Museum 24 uur van Le Mans ****Le Mans
Frankrijk heeft een aantal iconen zoals de Eiffeltoren, de Mont-Saint-Michel, de Tour-de-France, het stokbrood, de wijn en natuurlijk de kaas. De vraag is of de 24 uur van Le Mans hier ook bij hoort. Ik vind eigenlijk wel, al zou je kunnen zeggen dat de race zo groot is dat deze zelfs Frankrijk overstijgt.
Hoe dan ook is voor elke autosportliefhebber, en ik moet toegeven dat ik dat ben, is Le Mans heilige grond. In deze stad in het westen van Frankrijk wordt namelijk in juni één van de drie kroonjuwelen van de autosport gehouden; de 24 uur van Le Mans.
En sommige dieren zijn nog net iets gelijker dan anderen en dat geldt ook voor Le Mans. Want historisch weegt Le Mans zwaarder dan de andere twee, de GP van Monaco en de Indy 500. Hoezo dan?
Na de uitvinding van de auto werden er al snel races georganiseerd om zo snel mogelijk van A naar B te rijden en dat moet je vooral letterlijk nemen. Al voor 1900 werd er al flink gescheurd door auto’s in races van de ene stad naar de andere.
De Fransen waren 1884 de eerste met een race van Parijs naar Rouen. Dit waren ruige tijden waar niet echt over veiligheid werd nagedacht en waar het racegebeuren zich vooral op de openbare weg afspeelde. En dat gebeurd op Le Mans voor een deel nog steeds, maar daarover later meer. Hierdoor werd er wel eens een niets vermoedende wandelaar geschept en dat zorgde voor de nodige sociale weerstand.
De oplossing werd gevonden door een stuk weg af te zetten zodat het publiek beter op de hoogte was van de razende wagens. Ook dit idee werd voor het eerst in Frankrijk uitgerold en wel in het zuidelijk Pau.
in 1906 werd voor het eerst de naam Grand Prix gebruikt voor een autorace en dat gebeurde hier in Le Mans. De eerst Grand Prix werd dus verreden in Le Mans, gewonnen door een Renault. Voor de goede orde, dat was geen Formule 1 race, die werd voor het eerst in 1955 georganiseerd in Silverstone.
Formule 1
De Formule 1 Grand Prix van Frankrijk werd hier slechts één keer gehouden in dat was in 1967, gewonnen door Jack Brabham. Deze race werd echter gereden op het kleinere Bugatti circuit. Dit is een permanente parcours dat ook wordt gebruikt voor de MotoGP dat jaarlijks hier de Franse Grand Prix rijdt. Het is veel korter dan het parcours dat tijdens de 24-uurs race wordt gebruikt.
Tijdens de 2- uurs race in juni wordt echter het complete circuit gebruikt en dat bestaat voor een deel uit openbare weg, de D 338 om precies te zijn. Het beroemde lange rechte stuk, Mulsanne, is hier een onderdeel van. Op dit deel is ook het snelheidsrecord gezet; een Peugeot bereikte hier tijdens de race van 1988 407 km/h. De auto was speciaal gebouwd voor het record en haalde de eindstreep niet.
De Formule 1 rijdt hier dus niet en dat is eigenlijk wel een beetje jammer. Maar Le Mans heeft natuurlijk zijn eigen race en die is groter dan welke Grand Prix ook.
Belangrijkste race van het jaar
De race werd voor het eerst gereden in 1923 en geldt als de belangrijkste wedstrijd voor het wereldkampioenschap lange afstand racen. De race is zelfs zo belangrijk dat een overwinning hier voor de coureurs én de fabrikanten zwaarder telt dan het wereldkampioenschap. Een beetje zoals Wimbledon voor tennis is of The Ashes voor cricket.
De auto’s zijn iets langzamer dan een Formule 1 wagens maar moeten het veel langer volhouden; een Formule 1 race is maximaal twee uur. Het evenement is enorm en trekt meer dan 250.000 bezoekers en die maken er een geweldig feest van. Volgens Wikipedia is het zelfs het grootste sportevenement van Europa maar dat is natuurlijk moeilijk te meten. De Tour-de-France kan ook voor die titel gaan denk ik.
Hoe dan ook is hier meer dan honderd jaar race geschiedenis te vinden en dus is op het circuit een museum te vinden waar je het verleden kan bekijken. Bij binnenkomst moet je direct kiezen of je naast het museum ook (een deel) van het circuit wilt zien. En dat wil je!
Mooi collecte auto’s
Het museum is niet enorm maar er staat voldoende om je een paar uur te vermaken. De basis van de collectie vormen de auto’s die ooit hebben meegedaan aan de beroemde race. De opzet is niet revolutionair maar wel effectief: je begint bij de eerste race en wandelt dan langzaam richting de eenentwintigste eeuw.
Voor de autoliefhebber is het een feest der herkenning, weet je er niet zo veel van dat is het ontzettend leuk om de verschillende modellen te bekijken en te bewonderen. Raceauto’s zijn weleens waar heel functioneel ontworpen, ze moeten vooral snel zijn, maar dat maakt de vormen interessant en vaak zelfs heel erg mooi.
