Germigny-des-Prés ***Uniek Karolingische kerkje
Als ik door Frankrijk rij dan zijn er een aantal borden waarop ik onmiddellijk reageer. Zo ga ik altijd kijken bij een Gorges en ook Romeinse bezienswaardigheden wil ik zien. Een ander bord waarop ik aan sla is er één met Carolingien erop. Die zijn er namelijk niet zo veel in Frankrijk
Carolingien betekent natuurlijk Karolingisch en dat verwijst naar grofweg de negende eeuw. Als ik een bord tegen kom waar iets Karolingisch wordt aangekondigd dan ga ik er altijd heen. En dat is precies wat er gebeurde toen wij op weg waren naar de Pont Canal de Briare over de Loire. Ik had het bord nog niet gezien of ik was er al voorbij gereden; een Karolingisch kerk stond gewoon midden in het dorp vlak naast de doorgaande weg. Deze had ik even niet zien aankomen.
Waarom is dit zo bijzonder? Omdat de tijd waar dit kerkje is gebouwd er bijna geen gebouwen meer over zijn. Hoe zit dit? wel nu vanaf ongeveer 450 tot 770 na Christus was het best chaotisch in West-Europa. De Romeinse steden verdwenen, er waren grote groepen migranten uit het oosten en het centrale gezag was ver te zoeken.
Karel de Grote maakte zo rond 800 een einde aan deze chaos. Dit deed hij door in West-Europa één rijk te maken en dat bracht rust in de tent. Hij zorgde dat de migratie uit het oosten minder werd en voor interne vrede waardoor de economie zich kon herstellen. Dit alles bleek tijdelijke aard want na ongeveer tachtig jaar was het alweer voorbij maar dat wisten ze op dat moment natuurlijk niet.
Rol van de kerk
Karel was naast een goed militair ook een prima organisator en om zijn rijk te besturen gebruikte hij graag de kerk. De kerk was zo’n beetje de enige nog werkende organisatie en wat is er makkelijk om die naast geestelijke ook bestuurlijke macht te geven. Je hoeft alleen je vrienden op de belangrijkste bisschopszetels te zetten en besturen maar met dat Rijk.
Bijkomend voordeel; priesters, en dat zijn bisschoppen uiteindelijk, mochten geen vrouw hebben en dus ook geen kinderen, officieel dan want niets menselijk was ook deze bisschoppen vreemd. Hierdoor zijn er ook geen officiële erfgenamen waardoor Karel, en later de Keizer, altijd zijn favoriet als bisschop kon benoemen.
Een prima systeem maar met een klein weeffoutje dat later aan het licht kwam toen de Paus vond dat hij alleen bisschoppen mocht benoemen. Dat heeft nog een hoop ellende tussen de Keizer en de Paus veroorzaakt maar daar had Karel geen last van.
Deze staatskundige indeling is ook nu nog te zien in West-Europa en wel in gebouwen. Zoals een machtig man betaamt hield Karel er een stevige bouwlus op na. Door de chaos in de eeuwen daarvoor lag de bouwsector op zijn gat, er is feitelijk geen enkel gebouw van steen gebouwd, maar met Karel was er een nieuwe en machtige opdrachtgever gekomen.
De vastgoedprojecten van Karel bestonden naast militaire objecten vooral uit kerken en paleizen en het liefst een combinatie van daarvan. De meest bekende voorbeelden zijn de paltskapel ,tegenwoordig Dom, in Aken (ga daar eens kijken!) en in Nederland het Valkhof in Nijmegen.
Theodulf van Orléans
En nu terug naar Germigny-des-Prés. Hier staat namelijk ook een kerk uit deze tijd en net zoals bij het Valkhof en Aken was dit een onderdeel van een paleis, of in dit geval een villa die nog uit de Romeinse tijd stamde. Maar in tegenstelling tot Nijmegen en Aken was niet Karel de Grote hier de bewoner maar de Bisschop van Orléans, een man genaamd Theodulf.
Hoewel hij de geschiedenis zou in gaan als Theodulf van Orléans was hij geboren in Spanje waar hij vluchtte voor de Moren die het Iberisch schiereiland veroverden. Hij sloot zich aan bij een klooster waar hij zich inzette voor de scholing van het volk. Hij probeerde de kerk over te halen om een schoolsysteem te ontwikkelen en toen Karel de Grote dit te horen kreeg werd hij uitgenodigd aan het hof van de vorst. Het klikte kennelijk tussen Theodulf en Karel waardoor hij zich ontwikkelde tot één van de belangrijkste adviseurs en vertrouwelingen van de Keizer.
