
Saint Hilaire ***Abdijdorp tussen Carcassonne en Limoux
Ooit hadden we hier een gîte en dat was eigenlijk best bijzonder. Samen met onze kleuters noemden we hoog huis aan de zuidelijke kant van het dorp voor een week ons thuis. Het huis was gebouwd in wat ooit de buitenmuur van het klooster was. De woning had een klein oppervlakte en had maar liefst vier verdiepingen die via een steile trap met elkaar waren verbonden waardoor het van binnen deed denken aan een grachtenhuis.
Aan de overkant van een nauwe straatje hadden we een overtuin omdat de achterkant van het huis letterlijk aan het klooster grensde. Bijzonder was ook de kennismaking met onze buren, aardige mensen met een levensstijl met een duidelijke connectie naar de jaren zestig.
Toen mijn partner de kinderen voor de eerste keer hier naar bed bracht boden ze mij direct hun eigen kweek aan en dan heb ik het niet over wijn. Als je uit Amsterdam komt dan ben je automatisch een kenner van bepaalde genotsmiddelen en dat is eigenlijk niet vreemd want wij gaan er immers ook vanuit dat elke Fransman wel iets van wijn weet, wat ook zo is natuurlijk. Evengoed was het een vreemde ervaring maar wel gezellig. Maar wijn maken ze hier wel degelijk, best lekkere trouwens maar daarover later meer.
Abdij
Terug naar het dorp en zijn klooster. Hoewel het godsdienstige instituut ouder is, zijn de meeste gebouwen die er nu staan rond veertiende eeuw gebouwd. Bijzonder is het kloosterhof dat tot mijn verbazing gewoon openbaar is. Het hof lag precies tussen onze vakantiewoning en de bakker in waardoor ik hier elke morgen door een middeleeuws kloosterhof liep; wat een vreugde!
Hier bevindt zich ook de ingang van het klooster zelf en dat is wel een aanrader. Er zijn tal van mooie en interessante ruimtes te zien. Het klooster had zijn bloeiperiode tussen de achtste en twaalfde eeuw. De abdij was tijdens de kruistocht tegen de Katharen een veilige haven maar werd uiteindelijk verwoest door de kruisvaarders.
Dit zou niet de laatste keer zijn dat de boel hier werd gesloopt. Het klooster werd weer opgebouwd maar tijdens de honderdjarige oorlog in de veertiende eeuw was het weer raak. Ook nu weer werd het klooster hersteld waarbij de meeste gebouwen er nu nog staan. Al had dat niet veel gescheeld want ruim tweehonderd jaar geleden raasde de revolutie over Frankrijk. De revolutionairen hadden weinig op met het geloof, stuurden de monniken weg en verkochten het onroerend goed. Pas in de twintigste eeuw werd het geheel gerestaureerd en staat het er weer mooi bij.
In het klooster bevindt zich nog een bijzondere attractie die voor kinderen leuk is. Één van de religieuze ruimtes is zo gebouwd dat al het geluid in een kleine nis wordt versterkt. Als je hier zit kan je zelfs het gefluister aan de andere kant van de zaal horen. Natuurkunde en geschiedenis in één bezoek gevangen en nog leuk ook; wat wil je nog meer.
Blanquette de Limoux
Terug in het kloosterhof doe je er verstandig aan om de westelijke uitgang te nemen. Zo kom je namelijk bij de voorraadkelders van de monniken. Onder deze gewelven waar nu vleermuizen slapen werden de wijnen van het klooster bewaard en dat maakt deze plek bijzonder.
Hier vond een stukje productontwikkeling plaats dat voor ons een metafoor zou worden van rijkdom en luxe. De monniken van dit klooster ontwikkelden hier in de vijftiende eeuw voor het eerst een mousserende wijn. Deze wijn wordt nog altijd gemaakt en heet Blanquette de Limoux. Nu zegt dat mensen niet veel maar de manier van produceren werd in Noord-Frankrijk gekopieerd en die wijn kent iedereen; Champagne. Natuurlijk is de Limoux veel lekkerder want hier is veel meer zon en dat is goed voor druiven. Ik raad ook iedereen aan om een flesje te drinken als je hier bent, het is echt goed spul.
Vreemd genoeg moet je daarvoor niet in Saint Hilaire zijn want de mousserende wijn wordt hier niet meer verbouwd. Ze maken wel erg fijne rode wijn die kan je halen bij de coöperatie Anne de Joyeuses. Deze bevindt zich vlak na de burg over de rivier Le Lauquet achter een prachtig rond paviljoen op de weg richting Carcassonne.
Video van Saint Hilaire
Beelden van Saint Hilaire





