Bourgondië ligt in het midden van Frankrijk en heeft een rijke geschiedenis. De streek heeft prachtige dorpen, gezellige steden en mooie natuur. Er wordt al eeuwen wijn verbouwd, voornamelijk van de Pinot Noir druif, van de beste kwaliteit. Hier komen ook de duurste wijnen van de wereld vandaan. Eten kan je hier ook uitstekend en ze maken heerlijke kaas. Bourgondië heeft een gevarieerd landschap en een mild klimaat. Steden als Dijon, Autun, Beaune en Auxerre worden afgewisseld met authentieke dorpen.

Noyers-sur-Serein-bourgondie-straatje

In het midden van Bourgondië ligt de Morvan. Dit laaggebergte heeft tal van meren waar ’s zomers uitstekend gezwommen kan worden en er zijn genoeg mogelijkheden voor verschillende soorten watersport. De uitgebreide bossen nodigen uit tot wandelen, fietsen en mountainbiken.

Bourgondië is goed ingericht voor toeristen zonder dat het druk is. Er zijn voldoende campings, gîtes, chambre d’hôtes en hotels. Cultuurliefhebbers kunnen hier ook hun hart ophalen want de streek is al sinds de oudheid een centrum van cultuur. In de hoofdstad Dijon vind je verschillende musea die voor een groot deel gratis zijn.

De geschiedenis van Bourgondië is lang. In de oudheid was het één van de belangrijkste gebieden in van de Kelten. Na de verovering door de Romeinen was de streek een belangrijk knooppunt voor de handel. In de Middeleeuwen bleef het de handel belangrijk en ontwikkelde Bourgondië zich als centrum voor kunst en cultuur. Hier kwamen enkele van de belangrijkste geestelijken van de Middeleeuwen vandaan en in het zuiden stond in Cluny het grootste klooster van de wereld met een grotere kerk dan in Rome.

 

 

Bèze ****
Gezellig dorp met een grot en abdij in Bourgondië

Bèze ligt even ten noordoosten van Dijon en staat bekend als het mooiste dorp in de omgeving.

Béze ligt ten noordoosten van Dijon en heeft als topattractie een prachtige grot waar je met bootjes over een ondergrondse rivier kan varen. Daarnaast heeft Béze een zeer oud klooster en een gezellige centrum.

Ik kende Béze eigenlijk niet en ontdekte het toevallig omdat we in de zomer in een gerucht vlakbij dit dorp in Bourgondië een gîte hadden gehuurd met het doel om Dijon eens goed te bekijken. Het was dan ook een heerlijke verrassing dat we op drie kilometer vanaf zo’n prachtig dorp te logeren.

Grot

De grot is de grote publiekstrekker in het dorp. Helaas mag je geen foto’s in de grot nemen en daar heb ik mij braaf aan gehouden.

In het hoogseizoen is het aan te raden om van te voren een kaartje te kopen. Het is redelijk druk en er mogen maar een beperkt aantal mensen per dag naar binnen. Dat kan (nog) niet online. De tip is dan ook om als eerste te doen zodat je de rest van het dorp kan bekijken als je moet wachten. Vlakbij de grot is een prima parkeerplaats.

Bèze

Rating:

4 van 5 sterren (?)

Zeker zien:

- Grot
- Rivier
- Dorpswandeling

Locatie:

open in maps

Locatie:

Open in maps
Rivier de Bèze in het dorp met dezelfde naam in Bourgondië

De bron van de rivier Béze ligt vlakbij de ingang van de grot.

Na de entree van de grot loop je door twee grote kamers waarna je in een boot stapt. De ondergrondse rivier komt vlakbij de ingang van de grot boven de grond maar daarover later meer.

De bootjes worden handmatig door de kapitein van het schip voorbewogen via touwen die boven het water zijn opgehangen. Een ingenues systeem dat ik nog nooit eerder heb gezien. Tijdens de heenreis is dit hard werken voor de schipper want deze is stroomopwaarts. Dat ging niet helemaal zonder problemen en als gasten moesten we hem daarbij een paar keer helpen om het schip vooruit te krijgen. Doe je als passagiers ook wat.

Varen in een grot is altijd leuk en dankzij het heldere water en goede verlichting is het een buitengewoon vermakelijk tochtje.

Na een kleine kilometer moet je er weer uit en wandel je onder begeleiding van een gids door verschillende mooie ruimtes. De begeleiding was in het Frans maar onze gids sprak ook een beetje Engels.

Rivier

Na de grot ligt het voor de hand om een wandeling te maken langs de rivier, de Béze. Deze komt net onder de ingang van de grot boven de grond. Het heldere water wordt naar boven gespoten en kabbelt vervolgens door het dorp en verder Bourgondië in. De rivier rond de bron is helemaal gekanaliseerd met mooie stenen kades met daarom prachtige bomen; het is een prachtige plek.

De rivier zit vol met eenden. We hebben lang staan kijken hoe deze vogels onder water zich uitstrekken om voedsel van de bodem in hun bek te krijgen. Eenden zijn toch wel bijzondere leuke beesten die zo lekker gewoon zijn gebleven.

Tuin

Wij liepen de linkeroever van de Béze af tot we een loopbrug tegen kwamen. Deze wiebelt wel een beetje maar is natuurlijk compleet veilig. Aan de overkant bevindt zich de mooie tuin van de pastorie. Een uitstekende plek voor een picknick.

De vierkante pastorie stamt uit de twintigste eeuw en is wel fraai. Hier woonde ooit de kanunnik Kir. Dat zegt ons Nederlanders niet veel maar in Frankrijk is hij één van de helden uit de Tweede Wereldoorlog en burgermeester van Dijon.

Achter de pastorie vind je het kerkje. Deze is in de achttiende eeuw gebouwd maar de versterkte toren is nog uit de dertiende eeuw. Als je iets verder loopt dan kom je het riviertje weer tegen en die is hier op zijn mooist. De Béze meandert door het dorp en bij de brug is het werkelijk schilderachtig.

Neem direct achter na de brug het trapje aan de linkerkant en je bevindt je op een nog perfectere picknick plek als bij de tuin van pastorie. Je blijft hier eten.

Abdij

Tot slot is er nog een oude abdij in het dorp. Als je over de brug bent komt je eerst een gezellig plein tegen met verschillende terrassen. Hier kan de inwendige mens verwend worden. Bekijk even het statige pand aan de zuidkant van het plein. Bij ons bezoek was het in verval maar het is duidelijk dat het pand betere tijden heeft gekend. En dat is ook zo want het hier was in de dertiende eeuw de kloosterschool gevestigd. Het is nu in de perfecte staat van ontbinding zoals het alleen in Frankrijk kan.

Loop de Rue de l’Encloitre in en je ziet aan de rechterkant de Tour de Chaux verschijnen, één van de mooie Torens van Béze die ooit onderdeel vormde van de verdedigingsmuur. Niet dat ze daar heel trots op zijn want hij staat gewoon tussen de huizen. De Abdij staat achter een groot hek en is in privébezit en niet te bezoeken.

Maar vlak daarnaast staat nog wel een andere interessant gebouw dat ooit een onderdeel was van de abdij. Nu zit er de school erin en dat is nog eens een fantastische plek om te leren lezen en schrijven!

Aangezien wij hier in de zomer waren was de school niet open maar stond er vreemd genoeg wel een bakfiets met folders en flyers. Het bleek de mobiele versie van het Office du Toerisme te zijn compleet met een enthousiaste student. Een wonderlijke manier om de toeristen van informatie te voorzien. Hij verwees mij natuurlijk naar de grot maar raadde mij ook aan om even door te lopen naar de oever van het riviertje want daar was het mooi.

En dat klopt helemaal. Het oude gebouw dat nu dienst doet als een school heeft een soort van overdekte kade waar je een prachtig uitzicht hebt op het riviertje. Een prachtig plekje.

Video van Bèze

Beelden van Bèze

E-Magazine Bourgondië

In bezit een ereader of tablet? Download dan het E-Magazine over Bourgondië. Deze lees lekker je op je vakantieadres en ontdek je mooiste dorpen en leukste plekken.


Downloaden doe je hier >>

Kaart van Bèze en omgeving


Les plus beaux villages de France
weergeven op een grotere kaart

Brancion: de middeleeuwen in Zuid-Bourgondië

 

De poort van het dorp Bracion met het kasteel in Bourgondië.

Een kloeke poort geeft toegang tot het dorp, rechts staat het kasteel.

Brancion ligt in het departement Saône-et-Loire tussen Tournus en Cluny. Wij kwamen het bij toeval langs tijdens één van onze zwerftochten met de auto. Het was bijzonder warm, ver boven de 35 graden, maar lieten ons toch verleiden door het bord ‘Site Médieval de Brancion’. Je kunt niet eeuwig in de airco van de auto blijven zitten en dus besloten we het dorp te bezoeken.