Voor mij begon het feest pas echt in de jaren tachtig. Er was toen bitter weinig autosport op televisie behalve ‘International Motorsports’ op Sky Channel. Daar was helaas geen Formule 1 te zien maar de lange-afstandsrace’s kwamen vaak voorbij en die werden bijna altijd gewonnen door een Porsche, meestal door het fabrieksteam in de iconische Rothmans kleuren met coureurs als Ickx, Bell, Mass en mijn favoriet Bellof.
Het is bijzonder leuk dat je dan ineens naast zo’n raceauto staat waarbij het mij opviel dat ze niet bijzonder groot zijn. Vooral de wielen zijn minder hoog dan mijn knie en ook de auto zelf kwam nauwelijks tot mijn middel.
De Porsches wonnen in de jaren tachtig bijna alle uitvoeringen tot dat in 1988 Jaguar een zeer serieuze poging deed om de Duitse hegemonie te doorbreken. En dat lukte zo waar met Jan Lammers achter het stuur. Ook deze auto staat hier gewoon.
Naast een berg Audi’s en Peugeots, die allemaal de race wonnen, staan er ook bijzondere auto’s die niet zo succesvol zijn geweest. De Nissan Nismo uit 2015 is daar een prachtig voorbeeld van.
Nissan besloot mee te doen maar deed alles anders dan de rest van het veld. De motor ligt voorin en die drijft de voorwielen aan. Daarnaast besloot Nissan (een deel) van de coureurs te rekruteren uit competitie van het videospel ‘Gran Tourismo’. Prachtige ideeën die helaas niet uitmondde in een overwinning, Porsche won gewoon.
Wankelmotor
Een andere Japanse fabrikant die het anders aanpakte was Mazda en die had wel succes. Mazda besloot een auto met een wankelmotor in te zetten. Deze motoren, waarbij een driehoekige schijf in plaats van een zuiger zorgt voor de aandrijving, zijn beroemd voor hun verbruik en onbetrouwbaarheid. Mazda zag in de vierentwintiguursrace een middel om het tegendeel te bewijzen en deed dat met succes; in 1991 won het de race als eerste Japanse fabrikant.
Nadat we even het museumwinkeltje hadden bekeken, met heuse Michel Valliant outfits, besloten we het circuit te gaan bekijken.
Het meest interessante is het pitscomplex en die is te bereiken doormiddel van een tunnel. Het is echt enorm en deed mij denken aan een klein vliegveld. Tijdens ons bezoek was er een training van motoren en dus was de paddock gevuld met vrachtwagens, caravans en andere voertuigen en werd er druk gesleuteld aan indrukwekkende racemotoren.
Omdat de training op het punt van beginnen stond werden we tegengehouden bij de pits. Daar mochten we officieel niet in maar na een beetje aandringen was het wel mogelijk om de pitsstraat te bekijken. Het is indrukwekkend en het is altijd leuk op te lopen wat je op televisie vaak hebt gezien.
Daarna hebben we plaatsgenomen op de hoofdtribune tegenover de pits en de razende motoren bewonderd. Hoewel het een training betrof was het evengoed indrukwekkend om deze met hoge snelheid voorbij te zien komen.
Video van Museum 24 uur van Le Mans
Beelden van Museum 24 uur van Le Mans
E-Magazine
In bezit een ereader of tablet? Download dan één van de E-Magazine. Deze lees lekker je op je vakantieadres en ontdek je mooiste dorpen en leukste plekken.
Kaart van Museum 24 uur van Le Mans en omgeving
Les plus beaux villages de France weergeven op een grotere kaart
In de buurt van Museum 24 uur van Le Mans
Het kasteel van Chambord: de parel van de Loire vallei *****
Geschiedenis van Chambord
Frankrijk was toen veel minder een eenheid dan wij nu zijn gewend en de Franse koning was slechts één van de vele edelen die Frankrijk probeerde te besturen. Zo was de Hertog van Bourgondië in die tijd druk een eigen rijk te bouwen waar bijvoorbeeld het rijke Vlaanderen en de Nederlanden deel van was.
In 1515 kwam er echter een nieuwe koning op de troon met een groot ego die de macht langzaam naar zich toe trok. Dat deed hij door gebieden te onderwerpen, zo kwam de Auvergne voorgoed bij Frankrijk, en door een beter overheidsapparaat te ontwikkelen. Hierdoor werd Frans I voor het besturen van het land minder afhankelijk van de adel en kon hij bovendien efficiënter belastingen innen.
De edelen waren natuurlijk ook niet gek en om die onder de duim te houden reisde de koning bijna voortdurend rond in zijn land. In die zin was zijn macht heel persoonlijk, zoals die van de middeleeuwse vorsten. Maar hij deed meer. Zo organiseerde hij vaak een feestje, netwerkborrels zouden we nu zeggen. Was niet je op deze feestjes, dan hoorde je er niet bij. De allerleukste feestjes waren de jachtpartijen die soms dagen duurden.
