardoor feitelijk Frankrijk ontstond. Dat Verdun vervolgens tijdens de hele Middeleeuwen tot het Heilige Roomse Rijk behoorde was even verdwenen in de het collectieve Franse geheugen. Bovendien had Verdun in de oorlog in 1870/71 tegen Pruisen, later Duitsland, zich als één van de weinige Franse steden kunnen handhaven. Tot slot was het front bij Verdun in 1914 vrij rustig. Dankzij de enorme forten ten noordoosten van de stad voelden de Fransen zich hier veilig.
Zoals Duitsers betaamt werd de aanval goed voorbereid. Er werd een enorm aantal manschappen samengetrokken ten noorden en oosten van Verdun. Omdat de Duitse legertop er van uit ging dat het een lange slag zou worden werd er treinsporen aangelegd zodat de logistiek alles op rolletjes zou lopen.
Bovendien werd deze voorbereidingen zoveel mogelijk ‘s nachts gedaan zodat de Fransen niets in de gaten zouden hebben. En dat lukt bijna want de bevelhebber van Verdun vond dat de Duitsers wel opvallend rustig en trok aan de alarmbel. Nadat de Franse legertop in eerste instantie geen reactie gaf werd er net op tijd het garnizoen in de stad versterkt met verse manschappen. Dit zou in het begin van de slag een enorm verschil maken.
Statistieken om te huilen
De tien maanden durende slag was ongekend bloedig; het is nog altijd onbekend hoeveel soldaten hier precies de dood vonden maar het zijn er zeker meer dan 300.000. Dat is bijna 1.000 doden per dag, een belachelijke hoog aantal. Beide kant gooiden alles wat ze hadden in de strijd en uiteindelijk waren het Fransen die de overwinning opeiste, of beter gezegd; de Duitse aanval werd afgeslagen. Objectief gezien kan je niet spreken van een overwinning. Ook het doel van de Duitsers, het zoveel mogelijk doden van Franse soldaten werd niet gehaald. Uiteindelijk lieten meer Duitsers als Fransen het leven in de heuvels bij Verdun.
Deze statistieken zijn gruwelijk maar cijfers vertellen niet het leed wat hier door honderdduizenden soldaten is geleden. Verdun is in Frankrijk en Duitsland het symbool geworden van de ongekende wreedheid van een oorlog waarin soldaten op industriële schaal werden afgeslacht zonder dat hiervoor een goede reden was.
Als je de plek bezoekt is ook nu nog, ruim honderd jaar later, nog goed te zien hoe bruut hier de oorlog heeft huisgehouden. De industrialisatie die de eeuw voor het conflict zoveel welvaart en optimisme bracht bleek ook in staat om de poort naar de hel te openen.
Wat mij opviel toen ik op deze plek rond liep is dat het gebied waar de slag heeft afgespeeld niet zo groot is. Je kan het allemaal makkelijk binnen een dag bekijken en ook in een middag of ochtend krijg je een goede indruk wat zich hier heeft afgespeeld. Met een fiets kan je het gebied uitstekend bezoeken al zal je wel zo nu en dan een heuvel op moeten. Als je een fiets bij je hebt zou ik die zeker gebruiken.
Herinneringscentrum
Het beste startpunt van een bezoek is het herinneringscentrum. Het geeft een goed overzicht van de gebeurtenissen én neemt je mee in de wereld van de soldaten in 1916. Hierdoor krijg de rest van jouw bezoek context en dat is wel zo fijn voor het begrip. Vanuit Verdun is het makkelijk te vinden door de borden ‘Champ de bataille de Verdun’ te volgen.
Deze weg loopt door een weinig inspirerende buitenwijk waardoor je je toch even afvraagt of je wel goed zit. Gewoon de borden volgen en eenmaal buiten de bebouwde kom begint de weg om hoog te gaan en even later rij je een bos in. Hier begint het gebied waar de slag heeft plaatsgevonden.
Dat zal je ook niet ontgaan want overal langs de weg staan staan borden die wijzen naar plekken met gebeurtenissen uit 1916. Omdat er sprake was van hoge nood bij ons in de auto was onze eerste stop een de eerste parkeerplaats met een beetje privacy van de bomen.
Ook hier staan borden waar het verleden van de plek wordt uitgelegd en één met een mooie plattegrond, ik hou van kaarten. De geschiedenis is hier overal en ik voel mij toch een beetje schuldig dat de nood zo hoog was opgelopen. We besluiten eerst het herinneringscentrum te bezoeken waar ze ongetwijfeld een prima toilet hebben, had ik dat maar eerder geweten.
Het centrum is niet te missen want het is indrukwekkend gebouw van natuursteen geflankeerd door stukken geschut. Het staat er sinds 1967 maar is in 2016 geheel herbouwd en is de tentoonstelling geheel vernieuwd. En dat is goed uitgepakt.
Combinatiekaartje
We kopen een combinatiekaartje voor het museum en voor één van de forten die elders in het gebied staan. De tentoonstelling heeft vooral aandacht voor de leven van de soldaten tijdens de slag en dat is uitstekende keuze, bovendien is dit prachtig uitgewerkt. Natuurlijk wordt er ingegaan voor de militaire aspecten van de gevechten en de voorgeschiedenis maar al snel stap je in de wereld van de mannen die hier hebben gevochten. Aan de hand van persoonlijke voorwerpen en prima audiovisuele presentaties krijg je een goed idee van het ellendige leven aan het front.
Vooral de persoonlijke voorwerpen maakten op mij veel indruk. Er is een hele collectie van standaard uitrusting zoals uniformen, schoenen, helmen en natuurlijk wapens. Het viel mij op dat die laatste de afgelopen eeuw niet zo heel erg veranderd zijn; een modern pistool ziet er niet heel veel anders uit dan die in de loopgraven van Verdun werden gebruikt. Dat geldt ook voor handgranaten al hebben ze hier een exemplaar dat niet veel meer is dan een blikje op een stokje, mogelijk dat de handgranaat juist in de Eerste Wereldoorlog zich heeft ontwikkeld tot het huidige model. Zover gaat mijn kennis niet.
Ik heb lang staan kijken naar de tekeningen die zijn gemaakt tijdens, of vlak na, de strijd. Vrolijke kunst is het allerminst maar deze tekeningen gaven mij het gevoel dichtbij de ellende te komen die hier door de kunstenaar in kwestie is beleefd. De mens blijft verbazen dat zelfs in de meest barbaarse omstandigheden er toch tijd wordt gevonden om kunst te maken. Of misschien wel juist.
Daarbij is er niet alleen ruimte voor de klassieke Franse soldaten. Ook voor de tegenstander en de achtergronden van de soldaten krijgen aandacht. Frankrijk trommelde voor de oorlog ook soldaten op uit haar koloniën en met name mannen uit Noord-Afrika hebben hier ook gevochten.