E-Magazine
Kaart van Saint Hilaire en omgeving
Les plus beaux villages de France weergeven op een grotere kaart
In de buurt van Saint Hilaire
Romeinse Villa Rustica van Montmaurin
Romeinse villa’s
Minder dramatisch maar historisch even interessant zijn Romeinse villa’s. Daar zijn er nog al wat van in Frankrijk hoewel ze zijn niet allemaal goed bewaard zijn gebleven. Een bijzonder fraai exemplaar staat even te zuidwesten van Toulouse aan de voet van Pyreneeën in het dorp Montmaurin. Deze villa is gebouwd in de eerste eeuw na Christus en is gebruikt tot in de vijfde eeuw en de opgravingen zijn nu te bezoeken.
Archeologie wordt voor mij pas leuk als ik er iets van af weet, als je het kan plaatsen en tot een zekere hoogte mijn fantasie de gaten kan opvullen. Natuurlijk is een onverwacht bezoek ook leuk maar ik geniet toch het meest van een archeologische opgraving als ik het een beetje kan plaatsen. Anders bestaat het gevaar dat je naar een berg stenen met een half zuiltje staat te kijken en je niets anders ziet dan een bergje stenen met een half zuiltje.
Centre des monuments nationaux
Deze villa is niet alleen behoorlijk groot maar ook redelijk goed bewaard gebleven. Het staat niet voor niets op de lijst van het ‘Centre des monuments nationaux’. Dat is een redelijk exclusieve lijst met de 90 belangrijkste monumenten in Frankrijk en waar bijvoorbeeld ook de Mont-Saint-Michel en Arc de Triomphe opstaan. Een chique clubje dus.
Hoezo is een Romeinse villa dan belangrijk en waarom is juist het exemplaar in Montmaurin interessant? Het korte antwoord is dat villa’s de ruggengraat vormden van de Romeinse economie. Hoewel Rome een tijdje meer dan een miljoen inwoners had was deze stad de uitzondering. De meeste mensen woonde op het platteland en het geld werd dan vooral verdiend met landbouw en dat gebeurde in de villa’s.
De villa in Montmaurin was één van de grootste van de Gallië omvatte naast verschillende gebouwen ook bijna 1000 hectare aan landbouwgrond en er woonde meer dan vijfhonderd mensen.
De eigenaar van deze villa was dan ook een rijk man, zo rijk dat één van de bezitters het tot Keizer heeft geschopt. Helaas voor hem ook weer niet rijk genoeg om dat lang te zijn want de regeerperiode heeft waarschijnlijk maar een paar maanden geduurd.
Villa rustica
Het woord villa schept hier wat verwarring want je denkt al snel aan een luxe onderkomen voor een rijke familie. Dat klopt ook want ook dit soort villa’s hadden de Romeinen maar die noemden ze een villa urbana en, zoals de naam al doet vermoeden, zijn die vooral in een stad te vinden.
De villa rustica stond daarentegen op het platteland. Dit was ook het onderkomen van een rijke familie maar het was veel meer. Het was tevens een agrarisch bedrijf waar naast de eigenaar en zijn familie ook de knechten met hun aanhang woonden. Daarbij beschikte de familie natuurlijk over de nodige slaven die het land bewerkten en voor het vee zorgden. Een villa rustica was eigenlijk een samenleving in het klein die hier meer dan vijfhonderd mensen omvatte. In de middeleeuwen was dit een flink dorp en ook nu nog zijn er dorpen in Frankrijk die minder zielen tellen.
Gallo-Romeins?
De Fransen noemen de Romeinse tijd steevast Gallo-Romeins. Hoewel hier ongetwijfeld ook nationalistische motieven een rol spelen is hier historisch wel wat voor te zeggen. Ten eerste was Gallië helemaal geen eenheid maar een gebied met losse staatjes die een gemeenschappelijke Keltische cultuur deelden. Daarbij moet je de Romeinse bezetting niet zien als bijvoorbeeld de Duitse bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Nadat een gebied was onderworpen gooiden de Romeinen het liefst op een akkoord met de bestuurlijke elite van de overwonnen stammen. Die bleven dan gewoon zitten en konden onder bepaalde voorwaarden hun gang gaan. Deze oude bestuurslaag werd snel geïntegreerd in het Romeinse Rijk en de leden kregen vaak snel het Romeins burgerschap. Aan de andere kant gaven de Romeinen de bevolking voldoende ruimte voor hun eigen cultuur zolang die niet botste met de belangen van Rome. Er is dus wel iets te zeggen voor de term Gallo-Romeinse cultuur.
Zelfvoorzienende unit
Een Romeinse villa was voor een groot deel zelfvoorzienend en naast de landbouwactiviteiten waren er ook tal van ambachten te vinden. Er was een een smid, een weverij en een atelier van een steenhouwer om aan de plaatselijke vraag te voldoen. Zeker op de grotere complexen, en de villa in Montmaurin is een hele grote, hadden al deze activiteiten hun eigen gebouwen.
Het surplus dat door het agrarisch bedrijf werd geproduceerd werd opgeslagen in grote schuren om uiteindelijk op de markt te worden verkocht. De villa’s vormden zo de spil van de economie in het westelijk deel van het rijk.

Bij een Romeinse villa hoort een zuil van marmer. Deze is wel bijzonder fraai en waarschijnlijk gemaakt in de vierde eeuw.
Naast de woon- en werkfuncties was er ook ruimte voor cultuur en ontspanning. Elke Romein had wel een huisaltaar waar de huis- en familiegoden werden vereerd. Had je wat meer geld dan werd hiervoor een aparte kamer ingericht. Kon je het echt breed laten hangen dan liet je een apart gebouw maken en dat noemen we een tempel.
Tot slot natuurlijk ook tijd voor ontspanning en ook daar was ruimte voor binnen de muren van de villa. Wie Asterix heeft gelezen ziet dan direct een stel Romeinen in een bad zitten en dat klopt ook. Romeinen waren dol op baden een een beetje villa had een flinke badruimte of zelfs een eigen badhuis.
Als je al deze gebouwen en functies bij elkaar optelt dan krijg je meer een beeld van een dorp. Dat is ook juist want er bestonden betrekkelijk weinig dorpen in het Gallië na het begin van de jaartelling. Natuurlijk waren er wel nederzetting op strategische plekken zoals havens en legerplaatsen maar dorpen als een eenheid met inwoners en alles waren er niet zo veel. En daar is ook wel een reden voor.
De Franse dorpen die wij nu zo mooi op de top van een berg of op een andere goed verdedigbare ontstonden pas nadat het Romeinse Rijk in de westen uit elkaar was gevallen. Je bouwt een dorp namelijk niet voor de lol op een berg. Buiten dat je alle bouwmaterialen naar boven moet sjouwen zonder bestelbusjes is de top van een berg een redelijke onhandige plek als de koeien of schapen in de wei beneden staan. Ook voor de handel is een dorp in een dal veel makkelijker.
Veiligheid van een dorp
Waarom dan een dorp bouwen? De reden is veiligheid. Nadat in de vierde eeuw met het gezag van Rome ook de interne vrede (Pax Romana) verdwijnt wordt het platteland geregeld geteisterd door rovend gespuis. Om zich te kunnen verdedigen tegen dit tuig trekken de inwoners van het platteland zich terug op strategische plekken te verdedigen zijn. De villa’s worden onbewoond achtergelaten omdat die vrijwel allemaal moeilijk te verdedigen zijn. De pittoreske straatjes, de mooie pleintjes en de kleine huizen in die Franse dorpen zijn dus ontstaan als antwoord op grof geweld.
Haut-Garonne
En als je zover hebt gelezen als hier dan weet je voldoende om een bezoek aan de de villa aan de voet van de Pyreneeën extra interessant te maken. De Haut-Garonne is niet echt een toeristische streek. De bergen trekken natuurlijk veel wandelaars en fietsers maar de streek daarvoor zie je eigenlijk nooit toeristen. Wij waren hier dan ook enigszins toevallig beland waarbij het zwembad bij de gîte de een belangrijke rol had.
Bij het bezoek aan de plaatselijke bakker waren mij de bordjes ‘Villa Gallo-Romain’ al snel opgevallen en natuurlijk was mijn nieuwsgierigheid gewekt. Ik weet niet of dit komt doordat ik in mijn jeugd veel Asterix heb gelezen maar ik vind Romeinen erg interessant. Hoewel Grieken misschien nog interessanter zijn gaan we in Frankrijk graag naar Romeinse opgravingen kijken.
Hier dus ook en nadat we hadden ontbeten stonden we om 10 uur voor de poort van de Villa Rustica. Om binnen te komen betaal je een opvallend lage prijs waarbij je ook nog eens hartelijk wordt ontvangen. De reden was duidelijk; er was helemaal niemand op het terrein.
Rijtje zuilen
Wie ooit een Romeinse villa heeft bezocht weet wat je kan verwachten. Een rijtje met zuilen, een paar halve muurtjes en als het even meezit een mozaïekvloer. Hoe je het went of keer dat is hier eigenlijk ook het geval al wil dat niet zeggen dat het niet interessant is.
Verwacht hier geen Romeinse gebouwen met het dak er nog op maar een goed onderhouden opgraving waar je met een beetje kennis en voorstellingsvermogen een aangename middag kan beleven. De muren die er staan geven een goed beeld waar de gebouwen hebben gestaan en de bordjes geven aan welke functie die hadden. Als je een beetje je best doet dat kan je de dynamiek die hier ooit was goed voorstellen.
Daarbij is het complex redelijk groot. Natuurlijk is het geen stad maar het heeft inderdaad de omvang van een dorp. Het had grofweg dezelfde economische en culturele functies maar wel een totaal andere opbouw. De centrale plek was niet een plein met een kerk maar de woning van de eigenaar met daarom heen de gebouwen met verschillende functies.
Badhuis
Daarbij zijn de functies van sommige gebouwen nog altijd goed te zien. De leukste vond ik het bad. Hier zie je goed welke technieken de Romeinen gebruikten om zo comfortabel mogelijk een bad te nemen. Daarbij komt het juist goed uit dat het gebouw een halve ruïne is want je kan goed zien hoe de baden en de ruimtes werden verwarmd. Het is verbluffend hoe modern de techniek is die werd gebruikt voor het nemen van een bad. Iets waar wat we tweeduizend jaar later nog steeds als een luxe ervaren en dat is bijzonder om te zien.
Na een uurtje of wat werd het ons te warm. Daarbij hadden begonnen onze kinderen wel erg te verlangen naar het zwembad bij onze gîte en daar gaven we ze gezien de warme dag helemaal gelijk in. Het bijbehorende museum besloten we later op de dag te bezoeken maar dat kwam er niet van, net als het zwembad trouwens. Onderweg naar de gîte reden we namelijk door de prachtige kloof van de plaatselijke rivier de Save. We besloten daar te gaan picknicken en hebben ons daar de hele dag verder vermaakt.
De Villa Rustica in Montmaurin is een leuk uitje als je in de buurt bent. Hoewel het een aangenaam landschap is om doorheen te rijden zou ik niet aanraden om hiervoor langer dan een uur in de auto te gaan zitten. Of je moet echt een fan zijn van alles wat Romeins is, dan is het wel een must.
Prats-de-Mollo: het zuidelijkste stadje van Frankrijk **
De streek de Vallespir, waar Prats de Mollo ligt, was tot 1659 helemaal niet Frans maar gewoon Spanje. Na de dertigjarige oorlog, ook wel gezien als de eerste echte wereldoorlog, werd de grens tussen Spanje en Frankrijk opnieuw getrokken en dat had gevolgen voor dit kleine stadje.