Feestjes van de koning
En hier komt Chambord om de hoek kijken want dit enorme kasteel is helemaal niet bedoeld om te wonen of te regeren, het is ontworpen en gebouwd om leuk feestjes te geven. De omvang van het kasteel geeft je dan ook direct een gevoel hoe groot die feestjes van de koning waren. Keizer Karel V, de man met het rijk waar de zon nooit onder ging, was getuigen van z’n partijtje en was diep onder de indruk van Chambord.
Feestjes worden trouwens nog steeds gegeven in Chambord zoals in de onderstaande video laat zien. Ze kan lekker draaien trouwens.
De feestjes van de koning destijds waren wel wat groter dan die op deze video. Om alle gasten goed te huisvesten heeft het kasteel 440 kamers en vertrekken, 385 haarden met bijna elk hun eigen schoorsteen en meer dan duizend ramen. Voor de gasten moest wel duidelijk zijn wie er de baas was, is zo’n beetje overal het wapen van Frans I, een salamander, of de letter F aangebracht.
De ambitie achter de bouw is misschien nog wel groter dan het gebouw zelf. De kleine burcht die hier eerst stond lag in de middle of nowhere aan een zijrivier van de Loire. De burcht ging tegen de vlakte om plaats te maken voor een nieuw kasteel maar dat moest natuurlijk wel een beetje leuk in de omgeving staan. En dus werd er een kanaal gegraven en een ruim park aangelegd.
Koning Playboy
Frans I deed zijn naam eer aan want hij is de personificatie van wat wij nu als een Fransman zien; hij hield van lekker eten en drinken, jagen, kunst, muziek, feestjes en bovenal vrouwen. Hij was de Mick Jagger van de zestiende eeuw en heeft volgens schattingen met meer dan duizend vrouwen het bed gedeeld. Al die vrouwen vielen niet alleen voor zijn functie want de man zag er goed uit, was zeer hoffelijk en bijna twee meter lang. Dat laatste maakt hem weer niet typisch Frans trouwens.
Frans I was tijdens zijn leven, en zelfs nu nog, zeer populair in Frankrijk en wordt gezien als één van de grote koningen. Onder zijn leiding bloeide Frankrijk weer op en werd het de dominante macht in Europa. Met het bouwen of verbouwen van grote kastelen zoals Fontainebleau, het Louvre, Amboise en Blois werd hij een trendzetter. Na hem hebben alle koningen, maar ook veel presidenten, hun stempel op het land willen drukken met grote bouwprojecten. Chambord is in het bouwportfolio van Frans I ongetwijfeld de belangrijkste.
Ondanks alle moeite was het kasteel niet een onverdeeld succes. Frans I overnachtte slechts 72 keer in zijn jachthuis. De kamers waren zo groot dat ze niet warm te stoken waren en dus werd het kasteel alleen in de zomer gebruikt. En zelfs dan kon het hier behoorlijk onaangenaam zijn. Het complex lag midden in de moerassen en de overlast van insecten moet enorm zijn geweest.
Tot slot lag Chambord redelijk ver weg van de bewoonde wereld en was het organiseren van een feestje met honderden gasten een logistieke nachtmerrie.
Aanrijden
Wij bezochten het kasteel een paar keer en steeds was ik onder de indruk. De route naar het kasteel is al geweldig. Bij ons eerste bezoek waren met de fiets en dat gaf nog net iets extra omdat je dan het gebouw veel langzamer ziet opdoemen. Het hele domein is omringt door een 32 kilometer lange muur waardoor je het kasteel al kilometers van te voren wordt aangekondigd.
De weg is kaarsrecht en loopt door een uitgestrekt bos met hier en daar een observatiepunt waar je wild kan spotten. Kennelijk is het de koning niet gelukt om al de herten en zwijnen hier te bejagen. Vooral de weg vanaf Blois is prachtig omdat de bomen een soort groene tunnel vormen waar je aan het einde de torens van het kasteel ziet.
Eenmaal bij het kasteel aangekomen ontvouwt zich een landschappelijk en architectonisch schouwspel. Op een enorme open plek met grote grasvelden en kanalen staat het pronkstuk van Frans I te schitteren. Van alle kastelen die ik heb gezien is de ligging van Chambord de meest indrukwekkende.
Het gebouw zelf is breder dan hoog en voelt daardoor nog groter. Daarbij geeft de specifieke vorm het kasteel een uniek karakter. De verdiepingen hebben weliswaar ronde vormen maar zijn verder somber en streng uitgevoerd en vormen zo een rustige basis. Precies zoals de Renaissance bouwkunst dat voorschrijft.
Deze regelmaat wordt compleet losgelaten op het dak. De vormen van het dak zelf zijn nog wel rustig maar de hoeveelheid versieringen zijn dat absoluut niet en de nog de geest van de gotiek. Dakkapellen, schoorstenen en andere bouwsels vormen een kakofonie van vormen en lijken compleet te breken met het strenge ritme de verdiepingen.