We parkeerden even buiten het dorp dat vanaf de parkeerplaats niet is te zien. Na een korte wandeling verscheen een prachtige poort met daar achter een kloek kasteel. Dit dorp zou wel eens veel mooier kunnen zijn dan we hadden gedacht.

Strategische ligging

Brancion ligt op de punt van een bergkam met aan drie kanten steile rotswanden waardoor het uitstekend te verdedigen is. De poort is één van de weinige plekken die voor de aanvallers bereikbaar is. Met een paar man houd je hier een flink leger heel lang tegen.

Achter de poort staat het kasteel waarvan het oudste deel in de tiende eeuw is gebouwd door de heren van Brancion. Deze lokale machthebbers maakten graag ruzie met de buren en met name met de abdijen van Tournus en het machtige en rijke Cluny.

Kasteel

Uiteindelijk zorgde een mislukte kruistocht en de financiële gevolgen hiervan ervoor dat Brancion moest worden teruggegeven aan de leenheer; de Hertog van Bourgondië en die hield het ook maar.

Niemand minder dan Filips de Stoute nam het kasteel later in de veertiende eeuw onder handen en breidde het uit met een woongedeelte. Helaas is juist dit deel tijdens de godsdienstoorlogen in de zestiende eeuw bijna compleet verwoest zodat nu het deel uit de dertiende eeuw kasteel er nog staat.

Galliërs

Hoewel het kasteel het oudste gebouw van het dorp is werd deze plek al eerder bewoond. In de buurt van het kasteel zijn tijdens opgravingen aanwijzingen gevonden dat hier een Keltische (Gallische) dorp heeft gestaan.

Het zou heel goed kunnen dat nadat de Romeinen dit gebied veroverden en de interne vrede waarborgden de strategische ligging van minder belang werd en het dorp werd verlaten. Na de val van het Romeinse Rijk en de chaos die daarop volgde werd de plek weer aantrekkelijk voor bewoning omdat het goed verdedigbaar was.

Het kasteel is in een uitstekende staat en is voor een bescheiden bedrag te bezoeken. Dat is een aanrader want naast fraaie kamers is het uitzicht vanaf het donjon bijzonder mooi. Wij hebben het niet gezien omdat we laat in de middag arriveerden en het kasteel net de deuren sloot.

Markthal uit de veertiende eeuw

Gelukkig is er voldoende te zien in het dorp en we hoeven ons niet te vervelen. Een wandeling door de prachtige straatjes is een aangename bezigheid. Bijzonder is de markthal uit de veertiende eeuw die nog steeds wordt gebruikt om regionale producten te verkopen.

De ingang van de markthal in Brancion in Bourgondië, Frankrijk

De markthal is zes eeuwen oud maar wordt nog gewoon gebruikt waarvoor het is gebouwd.

Natuurlijk inspecteren we de kerk. Deze staat niet in het centrum maar een aan de zijkant op een plek met een prachtige uitzicht op het landschap. Bij helder weer is zie je hier de toppen van de Morvan met daarvoor een heuvelachtig landschap waar de rivieren, beekjes en wegen hun weg vinden. Ik mis alleen een treintje dit het panorama doorkruist, maar je kan niet alles hebben.

Romaans luilekkerland

Elk dorp of gehucht heeft hier een Romaanse kerk die één nog mooier dan de ander. Nu is er geen gebrek aan kerkjes in Frankrijk maar de kwaliteit in dit gebied is opmerkelijk hoog. Maar niet alleen de kwaliteit is hoog, het zijn er ook veel; volgens een bordje in het dorp zijn het er in totaal 128.

Uitzicht op het prachtige landschap bij Brancion in het zuiden van Bourgondië

Vanaf de voorkant van de kerk heb je een prachtig uitzicht op het landschap van Zuid Bourgondië.

Deze architectonische rijkdom heeft te maken met de aanwezigheid van de abdij Cluny in de buurt. In de middeleeuwen was dit het grootste, rijkste en machtigste van Europa. Met de bouw van al deze fraaie kerken liet de abt van het klooster zijn macht zien.

Kerk uit de twaalfde eeuw

De kerk van Brancion is bescheiden maar interessant. Het stamt uit de twaalfde eeuw en is niet verrassend van het model Romaans. Binnen is het door het ontbreken van grote ramen donker en moeten onze ogen even wennen. Voor de liefhebber van Middeleeuwse kunst is het hier feest want op de muren zijn prachtige fresco’s te bewonderen.

Deze stammen uit de dertiende eeuw en zijn in opdracht van de Hertog zelf gemaakt. Ik verbaas mij er altijd over dat dit soort kunstschatten gewoon in het openbaar te zien zijn. Er was helemaal niemand in het kerkje tijdens ons bezoek en het is heel bijzonder dat je zo alleen bij zulke oude en mooie fresco’s kan zijn. Neem je tijd om ze te wonderen.

Naast de kerk is een soort van heemtuin aangelegd. Het is een aangename plek waar in de schaduw van de bomen een aantal bedden zijn gemaakt met daarin inheemse planten. Het is zeker niet een botanisch wonder maar wel een goede plek voor een picknick.

Vanaf Brancion starten verschillende wandelroutes en ondanks de klim kan je hier ook goed fietsen. De streek staat bekend om zijn fietsroutes waarvan die langs de Saône de bekendste is. en het eerste Franse fietspad werd ook hier niet ver vandaan geopend.

Saint-Germain-Source-Seine – De bron van de Seine **

De Yonne is zelfs groter dan de Seine zelf waardoor het eigenlijk vreemd is dat de Seine vanaf het punt dat de Yonne in de Seine uitmondt, nog Seine heet. Het is namelijk normaal dat de als twee rivieren samen komen de rivier die daar uit ontstaat naar de grootste te noemen. Er zijn dus sterke argumenten om te zeggen dat Parijs aan de Yonne ligt. Al is dat nogal een operatie want alleen de dorpen en steden hernoemen die de naam van de rivier voeren is al een stevige klus.

Côte d’or

Maar terug naar de Seine en wel de bron daarvan. Deze ligt ten noordwesten van de Dijon en aangezien onze gîte daar slechts 15 kilometer vanaf lag konden we niet laten om er even te gaan kijken. Wie houdt er immers niet van een mooi startpunt van zoiets beroemd als de Seine, ik wil in ieder geval.

De bron van de Seine in een parkje in Bourgondië

De bron van de Seine bevindt zich in een grot met een aardig beeld.

Het begin van de rivier ligt in het plaatsje Saint-Germain-Source-Seine; een mooie functionele naam waardoor er bijna meer geen verwarring kan ontstaan bij de hedendaagse toerist. Die verwarring is er ook niet want je rijdt er zo heen.

Groene vallei

De bron, of beter bronnen want het water op deze plek borrelt op meerdere plekken omhoog, van de Seine bevinden zich in een mooie smalle groene vallei. Het is een aangename plek die goed is aangegeven en je de auto parkeer je gewoon naast de weg, de D103 in dit geval.

Parijs is niet ver weg want sinds 1865 is de hoofdstad eigenaar van de grond waar de rivier zijn oorsprong vindt. Dat is altijd een leuk om totaal onbelangrijke feitje om te weten, wie is er niet dol op!

Het hoofdstedelijk bestuur heeft wel iets van de plek gemaakt want de bronnen bevinden zich in een goed onderhouden parkje met een mooi gazon, mooie bomen, een aantal beelden en natuurlijk de bron zelf. Hieruit zoekt de jonge Seine de weg naar de zee en slingert zij zich door het gazon zoals zij honderden kilometer verder ook doet in het Normandische landschap.

Godin

De bron, of beter de hoofdbron, is te bewonderen als een klein bassin in een halve grot. Midden in het water staat een beeld van Seqvana, een Keltische godin met die bekend was vanwege haar helende krachten. De grot komt niet echt natuurlijk over maar ik ben er niet achter gekomen of die ook door mensen is gemaakt voor de leuk en de mooi.

Het beeld stamt uit de negentiende eeuw en zal niet de nobelprijs voor de kunst winnen. Het staat er wel leuk in de grot met het heldere water dat er onder stroomt.

Het is een gemoedelijk plek in de Bourgondische heuvels en dat was onze voorouders ook al opgevallen. De Galliërs hadden hier al een heiligdom gebouwd ter ere van de eerder genoemde godin en nadat de Romeinen het gebied hadden overgenomen ontstond er vlakbij een kleine nederzetting.

Romeinen

Nu waren de Romeinen dol op water en het moet hier in de oudheid een redelijke drukke boel zijn geweest, veel drukker dan nu in ieder geval. Tijdens ons bezoek was het niet mogelijk om de Romeinse resten te bekijken want deze waren allemaal afgezet voor archeologisch onderzoek.