De Porte d’Espagne is één van de poorten die toegang biedt tot het centrum van het stadje.
Afgesproken werd dat de waterscheiding van de Pyreneeën de nieuwe grens werd; overal waar het water naar het noorden stroomt is Frankrijk, stroomt het water naar zuiden dan zit je in Spanje. Dit principe vormt nog steeds de basis van de huidige grens.
Door deze nieuwe afspraken werd het Franse grondgebied een beetje uitgebreid. Het moet Lodewijk XIV toch een beetje zijn tegengevallen want heel veel groter werd Frankrijk niet in het zuiden; een strook van ongeveer veertig kilometer ten westen van Perpignan werd Frans. Niet heel veel, maar strategisch toch wel interessant. Toch had de deal ook een keerzijde voor de Fransen.
Opstand
Want de koning zich ook wel eens hebben afgevraagd hebben of de uitbreiding van het grondgebied het wel waard was. In de bergen van Catalonië woont namelijk eigenwijs bergvolk en die voelden zich van alles behalve Frans. Nu niet maar toen zeker niet. De belasting op zout, de beroemde gabelle, die gepaard ging met het wisselen van de nationaliteit werd hier dan ook niet warme gevoelens ontvangen. Integendeel, binnen de kortste keren kwam de hele streek kwam in opstand.
Prats-de-Mollo was dé belangrijkste brandhaard van dit verzet dat maar liefst tien jaar duurde. Om het woeste bergvolk onder de duim te houden liet de koning boven Prats-de-Mollo een fort bouwen, door Vauban natuurlijk. Officieel om de grens met Spanje te bewaken maar het ligt ook prima om het stadje in de gaten te houden.
Catalonië
Ook nu nog is Parijs hier ver weg. Letterlijk dan want mijn woning in de Zaanstreek ligt dichterbij de Franse hoofdstad. Maar ook figuurlijk is de lichtstad ver want je hebt niet echt heel erg het idee dat je in Frankrijk bent. De huizen, de kerk en de straatjes ademen meer Catalonië dan Frankrijk. Veel meer dan andere stadjes en dorpen in deze streek.
Geen toeristen
Nu is het fort naast de gezellige centrum, één van de troeven van Prats-de-Mollo om de toeristen te trekken en dat lukt maar slecht. Tijdens ons bezoek in de laatste week van juli was er hier helemaal niemand te zien. In het nauwe straatjes met kleine winkels liep hier en daar een local maar verder was er geen toerist te zien.
Ook de kerk en het fort bleek niet te rekenen op toeristen want beide waren dicht. Dat mocht de pret niet drukken want de wandeling naar het fort was prachtig, het uitzicht nog mooier en de buitenkant van de kerk indrukwekkend.