Je zou denken dat deze twee stijlen met elkaar zouden vloeken maar vreemd genoeg is dat niet zo. Sterker nog het versterkt elkaar en vormt een mooi geheel. Het is een beetje het effect van een strakke taart die rijkelijk is versiert aan de bovenkant. Dat ziet er ook aantrekkelijk uit.
Het contrast tussen Renaissance en gotiek komt ook terug in de vorm van het gebouw. Als je er voor staat besef je eigenlijk niet hoe klassiek de plattegrond eigenlijk is. Het hoofdgebouw is gemaakt als een klassiek donjon van een kasteel zoals het al eeuwen in Frankrijk werd gebouwd. Daarom heen strekken zich vleugels uit zoals de verdedigingsmuren van een burcht.
Symmetrie
Het ontwerp van het donjon zelf doet helemaal eer aan het Renaissance ideaal. De plattegrond is voor een groot deel symmetrisch met in het midden de beroemde dubbele spiraaltrap waarvan het bijna zeker is dat Leonardo da Vinci bij het ontwerp een rol heeft gespeeld. Het gebouw is heel logisch ingedeeld met op elke verdieping op elke hoek een appartement.
Het vreemde is echter dat als je binnen bent het in het begin allemaal heel overzichtelijk en logisch is. Maar op een één of andere manier verlies na een tijdje je dit overzicht. Het kasteel heeft zo veel kamers, zalen en gangetjes dat je onherroepelijk je oriëntatievermogen verliest en niet meer weet hoe het in elkaar zit. Een ervaring die je ook hebt in een gotisch middeleeuws kasteel.
Het interieur van het kasteel is niet meer origineel. Tijdens de revolutionaire jaren na 1789 paste een kasteel als dit net als de adel zelf niet meer in Frankrijk. De inboedel werd verkocht of gesloopt maar het kasteel zelf bleef gespaard. Het bleek te groot en daarom te duur om te slopen en dus bleef het staan.
In de negentiende stond Chambord voornamelijk leeg. Wat moet het leuk zijn geweest om in die tijd het kasteel te bezoeken en om in lange verlaten gangen en ruimtes te lopen.
Frans nationaal bezit
In de Eerste Wereldoorlog kwam Frankrijk erachter dat het kasteel in handen was van een edelman die vocht voor de vijand. Nationaliseren die handel was de gedachte. Dat bleek juridisch niet zo eenvoudig maar uiteindelijk kwam het toch in handen van Franse Staat en werd begonnen met het herstel om uiteindelijk een museum te worden.
In de Tweede Wereldoorlog was het kasteel bijna ten onder gegaan toen een aangeschoten Amerikaanse B-24 bommenwerper vlakbij neerstortte. Als het vliegtuig zich in het gebouw had geboord dan was de kunsthistorische ramp niet te overzien geweest omdat een groot deel van de collectie van het Louvre in Chambord was ondergebracht.
Het herstellen van het interieur is voor een deel gelukt. Zo zijn er twee prachtige koninklijke slaapkamers en erg mooie wandtapijten te bewonderen. Helaas geldt dat niet voor alle kamers maar daar zijn er ook heel veel van. Het viel mij op dat veel grote zalen vrij kleine deuren hebben. Bijzonder is wel de kamer van Lodewijk XIV die hier ook graag kwam jagen.
Dubbele spiraaltrap
Hoewel de kamers en zalen bijzonder mooi zijn hebben ze bij mij toch niet de meeste indruk gemaakt. Die eer ging toch naar de centrale dubbelde trap waar je heel goed moet kijken om te zien hoe het nu in elkaar zit.
Trap van Da Vinci
Het zijn twee spiralen die in elkaar zijn gedraaid. Hierdoor hoefden de gasten van de koning niet de vertrekkende gast die afdaalde niet voor te laten gaan. Omdat de hele constructie open is konden ze elkaar wel zien.
Ooit heb ik mij laten vertellen dat het idee van de trap van Leonardo da Vinci is die het had bedacht als plattegrond voor een bordeel in Florence. Maar later is het ook gebruikt bij andere gebouwen al kan ik alleen de parkeergarage van De Bijenkorf in Amsterdam opnoemen. Technisch een interessant gebouw maar toch zeker niet het hoogtepunt van de Nederlandse architectuur.
Da Vinci, die op het einde van zijn leven in Amboise woonde, vond trappen heel interessant en maakte zelfs een studio naar vier trappen die in elkaar waren gevlochten. Natuurlijk wilde Frans I die hebben maar dat bleek hier toch niet haalbaar. Het zijn er uiteindelijk dus maar twee geworden.
Het tweede wat mij is bijgebleven is het dak, daar kan je namelijk op en het is indrukkend in alle opzichten. Het is doolhof van kleine bouwsels waarvan de grootste de eerste spiraaltrap bekroond. Het is heel erg leuk om hier te lopen en je komt ogen te kort om alle details in je op te nemen en dan heb ik het nog niet eens over het uitzicht want dat is ook niet verkeerd.