Het parkje nodigt uit voor een wandeling maar we kwamen er al snel achter dan je niet heel erg ver komt. Na een paar honderd meter liepen we tegen een hek aan. Er is wel een wandelroute maar die loopt gewoon over de weg.

We hebben ons even goed prima vermaakt door over de eerste brug over de Seine te lopen en de beelden te bekijken. Het is ook bij mooi weer een prima plek voor een goede picknick.

Alésia: mooi en interessant museum over de Galliërs en Caesar ***

Ik ben onder de indruk van het museum omdat hier de essentiële zaken bijzonder goed zijn aangepakt en uitstekend is uitgewerkt. Dat begint eigenlijk met de plek zelf maar ook over de vraag welk en hoe je het verhaal gaat vertellen is goed aangepakt. Ondanks dat hier één van de grootste veldslagen uit de Europese geschiedenis heeft plaats gevonden voordat het doden van mensen in de Eerste Wereldoorlog industrieel werd aangepakt, is hier van deze gebeurtenissen eigenlijk niets meer te zien. Ja de bergen zijn er nog maar voor de rest niets meer.

Architectuur

Begin daar maar eens een boeiend verhaal te vertellen maar dat is toch gelukt. Allereerst werd een goede architect ingehuurd die is moois en bijzonder kan neerzetten. Het resultaat is een rond gebouw van drie verdiepingen dat helemaal los staat in het landschap. De basis is een betonnen skelet dat aan de buitenkant fraai is versiert met hout met bovenop een enorme daktuin inclusief bomen en struiken.

Centrale hal in het museum van Alésia in Bourgondië

Het museum is een cylinder met in het midden een open ruimte.

De wandeling van de parkeerplaats naar het museum geeft je de mogelijkheid om het gebouw goed te bekijken. Na binnenkomst ontdek je dat het gebouw eigenlijk een enorme cilinder is waar de eerste verdieping niet meer lijkt dan een balkon die door trappen is verbonden met de begane grond. Het is een indrukwekkende hal die doet denken aan het Guggenheim in New York.

Expositie

De expositie bevindt zich op de eerste etage. Mij vielen hier twee dingen op; ten eerste is hier goed nagedacht wat er hier verteld wordt en ten tweede is dit uitmuntend uitgewerkt. De boel is lekker ruim opgezet en bijzonder smaakvol ingericht met oog voor details. Zo zijn de kleuren mooi en de lettertypes van de informatieteksten precies juist gekozen. Bovendien is alle belangrijke informatie in meerdere talen en dat is toch wel prettig.

Beeldje gevonden in de omgeving van Alésia

Één van de archeologische vondsten die zijn te bewonderen is dit nogal mannelijk beeldje van een paar centimeter hoog.

Vanzelfsprekend krijg je een goed beeld van de slag zelf en daar gaan ze best diep. Natuurlijk krijg je een overzicht van de Gallische oorlog en het verloop daarvan, daarover lees je verder in dit artikel meer want ik ging even helemaal los met dit verhaal.

Inleving

Daarnaast wordt er goed uitgelegd hoe de legers werkten en met welke wapentuig ze elkaar te lijf zijn gegaan. Daarbij wordt de inleving niet vergeten. Zo kan je jezelf versieren met een replica van een Romeinse- of Gallische helm en dat doet het natuurlijk goed voor een selfie.

Daar blijft het niet bij want dankzij toepassingen van nieuwe technieken als slimme camera’s en grote schermen kan je virtueel een training als legionair volgen en zo aan jouw skills met de Pilum werken.

Het is maar een voorbeeld van het toepassen van moderne technieken in deze tentoonstelling want deze staat vol met grote schermen, interactieve maquettes en zelfs een aantal bustes die doormiddel van projecties kunnen ‘praten’. Ook dit is uiterst smaakvol uitgevoerd waar je toch even van schrikt als je ineens Caesar ziet praten.

Bijzonder leuk vond ik een zaal aan de einde van de tentoonstelling met een overzicht van de impact van met name de Galliërs op de geschiedenis van Frankrijk. Met name in de negentiende eeuw, toen sterke nationalistische gevoelens werden ontwikkeld, werden de Galliërs gezien als een soort van oer-Fransen die zich eigenwijs hun vrijheid verdedigden. Dat is natuurlijk onzin maar het doet het altijd nog lekker als verhaal.

Het was dan ook aan de einde van de negentiende eeuw toen Napoleon III een paar kilometer verder een enorm beeld van Vercingetorix liet bouwen. Aan het einde van de negentiende eeuw is het nationale gevoel van de Fransen voldoende geworteld om ontdekt de commercie ook de kracht van de Galliërs ontdekt. Natuurlijk denk je direct aan de sigaretten van Jean-Paul Sartre maar de dappere strijders uit de oudheid waren ook goed om als autobanden, om de was mee te doen, op je brood te smeren en ga zo maar door.

Het enorme beel van Vercingetorix in Alésia

Het enorme beeld van Vercingetorix is uit de negentiende eeuw en laat goed zien welke invloed de slag van Alésia op Frankrijk heeft gehad. Volgens mij is er nergens zo’n groot beeld van Julius Caesar en daarmee overtreft de Galliër zijn overwinnaar.

 

Geschiedenis van de slag bij Alésia

Wie de Gallische oorlog heeft gelezen, de officieren onder ons, kan het onderstaande deel overslaan.

Gallië

Om de gebeurtenissen in de eerste eeuw voor Christus in Gallië te begrijpen is het belangrijk om twee dingen goed te beseffen. Allereerst was Europa op dat moment het idee van landen zoals we dit nu kennen niet aanwezig. Daarmee bedoel ik niet dat dat de landen Frankrijk, Duitsland, Nederland en België er niet waren maar het idee van een land of een natie an sich.

Er bestond niet zoiets als Griekenland of Gallië als een land en ook de Romeinen hadden niet het idee dat ze inwoners waren van een Romeinse natie. Er was ook geen WK voetbal waar er een traantje werd weggepinkt bij het horen van het volkslied. Er was geen voetbal, geen volkslied en dus ook geen idee van een natie als club waarbij je hoorde. Dat is een uitvinding uit de negentiende eeuw en uitgewerkt in de twintigste.

Hoewel later de Galliërs door Frankrijk zijn omarmt door een soort oer-Fransen waren ze dit niet. Het gebied waar nu Frankrijk werd in de eerste eeuw voor Christus bewoond door Kelten en die woonden daar al eeuwen. Kelten hadden geen centrale organisatie maar leefden als stammen zoals de Belgen, de Helvetii en talloze anderen.

Het gebied waar de Kelten woonden was veel groter dan het huidige Frankrijk en strekte zich van Ierland tot aan het Oostenrijk. Kenmerkend is dat de Romeinen de Po-vlakte in Noord-Italië ook beschouwden als Gallië; ze noemden het Gallië Cisaplina (het Gallië voor de Alpen).

Ten tweede is het altijd goed om je te beseffen dat wat we weten van de strijd tussen de Galliërs en de Romeinen voor een heel groot deel is gebaseerd door wat de Romeinen over deze oorlog hebben opgeschreven. En om helemaal correct te zijn; dat wat één Romein hierover heeft geschreven; Julius Caesar.

Dit heeft twee oorzaken; ten eerste bepaalt de overwinnaar van een conflict per definitie wat er wordt geschreven en dus welke informatie wel en niet wordt overgeleverd aan de toekomst. Maar in dit geval hadden de Galliers nog een grote handicap; ze gebruikten amper het schrift en dat maakt het natuurlijk moeilijk om iets op te schrijven natuurlijk.

Waarom is dit belangrijk? De belangrijkste bron is het verslag dat Caesar schreef over de oorlog in Gallië voor de Senaat. Dit verslag heeft tot doel om de eer en de roem van Caesar te vergroten en dat is gelukt.

Het conflict begon in 58 voor Christus en eindigde in Alésia zeven jaar later in 51 (we tellen terug omdat het voor Christus is). De Romeinen hadden in het zuiden van Gallië een aantal stammen als bondgenoot en de Senaat vond het een goed plan om die bufferzone wat groter te maken.

Julius

Voor Caesar kwam dit op een perfect moment. Dankzij een akkoordje met twee andere machtige mannen had hij wel macht maar ook veel schulden. Een oorlog in het rijke Gallië zou voldoende opleveren om deze af te betalen en als het hij het een beetje slim zou aanpakken dan zou er nog een extra ‘zakcentje’ voor hem inzitten.

