Bèze ****Gezellig dorp met een grot en abdij in Bourgondië
Béze ligt ten noordoosten van Dijon en heeft als topattractie een prachtige grot waar je met bootjes over een ondergrondse rivier kan varen. Daarnaast heeft Béze een zeer oud klooster en een gezellige centrum.
Ik kende Béze eigenlijk niet en ontdekte het toevallig omdat we in de zomer in een gerucht vlakbij dit dorp in Bourgondië een gîte hadden gehuurd met het doel om Dijon eens goed te bekijken. Het was dan ook een heerlijke verrassing dat we op drie kilometer vanaf zo’n prachtig dorp te logeren.
Grot
De grot is de grote publiekstrekker in het dorp. Helaas mag je geen foto’s in de grot nemen en daar heb ik mij braaf aan gehouden.
In het hoogseizoen is het aan te raden om van te voren een kaartje te kopen. Het is redelijk druk en er mogen maar een beperkt aantal mensen per dag naar binnen. Dat kan (nog) niet online. De tip is dan ook om als eerste te doen zodat je de rest van het dorp kan bekijken als je moet wachten. Vlakbij de grot is een prima parkeerplaats.
Na de entree van de grot loop je door twee grote kamers waarna je in een boot stapt. De ondergrondse rivier komt vlakbij de ingang van de grot boven de grond maar daarover later meer.
De bootjes worden handmatig door de kapitein van het schip voorbewogen via touwen die boven het water zijn opgehangen. Een ingenues systeem dat ik nog nooit eerder heb gezien. Tijdens de heenreis is dit hard werken voor de schipper want deze is stroomopwaarts. Dat ging niet helemaal zonder problemen en als gasten moesten we hem daarbij een paar keer helpen om het schip vooruit te krijgen. Doe je als passagiers ook wat.
Varen in een grot is altijd leuk en dankzij het heldere water en goede verlichting is het een buitengewoon vermakelijk tochtje.
Na een kleine kilometer moet je er weer uit en wandel je onder begeleiding van een gids door verschillende mooie ruimtes. De begeleiding was in het Frans maar onze gids sprak ook een beetje Engels.
Rivier
Na de grot ligt het voor de hand om een wandeling te maken langs de rivier, de Béze. Deze komt net onder de ingang van de grot boven de grond. Het heldere water wordt naar boven gespoten en kabbelt vervolgens door het dorp en verder Bourgondië in. De rivier rond de bron is helemaal gekanaliseerd met mooie stenen kades met daarom prachtige bomen; het is een prachtige plek.
De rivier zit vol met eenden. We hebben lang staan kijken hoe deze vogels onder water zich uitstrekken om voedsel van de bodem in hun bek te krijgen. Eenden zijn toch wel bijzondere leuke beesten die zo lekker gewoon zijn gebleven.
Tuin
Wij liepen de linkeroever van de Béze af tot we een loopbrug tegen kwamen. Deze wiebelt wel een beetje maar is natuurlijk compleet veilig. Aan de overkant bevindt zich de mooie tuin van de pastorie. Een uitstekende plek voor een picknick.
De vierkante pastorie stamt uit de twintigste eeuw en is wel fraai. Hier woonde ooit de kanunnik Kir. Dat zegt ons Nederlanders niet veel maar in Frankrijk is hij één van de helden uit de Tweede Wereldoorlog en burgermeester van Dijon.
Achter de pastorie vind je het kerkje. Deze is in de achttiende eeuw gebouwd maar de versterkte toren is nog uit de dertiende eeuw. Als je iets verder loopt dan kom je het riviertje weer tegen en die is hier op zijn mooist. De Béze meandert door het dorp en bij de brug is het werkelijk schilderachtig.
Neem direct achter na de brug het trapje aan de linkerkant en je bevindt je op een nog perfectere picknick plek als bij de tuin van pastorie. Je blijft hier eten.
Abdij
Tot slot is er nog een oude abdij in het dorp. Als je over de brug bent komt je eerst een gezellig plein tegen met verschillende terrassen. Hier kan de inwendige mens verwend worden. Bekijk even het statige pand aan de zuidkant van het plein. Bij ons bezoek was het in verval maar het is duidelijk dat het pand betere tijden heeft gekend. En dat is ook zo want het hier was in de dertiende eeuw de kloosterschool gevestigd. Het is nu in de perfecte staat van ontbinding zoals het alleen in Frankrijk kan.