Het vertrouwen van Karel in de man was kennelijk groot omdat hij hem benoemde tot bisschop van Orléans en werd hij tevens abt van Fleury. Dit betekende dat hij naast geestelijke ook wereldlijke macht kreeg. Hij was echter meer een man van de kerk waarvoor hij zich bleef inzetten en tal van scholen stichtte in heel Frankrijk.
Net als zijn meester ging hij ook als bouwmeester aan de gang. Hij betrok in Germigny-des-Prés een leegstaande Romeinse villa en liet in zijn achtertuin een kerk bouwen. Van de villa is na een bezoek van de Noormannen niet veel meer over maar het kerkje is buitengewoon goed bewaard gebleven en dat is uniek want van de Karolingische kerken zijn er maar een handvol bewaard gebleven.
In tegenstelling tot de meeste kerken, de katholieke althans, is deze kerk niet in een kruis gebouwd. In de achtste en negende eeuw was dat ook niet de gewoonte. De bouwmeesters lieten zich vooral inspireren door de kerken in het Romeinse Rijk dat nog bestond; Byzantium met als hoofdstad Constantinopel.
Daar staat de Hagia Sophia en dat was de grootste kerk van de wereld op dat moment. In deze kerk staat het altaar in het midden en zitten de gelovigen er omheen. Deze vorm, centraalbouw genoemd, komt in West-Europa niet veel voor maar in Oost-Europa juist wel. Zo heeft de kerk aan het Rode Plein in Moskou ook zo’n plattegrond.
De Dom in Aken een soortgelijk ontwerp en heeft de San Vitale in Ravenna als voorbeeld die op haar beurt weer op de Haga Sophia is geïnspireerd. Dat Theowulf zijn kerk liet bouwen in de stijl van de Dom in Aken is natuurlijk geen toeval; daarmee volgde hij zijn grote baas en het beleid.
Om het verhaal van centraalbouw af te maken; deze vorm kwam tijdens de Reformatie weer in de mode en je vind in Nederland ook tal protestanten kerken met deze opzet. Dit heeft een religieuze oorzaak omdat de protestanten de bijbel in het midden van de dienst zetten. De nieuwe kerk in Den Haag en Groningen zijn daar goede voorbeelden van maar er zijn er veel meer.
Nadat ik het kerkje voorbij was gereden was ik wel oplettend genoeg de parkeerplaats niet te missen. En dus liepen we terug naar iets wat mogelijk heel bijzonder is. De voorkant van de huidige kerk is duidelijk later gebouwd maar daarachter zag ik tot mijn vreugde inderdaad een gebouw dat de vorm had van de Dom in Aken.
Oratorium
Dit kerkje is echter een stuk kleiner maar zag er heel erg goed uit. Iets te goed was mijn eerste indruk want de buitenkant zag helemaal niet uit als een gebouw dat er al twaalf eeuwen staat. Ik noem het wel een kerkje maar eigenlijk is het een oratorium. Officieel een privéplaats om te bidden maar dat wel gewijd is door de kerkelijke instanties. Aangezien de eigenaar zelf deze instantie was, moet het inwijden een koud kunstje zijn geweest.
Ook binnen ziet het kerkje er nog prima uit, of eigenlijk weer. Het gebouw heeft namelijk een behoorlijke geschiedenis van plunderingen, invasies en branden achter de rug maar daar is nu helemaal niets van te zien. Het lijkt er meer op dat de aannemer de boel een paar maanden geleden heeft opgeleverd. Het deel waar je binnenkort doet je denken aan een gewone kerk maar dit deel stamt uit de vijftiende en zestiende eeuw en is ook het begin van de negentiende eeuw nog eens flink onder handen genomen. Hoewel best mooi, is het niet bijzonder en daarbij is het in de negentiende eeuw net iets te grondig onder handen genomen; het is kapot gerestaureerd.
Het gaat om het achterste deel van de kerk. Waar je een koor verwacht is hier een vierkante ruimte met koepels als plafond. Loop je er eenmaal in en je waant je in zuidoost Europa. Ongetwijfeld het meest indrukwekkende deel is het koor met op het plafond van de absiss een prachtig mozaïek, origineel uit de negende eeuw.
Het bestaat uit meer dan 130.000 stukjes glas en iedereen die de basiscursus kunstgeschiedenis heeft gevolgd ziet direct de Byzantijnse invloeden. En dat klopt want waarschijnlijk is dit mozaïek ook gemaakt door een kunstenaar uit die streek.