Anders gezegd: hij mocht een gesubsidieerde plundertocht leiden. Een aanlokkelijke mogelijkheid maar die was niet geheel zonder gevaar voor Caesar. Ten eerste waren de Galliërs weliswaar slecht georganiseerd maar ze konden uitstekend vechten en bovendien produceerden ze de beste wapens. Zowel als mankracht als technologisch vlak waren ze minstens de gelijken van de Romeinen. Ten tweede was Caesar bij een tegenvallend resultaat het haasje; zijn politieke tegenstanders zouden hem letterlijk afmaken als hij deze interventie niet tot een goed einde zou brengen. Al bleek dit ook het geval bij een overwinning maar dat wist hij natuurlijk niet.

In 58 meldde Caesar zich in Gallië met vijf legioenen om de Romeinse bondgenoten te beschermen van een dreigende verhuizing van de Helvetii. Dit was een begin van een veldtocht die Caesar door heel Gallië zou voeren met uitstapjes naar Brittannië en Germania.

Terug naar Rome

In 52 leken de Romeinen de boel in Gallië onder controle te hebben en keerde Caesar terug naar Rome. Dat had hij al eerder gedaan maar nu had hij zijn hielen nog niet gelicht of de Galliërs kwamen in opstand tegen de Romeinse overheersing. Dat was al eerder gebeurd maar nu er een grote coalitie was gesloten onder leiding van Vercingetorix tegen Caesar was meer dan zorgelijk.

Caesar haastte zich terug naar Gallië waar hij moeite had om het deel van zijn leger dat zich in het noorden bevond te bereiken. Uiteindelijk lukte hem dat toch en had hij de beschikking over twaalf legioenen, zo’n slordige 75.000 soldaten. Hij besloot direct te handelen begint een jacht op het leger van Vercingetorix. Een dapper plan want het Gallische leger was veel groter.

Er volgt een race tussen de twee legers. Soms achtervolgen de Galliërs de Romeinen maar vaak is het omgekeerd. Er zijn wat veldslagen waar Caesar niet altijd goed vanaf komt. Zo verliest hij een grote veldslag bij Gergovia maar weet zich daarvan zich te herstellen. Uiteindelijk trekt Vercingetorix zich terug in een versterkte stad op een berg in het huidige Bourgondië, Alesia. Hier kon hij zijn soldaten laten rusten en wachten op versterkingen.

Dubbel beleg

Caesar begreep direct dat het weinig zin had om Alesia aan te vallen en besloot tot een beleg van de stad. Hiervoor bouwden de Romeinen een complete verdedigingslinie om de stad heen. Het Gallische leger zat in de val en werd uitgehongerd. Dit leidde tot tragische taferelen toen de Galliërs de vrouwen en kinderen van de stad naar de Romeinse linies stuurden met het idee dat de Romeinen deze wel zouden doorlaten. Daar dacht Caesar anders over en zo verbleven duizenden vrouwen en kinderen dagenlang tussen de stadsmuren en de Romeinse linies. Het liep niet goed met zijn af.

Romeinse muur zoals die is gebruikt bij de slag om Alésia

De Romeinen bouwde twee muren zoals deze om Alésia heen. De muren werden versterkt met een gracht, en allerlei soorten punten en waar je je akelig aan kan bezeren. Zo ontstond een ring die de Romeinen goed konden verdedigen.

Dit zouden we nu als oorlogsmisdaad zien en genoeg om Caesar naar Den Haag te sturen. Maar de Romein zag dit anders en was zelfs trots op zijn daden. Hij schrijft hierover alsof het een onderdeel van zijn strategie was en een bewijs van zijn goede militaire inzicht.

Maar voor de Galliërs zag het ondanks dit drama er toch niet slecht uit. Vercingetorix wist dat er een groot hulpleger op komst was en daarmee zouden de Galliërs de Romeinen in aantal compleet kunnen overrompelen. Hoe de verhoudingen precies hebben gelegen weten we niet precies. De enige bron die we hebben, dat is Caesar, heeft de neiging om de grote van het Gallische leger een te overdrijven zodat hijzelf nog heldhaftiger over zou komen.

Hulpleger in aantocht

Hoe dan ook was de situatie voor Caesar niet gunstig. Hij had dan wel Vercingetorix in de val maar ook hij wist dat er een groot hulpleger onder weg was om de Gallische leider te ontzetten. De Galliërs zouden dankzij een gigantisch numeriek voordeel de Romeinen kunnen vernietigen. Bovendien begonnen zich in Rome belangrijke mannen zich af te vragen of Caesar wel de juiste man was om Gallië er onder te krijgen.

Caesar onderkende het gevaar en kwam met een briljant plan. Nadat de ommuring van Alésia was voltooid begonnen de Romeinen direct nog een muur te bouwen. Toen deze af was bezetten de Romeinen feitelijk een ring om Alésia waarbij de binnenste ring het leger van Vercingetorix opsloot en de buitenste ring om het hulpleger van de Galliërs tegen te houden.

Het moet een indrukwekkend schouwspel zijn geweest om het Romeinse leger zo aan het werk te zien. De binnenste muur was rond de achttien kilometer lang terwijl de buitenste rong rond de 21 kilometer lang geweest moet zijn.

Muur

De muur zelf werden versterkt door wachttorens die sterk doen lijken aan de legerplaatsen in de strip Asterix alleen iets minder hoog. Voor de muur zelf had Caesar diepe grachten laten graven waar scherpe stokken omhoog staken om de snelle doorgang te vertragen. Bovendien werd in de grond omhoogstekende weerhaken ingraven die zich met gemak door een Gallische voet boorden. Een gruwelijk wapen die doet denken aan een hedendaagse antipersoonsmijn. Hiervan zijn veel teruggevonden in de grond.

Vercingetorix probeerde ondertussen met zijn ingesloten leger de Romeinse bouwlust te ontregelen maar dat lukte hem niet. Echt penibel werd het voor Ceasar toen het hulpleger van de Galliërs zich op het strijdtoneel meldde. De Romeinen kregen de volle laag en moesten beide muren met man en macht verdedigen.

Het scheelde weinig maar uiteindelijk lukten het de Galliërs niet om de Romeinen te verslaan. Vreemd genoeg waren het Germaanse ruiters die het verschil maakten in de strijd en die door Caesar briljant werden ingezet. Deze waren vlak voor het beleg door Caesar aan zijn leger toegevoegd en zij waren het die het ontzettingsleger van de Galliërs op de vlucht lieten slaan.

Nu het ontzettingsleger was verslagen was de toestand van de Galliërs in de vesting op de heuvel onhoudbaar geworden. Dat begreep ook Vercingetorix die de strijd dan ook opgaf. Hij werd meegenomen naar Rome waar hij meeliep in de triomftocht van Caesar. De trotse Galliër zou uiteindelijk sterven in een cel ergens in Rome. Best triest zielig natuurlijk.

Met deze overwinning legde Caesar de basis om uiteindelijk de macht in het hele Rijk te pakken. Maar ook voor hem liep het uiteindelijk slecht af op de trappen van het Senaatsgebouw op het forum van Rome.

Château de Savigny-lès-Beaune: Straaljagers, raceauto’s, motoren in een kasteel

Dat wij hier op een vrijdagmiddag in mei verzeild raakte was eigenlijk redelijk toevallig. Het was de laatste dag van een mooie week en het plan was om een archeologisch park vlakbij onze gîte te bekijken. Een flinke wandeling door de natuur met hier en daar menhir of dolmen was het idee. Maar omdat het begon te regen besloten we wat anders te gaan doen, maar wat?

Château de Savigny-lès-Beaune in Bourgondië

Op de voorgrond de beroemde wijnranken van de Côte d’Or, links het kasteel, rechts de straaljagers en in het midden de grote witte tent met de brandweerwagens.

Net op dat moment verscheen een bericht van CNN Travel op mijn telefoon over Château de Savigny-lès-Beaune. Nu had ik wel eens een artikel over dit kasteel gelezen en wist dat het in Frankrijk was maar waar precies wist ik niet. Het bleek te liggen op nog geen veertig kilometer van ons vakantieadres. Ik gooide het in de groep en iedereen vond het direct leuk.

Navigatie is niet altijd handig

Nu kan veertig kilometer kan in Frankrijk best een stukje rijden zijn, maar in dit geval waren het hoofdzakelijk snelwegkilometers en binnen een half uurtje reden we het wijndorp waar het Chateau staat binnen. In mijn enthousiasme keek ik vooral naar de aanwijzingen van Google Maps en dat had ik beter niet kunnen doen.

Begrijp mij niet verkeerd, Google Maps is een superdienst en enorm handig maar niet foutloos. Zo is het is niet heel scherp in dorpen met veel eenrichtingsverkeer en dit is zo’n dorpje. Het gevolg was dat ik in één van de straatjes van het dorp klem werd gereden door de lokale busdienst. Had ik maar beter moeten opletten natuurlijk. Na benauwde minuten met veel achteruitrijden door nauwe straatjes en steegjes draaiden we de parkeerplaats van het kasteel op.