Fleury-devant-Douaumont
Naast dit indrukwekkende museum en de forten staat op een paar kilometer het meest bekende Franse Monument van het de Eerste Wereldoorlog; het Ossuarium, of wel knekelhuis, van Douaumont. Maar we maken eerst nog een tussenstop want tussen de knekelhuis en het museum ligt nog een indrukwekkende plek waar je even moet stoppen; het dorpje Fleury-devant-Douaumont, nou ja een dorp is het eigenlijk niet meer.
Dit is één van de negen dorpen die tijdens de slag compleet van de aardbodem zijn verdwenen. Ze zijn nooit meer opgebouwd en benoemd tot ‘Village mort pour la France’, ofwel oorlogsmonumenten. Het lijkt een ludieke idee maar het is vooral een praktisch besluit geweest; de grond rondom de dorpen is zo vervuild met zware metalen en nare chemicaliën dat het niet veilig is om te wonen, ook vandaag nog niet. De schatting is dat het nog ruim 700 (!) jaar duurt voordat je hier weer gezond kan wonen. Bovendien liggen er rondom het dorp zonder twijfel nog veel menselijke resten.
Er staat desondanks één gebouw; de Chapelle Notre-Dame de l’Europe, maar dat is duidelijk na de oorlog gebouwd. Van de rest van het dorp is er niet veel meer over maar gelukkig zijn de straatjes en steegjes aangegeven anders wordt het moeilijk om van deze diepe kuilen een dorp voor te stellen.
Voor de inwoners van Fleury-devant-Douaumont waren de forten in het begin een zege. De bouw na de oorlog van 1870/71 zorgde voor welvaart. De arbeiders en later de soldaten gaven de lokale economie een impuls waardoor het dorp groeide en zelfs een kroeg kreeg. Het economische voordeel van de nabijheid van de forten bleek in 1916 ook nadeel te hebben; tijdens de gevechten werden alle huizen met de grond gelijk gemaakt. De inwoners waren toen wel al geëvacueerd.
Meer dan honderd jaar later is het nog steeds een droevige plek. De bomkraters zijn nog goed te herkennen en de straatjes en stegen zijn herkenbaar. Vooral staan boorden die verklaren wat hier ooit was; hier een bakker, daar een werkplaats.
Ossuaire
Hoe indrukwekkend het dorp is, het meest indrukwekkend is het krekenhuis. Deze staat een kilometer verder, op de top van heuvel, of berg voor een Nederlander. Het is een eigenzinnig ontwerp dat mij van dichtbij deed denken aan de romp vaneen Russische nucleaire onderzeeër. Een wat vreemde associatie natuurlijk.
Tijdens het schrijven van dit kwam ik er achter dat het gebouw het handvat voorstelt van een enorm zwaard dat in de berg is gestoken. Dat verklaart de vorm maar of ik het daarmee nou direct een mooi gebouw vind weet ik eigenlijk niet. Ik denk wel dat het een goed gebouw is, dat is iets anders dan mooi. Maar helemaal overtuigd ben ik niet.
Het verhaal van dit enorme monument is dat de bisschop van Verdun vlak na de wapenstilstand in november 1918 het slagveld bezocht en zeer onder de indruk was van de hoeveelheid menselijke resten die hier lagen. Als verantwoordelijke van het zielenheil van deze gesneuvelden besloot hij actie te ondernemen en voor deze stakkers een laatste rustplaats te zorgen. En dat is hem gelukt; in 1932 werd het monument officieel geopend.
Van ruim 14.000 gesneuvelden werd de identiteit achterhaald en zij liggen in slagorde net onder de top van de heuvel. 14.000 graven naast elkaar is een heel groot veld met witte kruizen maar het is maar een fractie van de mannen die hier de dood vonden; statistisch gezien is dit het resultaat van een dikke twee weken vechten hier.
Op de top zelf staat het indrukwekkende gebouw met in het midden een hoge toren. Ik ben er niet helemaal uit wat ik van het gebouw vindt. Mooi is het eigenlijk niet, maar lelijk is het eigenlijk ook niet en sommige details zijn ook wel mooi. Interessant is het zeker.
In het midden van het gebouw staat een 46 meter hoge toren. Deze is door de Verenigde Staten geschonken en heet ‘La Lanterne des morts’. Elke avond wordt in de top een rood licht ontstoken als een vuurtoren ter ere van de gevallenen. Tevens bevindt zich een grote klok die twee keer per dag wordt geluid. Bovendien kan je de toren beklimmen en zoiets moet je altijd doen. Doe dit niet als ze die bel gaan luiden maar ik denk dat ze de toren dan afsluiten.
140.000 gesneuvelden
In de kelder liggen de menselijke resten van bijna 140.000 mannen; een gruwelijke hoeveelheid. Het zijn de doden die na 1918 niet meer geïdentificeerd konden worden, Fransen en Duitsers door elkaar. In het laatste deel van hun leven deden ze er alles aan om elkaar van het leven te beroven, nu liggen ze door elkaar.
Door kleine vensters aan de achterkant net boven het maaiveld kan je hun resten zien liggen. Je moet er even door de knieën om het te zien. Dat is best luguber en echt niet aan te raden voor kinderen. Let daar dus even op.
We lopen om het gebouw heen en vinden de ingang aan de achterkant. Tot mijn verbazing moeten we hier weer betalen om naar binnen te komen. Kennelijk is dit een andere organisatie dan het herinneringscentrum en de forten. De man achter de kassa vertelt ons dat de film net begonnen is en dat we over twintig minuten kunnen terugkomen voor de volgende voorstelling. We besluiten de film links te laten liggen en beklimmen de trap naar de grote hal.
De centrale hal heeft een eigenaardige sfeer. Ondanks dat de najaarszon buiten zijn best doet is het hier redelijk donker. De vele kleine ramen zijn gekleurd en zorgen voor rood licht. Het plafond is half rond met plompe ribben en net als de rest van de ruimte uitgevoerd in natuursteen. Het geeft mij een benauwd gevoel in een grot, of beter, een bunker te zijn.
In het midden is een kapel waar het onverwacht druk was toen wij er waren. Hier is ook de toegang tot de toren te vinden. De trap naar de top heeft tweehonderd treden en de uitzicht is de moeite waard.
Fort de Douaumont
Ons laatste bezoek is aan het Fort de Douaumont. Het is het grootste en het belangrijkste fort ten oosten van Verdun. Klinkt stoer maar juist Douaumont viel al na vier dagen in Duitse handen en vreemd genoeg ging dat zonder bloedvergieten. Een Duitse verkenningseenheid besloot een kijkje te nemen en trof slecht zestig Fransen aan die snel overmeesterd werden. In 1916 gebeurde hier niet veel zonder dat er veel doden bij vielen, maar de val van het grootste fort was er één van.