Drukte: wanneer bezoeken?
Chambord is één van de grote toeristische trekpleisters in de Loire vallei en het kan hier ontzettend druk zijn. Nu kan het gebouw wel wat mensen herbergen maar als je binnenkant wilt zien moet je jezelf voorbereiden op een stevige drukte.
Wie niet per se naar binnen wilt kan prima een wandeling om het kasteel maken want uiteindelijk is de buitenkant van het gebouw indrukwekkend genoeg. Neem een een gevulde picknicktas mee en geniet tijdens een hapje en een drankje van het prachtige kasteel en zie hoe de mensenmassa zich naar binnen wurmt. Ook een bootje huren om door het kanaal te varen behoort tot de mogelijkheden maar aangezien die redelijk rechttoe rechtaan is, lijkt mij dat voor de gemiddelde Nederlander nogal saai.
Kasteel in de nacht
Helemaal mooi is om ‘s avonds het kasteel te gaan bekijken. Je kan er dan helemaal niet meer in maar het gebouw wordt als het donker fraai verlicht en dat is de moeite waard.
Gedurende het jaar worden er trouwens allerlei activiteiten georganiseerd en voordat je je bezoekt plant doe je er goed aan om hun site even te bekijken of er niet toevallig iets is. Zo kwamen wij hier ooit in het voorjaar toen er de moeder der brocante markten werd georganiseerd. Leuk natuurlijk maar je komt er dan niet in. Ik zag zelfs dat je hier kan trouwen, al lijkt mij dat wel een prijzige bezigheid.
Wil je naar binnen, en daar zijn goede redenen voor, ga dan vroeg. Wij kwamen ooit uit het zuiden en hadden na veel fileleed een overnachting in Blois en stonden zodoende de volgende ochtend om 9.00 uur voor de poort hier. Dan is het nog wel te doen. Wij reden uiteindelijk om 12.30 weg en waren ‘s avonds weer thuis.
Maar nog veel beter is om Chambord te bezoeken in het voor- of naseizoen. Ook dan is het druk maar veel beter te doen en je ziet veel meer als het iets rustiger is. Een midweekje in de Loire-streek in de lente of herfst is dan ook een echte aanrader. Er is hier genoeg te doen en de streek heeft een uitstekende keuken met lekkere witte wijn.
Kasteel van Chenonceau: Elegantie met een rijke geschiedenis *****
Geschiedenis als leidraad van bezoek
In dit artikel volg ik de geschiedenis om zo het complex te bespreken. Dit kan makkelijk want het complex ligt er chronologisch bij; je komt eerst het oudste gedeelte tegen loopt vervolgens naar het op één na oudste deel etc. Ik hoop hiermee een extra dimensie te geven aan jouw bezoek aan het kasteel.
Al in de elfde eeuw zijn er bronnen waar het kasteel wordt genoemd maar het verhaal van Chenonceau begint echt in de eerste helft van de vijftiende eeuw. Het is de plaatselijke heer Jean II Marques die het kasteel herbouwd. Herbouwd? Ja want het was een jaar of tien eerder platgebrand omdat de familie Marques zich schuldig had gemaakt aan opruiing. Hoe en wat precies ben ik niet achter gekomen maar het is duidelijk dat het ruige tijden waren.
Jean doet het echter beter dan zijn voorouders en is dikke vrienden van koning Karel VII. Deze koning wist na een moeizaam begin, Jeanne d’Arc moet hem naar Reims begeleiden voor zijn kroning, de Engelsen uit Frankrijk te jagen en zijn macht als soeverein te verstreken. Hij weet stapje voor stapje zijn vazallen te temmen waardoor hij de belastingen kan hervormen en zo de basis legt voor absolutisme van Lodewijk XIV twee eeuwen later.
Kasteel en watermolen
Maar terug naar het verhaal van Chenonceau. Onze Jean Maques speelt een bescheiden rol in deze hervormingen en wordt zo een rijk man. Hij bouwt een kasteel in laatgotische stijl waarvan de toren er nog staat. Het stond niet in de rivier maar op de oever ervan, iets voor het huidige kasteel. Vlak achter het kasteel staat dan een watermolen.
Helaas voor de familie Marques bleek de rijkdom van Jean niet voldoende en werd het kasteel een kleine eeuw later verkocht aan Thomas Bohier. Hij was het hoofd van de belastingdienst in Normandië. Dat was een rijke provincie en dus was Thomas ook vermogend waardoor hij zich wel een verbouwing kon veroorloven. In 1513 gingen het kasteel en de molen tegen de vlakte waarbij de fundering van de molen in de rivier werd gebruikt om een fraai nieuw kasteel te bouwen, helemaal volgens de laatste trends.
Eén van de torens van het gebouw werd niet gesloopt en die staat er nog steeds. Het was toen in de mode om dat te doen want zo kon je laten zien dat het nieuwe optrekje van de familie wel degelijk oude roots had. De losse toren die er nu staat markeert goed waar het oude kasteel heeft gestaan.