Loop de Rue de l’Encloitre in en je ziet aan de rechterkant de Tour de Chaux verschijnen, één van de mooie Torens van Béze die ooit onderdeel vormde van de verdedigingsmuur. Niet dat ze daar heel trots op zijn want hij staat gewoon tussen de huizen. De Abdij staat achter een groot hek en is in privébezit en niet te bezoeken.
Maar vlak daarnaast staat nog wel een andere interessant gebouw dat ooit een onderdeel was van de abdij. Nu zit er de school erin en dat is nog eens een fantastische plek om te leren lezen en schrijven!
Aangezien wij hier in de zomer waren was de school niet open maar stond er vreemd genoeg wel een bakfiets met folders en flyers. Het bleek de mobiele versie van het Office du Toerisme te zijn compleet met een enthousiaste student. Een wonderlijke manier om de toeristen van informatie te voorzien. Hij verwees mij natuurlijk naar de grot maar raadde mij ook aan om even door te lopen naar de oever van het riviertje want daar was het mooi.
En dat klopt helemaal. Het oude gebouw dat nu dienst doet als een school heeft een soort van overdekte kade waar je een prachtig uitzicht hebt op het riviertje. Een prachtig plekje.
Video van Bèze
Beelden van Bèze
E-Magazine Bourgondië
In bezit een ereader of tablet? Download dan het E-Magazine over Bourgondië. Deze lees lekker je op je vakantieadres en ontdek je mooiste dorpen en leukste plekken.
Kaart van Bèze en omgeving
Les plus beaux villages de France weergeven op een grotere kaart
In de buurt van Bèze
Saint-Germain-Source-Seine – De bron van de Seine **
De Yonne is zelfs groter dan de Seine zelf waardoor het eigenlijk vreemd is dat de Seine vanaf het punt dat de Yonne in de Seine uitmondt, nog Seine heet. Het is namelijk normaal dat de als twee rivieren samen komen de rivier die daar uit ontstaat naar de grootste te noemen. Er zijn dus sterke argumenten om te zeggen dat Parijs aan de Yonne ligt. Al is dat nogal een operatie want alleen de dorpen en steden hernoemen die de naam van de rivier voeren is al een stevige klus.
Côte d’or
Maar terug naar de Seine en wel de bron daarvan. Deze ligt ten noordwesten van de Dijon en aangezien onze gîte daar slechts 15 kilometer vanaf lag konden we niet laten om er even te gaan kijken. Wie houdt er immers niet van een mooi startpunt van zoiets beroemd als de Seine, ik wil in ieder geval.
Het begin van de rivier ligt in het plaatsje Saint-Germain-Source-Seine; een mooie functionele naam waardoor er bijna meer geen verwarring kan ontstaan bij de hedendaagse toerist. Die verwarring is er ook niet want je rijdt er zo heen.
Groene vallei
De bron, of beter bronnen want het water op deze plek borrelt op meerdere plekken omhoog, van de Seine bevinden zich in een mooie smalle groene vallei. Het is een aangename plek die goed is aangegeven en je de auto parkeer je gewoon naast de weg, de D103 in dit geval.
Parijs is niet ver weg want sinds 1865 is de hoofdstad eigenaar van de grond waar de rivier zijn oorsprong vindt. Dat is altijd een leuk om totaal onbelangrijke feitje om te weten, wie is er niet dol op!
Het hoofdstedelijk bestuur heeft wel iets van de plek gemaakt want de bronnen bevinden zich in een goed onderhouden parkje met een mooi gazon, mooie bomen, een aantal beelden en natuurlijk de bron zelf. Hieruit zoekt de jonge Seine de weg naar de zee en slingert zij zich door het gazon zoals zij honderden kilometer verder ook doet in het Normandische landschap.
Godin
De bron, of beter de hoofdbron, is te bewonderen als een klein bassin in een halve grot. Midden in het water staat een beeld van Seqvana, een Keltische godin met die bekend was vanwege haar helende krachten. De grot komt niet echt natuurlijk over maar ik ben er niet achter gekomen of die ook door mensen is gemaakt voor de leuk en de mooi.
Het beeld stamt uit de negentiende eeuw en zal niet de nobelprijs voor de kunst winnen. Het staat er wel leuk in de grot met het heldere water dat er onder stroomt.
Het is een gemoedelijk plek in de Bourgondische heuvels en dat was onze voorouders ook al opgevallen. De Galliërs hadden hier al een heiligdom gebouwd ter ere van de eerder genoemde godin en nadat de Romeinen het gebied hadden overgenomen ontstond er vlakbij een kleine nederzetting.