Voor Duitsland was de inname van dit onneembare fort een enorme opsteker en dit werd dan ook uitgebreid gevierd door iedereen een extra vakantiedag te geven. Dat was in Duitsland zelf, vakantie was er voor de soldaten hier niet bij.
Het fort werd pas aan het einde van de slag in oktober 1916 door de Fransen herovert. Feitelijk waren het de Duitsers die tijdens de gevechten het meest hebben geprofiteerd van de relatieve veiligheid van het gebouw.
Als je nu naar het fort loopt is het direct duidelijk dat hier hard is gevochten. Het hele landschap is nog vol met bomkraters en een deel van het fort zelf is ook beschadigd. Maar het grootste deel is nog in tact en via een kleine deur te bereiken.
Na het tonen van het kaartje krijgen we een nieuw kaartje die we moeten laten zien bij de deur. Die staat er even niet en dus rent de dame die net ons de kaartjes gaf naar ons toe om de kaartjes te controleren. Ze moet er ook een beetje om lachen en na een vlotte blik op tickets is overtuigd dat ze echt zijn en mogen we naar binnen. We krijgen nog wel een gelamineerde uitleg kaart mee, in het Nederlands nog wel. Er is ook een audiogids maar een papieren uitleg is ook prima, dan kan je zelf lekker het tempo bepalen.
Donker en vochtig
Het fort ligt helemaal onder de grond is enorm en heeft twee verdiepingen. Het is ontworpen voor 800 man maar tijdens de slag verbleven er hier ongetwijfeld veel meer. Het is er het donker, vochtig en duidelijk geen fijne plek om te zijn.
Het is er redelijk druk en overal lopen mensen door de nauwe gangen of staan ze in kleine groepjes in de grotere ruimtes. Het bezoek is internationaal ik hoor veel Duits, Nederlands, Frans maar er is ook een grote groep Japanse scholieren. Engels hoor je hier niet, die zijn in het westen en in Vlaanderen, net als in de oorlog. Het gebrek aan licht geeft een vreemde sfeer.
Er is een soort van route die je moet volgen maar die lijkt zo nu en dan op een opdracht van ‘Wie is de mol?’. Als je de route weet te volgen kom je langs de slaapruimtes, de keukens, de communicatiekamer. Interessant is de bedinging van de geschutskoepel. Het omvat een enorme ijzeren constructie die in een hoge kamer staat.
Duidelijk is dat het origineel spul gaat want op het ijzer hebben zich een aantal stalagmieten gevormd. Ook de originele elektrische installatie heeft veel last van de steenafzetting. Deze hangt bovendien laag is het voor een twee meter lange Nederlander echt oppassen. Dat lukt niet helemaal want ik sta toch met mij hoofd tegen twee zeer oude draden aan. Gelukkig staat er geen spanning op.
Na een eindeloze reeks van ruimtes staan we in een gang die voor een deel is ingericht als een kapel. Een groot wit kruis met een afbeelding van een ijzeren kruis en de tekst ‘Den totten Kameraden’ doet vermoeden dat dit een Duits monument is.
Wat is hier gebeurd? Tijdens de slag besloten Duitse soldaten hun eten op te warmen met de olie van een vlammenwerper. Dat is natuurlijk niet een al te slimme bezigheid te meer omdat ze dit deden vlak naast een voorraad Franse granaten. Een enorme knal was het gevolg die naar schatting zo’n tachtig mannen niet overleefden.
In eerste instantie dacht de dienstdoende officieren dat een Frans bombardement betrof maar aangezien de ontploffing niet werd gevolgd door een infanterie aanval werd er al snel aan een andere oorzaak gedacht.
Tot slot liep ik nog tegen een bordje aan waarop stond dat op die plek Charles de Gaulle gevangen werd genomen. De held uit de volgende oorlog en de redder van Frankrijk in de jaren vijftig gaf zich in dit fort over. Voor hem was deze oorlog voorbij al legde hij zich daarbij niet neer want hij heeft verwoede pogingen gedaan om te ontsnappen door tunnels te graven en zich zelf te verkleden als een verpleegster. En dan moet je toch snel denken aan ‘Allo, Allo!’
Na een klein uurtje ben ik weer blij als ik uit het fort loop en besluit toch even op het ‘dak’ van het fort te kijken. Dat is interessant want je ziet direct waarom het fort op deze plek staat. In het oosten strekt zich een plateau uit dat helemaal doorloopt tot Duitsland.
Daarnaast is de geschutskoepel die er nog steeds kloek uitziet. Als je over het ‘dak’ van het fort loopt dan vallen direct de onnatuurlijke ongelijkheden in het terrein op. De bomkraters zijn echt overal en dat is niet zo vreemd want gedurende de slag heeft alleen de Franse artillerie hier meer dan duizend granaten per vierkante meter afgeschoten.
Romagne 14-18: Eerste Wereldoorlog museum met Nederlandse eigenaar *****
Het bleek een ‘collegetour’ te zijn onder leiding van de BN-er Diederik van Vleuten met als onderwerp een het museum van Jean-Paul de Vries in Romagne. Ik had een heerlijke avond waarbij een Duitse pothelm door het publiek rondging terwijl de eigenaar van het museum zijn verhaal vertelde. Ik moest er een keer heen en daar was mijn vriendin het helemaal mee eens.
‘Ik doe het museum wel open voor jullie’
Twee jaar later kwam er het van en reden wij rond half één ‘middags Romagne-sous-Montfaucon binnen. Het museum is makkelijk te vinden maar leek gesloten. We parkeerden de auto achter het gebouw en liepen, rekening houdend met een teleurstelling, naar de ingang. Deze bleek dicht maar na een minuut hoorden we geluiden van binnen komen waarna een vrolijke jongeman de deur open deed en aan ons vroeg of we voor het museum kwam. Dat kwamen we. “Dan doe ik het voor jullie open”, terwijl hij een enorme hond die ons vriendelijk aankeek in bedwang hield. “Ik moet hem even opsluiten”, verklaarde hij in Nederlands, “Anders neemt hij de benen.”
Terwijl hij dat deed liepen wij achter hem aan het museum binnen. De eerste ruimte lijkt meer op een rommelige bar van een hippe strandtent in Bretagne dan een restaurant van een museum. De muren hangen vol met spullen uit de oorlog en de tafels staan rommelig door elkaar. In een hoek staat een toren van vier kratten Jupiler. Hier is het duidelijk vaak druk en gezellig en daar hou ik van.
De jongeman heeft inmiddels de hond opgesloten en opent een deur van de ruimte waar de tentoonstelling is. Hoewel hij zeer goed Nederlands spreekt valt het mij op dat hij de lidwoorden niet feilloos gebruikt en vraag ik hem of hij hier of in Nederland is geboren. Hij vertelt hier te zijn geboren en ik besef mij dan nog niet dat ik met de zoon van de eigenaar heb te maken.