Renaissance paleisje
Het nieuwe kasteel bestaat uit een vierkant gebouw met op de vier hoeken een torentje. Deze symmetrie wordt verbroken door de kapel en de bibliotheek maar dat zie je niet als je ervoor staat. De strenge vormen komen ook terug in de plattegrond waar de ruimtes allemaal even breed zijn en allemaal grenzen aan de gang die precies in de midden van het gebouw ligt.
De Italiaanse Renaissance laat zich hier duidelijk gelden waar architecten als Palladio meesters waren van de symmetrie. Toch zie ook nog duidelijk de invloed van de gotiek hier. Deze ‘middeleeuwse’ bouwstijl is vooral nog te zien in de decoraties.
Prachtige voorgevel
De voorgevel is gemaakt om de bezoekers te imponeren en slaagt daar vijf eeuwen na de bouw nog steeds goed in. Het heeft twee verdiepingen met daarboven typische Renaissance dakkapellen zoals je die ook tegenkomt in Amboise en Azay-le-Rideau. Hoewel het kasteel een soort van ophaalbrug heeft is het duidelijk dat je hier niet te maken hebt met een militair gebouw maar meer met een paleis.
Het ziet er allemaal erg indrukwekkend uit als je er voor staat. Neem even de tijd om je ogen de kost te geven want het kan hier zo druk zijn dat je automatisch meeloopt met de meute die naar binnen wil. De voorgevel is daar te mooi voor en niet alleen omdat die best groot is maar vooral omdat het de juiste verhoudingen heeft.
Bescheiden interieur
Ga je door de deur dan besef je dat het helemaal niet zo’n groot kasteel is. De gang is wel redelijk breed maar het is een beetje villa in het Gooi heeft een grotere entree. Toch is formaat niet alles want deze gang heeft een prachtige plafond met kruisgewelven en wederom de juiste verhoudingen.
Links en rechts van de gang bevinden zich de andere ruimtes. De kapel en de bibliotheek grenzen niet aan aan de gang maar zijn bereikbaar via de kamers aan de linkerkant. Deze zijn niet zo heel groot maar zeker wel interessant en zijn er mooie wandtapijten en een aantal bijzondere fraaie schilderijen te bewonderen.
Aan het einde van de gang is nu een deur naar de grote galerij maar die heeft er niet altijd gezeten en was hier oorspronkelijk een raam waar je over de rivier keek. De beroemde galerij is niet dan ook niet gebouwd door Thomas Bohier maar door Diana van Poitiers.
Diana van Poitiers
Zij kreeg in het kasteel in handen namelijk in handen nadat Bohier werd meegesleept in een corruptieschandaal en het moest verkopen aan koning Frans I. Zijn opvolger, Hendrik II, schonk het vervolgens aan één van zijn favoriete maîtresses; Diana van Poitiers. En nu wordt het verhaal van Chenonceau pas echt leuk.
Deze Diana had in de opvoeding van de koning een grote rol gespeeld. Ze werden later later ook geliefden en kregen zelfs een kind. Nu had de koning wel meer maîtresses maar Diana was meer dan dat want ze had zeker ook politieke invloed. Dit in tegenstelling tot de koningin en haar nicht Caterina dei Medici. Je hoeft maar weinig inbeeldingsvermogen te hebben dat Caterina hier niet blij mee was en dat zou later ook blijken.
Verbouwing
Ondertussen was Diana blij met haar nieuwe kasteel had grote bouwplannen. Ze liet daar geen gras over groeien en in 1556 was het ontwerp van een brug over de Cher met een dubbele galerij klaar en begon de bouw. Daarnaast liet zij aan de voorkant van het kasteel een prachtige tuin bouwen en die is er nog steeds aan de rechterkant (als je er voor staat).
Helaas voor Diana heeft ze niet lang kunnen genieten van haar kasteel. In 1559 raakte Hendrik II ernstig gewond bij een steekspel ter ere van de net getekende vrede met het Spanje van Philips II, die wij natuurlijk kennen in Nederland. Een smeuïg detail is dat hij tijdens dit toernooi de kleuren van Diana droeg. De schrijver van Games of Thrones zou het niet beter verzonnen hebben.
Zoals een Medici betaamt zag Caterina hier haar kans om de macht naar zich toe te trekken. Zij zorgde ervoor dat Diana de koning niet meer kon bezoeken en zette zo haar rivaal buitenspel. Het drama was compleet toen de vorst na een week of twee bezweek aan zijn verwondingen. De oudste zoon van Caterina en Hendrik II was slechts vijftien jaar en besteeg de troon als Frans II.
De nieuwe koning was net oud genoeg om zonder regent te regeren. Dat ging echter niet van een leien dakje. Er waren grote spanningen tussen Hugenoten en katholieken en de koning wist ter nauwe nood te ontsnappen van aan ontvoering. Frans II had echter een zwakke gezondheid en stierf aan de complicaties van een oorontsteking anderhalf jaar later. De jongere broer volgde hem op op een leeftijd van tien jaar. En zo werd zijn moeder Caterina toch de machtigste vrouw van Frankrijk.