De deuren van de kerk zijn verstrekt met prachtig smeedwerk. Dat is meer Catalaans dan typisch Frans.
Het meest wat mij is bijgebleven zijn de deuren van de kerk. Die zijn namelijk versterkt met prachtige ronde figuren van ijzer. Een puik stukje smeedkunst die ook helemaal niet Frans aandoet. Het was wel jammer dat de kerk niet open was want het schijnt dat er een meer dan twee meter lange rib van een walvis in de muur is gemetseld. Hoe die hier gekomen is ben ik niet achtergekomen maar vreemd is het zeker.
De warme dag eindigde we met een uitstekende lichte maaltijd en een koel drankje op een terras. Deze keer maar geen wijn want we moesten nog een kilometer of twintig over bergweggetjes naar onze gîte rijden. Die weggetjes zijn trouwens een genot om op te rijden met prachtige uitzichten en heerlijke bochten, maar voor een polderbewoner zoals ik is het aan te raden om maar helemaal geen alcohol te drinken.
Wij gingen eigenlijk alleen naar Prats-de-Mollo omdat we het wel een lollige naam vonden. Dat het zo’n mooi stadje bleek te zijn was voor ons dan ook een pure bonus. Het ligt een beetje aan het einde van de wereld en dat is ook de reden waarom je er weinig toeristen tegen zult komen en dat is zeker geen minpunt.
Prats-de-Mollo is trouwens een uitstekend startpunt voor een goede wandeltocht door de bergen. Wel goed oppassen want in deze omgeving wonen beren en die zijn niet altijd even aardig.
Aigues-Mortes: middeleeuwse vestingstad bij de Camargue ****
Wij bezochten Aigues-Mortes laat in de middag en toen wij naar binnen wilden ging de kassa net dicht. Als je de muren wilt beklimmen moet je voor half zes binnen zijn. De muren hebben de stad in het verleden niet alleen tegen vijandelijke legers beschermd, maar ook tegen de harde zoute zeewind. Hierdoor zijn er veel huizen binnen de muren goed bewaard gebleven.

In de haven van Aigues-Mortes lag deze Nederlandse platbodem. Het is een stukje varen maar het moet fantastische zijn om met deze boot over de Middellandse Zee te varen.
Het kaarsrechte stratenplan doet denken aan de organisatie van de Romeinen maar toch is deze havenstad aan de Middellandse Zee een echte middeleeuwse stad. Havenstad? Jazeker, de stad ligt niet aan zee maar via een kanaal was is die wel te bereiken. Helaas verzandden de boel en werd de stad onbereikbaar voor zeeschepen en namen concurrerende havens het stokje over.
Brugge is ook zoiets overkomen, ook deze stad werd afgesneden van de zee waarna andere havens de functie van handelscentrum overnamen. En net als de Vlaamse stad legde Aigues-Mortes hierdoor bijna het lootje en waren de beide steden in de negentiende eeuw behoorlijk vervallen. Maar in tegenstelling tot Brugge is bij het restauratie hier geen geweld gedaan aan de middeleeuwse oorsprong en loop je nu door de stad zoals hij in de veertiende eeuw moet zijn geweest.
Strak stratenplan
In tegenstelling tot Brugge is Aigues-Mortes in één keer aangelegd en nog altijd goed te zien. Steden die op deze wijze worden gebouwd zijn bijzonder, zeker in Europa. De meeste steden en dorpen zijn gegroeid en dat zie je terug in het stratenplan, wat vaak meer straat is dan plan. Het is een zooi van aan elkaar gegroeide straatjes en dat vinden we over het algemeen heel gezellig.

De straten in Aigues-Mortes lopen recht en lopen van noord naar zuid of van oost naar west.
In het westen van Frankrijk zijn er dorpen die zijn gebouwd volgens een plan, de zogenaamde Bastide-dorpen zoals Monflaquin, Villereal en Monpazier. Deze dorpen werden volgens een strakke plattegrond van 550 bij 300 meter gebouwd met vijf straten van links naar rechts en vijf van boven naar beneden. Aigues-Mortes heeft precies deze afmetingen, niet zo gek want het is net als de dorpen in het zuidwesten gebouwd in de dertiende eeuw.
Lodewijk IX de Heilige
De stad werd gesticht door Lodewijk IX. Hij vond het nodig om een havenstad aan de Middellandse Zee te hebben want die had hij nog niet. De Provence was nog geen Frankrijk en de hoek bij Perpignan tot aan Montpellier was in handen van de koning van Mallorca en dus ook niet Frans.
Slechts een klein strookje land tussen Marseille en Montpellier kwam in handen van de koning. En daar hoefde hij niet eens voor te trouwen of te vechten want hij kreeg het van het klooster van Psalmodi, dat iets verderop lag.

De stichter van de Stad, Lodewijk de Heilige, heeft natuurlijk een eigen plein. Naast een groot beeld van de man vind je hier fijne terrassen waar je ook goed kan eten.
En dat juist een klooster hem dit gaf was geen toeval. Lodewijk IX was namelijk een zeer vroom man die zich zijn leven lang heeft ingezet voor de kerk. Ook de stichting van Aigues-Mortes had een vroom karakter omdat de koning zich hier maar liefst twee maal inscheepte voor een kruistocht. De laatste keer vertrok hij met een leger naar Tunis en dat verliep niet helemaal volgens plan en het werd uiteindelijk ook zijn ondergang. Niet lang daarna werd hij door de Paus heilig verklaard waaraan hij zijn bijnaam ‘De Heilige’ ook aan te danken heeft. Al werd hij ook al tijdens zijn leven zo genoemd. Enfin hij heeft hem dan nu echt verdiend.
De monniken wisten trouwens wel wat ze weggaven want het gebied was in de middeleeuwen, en ver daarna trouwens, bijzonder onaangenaam om te wonen; het ligt midden in een moeras en dat was geen pretje. Om mensen naar Aigues-Mortes te lokken verleende de koning de inwoners allerlei privileges en voordelen. Een strategie die ook werd toegepast bij de eerder genoemde bastide-dorpen langs de Lot.
Monopoly
Daarbij kreeg de stad de monopoly over de Franse handel op de Middellandse Zee en samen met de zoutproductie die hier al sinds de oudheid aanwezig is, vormden deze de basis van een bloeiperiode die duurde tot het einde van de vijftiende eeuw. De Provence kwam toen voorgoed bij Frankrijk waarna Marseille zich ontwikkelde tot de belangrijkste haven.
Deze neergang is voor ons nu eigenlijk een zege want Aigues-Mortes is hierdoor niet verder ontwikkeld, werd er niet veel verbouwd of afgebroken en kunnen wij nu een leuke middeleeuwse stad bezoeken. Wij waren er midden in de zomer en dan is het best wel druk. Maar als je het een beetje slim aanpakt valt het wel te doen.
’s Morgens of einde van de middag
Als je de rondwandeling over de verdedigingsmuren wilt maken is het verstandig om vroeg in de ochtend te gaan. Dan is het nog niet zo druk in de zomer niet zo warm. Daarna behoort een duik in de zee tot de mogelijkheden want de stranden van La Grande Motte liggen echt om de hoek.
Wij bezochten de stad juist na een duik en dat is ook goed te doen. Je parkeert de auto aan de andere kant van het kanaal waarna je via een korte wandeling over de kade de hoofdpoort van de stad bereikt. Langs de kade is een drukke jachthaven en het is altijd leuk om langs bootjes te lopen. Om de stad te bereiken moet je een brug over en een spoorlijn waar een modern maar toch guitig treintje rijdt.
Tour de Constance
Naast de hoofdingang staat een indrukwekkende toren; de Tour de Constance. Deze 41 meter hoge toren is in tegenstelling tot de verdedigingsmuren nog gebouwd door Lodewijk IX. Het is precies zo’n toren die je voorstelt als je denkt aan een middeleeuwse vesting; groot, plomp en indrukwekkend. Het viel mij op hier voor de poort een typische zeegeur was te ruiken. Dit was niet echt heel prettig en het kan natuurlijk aan die dag liggen en gelukkig was in de stad zelf niets van te merken.