Verschillende niveaus
De tentoonstelling bevindt zich in de grote loods naast de bar en is ingedeeld in verschillende niveaus. Hier staat een interessant open houten bouwwerk met veel trappetjes, balkons en vides. We worden helemaal naar boven geleid waar een kleine ruimte is met een televisie waar we worden verzocht om eerst een video te bekijken voordat we de collectie bekijken. Dat doen we braaf en dat geeft de jongen de tijd om zijn vader te waarschuwen, de entree mogen we later wel betalen.
De video gaat over niet over de Eerste Wereldoorlog, niet over de impact van het conflict, niet over hoe deze is ontstaan en zelfs niet over het ellendige leven van de soldaten aan het front. Het gaat wel over hoe het museum is ontstaan en hoe Jean-Paul hier is gekomen. Toeval hierbij speelt een grote rol want in zijn jeugd overnachtte hij hier met zijn ouders op weg naar het zuiden. Het gezin had het naar zijn zin en zag die zomer nooit de Middellandse Zee. Jean-Paul trok die vakantie buiten het dorp een helm uit de modder en de rest is geschiedenis. Een mooi verhaal dat ook nog eens goed wordt verteld.
Bijzonder tentoongesteld
Na deze video gaan we de collectie bekijken. Hoewel je (bijna) alles mag oppakken en aanraken doen we dat niet. Als je in een museum bent ga een toch over op een modus waar je keurig met je handen op je rug de zaken staat te bekijken. Dat hoeft hier niet maar wij deden het toch. Je moet toch over een bepaalde grens heen en dat duurt even.
De collectie is op een wonderlijke manier tentoongesteld. De verzameling, bijna allemaal binnen vijf kilometer van het dorp gevonden, is ingedeeld op soort en functie. Zo is er een hele kast vol met medicijnenflesjes, een compleet ingerichte bar, een wand vol met spades, een berg met veldflessen en ga zo maar door.
Spullen meezeulen
Zo krijg je een goed idee welke spullen er door de soldaten werden gebruikt. Dat zie je natuurlijk wel meer op dit soort plekken. Zo heb ik mij verbaasd in Beaumont-Hamel over de spullen die een Britse soldaat mee moest nemen als hij ten aanval trok; vijftien kilo aan zooi waar hij niets aan had tijdens een gevecht. Ga daar maar eens een machinegeweer mee bestormen.
Daar, op het slagveld in Picardië, was een informatiecentrum waar ze een pop hadden aangekleed in volle wapenrusting en dat is best indrukwekkend maar je ziet er maar één. Hier zie je iets anders. Hier zie je pas hoeveel spullen je nodig hebt als je met een leger van soldaten ten strijde trekt en dat is indrukwekkend!
Granaathuls als vaasje
Het is een ongelooflijke berg meuk waarbij het opvalt dat de hoeveelheid wapens maar een klein deel is; een bosje geweren, een paar messen en een reeks pistolen en dat is het. Wel zijn er redelijke wat hulzen van granaten te zien en dat is logisch want die hou je over als hebt geschoten en dat deden ze in die tijd heel veel. Veel hulzen van granaten zijn bewerkt en zijn nu ware kunstwerkjes die kunnen dienen als een vaasje.
Dit had ik eens gezien in een gîte waar met twee van dit soort versierde hulzen en een portret van opa in uniform een soort van altaar was gemaakt. De beste man was gevallen bij een Franse aanval op de ‘Chemin des Dames’ niet zo heel ver van Romagne vandaan.
De vaasje fascineerde mij omdat het de mens in de oorlog laat zien; in groots mogelijke ellende is heeft de mens toch de neiging iets moois te maken. Er is na 1918 een hele industrie ontstaan die de hulzen bewerkte maar ook tijdens de oorlog waren de hulzen een gewillig object om ‘trench art’ van te maken.
Waarom zou je dat als soldaat nu doen? Ten eerste omdat de metalen hulzen overbleven en de cilinders an sich wel mooie glimmende voorwerpen zijn. Daarbij waren er veel van, lieten zich makkelijk bewerken en was er bovendien voldoende gereedschappen voorhanden.
Maar bovenal werd er niet altijd maar gevochten tijdens de oorlog. Er gebeurde soms weken niets en moeten de soldaten zich behoorlijk hebben verveeld. De een leest dan een boek of schrijft er één, de ander legt een kaartje en weer een ander gaat iets maken. Dat is ook echt een kenmerk van een mens want al in de prehistorie bewerkte wij al onze speren. De behoefte om er iets moois van te maken is er altijd geweest. Ook al is het van een restproduct waarmee net geprobeerd is andere mensen te doden.
Lekker aanraken
Bij het bekijken van deze geweldige berg ‘gevonden voorwerpen’ waren viel het mij op dat nergens een kaartje staat wat het is. Je moet het gewoon maar uitzoeken en omdat je zo’n beetje alles mag oppakken en aanraken sta je voor je het weet te discussiëren wat een bepaald voorwerp is en wat de functie is geweest.
Terwijl wij zo stonden te praten was inmiddels de eigenaar gearriveerd en kwam onmiddellijk naar ons toe. Ik kreeg de indruk dat hij dat bij iedereen doet want hij is zeer toegankelijk en wil graag vertellen over van alles en nog wat. Allereerst feliciteerde ik hem om het feit van President Trump niet was langs geweest want tijdens de collegetour op de school van mijn kinderen had hij toegegeven dat hij daar toch het meest tegen op.
Geen Trump
Waarom zou de president van de Verenigde Staten die schuur met oude zooi bezoeken hoor ik al enkele lezers zich afvragen. Naast het museum van een Nederlander bevindt zich ook de grootste erebegraafplaats voor gevallen Amerikanen in Europa. Tijdens de herdenking van het einde van de oorlog in 2018 zou Trump deze bezoeken en daarmee was de kans zeer groot dat ook het museum zou worden bezocht, of de eigenaar het daar mee eens was of niet. Uiteindelijk kwam de bewoner van het Witte Huis helemaal niet want het regende of zoiets. Hij zou daarbij een niet zo respectvolle opmerking hebben gemaakt maar of dat waar is weet ik niet.
“Hij is inderdaad niet geweest maar ik ben heel blij dat de herdenkingen voorbij zijn”, vertelt Jean-Paul de Vries. “Behalve Trump hebben we hier het hele jaar toch allerlei hoge piefen gehad; senatoren, generaals, ministers en nog veel meer. Klinkt allemaal leuk maar door de veiligheidsmaatregelen heb je niets meer te vertellen in je eigen museum, ze nemen gewoon de boel over.”