Kasteel afpakken
Dat laatste heeft niet zo veel te doen met het kasteel van Chenonceau maar ik vond het toch wel aardig om te vertellen hoe Caterina de macht greep. Vlak na de dood van haar man Hendrik pakte ze het kasteel af van Diana van Poitiers.
Die moest maar gaan wonen naar het nabij geleden kasteel van Chaumont maar Diana vertrok al snel naar een kasteel in Anet waar ze tot haar dood woonde. Om het verhaal helemaal af te maken heeft recent onderzoek aangetoond dat ze mogelijk is overleden aan het goud dat ze innam om jonger te blijven. Het verhaal van dit kasteel zit vol met bizarre details.
Galerijbrug
Maar terug naar het kasteel. Nadat de bouw tien jaar had stil gestaan werd in opdracht van Caterina de werkzaamheden hervat aan de brug en ontstond de prachtige galerij over de rivier. Natuurlijk werden de oorspronkelijke plannen een beetje aangepast, maar over het algemeen is het idee toch hetzelfde gebleven. Als je deze aanbouw binnenkomt is het je onmiddellijk duidelijk dat dit is een andere stijl is.
De galerij is lang en het eerste wat mij opviel waren de zwart en witte tegels op de vloer die een beetje een psychedelisch effect hebben. Als je daarmee aan gewend bent dan valt het op dat dit gedeelte veel minder rijk versierd is, het doet zelfs een beetje somber aan. Hier ligt de nadruk nog meer op vormen en verhoudingen en dat is bijzonder goed gelukt. Daarbij heeft de zaal, net zoals de burgerzaal in het Paleis op de Dam, aan twee kanten licht en dat is bijzonder fraai.
Prima feestzaal
Je kan je goed voorstellen hoe het hier geweest moet zijn bij een flink feest. Dames en heren in hun zondagse kleding, er klinkt muziek, er wordt gedanst, er wordt gedronken en in de nissen gebeuren al helemaal dingen die het daglicht niet kunnen verdragen. Kortom gewoon een goede feestje.
In de twintigste eeuw heeft deze lange zaal nog een bescheiden rol in de geschiedenis gespeeld. Tijdens de Eerste Wereldoorlog diende het als militair ziekenhuis. Tijdens in de Tweede Wereldoorlog vormde de brug de grens tussen het bezette gebied en Vichy Frankrijk, het deel dat werd geregeerd door een Duitsland gezinde Franse regering. De overdekte brug leende zich uitstekend voor het smokkelen van vluchtelingen en dat is ook veel gebeurd.
Na Caterina houdt het grote verhaal van Chenonceau op is het gebouw niet heel veel meer veranderd. Dat was eigenlijk helemaal niet de bedoeling want er lagen plannen om het veel groter en dramatischer maken. Het zou tien keer zo groot worden met een flinke uitbreiding aan de andere kant van de oever.
Dat het kasteel niet af is, is goed te zien aan de andere kant van de rivier. Daar kom je door de lange zaal helemaal door te lopen waarna je redelijk plots buiten staat op een wat verlaten plek. Het kasteel wordt afgesloten door een bijna blinde muur en de laatste peiler ziet eruit alsof de bouwvakkers aan het lunchen zijn en zo weer verder gaan werken. De oever is te bereiken via een kleine ophaalbrug. Ik kreeg op deze plek het gevoel dat ik achter de coulisse van een theater keek.
Het is de moeite waard om naar de andere kant te gaan en even stroomopwaarts te lopen want hier heb je een prachtig uitzicht op het kasteel.
Keuken
Eenmaal terug maak je de oversteek een niveau lager. Op deze verdieping bevinden zich allerlei kamers waar de keuken het meeste indruk op mij heeft gemaakt. Hier staan nog veel apparatuur en je krijgt de indruk dat het zo weer in gebruik genomen kan worden.
Bijzonder is het systeem waar kippen en ander gevogelte worden gegaard. Voor de haard staat drie lange spiesen opgesteld die langzaam kunnen draaien dankzij een briljant mechanisme dat wordt aangedreven door een gewicht dat buiten boven de rivier hangt. Het doet een denken aan de manier hoe een Friese staartklok werkt.
Crissay-sur-Manse: dorp bij Tours
Natuurlijk heeft Crissay-sur-Manse een kerk die is gebouwd in de zestiende eeuw. Je moet er zeker even gaan kijken maar het is geen kunsthistorische wonder. Tot slot is er nog een wasplaats bij de rivier en dat is altijd een prima plek voor een picknick. Dan moet je wel zelf je brood meenemen want een bakker is er niet in het dorp.