Romeinen
Nu waren de Romeinen dol op water en het moet hier in de oudheid een redelijke drukke boel zijn geweest, veel drukker dan nu in ieder geval. Tijdens ons bezoek was het niet mogelijk om de Romeinse resten te bekijken want deze waren allemaal afgezet voor archeologisch onderzoek.
Het parkje nodigt uit voor een wandeling maar we kwamen er al snel achter dan je niet heel erg ver komt. Na een paar honderd meter liepen we tegen een hek aan. Er is wel een wandelroute maar die loopt gewoon over de weg.
We hebben ons even goed prima vermaakt door over de eerste brug over de Seine te lopen en de beelden te bekijken. Het is ook bij mooi weer een prima plek voor een goede picknick.
Alésia: mooi en interessant museum over de Galliërs en Caesar ***
Ik ben onder de indruk van het museum omdat hier de essentiële zaken bijzonder goed zijn aangepakt en uitstekend is uitgewerkt. Dat begint eigenlijk met de plek zelf maar ook over de vraag welk en hoe je het verhaal gaat vertellen is goed aangepakt. Ondanks dat hier één van de grootste veldslagen uit de Europese geschiedenis heeft plaats gevonden voordat het doden van mensen in de Eerste Wereldoorlog industrieel werd aangepakt, is hier van deze gebeurtenissen eigenlijk niets meer te zien. Ja de bergen zijn er nog maar voor de rest niets meer.
Architectuur
Begin daar maar eens een boeiend verhaal te vertellen maar dat is toch gelukt. Allereerst werd een goede architect ingehuurd die is moois en bijzonder kan neerzetten. Het resultaat is een rond gebouw van drie verdiepingen dat helemaal los staat in het landschap. De basis is een betonnen skelet dat aan de buitenkant fraai is versiert met hout met bovenop een enorme daktuin inclusief bomen en struiken.
De wandeling van de parkeerplaats naar het museum geeft je de mogelijkheid om het gebouw goed te bekijken. Na binnenkomst ontdek je dat het gebouw eigenlijk een enorme cilinder is waar de eerste verdieping niet meer lijkt dan een balkon die door trappen is verbonden met de begane grond. Het is een indrukwekkende hal die doet denken aan het Guggenheim in New York.
Expositie
De expositie bevindt zich op de eerste etage. Mij vielen hier twee dingen op; ten eerste is hier goed nagedacht wat er hier verteld wordt en ten tweede is dit uitmuntend uitgewerkt. De boel is lekker ruim opgezet en bijzonder smaakvol ingericht met oog voor details. Zo zijn de kleuren mooi en de lettertypes van de informatieteksten precies juist gekozen. Bovendien is alle belangrijke informatie in meerdere talen en dat is toch wel prettig.
Vanzelfsprekend krijg je een goed beeld van de slag zelf en daar gaan ze best diep. Natuurlijk krijg je een overzicht van de Gallische oorlog en het verloop daarvan, daarover lees je verder in dit artikel meer want ik ging even helemaal los met dit verhaal.
Inleving
Daarnaast wordt er goed uitgelegd hoe de legers werkten en met welke wapentuig ze elkaar te lijf zijn gegaan. Daarbij wordt de inleving niet vergeten. Zo kan je jezelf versieren met een replica van een Romeinse- of Gallische helm en dat doet het natuurlijk goed voor een selfie.
Daar blijft het niet bij want dankzij toepassingen van nieuwe technieken als slimme camera’s en grote schermen kan je virtueel een training als legionair volgen en zo aan jouw skills met de Pilum werken.
Het is maar een voorbeeld van het toepassen van moderne technieken in deze tentoonstelling want deze staat vol met grote schermen, interactieve maquettes en zelfs een aantal bustes die doormiddel van projecties kunnen ‘praten’. Ook dit is uiterst smaakvol uitgevoerd waar je toch even van schrikt als je ineens Caesar ziet praten.
Bijzonder leuk vond ik een zaal aan de einde van de tentoonstelling met een overzicht van de impact van met name de Galliërs op de geschiedenis van Frankrijk. Met name in de negentiende eeuw, toen sterke nationalistische gevoelens werden ontwikkeld, werden de Galliërs gezien als een soort van oer-Fransen die zich eigenwijs hun vrijheid verdedigden. Dat is natuurlijk onzin maar het doet het altijd nog lekker als verhaal.
Het was dan ook aan de einde van de negentiende eeuw toen Napoleon III een paar kilometer verder een enorm beeld van Vercingetorix liet bouwen. Aan het einde van de negentiende eeuw is het nationale gevoel van de Fransen voldoende geworteld om ontdekt de commercie ook de kracht van de Galliërs ontdekt. Natuurlijk denk je direct aan de sigaretten van Jean-Paul Sartre maar de dappere strijders uit de oudheid waren ook goed om als autobanden, om de was mee te doen, op je brood te smeren en ga zo maar door.