De veiligheidsmaatregelen zelf waren wellicht de reden voor het bezoek aan het museum. “Denk maar niet dat ze voor de tentoonstelling kwamen. Dit gebouw heeft namelijk dikke muren en weinig ramen en is dus makkelijk te beveiligen. Daarbij heeft het een bar en dat maakt het natuurlijk helemaal aantrekkelijk. Niet zo leuk voor ons want ze nemen de boel gewoon in bezit en niemand mag er zonder toestemming meer in. Zo hebben ze een stuk uit een tent in de tuin gesneden zodat een schutter in de kerktoren beter zicht had. Gelukkig is het nu voorbij en hebben we nu weer gewone bezoekers”, verzucht de nog licht geïrriteerde museum eigenaar.
Veldslag in 1918
Het ereveld zelf bevindt zich net buiten het dorp op de plek waar is gevochten. Hier vielen de Amerikanen in de nadagen van de oorlog de stellingen van de Duitsers aan. “Er is hier alleen in de laatste drie maanden van de oorlog gevochten.” vertelt Jean-Paul
“We zitten hier niet ver van Verdun waar een bloedige veldslag is uitgevochten maar gevochten werd hier niet. Het lag achter de Duitse linie en er was een Duits veldhospitaal waar ernstig gewonde soldaten werden verpleegd. Veel daarvan hebben het niet gehaald en liggen op een Duits ereveld in het dorp.” Dat verklaard ook de grote hoeveelheid medicijnen in de collectie.
Volgens De Vries is het Duitse ereveld trouwens veel opzichten beter want daar worden de doden van de oorlog op een waardige manier herdacht. De Amerikaanse begraafplaats heeft met zijn groteske en pompeuze landschapsarchitectuur een hele andere sfeer. Hier worden de helden van de oorlog geëerd waardoor je bijna zou denken dat het een grote eer is om voor je land het leven te laten. Maar zo gaat het volgens Jean-Paul niet in een oorlog. Ik heb beide begraafplaatsen gezien en de man heeft een punt.
Als je de Amerikaanse militaire begraafplaats oprijdt heb je het idee dat je Amerika bent ingereden. Bij de de toegang tot het terrein staan aan beide kanten twee witte gebouwen met grote beelden van adelaars. De vogels kijken streng maar het valt mij op dat ze aan de gezette kant zijn, dat past wel bij de VS. Grote strak geknipte heggen en grasvelden omringen de brede oprijlanen met in het midden een grote fontein die in een soort van vallei ligt. Aan de ene kant liggen de gesneuvelde soldaten met elk een dik witmarmeren kruis, of in geval van een joodse soldaat een David ster. De kruizen staan zo dat onder elke kijkhoek een keurige lijn ontstaat. Bovenop de heuvel staat een enorm herdenkingskapel waar een laan met aan beide kanten bomen naar toe leidt. Het is allemaal erg indrukwekkend, helemaal omdat er zoveel kruizen staan (een kleine 15.000).
De gevallen Duitsers liggen aan het begin van het dorp en hebben veel kleinere donkere kruizen. De ingang van de begraafplaats is tevens een kapel en tussen de graven staan grote dennen. Natuurlijk heeft Duitsland de oorlog verloren, en die daarna ook. Enige somberheid past bij een verliezer maar hier voel je beter de pijn van de oorlog.
Wat doet het museum met je?
Maar nog één keer terug naar het museum want als je beseft dat de boel die daar ligt slechts het resultaat is van gevechten die hier in de laatste drie maanden van de oorlog zijn gevoerd dan is het bijna niet te bevatten. Alles wat daar ligt is ergens geproduceerd en hier naar toe gebracht. Als je nog in acht neemt dat de tentoonstelling slechts een derde van de 300.000 voorwerpen laat zien die door Jean-Paul en zijn team in de omgeving gevonden is én dat we niet weten wat er nog allemaal in de grond ligt dan begint het je te duizelen.
Wat moet er dan allemaal nog in de grond liggen op een plek waar drie jaar lang is gevochten? Wat is die oorlog een belachelijk gesleep geweest van mensen, spullen en materialen. Hoeveel levens hiervoor zijn gevallen en hoeveel mensen hiervoor hebben geleden. Het is je bijna niet voor te stellen.
Bij het wegrijden uit Romagne-sous-Montfaucon dachten we in de auto allemaal aan de indrukkende verzameling spullen in die schuur naast de kerk. Het is een unieke manier om iets bij je los te maken en dat is heel knap.
Als je de Eerste Wereldoorlog een beetje wilt begrijpen dan moet je hier heen.
Marville; één en al Spaanse historie ****
Saint-Nicolaskerk
Boven de ingang van de kerk zit in de gevel een prachtig rozetraam en ook het Iberische orgel is de moeite van het bekijken waard. Het meest bijzondere van de Saint-Nicolaskerk vind ik de schilderingen op de pilaren. Daar waar in andere kerken heiligenbeelden staan, zijn hier afbeeldingen van heiligen op de pilaren aangebracht.
Afbeeldingen uit de veertiende eeuw, zo leer ik, van Jezus, de maagd Maria en twaalf apostelen… voor Judas was geen plek. Na het verlaten van de kerk wandel ik met mijn bagage in de hand, door de nauwe straatjes naar mijn hotel. Na ’s avonds een smakelijke confit de canard gegeten te hebben in het restaurant van de Auberge, is het tijd om te gaan slapen.
Kleine stadspoort
Na een heerlijke nachtrust word ik wakker van de zon die door de gordijnen naar binnen piept. Als ik uit het raam kijk , zie ik een ontwakend Marville en weer een strakblauwe lucht. Na het ontbijt in het hoofdgebouw van het hotel bekijk ik het kleine stadspoortje ‘La Poterne’ dat een onderdeel is van het Chateau van Thibaut de Eerste, graaf van Bar en grondlegger van Marville.
Het poortje is zo klein dat alleen voetgangers er de stad kunnen binnengaan. Loop je door het poortje dan heb je een prachtig uitzicht over de omgeving vanaf de heuvel waarop Marville gebouwd is. Teruglopend naar de Grand Rue kom ik langs de Spaanse Renaissance-huizen en loop naar het huis van Chevalier Michel, net als de kerk en La Poterne een ‘monument historique’.
Dit huis, ook uit de zestiende eeuw, kenmerkt zich door een dubbele galerij aan de achterkant van de woning elk voorzien van gebeeldhouwde elementen uit de Griekse mythologie. Door een andere straat slenter ik langs het huis van de Lakenhandelaars en het herenhuis van Egremont terug naar het hotel en neem afscheid, tijd om het cimetière Saint-Hilaire te bezoeken.
Knekelhuis
Het kerkhof dat twee kilometer buiten Marville ligt, staat bekend om zijn ‘ossuarium’, een zgn. knekelhuis waar meer dan 40.000 schedels en botten liggen, daar bijeengebracht in 1876 door de toenmalige beheerder van het kerkhof Constant Motsch. Aangekomen bij de ingang van het kerkhof komt de tuinman, die er aan het werk is, op mij af en vraagt of ik soms de andere bezienswaardigheden van het kerkhof wil zien. Nou graag!