Het mozaïek laat vier engelen zien bij de Ark des Verbond. Wat ze daar precies mee doen is mij niet duidelijk maar de Latijnse tekst eronder roept op tot gebed waarbij wel wordt aangeraden om daarbij de onovertroffen Theodulf te vergeten. Dat doet een beetje vreemd aan om in je privékerk zo’n oproep over jezelf te plaatsen. De man was misschien toch niet zo nederig óf hij ging ervan uit dat toch niemand het kon lezen. Waar hij wel eens gelijk in zou hebben al denk ik dat het opperwezen het wel zou opmerken, maar goed.
Het mozaïek is buitengewoon goed bewaard gebleven en dat komt omdat het eeuwenlang bedekt is geweest met een dikke pleisterlaag. Pas in de negentiende eeuw kwam het er weer onder vandaan en gelukkig zijn ze er verder ook vanaf gebleven. Het is prachtig en het is een belevenis als je zoiets oud van zo dichtbij kan zien.
Na het bezoek van de binnenkant is het de moeite waard om even om het gebouw heen te lopen. Aan de achterkant zie je namelijk veel beter hoe het oude deel is gebouwd.
Germigny-des-Prés was voor mij onbekend tot ik er doorheen reed maar wat een kunsthistorische traktatie! Als je in de buurt bent zou ik hier zeker even stoppen. Het kost je maximaal een uurtje maar dat is dit stukje West-Europese geschiedenis zeker waard.
Video van Germigny-des-Prés
E-Magazine
In bezit een ereader of tablet? Download dan één van de E-Magazine. Deze lees lekker je op je vakantieadres en ontdek je mooiste dorpen en leukste plekken.
Kaart van Germigny-des-Prés en omgeving
Les plus beaux villages de France weergeven op een grotere kaart
In de buurt van Germigny-des-Prés
Saint-Benoît-sur-Loire: abijkerk met lange geschiedenis ***
Saint-Benoît-sur-Loire was in de middeleeuwen twee eeuwen lang één van de toonaangevende cultuurcentra in Frankrijk en daarmee in West-Europa. Hier stond een machtig klooster met een bibliotheek met een collectie met de mooiste boeken die ooit zijn gemaakt.
Pont Canal de Briare: kanaalbrug over de Loire ***
De Pont Canal de Briare is een brug voor boten over de rivier de Loire ten zuiden van Parijs.
Centre – Val de Loire: de mooiste verzameling kastelen van de wereld
De regio Centre is sinds begin 2016 samengevoegd met de Val de Loire en een ligt in het midden van Frankrijk, een beetje ten zuidwesten van Parijs. Het is net even kleiner dan Nederland maar heeft slechts tweeënhalf miljoen inwoners, er is hier dus lekker veel ruimte. De regio bestaat uit zes departementen te weten; […]
Yèvre-le-Châtel: heerlijk slaperig dorp onder de rook van Parijs ***
Hoewel de gele zee van graan overweldigend is als je erdoorheen rijdt, is het ook zeker saai. Voordat je Yèvre-le-Châtel bereikt, rij je kilometers door de glooiende graanvelden en vraag je je toch af hoe het mogelijk is dat er hier ergens een mooi en interessant dorp is. En dan blijkt het toch zo te zijn.
Gallische weg
Het dorp is voor een groot deel gebouwd op de plek waar ooit een burcht heeft gestaan. Dit was een flinke burcht en die staan meestal op een strategische plek. Zo ook deze ten zuiden van Parijs; hij is gebouwd op de plek waar een oude Gallische weg de rivier La Rimarde kruist. Deze rivier vormde de natuurlijke grens tussen twee Keltische stammen; de Sénons en de Carnutes. De Romeinen bouwden als eerste in Yèvre-le-Châtel een versterking.
In de middeleeuwen werd rond het jaar 1000 een houten fort gebouwd. Het Romeinse exemplaar was toen blijkbaar verdwenen. In de elfde eeuw kwam het dorp in handen van de koning van Frankrijk, waarna het rond 1200 door Philippe II Augustus werd versterkt tot de huidige vorm. De burcht vormde een strategische basis voor de koning van Frankrijk die zijn handen vol had aan de adel, om deze een beetje in toom te houden. Het kasteel lag echter nooit in de vuurlinie.
Dat was wel anders twee eeuwen later tijdens de Honderdjarige Oorlog met Engeland. Yèvre-le-Châtel lag toen midden in het strijdgewoel. De Engelsen bedreigden het dorp vanuit het nabije Pithiviers, maar een klein garnizoen soldaten hield moedig stand totdat Jeanne d’Arc het kasteel ontzette tijdens haar mars naar Orléans. Zo kwam het dorp toch nog als voetnoot in de Franse geschiedenis terecht. Pas in de zeventiende eeuw werd het garnizoen naar Pithiviers overgeplaatst, waarmee het dorp zijn militaire betekenis verloor. Yèvre-le-Châtel bleef echter wel een plaats van belang omdat er nog recht werd gesproken.