Geschiedenis van de slag bij Alésia
Wie de Gallische oorlog heeft gelezen, de officieren onder ons, kan het onderstaande deel overslaan.
Gallië
Om de gebeurtenissen in de eerste eeuw voor Christus in Gallië te begrijpen is het belangrijk om twee dingen goed te beseffen. Allereerst was Europa op dat moment het idee van landen zoals we dit nu kennen niet aanwezig. Daarmee bedoel ik niet dat dat de landen Frankrijk, Duitsland, Nederland en België er niet waren maar het idee van een land of een natie an sich.
Er bestond niet zoiets als Griekenland of Gallië als een land en ook de Romeinen hadden niet het idee dat ze inwoners waren van een Romeinse natie. Er was ook geen WK voetbal waar er een traantje werd weggepinkt bij het horen van het volkslied. Er was geen voetbal, geen volkslied en dus ook geen idee van een natie als club waarbij je hoorde. Dat is een uitvinding uit de negentiende eeuw en uitgewerkt in de twintigste.
Hoewel later de Galliërs door Frankrijk zijn omarmt door een soort oer-Fransen waren ze dit niet. Het gebied waar nu Frankrijk werd in de eerste eeuw voor Christus bewoond door Kelten en die woonden daar al eeuwen. Kelten hadden geen centrale organisatie maar leefden als stammen zoals de Belgen, de Helvetii en talloze anderen.
Het gebied waar de Kelten woonden was veel groter dan het huidige Frankrijk en strekte zich van Ierland tot aan het Oostenrijk. Kenmerkend is dat de Romeinen de Po-vlakte in Noord-Italië ook beschouwden als Gallië; ze noemden het Gallië Cisaplina (het Gallië voor de Alpen).
Ten tweede is het altijd goed om je te beseffen dat wat we weten van de strijd tussen de Galliërs en de Romeinen voor een heel groot deel is gebaseerd door wat de Romeinen over deze oorlog hebben opgeschreven. En om helemaal correct te zijn; dat wat één Romein hierover heeft geschreven; Julius Caesar.
Dit heeft twee oorzaken; ten eerste bepaalt de overwinnaar van een conflict per definitie wat er wordt geschreven en dus welke informatie wel en niet wordt overgeleverd aan de toekomst. Maar in dit geval hadden de Galliers nog een grote handicap; ze gebruikten amper het schrift en dat maakt het natuurlijk moeilijk om iets op te schrijven natuurlijk.
Waarom is dit belangrijk? De belangrijkste bron is het verslag dat Caesar schreef over de oorlog in Gallië voor de Senaat. Dit verslag heeft tot doel om de eer en de roem van Caesar te vergroten en dat is gelukt.
Het conflict begon in 58 voor Christus en eindigde in Alésia zeven jaar later in 51 (we tellen terug omdat het voor Christus is). De Romeinen hadden in het zuiden van Gallië een aantal stammen als bondgenoot en de Senaat vond het een goed plan om die bufferzone wat groter te maken.
Julius
Voor Caesar kwam dit op een perfect moment. Dankzij een akkoordje met twee andere machtige mannen had hij wel macht maar ook veel schulden. Een oorlog in het rijke Gallië zou voldoende opleveren om deze af te betalen en als het hij het een beetje slim zou aanpakken dan zou er nog een extra ‘zakcentje’ voor hem inzitten.
Anders gezegd: hij mocht een gesubsidieerde plundertocht leiden. Een aanlokkelijke mogelijkheid maar die was niet geheel zonder gevaar voor Caesar. Ten eerste waren de Galliërs weliswaar slecht georganiseerd maar ze konden uitstekend vechten en bovendien produceerden ze de beste wapens. Zowel als mankracht als technologisch vlak waren ze minstens de gelijken van de Romeinen. Ten tweede was Caesar bij een tegenvallend resultaat het haasje; zijn politieke tegenstanders zouden hem letterlijk afmaken als hij deze interventie niet tot een goed einde zou brengen. Al bleek dit ook het geval bij een overwinning maar dat wist hij natuurlijk niet.
In 58 meldde Caesar zich in Gallië met vijf legioenen om de Romeinse bondgenoten te beschermen van een dreigende verhuizing van de Helvetii. Dit was een begin van een veldtocht die Caesar door heel Gallië zou voeren met uitstapjes naar Brittannië en Germania.