Direct bij de hoofdingang kan je de muren op. Deze foto is duidelijk na sluitingstijd genomen want normaal is het hier tijdens de zomer redelijk druk.
Eenmaal binnen de poorten sta je op een plein waar je de muren op kan. Het was er druk maar nog wel te doen. Je loopt als vanzelf de hoofdstraat in waar het wemelt van de toeristische winkels. Herkenbaar was de blik van één van de bewoners die ons passeerde; een combinatie van gelatenheid en irritatie zoals je die ook wel ziet bij Amsterdammers.
Ondanks de drukte is het hier wel erg mooi en als je een beetje goed kijkt kan je genieten van de mooie huizen. Ook culinair is het allemaal niet zo heel slecht. Vooral rondom het centrale plein, Place Saint Louis, zijn tal van restaurants waar je redelijk tot goed kan eten. De toeristische industrie is hier nog niet helemaal los gegaan. Leuk is ook om even aan ander straatje te nemen en voordat je het weet loop je weg van de drukte en krijg je een heel andere indruk van het karakter van de stad.
Hoewel wij in augustus Aigues-Mortes hebben bezocht denk ik dat het in het voor- en naseizoen het hier een stuk rustiger is en dat je veel beter de stad kan zien.
Rennes-le-Château: dorp met een mysterie ***
Bérenger Saunière
De villa Bethania is overduidelijk de woning van de pastoor omdat ze tegen de kerk is aangebouwd, maar valt enigszins uit de toon omdat het met z’n fontein en aangelegde tuin met orangerie en de tour Magdala te groots is ten opzichte van de kleine kerk.
De bewoner van de villa was Bérenger Saunière, een jongeman van eenvoudige komaf uit Montazels die in 1885 pastoor in Rennes werd. Er was toen nog geen villa en de kerk was in deplorabele staat. Maar de pastoor was energiek en begon binnen enkele jaren met de restauratie van de kerk. Dit ging langzaam vanwege geldgebrek tot 1890, in dat jaar werd het altaar gerenoveerd en kwam er een geheime bergplaats vrij.
Wat Bérenger daar toen vond is nooit bekend geworden al zijn er vele geruchten. Feit is dat in de volgende 15 jaar niet alleen de kerk totaal herbouwd is, maar ook de villa met alle bijbehorende luxe, onze pastoor die begon met een jaarsalaris van een kleine 100 francs heeft in die periode omgerekend 2,5 miljoen euro uitgegeven en ontving gasten ver boven zijn stand. Hij werd ontheven uit zijn functie door de kerkelijke instanties nadat hij weigerde om overgeplaatst te worden, maar bleef als onafhankelijke priester diensten verzorgen in de villa tot zijn dood in 1917.

De tour Magdala is het meest fotogenieke bouwwerk van Rennes-le-Château.
De kerk
De verbouwde kerk in het dorp omvat veel details die het mysterie van de rijke priester voeden. Aankomende bij de ingang van de kerk is het eerste wat opvalt de inscriptie boven de deur, “Terribilis est locus iste” ofwel “deze plaats is verschrikkelijk”.
Juist binnen het portaal sta je dan oog in oog met Asmodeus, een duivel die het wijwatervat draagt.
De stadia van de kruisgang van Jezus die zich aan beide zijmuren bevinden bevatten enkele raadselachtige details, evenals de glas in lood ramen. En ook op het kleine kerkhof zijn volgens liefhebbers van het mysterie aanwijzingen te vinden
Villa Bethania
De villa is nu toegankelijk als museum, er is natuurlijk een winkeltje en je kan er door de tuin en over ommuring en omgang bij de orangerie flaneren, het uitzicht is waarlijk fabuleus al kan het er fris waaien.
Ook de tour Magdala kan bezocht worden, oorspronkelijk gebruikte Bérenger dit als zijn bibliotheek, frappant detail is dat de stalen toegangsdeur alleen van binnen afgesloten kon worden.
Het dorp
Zoals gezegd is de plek door het uitzicht al een bezoek waard, maar het verhaal van Bérenger geeft het een extra dimensie, in de hoofdstraat zitten enkele restaurantjes en natuurlijk boekwinkels met de nieuwste theorieën in boekvorm.
Er zijn bovendien enkele prachtige wandelingen rondom het dorp uitgezet en het is zelfs mogelijk om de heuvel helemaal af te dalen via een pad tot aan een ander dorpje, iets wat Bérenger zelf vaak deed
Dan Brown
Tot slot, het boek de Da Vinci code van Dan Brown is voor een groot gedeelte gebaseerd op de verhalen die zijn ontstaan rondom de pastoor van Rennes le Chateau. Het is geen toeval dat de conservator van het Louvre uit het eerste hoofdstuk eveneens Saunière heet….
Abîme de Bramabiau: grot met waterval als ingang **

De ingang van de grot met de galerij boven het water
De meeste grotten in Frankrijk bevinden zich in streken met veel kalksteen. Het water van een ondergrondse rivier slijt een ruimte uit die vervolgens wordt opgeleukt met natuurlijke bouwsels door het water door het plafond komt; stalagmieten en -tieten genaamd. De Abîme de Bramabiau is dat anders want deze grot is door een rivier uitgesleten aan de rand van het plateau van Augiole. In tegenstelling tot andere grotten komt er (bijna) geen water door het plafond waardoor de stenen bouwsels niet voorkomen. Hierdoor zijn de wanden mooi strak en glad.
De entree in de grot is spectaculair want je gaat vlak boven de waterval de nauwe spleet in. Deze ingang ligt echter niet aan de weg en je moet er een stukje door de natuur voor wandelen. Dat is zeker geen straf want je loopt door een mooie vallei en tijdens de wandeling hoor je dat je de waterval steeds beter omdat je dichterbij komt.
Wij waren hier in de zomer en dat is natuurlijk niet de meest natte periode. Dat was ook te zien aan het formaat van de rivier en de waterval. Hoewel het nog best een aardige hoeveelheid water was, moet het in andere jaargetijden toch veel indrukwekkender zijn. Foto’s in de brochure lieten dat ook duidelijk zien.
Zoals zo’n beetje alle grotten mag je ook deze niet zonder begeleiding in. Helaas spreekt de gids hier alleen Frans, voor ons niet zo’n probleem maar als je de taal niet zo machtig bent is het misschien een minpuntje.