Je kan er wel geitenkaas en locale wijn krijgen en die is uitstekend. Chinon en Bourgueil zijn misschien wel de meest onderschatte wijn van Frankrijk. Ze zijn namelijk razend lekker weet ik uit ervaring. Eten kan ook in het restaurant in het dorp en ook daarvoor geldt dat het waarschijnlijk wel goed is want deze streek van Frankrijk heeft een uitstekende keuken. Iets wat je waarschijnlijk wel was opgevallen als je hier bent.
Vouvant: vestingsdorp met priorij in de Vendeé
Onze lieve vrouwe kerk
Naast een grote burcht kreeg het dorp eigenlijk direct een priorij met een kerk. Van die eerste is slechts één toren over, de La tour Mélusine. De kerk heeft de tijd doorstaan en staat er nog. Hij is opvallend groot voor het dorp en is gebouwd in de twaalfde eeuw in de Romaanse stijl. In de vijftiende eeuw is de kerk flink verbouwd en heeft toen zijn imposante portaal gekregen. Boven de deuren zijn voorstellingen van het laatste avondmaal en de hemelvaart te zien. Goed onthouden want het maakt indruk op je reisgenoten als je dat kan vertellen als je er staat. In de zestiende eeuw viel Vouvant in handen van de Hugonoten die de priorij die bij de kerk hoorde met de grond gelijk maakten.
Vouvant trekt sinds de vorige eeuw een flink aantal kunstenaars. Er zijn in het dorp daarom ook een flink aantal galeries te vinden en er worden in de zomer tal van schilderscursussen georganiseerd voor wie zelf achter de ezel wil staan.
Candes-Saint-Martin: dorp op de kruising van de Vienne en de Loire
Montsoreau: kasteel aan de Loire
Architectonisch is het kasteel interessant omdat het is gebouwd in een tijd dat kastelen hun militaire functie verliezen en meer een statussymbool van de adel begint te worden. De bouw is rond 1450 begonnen en dat was tevens de tijd dat Frankrijk zijn aandacht richt op de Renaissance in Italië. De kunst krijgt hierdoor in Frankrijk een nieuwe impuls en vooral de architectuur zoekt naar nieuwe vormen. Oude gotische vormen worden hierbij gecombineerd met elementen uit Italië.
Deze ontwikkeling is in het kasteel van Montsoreau goed te zien als je het weet. De plattegrond doet nog heel erg denken aan de kastelen zoals die in de middeleeuwen werden gebouwd. De massieve stijl en de wachttoren doen meer denken aan het Muiderslot dan aan Versailles. Aan de andere kant zijn de hoge ramen, de schoorstenen en de hoge versierde dakkapellen duidelijk voor de vorm en het comfort van de bewoners.
In het kasteel is een prachtige tentoonstelling over de geschiedenis van het gebied rondom de Loire te bewonderen. Het gebouw is historisch niet heel erg interessant want naast dat het bewoond is, heeft het geen rol gespeeld in de geschiedenis van Frankrijk. Toch is het kasteel beroemd geworden omdat in Alexander Dumas het als decor koos voor zijn roman ‘La dame de Montsoreau‘.
Het dorpje zelf heeft prachtige huizen die goed aansluiten bij de stijl van het kasteel. Er is een aardig kerkje en net buiten de bebouwde kom zijn dolmen, soort van hunebedden, te bewonderen. Het dorp heeft een aantal restaurants om lekker te eten en dat doe je hier natuurlijk met een goede wijn die hier in de directe omgeving wordt verbouwd. Voor witte wijnliefhebbers is er de frisse Touraine en als je voor rood gaat is Chinon een uitstekende keuze. Het eten is hier ook uitstekend en waarbij zoetwatervis, uitstekende groenten en kaas aan te bevelen zijn. Ik spreek uit ervaring.
Abdij van Fontevraud
Als je toch in Montsoreau bent is het zonde om niet even naar de Abdij van Fontevraud te rijden. Dit kloostercomplex is één van de belangrijkste van Frankrijk en ligt slechts vier kilometer ten zuiden van het dorp.
Lavardin: architectuur uit de late middeleeuwen
Montrésor: prachtig kasteel aan de oevers van de Indrois
Naast het kasteel staat er nog aardig kerkje in de Montrésor. Het is gebouwd in de zestiende eeuw en heeft als basis een gotisch terwijl de versieringen de stijl van de Renaissance zijn. Een combinatie die wel meer voorkwam.
In de kerk is een praalgraf te zien van de oprichter. Naast de kerk en het kasteel heeft het dorp nog een aardige wolhal waar een tentoonstelling over de geschiedenis van het dorp en schilderijen te zien zijn.
Tot slot noemen we de brug over de tuin van het kasteel die is gemaakt door de firma Eiffel, jawel van de toren.
De kastelen langs de Loire
Wie aan een leven in Frankrijk denkt, ziet zichzelf al snel op het terras van een kasteel achter een goed glas wijn. En het is waar, in Frankrijk staan heel veel kastelen, van bouwvallen uit de tiende eeuw tot negentiende-eeuwse luxueuze lustoorden. Het bekendste kastelengebied is de Loire. Hier staan niet alleen heel veel kastelen, […]