Terug naar Rome
In 52 leken de Romeinen de boel in Gallië onder controle te hebben en keerde Caesar terug naar Rome. Dat had hij al eerder gedaan maar nu had hij zijn hielen nog niet gelicht of de Galliërs kwamen in opstand tegen de Romeinse overheersing. Dat was al eerder gebeurd maar nu er een grote coalitie was gesloten onder leiding van Vercingetorix tegen Caesar was meer dan zorgelijk.
Caesar haastte zich terug naar Gallië waar hij moeite had om het deel van zijn leger dat zich in het noorden bevond te bereiken. Uiteindelijk lukte hem dat toch en had hij de beschikking over twaalf legioenen, zo’n slordige 75.000 soldaten. Hij besloot direct te handelen begint een jacht op het leger van Vercingetorix. Een dapper plan want het Gallische leger was veel groter.
Er volgt een race tussen de twee legers. Soms achtervolgen de Galliërs de Romeinen maar vaak is het omgekeerd. Er zijn wat veldslagen waar Caesar niet altijd goed vanaf komt. Zo verliest hij een grote veldslag bij Gergovia maar weet zich daarvan zich te herstellen. Uiteindelijk trekt Vercingetorix zich terug in een versterkte stad op een berg in het huidige Bourgondië, Alesia. Hier kon hij zijn soldaten laten rusten en wachten op versterkingen.
Dubbel beleg
Caesar begreep direct dat het weinig zin had om Alesia aan te vallen en besloot tot een beleg van de stad. Hiervoor bouwden de Romeinen een complete verdedigingslinie om de stad heen. Het Gallische leger zat in de val en werd uitgehongerd. Dit leidde tot tragische taferelen toen de Galliërs de vrouwen en kinderen van de stad naar de Romeinse linies stuurden met het idee dat de Romeinen deze wel zouden doorlaten. Daar dacht Caesar anders over en zo verbleven duizenden vrouwen en kinderen dagenlang tussen de stadsmuren en de Romeinse linies. Het liep niet goed met zijn af.
Dit zouden we nu als oorlogsmisdaad zien en genoeg om Caesar naar Den Haag te sturen. Maar de Romein zag dit anders en was zelfs trots op zijn daden. Hij schrijft hierover alsof het een onderdeel van zijn strategie was en een bewijs van zijn goede militaire inzicht.
Maar voor de Galliërs zag het ondanks dit drama er toch niet slecht uit. Vercingetorix wist dat er een groot hulpleger op komst was en daarmee zouden de Galliërs de Romeinen in aantal compleet kunnen overrompelen. Hoe de verhoudingen precies hebben gelegen weten we niet precies. De enige bron die we hebben, dat is Caesar, heeft de neiging om de grote van het Gallische leger een te overdrijven zodat hijzelf nog heldhaftiger over zou komen.
Hulpleger in aantocht
Hoe dan ook was de situatie voor Caesar niet gunstig. Hij had dan wel Vercingetorix in de val maar ook hij wist dat er een groot hulpleger onder weg was om de Gallische leider te ontzetten. De Galliërs zouden dankzij een gigantisch numeriek voordeel de Romeinen kunnen vernietigen. Bovendien begonnen zich in Rome belangrijke mannen zich af te vragen of Caesar wel de juiste man was om Gallië er onder te krijgen.
Caesar onderkende het gevaar en kwam met een briljant plan. Nadat de ommuring van Alésia was voltooid begonnen de Romeinen direct nog een muur te bouwen. Toen deze af was bezetten de Romeinen feitelijk een ring om Alésia waarbij de binnenste ring het leger van Vercingetorix opsloot en de buitenste ring om het hulpleger van de Galliërs tegen te houden.
Het moet een indrukwekkend schouwspel zijn geweest om het Romeinse leger zo aan het werk te zien. De binnenste muur was rond de achttien kilometer lang terwijl de buitenste rong rond de 21 kilometer lang geweest moet zijn.
Muur
De muur zelf werden versterkt door wachttorens die sterk doen lijken aan de legerplaatsen in de strip Asterix alleen iets minder hoog. Voor de muur zelf had Caesar diepe grachten laten graven waar scherpe stokken omhoog staken om de snelle doorgang te vertragen. Bovendien werd in de grond omhoogstekende weerhaken ingraven die zich met gemak door een Gallische voet boorden. Een gruwelijk wapen die doet denken aan een hedendaagse antipersoonsmijn. Hiervan zijn veel teruggevonden in de grond.