Kasteel

Het kasteel staat aan het rand van het dorp en is aan de buitenkant niet heel bijzonder. Daarbij kan het wel een schilder en een timmerman gebruiken. Het is in zo’n typische Franse perfecte staat van ontbinding. Het valt niet uit elkaar maar hier hebben andere zaken duidelijk meer urgentie. Dat geldt niet voor het gebouw waar je binnen komt, dat ziet prima uit. Het omvat grote zalen met grote haarden en veel tafels met hier en daar een bar. Je denkt even dat je in een restaurant of het clubgebouw van een golfclub bent.

Hier tref je ook direct de eerste collectie; bootjes. Als Nederlander ben je wel wat gewend als het gaat om boten en we waren dan ook niet echt onder de indruk van deze collectie. Alleen een kleine rivierboot met een prachtige motor kon even de aandacht vasthouden.

Abarth raceauto’s

Het eerste museum wat wij bezochten was die van de raceauto’s. De collectie bestaat bijna alleen maar uit Abarth’s. Dit Italiaanse merk kennen we nu  alleen van de snelle uitvoeringen van productie FIAT’s maar ooit bouwde Abarth race- en rallywagens die behoorlijk succesvol waren.
De eigenaar van het kasteel mocht graag racen en deed dat altijd in een Abarth. Kennelijk was dit genoeg om ze ook te verzamelen en dat is gelukt. Op de zolder van een enorme schuur, of stal want het is een kasteel, staan er een flinke hoeveelheid opgesteld, de meeste uit de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. Ik heb het niet precies nagelopen maar op het circuit heeft Abarth zo’n beetje aan elke klasse deelgenomen behalve de Formule 1.

Abarth raceauto's in het kasteel van Savigny-lès-Beaune

De raceauto’s zijn opgesteld op de zolder van de stallen van het kasteel.

Het zijn prachtige machines die zowel technisch als esthetisch interessant zijn. En zoals een Italiaanse raceauto betaamd zijn ze bijna allemaal rood. Als je niet beter weet dan zou je denken dat het allemaal Ferrari’s zijn maar dit heeft te maken met de nationale kleuren in de racerij.

Italiaans rood

Net als elk Nationaal voetbal elftal een eigen shirt hebben landen bij het autoracen ook een eigen kleur. Zo zijn Engelse auto’s groen, Duitse wit, Franse blauw, Nederlandse Oranje en Italië dus rood. Het rood van Ferrari heeft dus niets met de fabriek te maken, maar met Italiaanse kleuren. Om het helemaal af te maken; de eerste Ferrari’s waren geel, om ze onderscheiden van Alfa Romeo waarmee Enzo Ferrari eerst mee reed.

Naast de mooie vormen van de auto’s, vooral de wagens voor langeafstandsraces zijn prachtig, viel het mij op hoe klein ze zijn. Veel meer dan vier wielen, een motor en een zitje voor de bestuurders is het niet. Ook de wielen zijn niet groot en omdat de meeste van deze auto’s een snelheid van meer van 250 kilometer per uur kunnen halen is het niet zo verwonderlijk dat de periode waarin deze auto’s werden gebouwd bekend staat als de meest dodelijke in de geschiedenis van de motorsport.

Naast auto’s staan er op deze zolder ook motoren en dat is kenmerkend voor Château de Savigny-lès-Beaune; de verschillende musea lopen soms door elkaar. Als er nog een hoekje vrij is bij de auto’s voor een paar motoren dat zetten ze die er gewoon bij. Nog een ruimte over bij de motoren, dan stal je er een verzameling schietstoelen en wat raketten. Het is kortom net Frankrijk; de boel is tot op zekere hoogte georganiseerd maar zo nu en dan sijpelt er een gezellige chaos er doorheen. Ik hou daar erg van.

Raketten en satellieten

Na de race auto’s is het tijd voor raketten en andere ruimte vaartuigen. Ik noem het een museum maar het is eigenlijk meer een kleine tentoonstelling in een tent. Hiervoor hoef je niet vijftig kilometer om te rijden maar als je er toch bent zou ik er wel even naar binnen lopen. Er zijn replica’s te zien van een satelliet, raketten en cockpits van straaljagers. Helemaal leuk!

Het volgende museum heeft als onderwerp tractoren en dan met name die worden gebruikt voor de wijnbouw. Het bevindt zich in een oude schuur en er staan een paar hele oude bij maar echt heel warm werd ik er eigenlijk niet van. Ik heb er gewoon te weinig verstand van om hier warm van te worden. Achterin staan een aantal straalmotoren uitgestald en dat vind ik persoonlijk interessanter om te zien.

Voor de schuur staat de romp van een oud transportvliegtuig van het Franse leger. Nu weet ik wel iets van vliegtuigen, maar deze kende ik niet. Het toestel is in redelijk staat van ontbinding gezien het geen vleugels en onderstel heeft maar het ontwerp is fraai. Een duidelijk voorbeeld hoe ontwerpers in de jaren vijftig een futuristisch ding probeerden te maken. Op een vreemde manier doet het mij denken aan de film ‘Mon Onkel’ van Jacques Tati waarin hij het futurisme op de hak neemt.

Vliegtuigen

Daarna is het tijd voor de verzameling straaljagers. De vliegtuigen zijn te groot om binnen te herbergen en dus staan ze gewoon buiten op een weide. Voordat je er bent passeer je eerst nog een hertenkamp waar een eekhoorn ons komt begroeten.

Vliegtuigen bij het kasteel van Savigny-lès-Beaune

De straaljagers vormen dé trekpleister van het kasteel en is ook de reden om er te gaan kijken.

Ik heb ze niet geteld maar volgens de folder staan er meer dan honderd en daarmee is het de grootste privé collectie straaljagers van de wereld. Sterker nog; met meer dan honderd straaljagers zou deze luchtmacht een serieuze partner zijn binnen de NAVO. Maar het zijn natuurlijk wel oude toestellen.
Maar dat maakt het natuurlijk allemaal interessanter. Nu weet ik wel iets van straaljagers want dat was één van mijn favoriete onderwerpen van de boeken die ik bij de bibliotheek in mijn jeugd leende. Vol verwachting liep ik dan ook naar de vliegtuigen terwijl ik in mijn hoofd een inschatting maakte hoeveel ik er direct zou herkennen. Dat viel toch een beetje tegen aangezien er hoofdzakelijk Franse toestellen stonden. Kennelijk werden die niet zo uitvoerig behandeld in de boeken van de openbare bibliotheek.

Naast Franse toestellen bestaat de collectie uit flink wat Amerikaanse, Engelse, Duitse, Tsjechische en Russische vliegtuigen. Daarnaast staan er ook flink wat helikopters tussen de straaljagers in. Het gaat nu een beetje te ver om ze allemaal op te noemen maar er staan onder andere een Gloster Meteor, een F-100 Super Sabre, een F-104 Starfighter, verschillende types Mirages, een Jaguar, een F-16, een Soukhoï Su-7 en nog veel meer.
Ik vermaakte mij prima tussen de vliegtuigen waardoor ik eigenlijk niet door had dat het hard begon te regenen. Gelukkig staat er direct naast een tent met weer een ander museum waar we konden schuilen. Het betrof het museum met brandweerauto’s waar onder één exemplaar van de Amsterdamse brandweer.

Helemaal leuk maar ik vind straaljagers toch iets interessanter en nadat de regen minder werd ben ik nog even terug gelopen om ze allemaal nog eens goed te bekijken. De rest van het gezelschap vond het wel goed en besloot richting het kasteel te lopen om daar de collectie motoren en modelbouwwerkjes te bekijken.

Kasteel

Het kasteel zelf is niet heel bijzonder. Het werd voor het eerst gebouwd in de veertiende eeuw maar omdat de eigenaar de verkeerde kant koos in het conflict tussen de hertog van Bourgondië en de Franse koning Lodewijk XI werd het aan het einde van de vijftiende eeuw verwoest. Een dikke eeuw later werd het weer herbouwd om aan de einde van de zeventiende eeuw de vorm te krijgen zoals het nu nog is. Het kasteel functioneerde vooral als woonhuis en werd pas in 1979 weer gebruikt als een wijngaard.

Château de Savigny-lès-Beaune-binnenplaats

Het is kasteel zelf is niet heel spectaculair maar heeft een mooie binnenplaats waar een aangename sfeer hangt.