Hij leidt me naar het onlangs gerestaureerde huis van de beheerder, het kleine Saint-Hilaire kerkje (dat helaas niet open is), de graven van de Canadese kinderen, het oude rotsgraf uit 1646, het monument van Piëta en eindigt zijn tour bij, naar zijn zeggen, enkele graven van soldaten van Napoleon.
Waar of niet, de trots over deze begraafplaats straalt van hem af en terecht, want het is een uniek kerkhof waar de planten weelderig groeien over de oude grafzerken, die her en der verspreid liggen. Dit kerkhof is, net als het grote Père-Lachaise in Parijs, een van de weinige begraafplaatsen die als een geklasseerd monument te boek staan.
Meertje
Bij het verlaten van het kerkhof sla ik linksaf en volg de borden met Lac d’Othain. Daar aangekomen twijfel ik even of het recreatiegebied wel open is. Dat blijkt even later toch het geval te zijn. De camping gelegen naast het meer, is onlangs heropend en de eigenaren zijn druk bezig met de heropbouw. Een uitnodigend terras is in ieder geval open.
De eigenaresse vertelt dat het meer ook toegankelijk is voor zwemmers. Blauwalg gooit vaak roet in het eten, maar campinggasten kunnen hoe dan ook gebruik maken van het naastgelegen overdekte zwembad. Wat verderop is ook nog een manege en rondom het meer loopt een 7 km lange wandeling.
Uitkijkend over het meer en nippend aan mijn koffie waarbij heerlijk gebak geserveerd wordt, bedenk ik me dat Marville als vakantiebestemming meer dan de moeite waard is. Op slechts 200 kilometer van de Nederlandse grens waan je je in een heel andere wereld en vind je meer dan genoeg in de omgeving om te bekijken en te doen!
Lotharingen: het onontdekte noordoosten van Frankrijk
Lotharingen ligt in het noordoosten van Frankrijk. De streek heeft een lange geschiedenis en heeft lang niet altijd tot Frankrijk behoord. Tot 1918 behoorde het samen met de Elzas bij Duitsland. Wie een beetje heeft opgelet bij de geschiedenislessen op school kent de streek ook vooral als Elzas-Lotharingen. Ik dacht lang dat het één streek […]
Saint Quirin: dorp met kerk, kapel en bron in Lotharingen
Wij parkeerde de auto voor het gemeentehuis en besloten eerst een kop koffie te drinken. Het restaurant had hier niet helemaal op gerekend want de bediening raakte lichtelijk in paniek bij de bestelling. Uiteindelijk kregen we de koffie die niet de geschiedenis in gaat als de lekkerste die ook heb gedronken, ook niet de vieste trouwens.
Na deze wat teleurstellende ervaring liepen we naar de kerk. Daarbij namen we een pad dat rechts achter het gemeentehuis begint en die is aan te raden. Even denk je dat je door iemands tuin loopt maar het is allemaal openbaar. Het pad leidt je langs het plaatselijke beekje waar even verder op de bron is te vinden met daarbij een beeld van de bijbehorende heilige. Het is een leuke wandeling waarbij je een soort van heemtuin passeert.
Kerk
De kerk is best groot voor het formaat van het dorp en vormde een onderdeel van een priorij, een soort van dependence van een klooster. Die bestaat nu niet meer. Naast de kerk op het plein staat een fraai schoolgebouw met daar achter nog een kleuterschool. Het geheel vormt een complex dat nogal groot aandoet in het dorp, het voelt bijna stedelijk.
De dubbele torens van kerk trekken direct de aandacht. Deze zie je echter wel meer in de omgeving van de Maas en Moezel. De abdijkerk in Saint Hubert in België heeft ook zulke torens. Het is gebouwd in de achttiende eeuw in de barokke stijl. De uivormige daken van de torens zijn opvallend. Die zie je niet zo vaak in Frankrijk maar Duitsland is hier ook niet zo ver natuurlijk. Opvallend is de houten luchtburg tussen de torens. Dat heb ik nog nooit eerder gezien.
Binnen in de kerk vind je een uitstekend gerenoveerd orgel dat aan het einde van de achttiende eeuw is gebouwd. In de zomer worden er regelmatig concerten gegeven. Het interieur van de kerk omvat verschillende fraaie voorbeelden van meubelen in zowel Lodewijk XIV als Lodewijk XV stijl. De preekstoel heeft prachtig houtsnijwerk en midden in de kerk hangt een enorme kroonluchter; een opvallend ding.
Kapel
Een ander opvallend gebouw in Saint Quirin is de kapel die op de heuvel boven het dorp staat. Op deze plek stond in de oudheid al een Keltisch heiligdom en gezien het uitzicht is het ook niet vreemd dat ze hiervoor deze plek hebben gekozen.
Er staat boven half in het bos een grote vierkante tafel. Of dit het oorspronkelijk heiligdom markeert of dit een altaar is voor een openlucht mis heb ik niet kunnen achterhalen. Misschien is het wel allebei.
Door de straat tegenover de kerk in te lopen kom je bij de kapel. Dat is best klimmetje en het wegdek is ook niet heel erg vlak. Doe dus rustig aan. Wij kwamen toch met enig sinds verhoogde hartslag boven bij het gebouwtje aan.
Het kapelletje is oud en moet het echt van de vorm en de plek hebben hebben. Die is prachtig waarbij vooral het uitzicht opvalt. Je kan ver kijken en bovendien heb je een mooi uitzicht op het dorp zelf. Buiten ons was er niemand en dat is altijd goed voor de ervaring.
Het interieur is eenvoudig, koel en dankzij de kleine ramen erg donker en dat was wel fijn want wij waren hier op een warme dag. De gekleurde ramen zijn fraai maar het meest opvallende was de moderne aluminium trap die halverwege het altaar hangt. Kennelijk is dat de manier om de toren te beklimmen. Een zeer aparte vorm van functionele architectuur.
Bron van Quirinus
Tot slot is er nog een bron in het dorp. Deze ligt achter de kleuterschool en is versierd met een beeld van de Heilige Quirinus. Nu zijn er maar liefst vier heilige met deze naam en het was mij niet echt duidelijk om welke het hier gaat maar na enig onderzoek hebben we hier te maken met Quirinus van Neuss zou gaan. Dit is een Romeinse volkstribuun die als martelaar is gestorven.
Hij wordt vooral in het westen van Duitsland vereerd en veel bronnen zijn naar hem genoemd. Het water zou wonderbaarlijke krachten bezitten en in staat zijn om verschillende ziektes te genezen. Daarnaast is hij beschermheilige van paarden en runderen. Gezien de agrarische karakter van deze streek een prima keuze.