Vercingetorix probeerde ondertussen met zijn ingesloten leger de Romeinse bouwlust te ontregelen maar dat lukte hem niet. Echt penibel werd het voor Ceasar toen het hulpleger van de Galliërs zich op het strijdtoneel meldde. De Romeinen kregen de volle laag en moesten beide muren met man en macht verdedigen.
Het scheelde weinig maar uiteindelijk lukten het de Galliërs niet om de Romeinen te verslaan. Vreemd genoeg waren het Germaanse ruiters die het verschil maakten in de strijd en die door Caesar briljant werden ingezet. Deze waren vlak voor het beleg door Caesar aan zijn leger toegevoegd en zij waren het die het ontzettingsleger van de Galliërs op de vlucht lieten slaan.
Nu het ontzettingsleger was verslagen was de toestand van de Galliërs in de vesting op de heuvel onhoudbaar geworden. Dat begreep ook Vercingetorix die de strijd dan ook opgaf. Hij werd meegenomen naar Rome waar hij meeliep in de triomftocht van Caesar. De trotse Galliër zou uiteindelijk sterven in een cel ergens in Rome. Best triest zielig natuurlijk.
Met deze overwinning legde Caesar de basis om uiteindelijk de macht in het hele Rijk te pakken. Maar ook voor hem liep het uiteindelijk slecht af op de trappen van het Senaatsgebouw op het forum van Rome.
Château de Savigny-lès-Beaune: Straaljagers, raceauto’s, motoren in een kasteel
Dat wij hier op een vrijdagmiddag in mei verzeild raakte was eigenlijk redelijk toevallig. Het was de laatste dag van een mooie week en het plan was om een archeologisch park vlakbij onze gîte te bekijken. Een flinke wandeling door de natuur met hier en daar menhir of dolmen was het idee. Maar omdat het begon te regen besloten we wat anders te gaan doen, maar wat?
Net op dat moment verscheen een bericht van CNN Travel op mijn telefoon over Château de Savigny-lès-Beaune. Nu had ik wel eens een artikel over dit kasteel gelezen en wist dat het in Frankrijk was maar waar precies wist ik niet. Het bleek te liggen op nog geen veertig kilometer van ons vakantieadres. Ik gooide het in de groep en iedereen vond het direct leuk.
Navigatie is niet altijd handig
Nu kan veertig kilometer kan in Frankrijk best een stukje rijden zijn, maar in dit geval waren het hoofdzakelijk snelwegkilometers en binnen een half uurtje reden we het wijndorp waar het Chateau staat binnen. In mijn enthousiasme keek ik vooral naar de aanwijzingen van Google Maps en dat had ik beter niet kunnen doen.
Begrijp mij niet verkeerd, Google Maps is een superdienst en enorm handig maar niet foutloos. Zo is het is niet heel scherp in dorpen met veel eenrichtingsverkeer en dit is zo’n dorpje. Het gevolg was dat ik in één van de straatjes van het dorp klem werd gereden door de lokale busdienst. Had ik maar beter moeten opletten natuurlijk. Na benauwde minuten met veel achteruitrijden door nauwe straatjes en steegjes draaiden we de parkeerplaats van het kasteel op.
Kasteel
Het kasteel staat aan het rand van het dorp en is aan de buitenkant niet heel bijzonder. Daarbij kan het wel een schilder en een timmerman gebruiken. Het is in zo’n typische Franse perfecte staat van ontbinding. Het valt niet uit elkaar maar hier hebben andere zaken duidelijk meer urgentie. Dat geldt niet voor het gebouw waar je binnen komt, dat ziet prima uit. Het omvat grote zalen met grote haarden en veel tafels met hier en daar een bar. Je denkt even dat je in een restaurant of het clubgebouw van een golfclub bent.
Hier tref je ook direct de eerste collectie; bootjes. Als Nederlander ben je wel wat gewend als het gaat om boten en we waren dan ook niet echt onder de indruk van deze collectie. Alleen een kleine rivierboot met een prachtige motor kon even de aandacht vasthouden.
Abarth raceauto’s
Het eerste museum wat wij bezochten was die van de raceauto’s. De collectie bestaat bijna alleen maar uit Abarth’s. Dit Italiaanse merk kennen we nu alleen van de snelle uitvoeringen van productie FIAT’s maar ooit bouwde Abarth race- en rallywagens die behoorlijk succesvol waren.