Op sommige plekken is de grot heel smal.
De grot zelf kom je binnen door over over een (aangelegde) galerij te lopen waar vlak onder je het water water kolkt. Al viel dat bij ons bezoek wel mee, het water stroomde eigenlijk gewoon naar buiten en was er weinig sprake van kolkend water. Evengoed is de entree bijzonder en het deed mij denken aan een scene uit De Zonnetempel van Kuifje.
Vlak voor de grot binnengaat is er nog een waterval waarna je een overdekte kloof binnenkomt. In de smalle ruimte speelt het geluid van het water een veel grotere rol en begin je de naam van de grot meer te snappen, al haal ik er geen zingend rund uit.
De grot is gevormd door het water van de rivier en als je door de kloof loopt zie je hoe mooi het water dat heeft gedaan. De muren zijn prachtig glad en je kan goed de verschillende lagen in het steen zien. Ook kan je goed zien dat op sommige plekken veel meer moeite heeft om zijn weg te vinden.
Naast dit natuurlijke spektakel is de Abîme de Bramabiau voor de geschiedenis een belangrijke plek. Hier begon de vader van de grotexploitatie, Alfred Martel, namelijk zijn carrière. Hoewel het zeker niet de eerste grot is die hij bezocht, was het wel de eerste waar onder zijn leiding een serieuze expeditie werd uitgerust.
Grotte des Demoiselles: grot bij de Hérault ***
In Frankrijk zijn er best veel grotten maar als je zoals wij drie keer per jaar in verschillende streken komt, gaat het toch wel snel. Te snel bleek. Onze kinderen, tieners inmiddels, hebben er veel bezocht in hun jonge jaren maar konden zich daar niet veel meer van herinneren. Daar sta je dan met je goede gedrag als ouder, moet je nog een keer al die grotten in. Toen we een week neerstreken in de Cevennen werd er dan ook snel besloten minstens één grot te bezoeken.

De ingang van de grot zelf bevindt zich ongeveer dertig meter boven de entree. Je begint je bezoek met een treintje die je daar heen brengt. Het dateert uit 1931 en doet het nog steeds.
Nu heb je in dit gebied behoorlijk wat grotten maar onze keus viel op De Grotte des Demoiselles. Een andere is bijvoorbeeld Bramabiau, maar die hadden we al eens bezocht. Onze grot van keuze ligt op klein kwartier rijden ten zuiden van Ganges, de plaats waar we onze dagelijkse boodschappen deden.
Perfect weer
Natuurlijk zijn grotten heerlijke manier om de hitte ontlopen maar juist de nacht voor we een bezoek hadden gepland brak de hemel open. Gelukkig zaten wij in een huis van graniet maar veertig kilometer verder spoelde de rivier de Gard ettelijke campings weg. Voor veel Nederlanders was het een nachtmerrie, voor ons slechts een wat koudere en regenachtige dag; perfect voor een bezoek naar een grot.
Eenmaal bij de grot bleken we niet de enige die daar zo over dachten; het was er erg druk. Omdat de grot maar een beperkt aantal mensen te gelijk naar binnen liet was de rij meer dan een uur. Omdat we toch niets anders te doen hadden sloten we maar aan.
Alfred Martel
Zoals zo’n beetje alle grotten in Frankrijk is ook de Grotte des Demoiselles ‘ontdekt’ door Alfred Martel. Natuurlijk was de grot al bekend maar deze vader der Franse spoelogen heeft hem als eerste goed in kaart gebracht. En dus ging hij de boeken in als ontdekker van deze grot. Dat heeft hij meer gedaan in Frankrijk maar ook in België , Ierland, Engeland en tal van andere landen was hij actief onder de grond.
Met een treintje omhoog
De entree is toch wel een dingetje bij de Grotte des Demoiselles. Natuurlijk is de toegang tot de grot in een berg, maar de entree is veel lager dan de ingang van de grot zelf. Nadat je je kaartjes hebt gekocht moet je samen met tien andere mensen in een bakje, het houdt het midden tussen een kabelbaan en een treintjes, plaatsnemen waarin je nog eens een meter of dertig naar boven wordt getrokken. De groep waarmee je boven komt is direct ook de groep waarmee je de grot bezoekt.

Eén van de indrukkende formaties in de grot.
Het treintje rijdt al sinds 1931 en je bent dan toch blij als je boven ziet dat deze in Duitsland is gemaakt. Ik heb best vertrouwen in Fransen maar met dit soort dingen gaat mijn voorkeur toch uit naar de kwaliteit van onze oosterburen.
Natuurlijk is de rondleiding in het Frans. Voor ons niet zo’n probleem maar als je kinderen bij je hebt en zelf niet zo goed de taal beheerst is het misschien wel iets om rekening mee te houden.
Kinderen mee?