Het kasteel is misschien niet uniek volgens de (kunst)historische maatstaven, het is absoluut niet lelijk of oninteressant. De ingang van het kasteel is op de binnenplaats dat aan één kant open is. De binnenplaats zelf is een aangename plek om te verblijven. De ruimte heeft de juiste verhoudingen en afmetingen en omdat het aan drie kanten is ommuurd geeft het je een gevoel van bescherming terwijl je door het ontbreken van één muur toch overzicht behoudt.

Hoewel het nog een beetje regende ben ik hier toch even blijven staan en gaf mij ogen de kost. Die vermaakten zich prima omdat de gevel van het kasteel hier en daar leuk is versierd. Kennelijk was dit de eigenaren ook opgevallen want er is hier een terrasje in gericht die doen vermoeden dat je hier een drankje kan bestellen. Mogelijk is dat ook zo maar niet toen wij er waren want er was hier niemand.

Motoren, schaalmodellen en vliegtuigen

De begane grond is te bezichtigen maar dat heb ik gemist want ik werd aangetrokken door het prachtige trappenhuis bovendien was ik mijn reisgenoten kwijt en dacht dat die boven waren. Je krijgt geen toegang tot de eerste verdieping omdat die nog bewoond is maar op de tweede verdieping kan je weer twee collecties bewonderen; een bonte verzameling van de schaalmodellen van voertuigen en twee zalen met motoren. Deze collecties vulde echter de ruimte niet helemaal en daarom staan er hier en daar nog wat schietstoelen, boordgeschut, parachutes en andere vliegtuig onderdelen.

Zaal met motoren in Château de Savigny-lès-Beaune

De schaalmodellen collectie is enorm. Het zijn hoofdzakelijk vliegtuigen maar ook tanks, schepen waarvan veel onderdeel vormen van een diorama. Het deed mijn denken aan mijn jeugd waar we ons vergaapten aan dit soort modellen op de eerste verdieping van Merkelbach in Amsterdam.
De motoren afdeling is ook indrukwekkend en het is jammer dat ik hier weinig verstand van heb. Maar voor de liefhebber kan hier zijn hart ophalen. De enige motor die mij opviel was een Duitse motorfiets met een wankelmotor. Ik wist niet dat deze ooit waren gebouwd.

Tijdens onze wandeling naar de uitgang leek de vrouw des huizes net thuis te komen van een boodschap. Opvallend genoeg deed ze dat in een vijftien jaar oude Volkswagen Golf en moest ze het hek net de hand dicht doen. Dat is toch totaal anders dan een nieuwe leaseauto voor je rijtjeshuis in de Randstad.

Roche de Solutré: de trotse rots van de Mâconnais ***

De rots is bijna vanuit de hele streek te zien. Het is niet alleen de zichtbaarheid die de rots bekend maakt, ook de geschiedenis vol met legendes en drama spreekt tot de verbeelding. Deze geschiedenis begon 160 miljoen jaar geleden. Europa zag er toen iets anders uit. Nederland had een vulkaan, het was een stuk warmer en grote delen van West-Europa lagen onder een tropische zee vol met leven.

Krijtlaag

Ook het zuiden van Frankrijk lag onder deze zee waar de skeletten van de miljarden zeedieren die daar gedurende miljoenen jaren leefden op de bodem zich opstapelden. Deze laag botjes, graatjes en andere overblijfselen vormden een dikke laag krijt dat aan de oppervlakte verscheen nadat de zee zich terugtrok omdat de aarde afkoelde.

Deze dikke laag krijt bedekt ook nu nog een groot deel van West-Europa. De witte rotsen van Dover, de Champagne en ook de Sint-Pietersberg in Zuid-Limburg vormen allemaal een onderdeel van deze laag. Ook de bovenlaag van de bodem van de Mâconnais is bedekt met de laag krijt.

Zo’n laag met krijt is natuurlijk leuk maar dat verklaart nog niet waarom de rots van Solutré zo boven het landschap uitsteekt. Dit heeft te maken met gebeurtenissen die na het droogvallen van West-Europa plaatsvonden; de vorming van de Alpen.

Doordat de Afrika Italië, of beter de plaat waar nu Italië is, tegen Europa begon te drukken ontstond een nieuwe bergketen. Door de druk van dit geweld brak de plaat van de Mâconnais en ontstond de vallei waar nu de Saône stroomt. Iets soortgelijks gebeurde ook met de Vogezen en het Zwarte Woud. Ook daar brak door de druk van de Alpen de onderliggende plaat waarna een dal ontstond waar nu de Rijn stroomt. Verschil is dat daar geen kalklaag ligt want de Vogezen en het Zwarte Woud lagen niet op de bodem van de tropische zee.

Wijn

Bij het breken van de plaat ontstond het landschap dat wij nu kennen. Sommige delen zakten terwijl andere juist omhoogschoten waardoor de streek nogal wat hoogteverschillen kent. Bij Rots van Solutré was de druk echter zo groot dan een deel van de onderlaag omhoog is geduwd.

De steile hellingen, de aanwezigheid van het kalk uit de krijtlaag en het milde klimaat maken de Mâconnais perfect voor de wijnbouw. We weten het niet precies maar misschien is dit wel het oudste wijngebied van Frankrijk. Rond 600 voor Christus waren het de Grieken die hier voor het eerst druiven plantten om wijn te maken. Vooral de Chardonnay voelt zich hier thuis en de druif heeft zelfs zijn naam te danken aan een dorp in dit deel van Bourgondië.

Ook rondom Roche de Solutré liggen veel wijngaarden. Ik vind het altijd een feestje om langs de wijnranken te rijden en de sappige druiven te zien groeien en dat is precies wat je doet als je naar de rots rijdt.

Er zijn verschillende routes naar de top van de rots. Aangezien het nogal warm was besloten we de kortste route te nemen. Deze begint bij de parkeerplaats direct onder de rots. Er zijn ook een startpunten in de dorpen Solutré-Pouilly en Vergisson.

De route naar de top van de rots kreeg nationale bekendheid nadat president François Mitterrand er een traditie van maakte om deze ieder jaar te beklimmen. Wie werd uitgenodigd bij deze jaarlijkse wandeltocht telde pas echt mee in het Élysée.

Ik weet niet precies of het met Mittterand te maken heeft maar de Rots behoort nu tot een selecte club van ‘Grand sites de France’. Ook weer een mooi lijstje van mooie plekken die je kan afstrepen in Frankrijk, je blijft bezig als je wilt.

Museum

Nadat we de auto hadden geparkeerd liepen we op een stukje asfalt dat eindigt bij het archeologisch museum, daarna is het een goed onderhouden bospad. Het museum bevindt zich in de berg en er is niet veel meer van te zien dan de robuuste entree waar op dat moment twee klassen met Franse kinderen naar binnen gingen. Er heerste rondom de ingang een aangename sociale dynamiek die plots verdween toen de laatste docent door de deur ging.

Binnen vind je een grote hoeveelheid spullen die direct in de omgeving van de Roche de Solutré zijn gedaan. Onze voorvaders en -moeders waren kennelijk al dol op deze plek want er is hier heel veel gevonden.

Het meest opvallende zijn de botten van vele duizenden dieren direct onder de rots, stammend uit de tijd van de jager/ verzamelaars. De theorie is dat de rots op de route van de jaarlijkse trek lag van verschillende soorten kuddedieren. De jagers/ verzamelaars zouden deze kuddes de rots hebben opgejaagd waarvan een deel in paniek van de rots sprongen.

Een mooie theorie maar wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat de dieren niet van de rots zijn gevallen. Hoe dan ook moeten de jagers verzamelaars hier een goed leven hebben gehad aangezien de laag botten soms twee meter dik is. Daar hebben ze dan wel 25.000 jaar over gedaan maar zeker is dat hier meer dan eens een barbecue is aangestoken.

De omgeving is trouwens zeer geschikt voor een mooie picknick. Zeker de top is een prachtige plek om iets lekkers te nuttigen. De wandeltocht naar het bovenste punt zorgt ervoor dat de eetlust wordt opgewekt.

De tocht is niet lang en goed te doen, ook voor niet getrainde wandelaars. Het is ook prima te doen met kinderen al is het aan te raden die wel in gaten te houden als je op de top bent.

Eerst loop je door een prachtig bos, daarna op een soort van weide. Hier leven Poolse konikpaarden al dacht ik eigenlijk dat het ezels waren. Ik ben duidelijk geen kenner. Het zijn in ieder geval gemoedelijke beesten die nieuwsgierig bij mij kwamen kijken.

Uitzicht

Het laatste deel van de tocht krijg je het idee dat je in de bergen bent beland, wat ook een beetje zo is natuurlijk. Grote rotsen en kleine bossages omringen hier het pad.