De eigenaar van het kasteel mocht graag racen en deed dat altijd in een Abarth. Kennelijk was dit genoeg om ze ook te verzamelen en dat is gelukt. Op de zolder van een enorme schuur, of stal want het is een kasteel, staan er een flinke hoeveelheid opgesteld, de meeste uit de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. Ik heb het niet precies nagelopen maar op het circuit heeft Abarth zo’n beetje aan elke klasse deelgenomen behalve de Formule 1.
Het zijn prachtige machines die zowel technisch als esthetisch interessant zijn. En zoals een Italiaanse raceauto betaamd zijn ze bijna allemaal rood. Als je niet beter weet dan zou je denken dat het allemaal Ferrari’s zijn maar dit heeft te maken met de nationale kleuren in de racerij.
Italiaans rood
Net als elk Nationaal voetbal elftal een eigen shirt hebben landen bij het autoracen ook een eigen kleur. Zo zijn Engelse auto’s groen, Duitse wit, Franse blauw, Nederlandse Oranje en Italië dus rood. Het rood van Ferrari heeft dus niets met de fabriek te maken, maar met Italiaanse kleuren. Om het helemaal af te maken; de eerste Ferrari’s waren geel, om ze onderscheiden van Alfa Romeo waarmee Enzo Ferrari eerst mee reed.
Naast de mooie vormen van de auto’s, vooral de wagens voor langeafstandsraces zijn prachtig, viel het mij op hoe klein ze zijn. Veel meer dan vier wielen, een motor en een zitje voor de bestuurders is het niet. Ook de wielen zijn niet groot en omdat de meeste van deze auto’s een snelheid van meer van 250 kilometer per uur kunnen halen is het niet zo verwonderlijk dat de periode waarin deze auto’s werden gebouwd bekend staat als de meest dodelijke in de geschiedenis van de motorsport.
Naast auto’s staan er op deze zolder ook motoren en dat is kenmerkend voor Château de Savigny-lès-Beaune; de verschillende musea lopen soms door elkaar. Als er nog een hoekje vrij is bij de auto’s voor een paar motoren dat zetten ze die er gewoon bij. Nog een ruimte over bij de motoren, dan stal je er een verzameling schietstoelen en wat raketten. Het is kortom net Frankrijk; de boel is tot op zekere hoogte georganiseerd maar zo nu en dan sijpelt er een gezellige chaos er doorheen. Ik hou daar erg van.
Raketten en satellieten
Na de race auto’s is het tijd voor raketten en andere ruimte vaartuigen. Ik noem het een museum maar het is eigenlijk meer een kleine tentoonstelling in een tent. Hiervoor hoef je niet vijftig kilometer om te rijden maar als je er toch bent zou ik er wel even naar binnen lopen. Er zijn replica’s te zien van een satelliet, raketten en cockpits van straaljagers. Helemaal leuk!
Het volgende museum heeft als onderwerp tractoren en dan met name die worden gebruikt voor de wijnbouw. Het bevindt zich in een oude schuur en er staan een paar hele oude bij maar echt heel warm werd ik er eigenlijk niet van. Ik heb er gewoon te weinig verstand van om hier warm van te worden. Achterin staan een aantal straalmotoren uitgestald en dat vind ik persoonlijk interessanter om te zien.
Voor de schuur staat de romp van een oud transportvliegtuig van het Franse leger. Nu weet ik wel iets van vliegtuigen, maar deze kende ik niet. Het toestel is in redelijk staat van ontbinding gezien het geen vleugels en onderstel heeft maar het ontwerp is fraai. Een duidelijk voorbeeld hoe ontwerpers in de jaren vijftig een futuristisch ding probeerden te maken. Op een vreemde manier doet het mij denken aan de film ‘Mon Onkel’ van Jacques Tati waarin hij het futurisme op de hak neemt.
Vliegtuigen
Daarna is het tijd voor de verzameling straaljagers. De vliegtuigen zijn te groot om binnen te herbergen en dus staan ze gewoon buiten op een weide. Voordat je er bent passeer je eerst nog een hertenkamp waar een eekhoorn ons komt begroeten.
Ik heb ze niet geteld maar volgens de folder staan er meer dan honderd en daarmee is het de grootste privé collectie straaljagers van de wereld. Sterker nog; met meer dan honderd straaljagers zou deze luchtmacht een serieuze partner zijn binnen de NAVO. Maar het zijn natuurlijk wel oude toestellen.
Maar dat maakt het natuurlijk allemaal interessanter. Nu weet ik wel iets van straaljagers want dat was één van mijn favoriete onderwerpen van de boeken die ik bij de bibliotheek in mijn jeugd leende. Vol verwachting liep ik dan ook naar de vliegtuigen terwijl ik in mijn hoofd een inschatting maakte hoeveel ik er direct zou herkennen. Dat viel toch een beetje tegen aangezien er hoofdzakelijk Franse toestellen stonden. Kennelijk werden die niet zo uitvoerig behandeld in de boeken van de openbare bibliotheek.