De grote zaal gezien vanaf boven.
Je moet je sowieso afvragen of je kinderen mee wil nemen. Ik heb er zelf niets op tegen. Bij ons in de groep waren veel kinderen, zelfs een zuigeling, maar dat was niet altijd even handig. Alles is veilig maar er zijn in de grot best wat hoogte verschillen en wat lange trappen. Het is allemaal goed te doen voor brave kinderen maar de meer avontuurlijke karakters zou ik hier wel goed in de gaten houden. Pubers klagen alleen dat er geen signaal is.
De grot zelf is best een indrukwekkend. Wij hebben er al veel bezocht in Frankrijk maar deze staat voor mij echt in de Top 5, de andere vier moet ik even over nadenken. De bouwsels in deze grot zijn enorm groot en indrukwekkend. Bovendien zijn vele voorzien van een kristallen. Deze glinsteren en dat geeft een prachtig, bijna kitscherig effect. Het kan zo de kerststal in.
De grote zaal is pas echt indrukwekkend. Niet alleen de grote, maar ook de opbouw is fantastisch. De ruimte lijkt meer hoog dan lang en overal zijn trappen, doorgangen, balkons en terrassen. Je komt ergens boven binnen waarna je langzaam maar zeker afdaalt.
Na een klein uurtje is het uit met de pret. Je staat ineens weer bij het bakje dat je keurig beneden brengt. Buiten was het ondertussen weer gaan gieten en donderen waarna we besloten ons terug te trekken in onze gîte met veel lekkers en een boek.
Mont Aigoual: het indrukwekkende panorama van de Cevennen ****
Het water valt trouwens niet altijd in vorm van regen maar ook als sneeuw. In de winter kan hier een behoorlijk pak vallen en dat is genoeg om te skiën. Er is dan ook een klein skigebied net onder de top. Langlaufen behoort ook tot de mogelijkheden. Op nog geen honderd kilometer van Montpellier kan je in de winter gewoon lekker skiën. Het is allemaal niet groot, maar het kan toch maar.
Wandelen
Al het water moet natuurlijk weer naar beneden en de hellingen zijn dan ook bezaaid met allerlei stroompjes, beekjes en watervallen. Tel daarbij het dichte woud bij en je hebt een prima wandelgebied. De paden die worden gebruikt door de schapen, de zogenaamde ‘drailles’, zijn hier bijzonder geschikt voor. Er zijn dan ook meerdere routes waarvan ‘Sentier des 4000 Marches‘ de bekendste is. De bergen van De Cevennen zijn misschien de hoogste van Frankrijk, ze zijn wel redelijk steil en dat maken de wandelparcoursen nog redelijk intensief.
Naast wandelen en de auto is de fiets een populaire manier om de berg te beklimmen. Er zijn vier verschillende routes om de top te bereiken waarvan de westelijke de meest uitdagende is; 28,5 kilometer met een gemiddeld stijgingspercentage van 4,3 procent. In de Tour de France is dat goed voor een col van de tweede categorie maar echt vaak komt de wielerronde hier niet. De laatste keer dat de Mont Aigoual was opgenomen in de Tour was in 1987.
Toen wij de top bezochten deden we dat met de auto en wel vanuit het zuiden vanaf Le Vigan. Dit is een indrukwekkende klim die je leidt langs tal van afgronden, bossen en bergweides. Het is een prachtige rit die je lekker langzaam moet rijden zodat je er maximaal kan genieten. Hoewel hard rijdend ook leuk zou kunnen zijn, met een schikte auto ten minste.
Weerstation
De top van Mont Aigoual wordt gedomineerd door een groot weerstation dat in de negentiende eeuw is gebouwd. De extreme weersomstandigheden, in de zomer is het hier heet en in de winter koud, was de reden om hier het weer te observeren.
De Renner
Mont Aigoual kennen we in Nederland uit het boek ‘De Renner‘ van Tim Krabbé. Een redelijk dun boekje dat op de middelbare school enorm populair was. Je las hem in een middag uit en hij mocht op je literatuurlijst voor Nederlands. Ik vond het een geestig verhaal waarin de geschiedenis van het wielrennen wordt beschreven aan de hand van de gedachte die de auteur heeft tijdens een wedstrijd.
Vlak voor de klim van de Mont Aigoual krijgt hij in kansrijke positie een lekke band. In de klim zet hij de achtervolging in maar krijgt dan een inzinking. Krabbé acht zichzelf kansloos voor de overwinning maar toch weet hij samen met een andere renner als eerste de top te behalen. In de afdaling naar finish in Meyrueis wordt het duidelijk dat het op een sprint tussen de twee koplopers zal komen. Hierop is Krabbé de hele wedstrijd al mentaal op voorbereid…

Het weerstation is gebouwd in de 1886 en nog altijd in gebruik. Op het dak staan sprieten en andere apparaten die het weer kunnen meten.
Leuk is ook de tentoonstelling die zich in het gebouw bevind. Hier leer je van alles over het klimaat maar het leukst zijn wel de tentoonstelling van honderden foto’s van het weerstation zelf en het leven van de klimatologen die hier werken. Als je op je slippers in de augustuszon staat kan je je niet voorstellen welke Siberische toestanden zich hier in de winter afspelen. Naast de tentoonstellingsruimte is er ook nog een restaurantje waar je iets kan drinken en eten.
Tot slot is er het uitzicht en die is het mooist vanaf de hoogste toren van het weerkasteel. Daar mag je gewoon op, het is zelfs gratis. Wij waren er in de middag van een augustusdag en het uitzicht was echt adembenemend mooi. Hoewel het door de hitte het uitzicht niet helemaal optimaal was hebben we er zeker twintig minuten van het panorama genoten.
Wie optimaal wil genieten moet kan het best in januari of september de top beklimmen. Een andere mogelijkheid in de zomer is om bij zonsopgang bovenop de berg te zijn. Dat is het meest heldere moment van de dag. Al met al is het uitzicht sowieso de tocht naar de top van de Mont Aigoual waard.
Het station is nog altijd in gebruik en dat is te zien aan allerlei meetapparatuur in vorm van ingewikkelde sprieten en kastjes. Nu is het reuze lollig om dingen te bekijken waarvan je geen idee hebt wat het precies doet maar echt leuk zijn de gebouwen. Het is namelijk een soort kasteel met torentjes en kantelen. Hoe ze er opgekomen zijn is een raadsel maar eerlijk gezegd ziet het er wel leuk uit.
Orgues de l’Ille sur Tet: wonderbaarlijk landschap **
Reisprogramma
Nu ligt dat natuurlijk vooral aan mijn verwachtingen. Ik had zag ooit een item van een bekend reisprogramma op televisie over Orgues de l’Ille sur Tet. Het was een professioneel gemaakt item en omdat ik Frankrijk redelijk ken maar hier nog nooit gehoord had trok het direct mijn aandacht. De presentator maakte er een mooi verhaal van en vertelde enthousiast over dit wonderbaarlijke geologisch verschijnsel. Ik raakte op mijn beurt er van overtuigd dat ik toch mooi een verscholen pareltje van Frankrijk gemist had.
Toen wij een paar maanden later een week Frankrijk bezochten wilde ik dan ook graag naar Ille sur Tet om de Orgues te bewonderen. Daarbij hou ik ook wel van plekken met een leuke naam en Tet valt zeker in deze categorie. Andere zijn Prats de Mello en St. Cirque Lapopie bijvoorbeeld. Niet geheel toevallig lag Orgues de l’Ille sur Tet op de weg naar drie ‘Beaux Villages’ en we besloten om dit wonder der natuur op de terugweg naar onze gîte te bezoeken.