Het kasteel raakt in de negentiende eeuw in verval, totdat een groep vrijwilligers het in de jaren dertig van de twintigste eeuw opknapt en het toegankelijk maakt voor het publiek. Ondertussen hadden de bewoners bezit genomen van de gebouwen en maakten de verdedigingswerken onderdeel uit van het dorp. Eigenlijk is alleen nog de donjon, het binnenste gedeelte van het fort, niet bebouwd. Door het slechte onderhoud van de gebouwen, was het geheel wel tot een ruïne vervallen. De donjon is te bezichtigen. Het is best een klimpartij maar met kinderen is het gewoon een leuke attractie, inclusief donkere kerkers.
Ruïne kerk
Een tweede ruïne bevindt zich aan de andere kant van het dorp. Daar werd in de dertiende eeuw door de dorpelingen een eigen kerk gebouwd, de Saint Lubin. De reden hiervoor was dat de bestaande kerk onder invloed van de monniken van het klooster van Saint Benoît sur Loire stond. Kennelijk boterde het niet met de plaatselijke bevolking die besloot een eigen kerk te bouwen.
Het bouwen van de Saint Lubin bleek toch lastig. Door geldgebrek werd het gotische bouwwerk nooit voltooid en kreeg uiteindelijk alleen het koor een dak. Deze bleek echter van belazerde kwaliteit, want het hele ding stortte in de veertiende eeuw tijdens de oorlog met Engeland in elkaar. In de zeventiende eeuw werd nog een poging gedaan om de kerk te voltooien, maar ook die strandde wegens geldgebrek. Je zou bijna geloven dat monniken uit St. Benoît hun invloed bij het opperwezen hebben gebruikt om te voorkomen dat de kerk ooit voltooid zou worden.
Nu staat er nog een prachtige ruïne van een kerk die het bezoeken meer dan waard is. Het deed mij een beetje denken aan de kloosterruïnes in Engeland, zoals Fountains Abbey in Yorkshire. Alleen heeft deze kerk nooit echt bestaan. Het is werkelijk bijzonder om er rond te lopen.
Het dorp
Hoewel het dorp behoort tot ‘Les Plus Beaux Villages de France’, is het niet echt een toeristische trekpleister. Het heeft rustige straatjes en je komt zo hier en daar wat plukjes dagtoeristen tegen, hoofdzakelijk Fransen. Dit geeft het dorp een heerlijke sfeer en als het weer mooi is, zijn er voldoende mooie plekjes om te picknicken. Neem dan wel zelf brood mee, want er is geen bakker in het dorp. Er is eventueel wel een restaurant en een Salon de thé waar ook kunst wordt getoond. Want zoals alle mooie dorpjes in Frankrijk heeft Yèvre-le-Châtel ook een aantal kunstenaars als inwoner.
Picknicken kan je ook in de prachtige vallei van het riviertje La Rimarde. Er zijn twee mooie wandelroutes. Je krijgt een beschrijving als je het kasteel bezoekt, in het Nederlands nog wel. Al is het foldertje wel met de Franse slag vertaald. Maar dat vinden wij niet erg.<
In de omgeving
In de omgeving is genoeg te doen. Je kan natuurlijk naar Parijs, het is maar een uurtje rijden met de auto en dertig kilometer ten zuiden van het mooie dorpje loopt de Loire, waar Saint Benoît sur Loire met zijn klooster echt de moeite waard is. Stop onderweg dan ook even bij Germigny-des-Prés. Daar staat een Karolingisch kerkje dat is gebouwd door de raadsheer van Karel de Grote. Karolingische kerkjes zie je niet elke dag, al is dit exemplaar wel iets té gerestaureerd. Het lijkt wel alsof hij net is opgeleverd. Toch een beetje jammer, want een oud kerkje met wat mos op het dak geeft toch een authentiek gevoel.
Een stukje stroomopwaarts vind je Briare waar in de negentiende eeuw een aquaduct over de Loire is gebouwd. Daar kan je de bootjes hoog over de Loire zien varen, erg leuk!
Ga je stroomafwaarts dan kom je Orléans tegen. Tot slot ligt er in het noordwesten Fontainebleau, het koninklijke paleis met prachtige tuinen dat zich kan meten met Versailles.