Rodemack: het kleine Carcassonne in Lotharingen ***
Daarmee is het dorpje de perfecte plek voor de eerste lange stop op weg naar zuidelijk gelegen plaatsen. Het ligt maar een paar kilometer vanaf de snelweg en als je nog wil tanken in Luxemburg tijdens de grote vakantiedrukte dan kost het niet zo gek veel meer tijd. Om Rodemack te bereiken rij je namelijk via Luxemburg waar je vlak voor de grens verschillende tankstations zijn.
Nu heb je die wel meer daar, maar het verschil is die daar erg rustig is, zeker als het vergelijkt met die langs de snelweg. Het tanken kost je dus geen tijd en vervolgens rij je zo Frankrijk in. Het tweede dorp dat je tegenkomt is Rodemack waar je lekker rustig een kop koffie kan drinken of een kleine lunch nuttigen. Wel even in Luxemburg een stokbroodje scoren want een Boulangerie hebben ze niet in Rodemack.
Muren Rodemack
Het dorp ligt in een glooiend landschap en doemt ineens voor je op. Het is bijna geheel ommuurd en heeft een prachtige poort met twee dikke ronde torens ernaast. Wij bezochten Rodemack op de terugweg na een weekje in Bourgondië en helaas was de burcht in zijn geheel ingepakt met stijgers. Het is natuurlijk een goede zaak dat het Franse culturele erfgoed goed wordt onderhouden, maar voor ons was het wel jammer want we konden het allemaal niet goed zien.
De muren die er nu staan stammen uit de dertiende en veertiende eeuw. Dat is aardig oud, maar Rodemack is veel ouder. In bronnen uit het einde van de negende eeuw wordt het dorp al genoemd. Rond 910 komt het in handen van de abten van Sint Willibrord waarmee het onder invloed komt van de Karolingische cultuur dat zijn centrum had rond de Maas. Rodemack krijgt een kerk en daar omheen ontwikkelt zich het dorp. De eerste muren worden in de dertiende eeuw opgetrokken die in de loop van de eeuwen steeds worden versterkt en uitgebreid. De poort met de karakteristieke torens worden in de veertiende eeuw door de bewoners zelf gebouwd.
Ondanks zijn strategische belangrijke ligging heeft Rodemack een redelijk rustige geschiedenis; er is nooit echt hard om gevochten. Het behoorde tot 1796 Luxemburg waarna het een eeuw lang geregeld van land wisselde. Eerst was het een deel van Frankrijk, toen werd het Duitsland, daarna weer Frankrijk, vervolgens weer Duitsland en tot slot sinds 1944 weer Frankrijk. Het was een heel gedoe.
Fort Hackenberg: het grootste fort van de Maginotlinie *****
Geschiedenis Fort Hackenberg
Dit waren hoofdzakelijk mannen in de leeftijd tussen 18 en 45 jaar waarmee feitelijk een complete mannelijke generatie was verdwenen. In veel dorpen en steden was hierdoor geen huwbare man meer te vinden en er zijn zelfs streken die actief in het buitenland naar mannen zochten om zo de huwelijksmarkt weer een beetje in evenwicht te brengen. Zo probeerde de streek rond de rivier De Lot Nederlandse mannen te lokken met aantrekkelijke subsidies.
Om een nieuwe slachtpartij te voorkomen besloot Frankrijk langs de Duitse grens een serie bunkers en forten te bouwen om een aanval van Duitsland te kunnen afslaan. Het ambitieuze plan had tot doel om van Frankrijk één groot fort te maken. Naast de grens met Duitsland werden ook in het zuiden langs de grens met Italië fortificaties gebouwd. Hoewel Italië in de Eerste Wereldoorlog zich uiteindelijk aansloot bij Frankrijk en Engeland, werd het blijkbaar toch als een onbetrouwbaar volk gezien. Deze argwaan bleek in 1940 ook terecht, al verklaarde Italië Frankrijk pas de oorlog pas toen de Duitsers het klusje al geklaard hadden.
Tot slot omvatte het plan ook versterkingen langs de Belgische grens om een Duitse aanval via de Ardennen tegen te houden. Helaas is van dit gedeelte van het plan vanwege geldgebrek weinig terecht gekomen. Dat de Duitsers in 1940 net als in 1914 juist deze route namen en binnen zes weken Frankrijk versloegen maakte de rest van het plan achteraf nutteloos. Dit lag niet aan de Hackenberg want het regiment dat hier was gelegerd is het laatste die zich overgaf.
Het fort Hackenberg is de grootste van de Maginotlinie en bevindt zich twintig kilometer ten oosten van Thionville, de eerste stad in Frankrijk nadat je hebt getankt in Luxemburg en niet ver van het Plus Beaux Village Rodemack. Het complex is prima bereikbaar via de D918 en dan de D60 richting Vackering. De weg loopt door een prachtig glooiend landschap waardoor je afvraagt waarom je deze streek altijd links laat liggen op weg naar het zuiden.
Om een beetje in oorlogstemming te komen staat er bij de oprit een Amerikaanse tank geparkeerd. Dat kwam mij historisch niet correct over want wat doet een Amerikaanse tank bij een Franse bunker die is gebouwd om Duitsers tegen te houden? Ik bleek niet voldoende geïnformeerd want de enige keer dat dit complex echt in de vuurlinie lag was in 1944 toen de Amerikanen de Duitsers eruit hebben gejaagd. Daarbij hebben ze eerst de boel beschoten met tanks, type M10 Tank Destroyer. Deze machine is gemaakt om andere tanks te vernietigen en de aanval maakte ook geen indruk op de Duisters waarna het de Amerikanen tenslotte met zwaarder geschut toch lukten om de boel te veroveren.
Treinspoor
De ingang van de bunker bevindt zich in een berg. Van het hele complex is weinig te zien want die is in de hoogste heuvel van de omgeving gebouwd en dat is best verstandig voor een militair gebouw. Op het parkeerplaatsje verzamelen zich de toeristen die wachten op de rondleiding die in het Frans, Engels en Duits worden gegeven. Hierbij wordt rekening gehouden met de verhoudingen uit de eerste helft van de vorige eeuw want de Franse en Engelse rondleiding gaan gezamenlijk, de Duitstalige mogen pas twintig minuten later de bunker in. De ingang ademt de sympathieke sfeer van vrijwilligers. De koffie komt uit een apparaat dat je thuis tien jaar geleden al hebt weggegooid en je kan er een oud croissantje kopen. Het smaakt prima.
De toegang tot het museum is één van de twee originele ingangen en nog geheel intact. Twee grote stalen deuren sluiten een poort waar een complete trein doorheen kan. Eenmaal binnen sta je in een brede tunnel waar de bevoorradingstrein werd gelost en de munitie en andere voorraden op het smalspoortreintje werden geladen. De tunnel doet nu dienst als opslagruimte voor oorlogsvoertuigen. Deze blijken afkomstig uit het Franse leger dat onlangs wegens bezuinigingen een aantal depots heeft moeten ontruimen. ‘Of wij interesse hadden’, vertelt de vrijwilliger, ‘Nou, dat hadden we wel want het was een waar walhalla met allerlei voertuigen van zowel Gallieerden als Duitse makelij.’