Naast Franse toestellen bestaat de collectie uit flink wat Amerikaanse, Engelse, Duitse, Tsjechische en Russische vliegtuigen. Daarnaast staan er ook flink wat helikopters tussen de straaljagers in. Het gaat nu een beetje te ver om ze allemaal op te noemen maar er staan onder andere een Gloster Meteor, een F-100 Super Sabre, een F-104 Starfighter, verschillende types Mirages, een Jaguar, een F-16, een Soukhoï Su-7 en nog veel meer.
Ik vermaakte mij prima tussen de vliegtuigen waardoor ik eigenlijk niet door had dat het hard begon te regenen. Gelukkig staat er direct naast een tent met weer een ander museum waar we konden schuilen. Het betrof het museum met brandweerauto’s waar onder één exemplaar van de Amsterdamse brandweer.
Helemaal leuk maar ik vind straaljagers toch iets interessanter en nadat de regen minder werd ben ik nog even terug gelopen om ze allemaal nog eens goed te bekijken. De rest van het gezelschap vond het wel goed en besloot richting het kasteel te lopen om daar de collectie motoren en modelbouwwerkjes te bekijken.
Kasteel
Het kasteel zelf is niet heel bijzonder. Het werd voor het eerst gebouwd in de veertiende eeuw maar omdat de eigenaar de verkeerde kant koos in het conflict tussen de hertog van Bourgondië en de Franse koning Lodewijk XI werd het aan het einde van de vijftiende eeuw verwoest. Een dikke eeuw later werd het weer herbouwd om aan de einde van de zeventiende eeuw de vorm te krijgen zoals het nu nog is. Het kasteel functioneerde vooral als woonhuis en werd pas in 1979 weer gebruikt als een wijngaard.
Het kasteel is misschien niet uniek volgens de (kunst)historische maatstaven, het is absoluut niet lelijk of oninteressant. De ingang van het kasteel is op de binnenplaats dat aan één kant open is. De binnenplaats zelf is een aangename plek om te verblijven. De ruimte heeft de juiste verhoudingen en afmetingen en omdat het aan drie kanten is ommuurd geeft het je een gevoel van bescherming terwijl je door het ontbreken van één muur toch overzicht behoudt.
Hoewel het nog een beetje regende ben ik hier toch even blijven staan en gaf mij ogen de kost. Die vermaakten zich prima omdat de gevel van het kasteel hier en daar leuk is versierd. Kennelijk was dit de eigenaren ook opgevallen want er is hier een terrasje in gericht die doen vermoeden dat je hier een drankje kan bestellen. Mogelijk is dat ook zo maar niet toen wij er waren want er was hier niemand.
Motoren, schaalmodellen en vliegtuigen
De begane grond is te bezichtigen maar dat heb ik gemist want ik werd aangetrokken door het prachtige trappenhuis bovendien was ik mijn reisgenoten kwijt en dacht dat die boven waren. Je krijgt geen toegang tot de eerste verdieping omdat die nog bewoond is maar op de tweede verdieping kan je weer twee collecties bewonderen; een bonte verzameling van de schaalmodellen van voertuigen en twee zalen met motoren. Deze collecties vulde echter de ruimte niet helemaal en daarom staan er hier en daar nog wat schietstoelen, boordgeschut, parachutes en andere vliegtuig onderdelen.
De schaalmodellen collectie is enorm. Het zijn hoofdzakelijk vliegtuigen maar ook tanks, schepen waarvan veel onderdeel vormen van een diorama. Het deed mijn denken aan mijn jeugd waar we ons vergaapten aan dit soort modellen op de eerste verdieping van Merkelbach in Amsterdam.
De motoren afdeling is ook indrukwekkend en het is jammer dat ik hier weinig verstand van heb. Maar voor de liefhebber kan hier zijn hart ophalen. De enige motor die mij opviel was een Duitse motorfiets met een wankelmotor. Ik wist niet dat deze ooit waren gebouwd.
Tijdens onze wandeling naar de uitgang leek de vrouw des huizes net thuis te komen van een boodschap. Opvallend genoeg deed ze dat in een vijftien jaar oude Volkswagen Golf en moest ze het hek net de hand dicht doen. Dat is toch totaal anders dan een nieuwe leaseauto voor je rijtjeshuis in de Randstad.