Boven staan bomen die de bovenlaag van harde steen vast weet te houden. Is die eenmaal weg dan spoelt het regenwater het zachte steen eronder weg.
Met nog tien kilometer te rijden naar Ille sur Tet opende de hemelpoorten zich. Een spectaculaire regenbui dwong ons een tijdje langs de weg te stoppen waarna Zeus zijn bliksem inzette om het meteorologische spektakel compleet te maken.
De bui was nog niet helemaal afgelopen toen we de lege parkeerplaats opdraaiden. De bliksem kwam nog een keer in alle hevigheid terug waardoor we ons niet buiten de auto waagden. Na tien minuten durfden we het aan en vonden we een gesloten kassa. De boel was dicht omdat het te gevaarlijk was vanwege de onweer.
Het was al laat in de middag en ik dacht niet dat we nog naar binnen konden maar gelukkig was de vrouw achter de kassa er van overtuigd dat het gedaan was met het slechte weer en besloot de boel nog een uurtje open te gooien. Nadat wij de kaartjes hadden gekocht begon ze hard in een mobilofoon te roepen om te vertellen dat we in aantocht waren en dat haar collega andere kant nog niet naar huis kon.
Sculpturen
Na een korte wandeling langs allerlei leuke sculpturen van menselijke hand zagen we de karakteristieke zuilen achter een heuvel opdoemen. Een nieuw loket diende zich aan waar we onze kaartjes lieten zien. Of we het erg vonden als zij alvast naar huis ging want haar dochter zat daar te wachten en die was een beetje van slag door het noodweer. Nadat wij ons akkoord hadden gegeven werd het loket snel gesloten en haastte de poortwachter zich naar haar dochter. We waren ineens alleen in de attractie en dat was wel een leuk idee, alsof je bij je wildvreemden in huis bent.
Het rook heerlijk naar verse regen die door de droge grond gulzig werd opgenomen terwijl de zon zich ook weer liet zien. Na een kleine klim stonden we ineens in een vreemd maanlandschap dat aan alle kanten was omgeven met steile zandkleurige kliffen van minstens vijf meter hoog.
Vreemde rotsformaties
De kliffen hebben allemaal het zelfde patroon; smalle halve zuilen van de grond tot aan de top die een beetje lijken op orgelpijpen. Dat verklaard ook direct de naam. Bovenop groeien duidelijk struiken met hier en daar een boom.

Je kan heel dichtbij de rotsen komen waar je duidelijk kan zien wat het water er mee doet.
Dit wonderlijk landschap is kort gezegd een berg die is weggespoeld door regenwater. Dat is een vrij normaal fenomeen maar hier is dit verhaal net even anders gelopen. De basis van de berg is gevormd tijdens een extreem warme periode. Omdat er geen ijskappen waren en de oceaan veel minder diep was, lag de zeespiegel veel hoger. Hierdoor lag bijna heel Frankrijk onder water en miljoenen jaren lang zakte allerlei rommel naar de bodem en vormde zo een dikke laag. Toen het klimaat kouder werd trok de zee zich terug. In deze tijd werden niet alleen op de Noord- en Zuidpool maar ook op de toppen van de bergketens werden ijskappen gevormd.
Ook de Pyreneeën verdwenen onder een pak met sneeuw en ijs en de gletsjers strekten zich langzaam maar zeker uit. Ook de streek bij l’Ille sur Tet werd bedekt met een gletsjer die allerlei steen en puin uit het hooggebergte op deze plek dumpte. Toen het weer warmer werd en het ijs zich terug trok lag er laag van harde steen boven het zandsteen dat eerde op de bodem van de zee was gevormd.
Maar dan zijn we er nog niet want deze harde laag werd bij elkaar gehouden door bomen, struiken en andere vegetatie. Dit veranderde toen mensen de grond begonnen te bewerken waardoor de harde bovenlaag niet meer werd beschermd. Hierdoor kreeg het regenwater en de wind vrij spel waardoor al snel een groot deel van de bovenlaag verdween waarna de zachte onderlaag werd weggespoeld.
Maar niet alle vegetatie verdween waardoor kleine delen van de harde bovenlaag er nog zijn terwijl daar om heen de zachte onderlaag weg is gespoeld. Oplettende lezers hebben al geconcludeerd dat dit landschap nog niet zo heel lang bestaat en dat is ook zo. Omdat het proces doorloopt wordt steeds grond weggespoeld en zal het ook niet heel erg lang meer duren voordat het allemaal verdwijnt.
Verantwoordelijkheidsgevoel
Op sommige plekken is er een kloof in de kliffen waar onze kinderen met veel plezier door heen begonnen te rennen. Bezorgd dat we iets kapot zouden maken vonden we dit in eerste instantie niet zo’n goed idee en stonden we opvoedkundig te schreeuwen. Het had weinig zin en nadat we op een uitlegbord hadden gelezen dat de wandelroute door de kloof loopt waar ons nageslacht net was verdwenen hielden we er ook maar mee op. Verantwoordelijkheidsgevoel zit je soms gewoon een beetje in de weg.
Door de nauwe kloven wandelen is leuk en je hebt continue het gevoel dat om de hoek je een wagentje van de NASA tegen zal komen. Omdat het allemaal niet zo heel groot is, de paden zijn goed aangelegd en de grasperkjes uitstekend zijn geknipt heb je meer het gevoel dat je in een parkje of een tuin loopt.
Dat mag de pret natuurlijk niet drukken. Orgues de l’Ille sur Tet is een leuke attractie en als je in de buurt bent moet je zeker even een kijkje nemen. Reken op een uurtje om het allemaal te zien. Ook voor kinderen is het leuk!
Monclus: dorp tussen de lavendelvelden aan de Cèze
Het dorp zelf is natuurlijk minder oud en ontstond in de middeleeuwen rondom het kasteel waarvan nu het donjon het meest zichtbare gebouw is. De grotten speelden trouwens nog een lange tijd een rol voor de bewoners want de monniken die in de dertiende eeuw in Monclus een klooster bouwden, verbleven daarvoor in de grotten. Dat klinkt uitzonderlijk maar in de middeleeuwen waren grotten een populair onderkomen voor gelovigen die dichterbij god wilden komen. Na de monniken werden de grotten nog lang gebruikt door de Tempeliers. Het dorpje is autovrij en het is heerlijk wandelen door de kleine straatjes en steegjes waarvan een deel overdekt zijn.