Mijn jongetjeshart slaat op dat moment over want er staat veel dat ik onmiddellijk herken uit mijn jeugd waarin ik graag plastic tankjes van Italeri, Tamiya of Revell in elkaar mocht lijmen. Dat eindigde altijd in een teleurstelling want het resultaat was meestal een scheef voertuigje met overal klodders lijm en vingerafdrukken in de verf. Ik had er het geduld gewoon niet voor. Onze buurjongens waren er veel beter in en gebruikte mijn mislukkelingen als kapotgeschoten voertuigen in een prachtig diorama’s.
Ik haal mijn hart op en bewonder de oude voertuigen waar mijn vrouw werkelijk niets van snapt. In een nis ontdek ik een Bren Carrier en neem ik de tijd om deze te bekijken. Bijzonder is een Franse tank uit de Eerste Wereldoorlog. Een tank is misschien wel een beetje veel gezegd want veel meer dan een gepantserde brommer op houten blokjes is het niet. Het is een wonder dat die Fransen die oorlog hebben gewonnen.
Franse keuken
In de verte klinkt in de tunnel enorme herrie die wordt gemaakt door de elektrische trein die ons later naar één van de verre uithoeken van het complex zal brengen. Dat moet het hoogtepunt van het bezoek worden maar wij bezoeken eerst de verblijven van de officieren en soldaten. In totaal was er in fort Hackenberg plaats voor 1.200 manschappen die over de veiligheid van de republiek waakten. Dat deden ze redelijk in stijl want de onderkomens zien er comfortabel uit, zeker als je dit vergelijkt met loopgraven van de Eerste Wereldoorlog. Zoals je verwacht bij Fransen zijn ook de keukens dik in orde en nog in uitstekende staat. Even de pannen wassen en je kan er zo koken voor duizend man.
Het complex is ontworpen met het idee dat het zonder bevoorrading zeker drie maanden kan uithouden. Om dit mogelijk te maken zijn er veel ruimtes om voorraden te stallen, maar ook een ziekenhuis met een operatietafel die nog helemaal in oude staat is inclusief alle apparatuur. Het is alsof je in een tijdcapsule bent gestapt en in 1940 bent uitgestapt.
Om niet afhankelijk te zijn van elektriciteit van buiten staan er vier grote generatoren. En nog altijd zorgt één van deze generatoren voor de stroom in het complex. De machine doet stampend zijn werk waarnaast een gepensioneerde vrijwilliger trots staat te glunderen. Ik stel hem de vraag of de machine nog origineel is waarna hij een heel verhaal begint te vertellen. Door het lawaai van de generator versta ik er niets van maar begrijp dat het allemaal nog is zoals het gebouwd is. Hierna begint hij aan allerlei handels te trekken en begint het apparaat nog meer herrie te maken. De man kijkt nog trotser dan eerst en ik vind het prachtig.
Door dit oponthoud ben ik wel mijn groep kwijt geraakt en moet ik mijn best doen om ze weer terug te vinden in de vele gangen en kamers. De machinist roept mij nog iets na, maar dat versta ik niet. Even bekruipt mij het idee dat ik ben verdwaald in dit ondergrondse labyrint maar na tien minuten trek een deur open en vind ik de mijn groep terug in de wapenkamer.
Een uiterst correcte naam voor deze ruimte want hier vind je genoeg geweren, pistolen en mitrailleurs om de regering van een Caribisch eiland in een paar uur omver te werpen. Daarnaast nog een uitgebreide collectie helmen, petten en uniformen. Helaas kan ik dit moois niet allemaal bekijken want in de verte zie ik mijn groep de kamer verlaten en moet ik flink doorstappen om ze in te halen.
Na de wapenkamer komen we weer in de treintunnel waar we moeten wachten. Na een paar minuten draait een treintje met veel lawaai de hoek om en kunnen we instappen. De rit is lawaaiig, oncomfortabel, historisch verantwoord en erg leuk. Na twee kilometer pure pret mogen we uitstappen en beklimmen we een lange wenteltrap, de minder valide mogen met de munitielift.
Geschutskoepel
Boven staan we in een ronde kamer met een enorme machine in het midden. Deze opstelling dient om het 135 millimeter geschut die zich vlak boven de kamer in een draaiende koepel bevindt in een razend tempo van munitie te voorzien. Dat dit mechanisme goed werkt kunnen de Amerikanen die de Hackenberg in 1944 benaderde over meepraten. Zij kregen in 90 seconden maar liefst 99 granaten om hun oren en moesten tijdelijk de aftocht blazen.
Verbazingwekkend genoeg werkt het hele mechanisme nog. De vrijwilligers laten dit maar al te graag zien waarbij alleen het afschieten van de granaten ontbreekt. Dat laatste vinden mijn zoon en ik jammer, maar wel begrijpelijk. Na deze demonstratie van militaire technologie uit de jaren dertig gaan we door een deur en staan we ineens in het prachtige landschap van Lotharingen. De gids legt uit dat de plaats van het fort uitstekend gekozen want wat voor ons een prachtig uitzicht is over het landschap, is voor een militair een uitstekende strategische plek waar je de grens met Duitsland en Luxemburg goed in de gaten kan houden.
Op deze plek is buiten de bunker is goed te zien met welk geweld de Amerikanen met een 155 millimeter geschut de Duitsers onder vuur namen. Een deel van de betonnen muren zijn compleet weggeschoten. Na een kwartiertje genoten te hebben van het uitzicht begint de binnenste van de bunker plotseling heftig te brommen waarna de koepel omhoog komt zodat het geschut zichtbaar wordt. Even daarna begint de koepel te draaien en is het ons duidelijke dat de Duitse rondleiding is inmiddels in de kamer onder ons aangekomen en een demonstratie krijgt van het nog werkende oorlogstuig. Ook buiten is het indrukwekkend om te zien het duurste defensie project van Frankrijk van voor 1940 in werking te zien. Toch jammer dat het niet veel kon doen tegen de Wehrmacht.
Na het einde van de Tweede Wereldoorlog behield het hele complex zijn militaire functie. Nu niet om de Duitsers tegen te houden maar om een Russische aanval tegen te houden. Die zouden tenslotte ook uit het oosten komen. Toen Frankrijk besloot een Atoombom te bouwen werden de dure forten door het Franse leger afgestoten waardoor de Hackenberg in 1970 zijn verdedigingsfunctie verloor. Tot 1975 deden de gangen en tunnels dienst als opslagruimte waarna de lokale bevolking rondleidingen begonnen te organiseren. Hieruit ontstond de l’Association Amfort Veckring en die nog altijd zorgt draagt voor de rondleidingen. Alleen in het weekend van 14.00 to 17.00 uur. Als je in de buurt bent ga dan zeker even kijken.