Eenmaal boven heb je een wijds uitzicht. Omdat dit het hoogste punt van de omgeving is kan je bij mooi weer ontzettend ver zien en het schijnt dat zelfs de Mont Blanc te zien is. Dat was op de dag dat wij er waren niet het geval maar evengoed hebben wij genoten van het uitzicht.

We hebben boven een kleine snack en een slok water genuttigd maar als ik weer zou gaan dan had ik een stokbrood, een stuk kaas en een paar plakken ham in mij rugtas gestoken voor een kleine picknick. Het is namelijk een prachtige plek en je vermaakt je wel even met het indrukwekkende panorama. En als je de rugzak toch aan het vullen bent, gooi er ook een kleine verrekijker in, dat is altijd leuk op zo’n plek.

Kasteel van Cormatin: fijne tuin en mooie vertrekken in Zuid-Bourgondië ***

Het kasteel van Cormatin

Een laan met fraaie bomen leidt naar de ingang van het kasteel.

Het was een erg warme ochtend en om toen wij om elf uur de parkeerplaats opdraaiden was het al rond de 35 graden. Dit was het de hele week al en we waren gewend om van schaduw naar schaduw te rennen.

Poorthuis

De ingang bevindt zich in een prachtig poorthuis dat helemaal vol staat met boeken, bouwpakketten en andere toeristische snuisterijen. De kassa werd bemand door een zeer aardige man die direct een heel verhaal begon over de stichting die het kasteel runt. Het bleek dat er te weinig vrijwilligers waren om de rondleiding te geven.

Dat was jammer want de meest bijzondere kamers in het kasteel bleven zo voor ons gesloten. Aan de andere kant hoefden we niet voor de rondleiding te betalen en bovendien was het maar de vraag of je in de hitte wel de concentratie hebt om te kunnen luisteren naar een Frans verhaal over het kasteel.

Salons

Mocht je de kamers kunnen bekijken, dan zou ik dat wel doen. Het zijn namelijk zo’n beetje de enig overgebleven salons uit de achttiende eeuw. Deze salons waren vooral te vinden in Parijs en waren het middelpunt van het sociale en culturele leven tijdens het Ancien régime. Hier ontmoette de elite elkaar om de problemen in de wereld te bespreken, te filosoferen, naar muziek te luisteren, toneelstukken te bekijken en natuurlijk elkaar het hof te maken.

Hoewel het Frankrijk van de achttiende eeuw veel nare facetten had was het samen van Engeland ook het centrum van cultuur en wetenschap. De mensen die in deze salons bijeenkwamen hebben de basis gelegd voor de wereld waar wij nu in leven. Hier werden werden ideeën als democratie en het wetenschappelijk wereldbeeld ontwikkeld.

Hoewel de salons in Parijs bevonden, waren deze ook te vinden in de provincie zoals hier in het kasteel. De salons in de hoofdstad zijn tijdens de Franse Revolutie allemaal vernietigd maar hier dus niet. Toen de revolutionairen voor de poort stonden om de boel te bestormen besloot de toenmalige eigenaar zijn complete wijnvoorraad uit de kelder te halen waarna de meute zich te goed deed aan het druivensap en het kasteel lieten zoals het was. Wat een verhaal en kan het Franser?

Tuin van vijf zintuigen

Na het kopen van de kaartjes loop je op een mooie laan richting het kasteel. We besloten echter eerst de tuin te gaan bekijken en sloegen rechts af. De tuin is ingedeeld in verschillende delen die hun eigen functie hebben.

De tuin ten noorden van het kasteel is geïnspireerd op het boek Hypnerotomachia Poliphili. Een boek uit de vroege renaissance dat met name in Frankrijk veel invloed heeft gehad op de architectuur in de zestiende en zeventiende eeuw. In het boek beleeft de held in een droom een avontuur waarbij vijf zintuigen de hoofdrol spelen. Welke dat precies zijn is mij niet duidelijk geworden.

De tuin vermengt dit verhaal met Bijbelse verwijzingen en bestaat uit vijf delen. Vier daarvan bevinden zich in een groot vierkant. In het midden daarvan staat een mooie fontein met een appelboom die verwijst naar de bekende boom van Adam en Eva.

Hoewel de tuin al een tijd bestaat is deze niet origineel meer. In 1980 was het kasteel hard op weg een ruïne te worden tot het gekocht werd door drie personen. Zij wilde het kasteel weer in oude glorie herstellen en dat is gelukt. Er werd budget geregeld, vrijwilligers georganiseerd en de handen uit de mouwen gestoken.

Labyrint

Dit soort werk is natuurlijk nooit af maar de tuinen zijn prachtig hersteld en het is er goed toeven met altijd een prachtig uitzicht op het kasteel. Het vijfde deel van de symbolische tuin is een doolhof en dat is altijd leuk en niet alleen voor kinderen.

Uitzicht vanuit de folly in het midden van het doolhof.

Uitzicht vanuit de folly in het midden van het doolhof.

Het labyrint symboliseert de puzzeltocht van het leven na de oerzonde van Adam en Eva. Vandaar die boom bij de fontein. Zoals veel doolhoven bij kastelen uit deze tijd is de uitgang in het midden. Als een soort beloning is hier een klein fraaie constructie neergezet. Nadat je de trap hebt genomen sta je in een soort van kooi van fraai ijzerwerk en heb je uitzicht over dit deel van het domein.

Naast het doolhof begint de Engelse landschapstuin met veel water en bomen. We vermaken ons prima en ontdekken achter een heuvel een intiem theater in de open lucht. Op het podium staat een permanent decorstuk zoals je die ook wel ziet bij Romeinse theaters. Een aantal klassieke beelden en een paar grote vazen maken het feest compleet. Ik ben dol op dit soort plekken en gezien de staat van het geheel wordt het theater ook nog gebruikt.

Relaxen in de schaduw

We besloten verder te wandelen en de stallen en de moestuin te bekijken. Maar voordat we daar zijn komen we op een groot grasveld waar in de schaduw van een grote boom een aantal ligstoelen staan. Één daarvan wordt bezet door een man die een boek aan het lezen is. De stoelen zien er aangenaam uit en we besluiten even te gaan zitten om wat water te drinken. Nadat we ons hebben geïnstalleerd worden we door een vriendelijke hond begroet die zich daarna al kwispelend naast de lezende man gaat liggen.

Open lucht theater in de tuin van het Kasteel van Cormatin

De tuin herbergt een open lucht theater dat nog altijd wordt gebruikt.

Nadat we de moestuin, altijd leuk, hebben bekeken gaan we het kasteel binnen. Op de binnenplaats is het ziedend warm en ook de kamers die je zonder gids mag bekijken zijn redelijk aan de warme kant. De fraaie kamers staat vol met meubilair en kachels en overal hangen schilderijen en kaarten. Ze zijn niet allemaal van hoge kwaliteit maar ik heb nog redelijk lang naar de verschillende kaarten gekeken.

Koele kelders

Ook de kelders zijn te bezichtigen en daar was het veel koeler en dat was zeer aangenaam. Met mijn lengte was het goed oppassen dat je je hoofd niet stoot maar het was wel de moeite waard. De kelders zijn een ook een labyrint van voorraadkamers en andere vertrekken.

Het allemaal is een beetje ‘spooky’ maar uiteindelijk sta je in een kamer met aan de ene kant een balkon vlak boven de ‘slotgracht’ en aan de andere kant kijk je van onder naar het bijzondere fraaie trappenhuis.

Tot slot bekijken we nog even de tentoonstelling in het koetshuis met, jawel, een oude koets. Binnen is een kleine tentoonstelling gemaakt over de restauratie van het complex. Mooie oude foto’s van toen en nu en de situatie daar tussenin.

Guédelon: modern middeleeuws kasteel in het noorden van Bourgondië ****

Deze plek werd gevonden waarna een groep vrijwilligers aangevuld met archeologen, bouwkundigen en historici begonnen met bouwen. Net als in de middeleeuwen ontstond er rondom de bouwplaats een dorp waar de steenhouwers, touwslagers, pottenbakkers, boeren en nog veel meer ambachtslieden een werkplaats kregen.

Ruim twintig jaar bouwen

In het midden van dit geheel rees langzaam maar zeker het kasteel op. Na ruim twintig jaar bouwen is het nu bijna klaar en de verwachting is dat in 2025 het gebouw wordt opgeleverd. Daar hebben ze dus best lang over gedaan en in de middeleeuwen deden ze dit ook wel wat sneller. Maar toen hoefde ze ook niet na te denken over technieken van acht eeuwen oud. Omdat juist de bouw het meest interessante is doe je er goed aan om daarvoor nog een kijkje te nemen.

Wij bezochten de bouwplaats op doorreis van gîte naar gîte. De navigatie gaf aan dat we ruim twee uur te vroeg op onze plaats van bestemming zouden zijn en omdat Guédelon langs de route lag vonden we dat een geschikte plek om de tijd te doden. En dat was het zeker!

Het was een warme week en op de grote en volle parkeerplaats was het rennen naar de schaduw. Eenmaal binnen krijg je het gevoel van een themapark wat nog eens onderstreept werd door de vrijwilligers dat volgens de laatste mode uit de dertiende eeuw was gekleed.

Activiteiten

Als vanzelf loop je eerst richting het kasteel dat nog volop in de stijgers stond. We besloten eerst de werkplaatsen te bezoeken waar tal van activiteiten werden aangeboden. Zo kan je zelf een kruisgewelf in elkaar zetten, een kapiteel houwen en zijn er tal van demonstraties. Dit klinkt veel suffer dan het is; het is echt interessant en leuk.

Uitleg van de theorie van een kruisgewelf in het kasteel van Guédelon

De theorie van het maken van een kruisgewelf wordt uitgelegd tijdens één van de vele demonstraties.

Dit klinkt vooral iets voor kinderen en je ziet ook veel jongeren hier druk in de weer. Tot mijn verbazing deden de volwassenen ook lekker mee met dit gebeuren. Zo zag ik een volwassen man met zijn zoon en zijn (schoon)vader druk discussiëren over hoe een kruisgewelf moet worden opgebouwd. Het is prachtig om te zien dat geschiedenis wordt beleefd!

Het kasteel zelf is nog niet klaar maar het grootste deel staat. Het woongedeelte is helemaal klaar dat is werkelijk prachtig. De grote ridderzaal heeft een indrukwekkend plafond maar het leukst vond ik de galerij waar je vlak onder het dak loopt. In ons geval was het zo druk dat er sprake van filevorming was en omdat de galerij erg smal is en altijd mensen de andere kant op willen duurde het lang voordat je eruit was. Het massatoerisme is toch iets van onze tijd maar goed je dat mag de pret niet drukken.

Leuk voor kinderen

Het kasteel van Guédelon is een geweldig uitje en zeker een aanrader voor kinderen. Je leert veel over het leven in de dertiende eeuw en met name over hoe je een kasteel bouwt. Of een ander groot gebouw zoals een kerk. Er zijn ook plannen om als het project klaar is op dezelfde manier een klooster te bouwen.

Om het geheel goed te bekijken kan je gerust een hele middag of ochtend uittrekken. Er is veel te zien en om een beetje bij te komen is er een herberg waar je kan genieten van een hapje en drankje. Er zijn ook rondleidingen en er is zelfs een Nederlandstalige gids. Wij hebben het niet gedaan maar wat ik heb even bij zo’n uitleg gestaan en de gids wist waar ze het over had en vertelde het bijzonder leuk.

Wij hadden aan onze geplande twee uur niet genoeg. Nadat we alles goed hadden bekeken zagen we dat we er bijna een uur langer over hadden gedaan waardoor we te laat aankwamen bij onze gîte. Gelukkig kenden de eigenaren Guédelon en begrepen volkomen waarom we later waren.

Het is duidelijk dat we met dit experiment meer te weten zijn gekomen over de dertiende eeuw. Ik heb wel mijn vragen in hoeverre je het verleden kan na doen. Voordat mijn bezoek dacht ik een soort Thor Heyerdahl situatie zou aantreffen maar dat is niet zo. Ze doen hier echt hun best om zoveel mogelijk van het verleden te weten te komen en te leren.

De grootste winst is natuurlijk dat de historische interesse door iedereen die hier is geweest wordt gewekt. En dat is altijd goed.

TIP: Niet alles is middeleeuws bij het Kasteel van Guédelon. Op de parkeerplaats zijn laadpalen om je auto op te laden.

Cluny: een machtig klooster en paarden in Bourgondië ***

Religieus centrum

Daarbij ga ik een aantal dingen aanstippen waarom juist Cluny in de twaalfde eeuw tot het belangrijkste religieuze instituut in West-Europa uitgroeide dat zelfs de Paus in de schaduw zette. De diepere oorzaken hiervan liggen in de wederopstanding en de daar aan gekoppelde veranderingen in Europa gedurende de elfde en twaalfde eeuw. Door historici ook wel de Renaissance van de twaalfde eeuw genoemd.

Om dit te begrijpen is het goed om te beseffen dat Europa in de tiende eeuw zich in één van de diepste crisis in haar bestaan bevond. De centrale macht die was ontstaan door Karel de Grote rond 800 was zo goed als weggevallen waardoor lokale heren de dienst uitmaakte. Lokale heer zijn is leuk, maar een heer van een land is veel leuker en als je die ambitie niet had, dan had je buurman deze wel. Hierdoor waren deze heren bijna continue in gevecht met elkaar waardoor de handel zo goed als stil viel en de landbouwproductie laag was. Daar kwam nog eens bij dat Europa nogal last had van aanvallen en plundertochten vanuit Scandinavië en Noord-Afrika.

Door deze ontwikkelingen was de bevolking geslonken en hoewel er hier en daar een stad of een gebied het redelijk deed waren grote delen bijna of gedeeltelijk ontvolkt. Langzaam maar zeker kwam Europa uit dit dal. De invallen werden minder, de lokale heren maakten minder ruzie en dankzij nieuwe landbouwtechnieken begon de bevolking weer te groeien. Hierdoor konden meer mensen worden gevoed en bloeide de handel en cultuur op.

Direct onder de Paus

Cluny wist zich op deze golf van welvaart te ontwikkelen. De abdij werd aan het einde van de tiende eeuw door Willem I van Aquitanië gesticht. Een abdij stichten was voor edelen in die tijd helemaal in want daarmee liet je het opperwezen zien hoe vroom je wel niet was. Maar in tegenstelling tot vele andere kloosters in Frankrijk zou Cluny niet vallen onder de lokale heer maar direct rapporteren aan de Paus in Rome. Toen de abdij groeide was het voor de lokale heren dan ook niet mogelijk om de rijkdom van de monniken af te romen zoals dat bij andere abdijen wel het geval was.

Dit voordeel gold ook voor de abdijen die vanuit Cluny werden gesticht en zo ontstond een netwerk van abdijen en priorijen die allemaal onder de bescherming stonden van de abt van het moederklooster. Dit was een uniek netwerk van onafhankelijke kloosters waarin kennis, kapitaal en producten werden uitgewisseld. Bovendien werd Cluny ook nog eens gesteund door de Franse koning die in die tijd zijn centrale macht probeerde te vergroten ten koste van de lokale edelen. Cluny was voor hem een aangename bondgenoot.

Tot slot had Cluny weinig last van de eigen beschermheer want de Paus was in een hevige strijd gewikkeld met de Duitse Keizer. En zo kon een klein klooster in de zuiden van Bourgondië zich ontwikkelen als een voorname speler in de politiek van West-Europa.

Romaanse bouwkunst

De macht van Cluny was gebaseerd op religie maar strekte zich verder uit in de economie, kennis, politiek en cultuur. Vandaag de dag is dit nog goed te zien in de bouwkunst en in het bijzonder de Romaanse architectuur. Deze vorm van bouwen werd door Cluny omarmd, verbeterd en verspreid. De Romaanse kerken en kloosters in West-Europa die er nu nog staan zijn voor een groot deel gebouwd of minstens beïnvloed door de abdij van Cluny.

Zoals een klooster betaamt heeft Cluny ook minder materiële invloed gehad en ook daarvan merken we nu de invloed. Vanaf het einde van tiende eeuw omarmde het klooster de godsvredebeweging dat het geweld tussen de lokale heren probeerde in te dammen. Daarmee was het één van de eerste Christelijke vredesbewegingen.

De abdij van Cluny rond de dertiende eeuw

In het museum is deze prachtige presentatie te zien waar je een goed beeld krijgt hoe klooster tijdens de middeleeuwen eruit heeft gezien.

Het meest succesvolle instrument daarvoor was de pelgrimage dat aan drie kanten voordeel bracht. Ten eerste was het een straf die de kerk kon geven. Ten tweede was het niet toegestaan om pelgrims te beroven, ontvoeren of te vermoorden. Deed je dit wel dan had je aan de hemelpoort iets uit te leggen. Tot slot bleek een pelgrimsoord een ware goudmijn.

De meest bekende van deze pelgrimstochten is die naar Santiago de Compostella die nog altijd door veel mensen wordt gelopen. Het klooster van Cluny exploiteerde op de verschillende routes naar Noord-Spanje een lint van kleinere heiligdommen waardoor er een constante hoeveelheid geld naar Bourgondië stroomde. Bovendien was de route zo populair dat de gehele route als een soort van corridor van vrede functioneerde waar de hele samenleving van profiteerde.

Abdijkerk

De moeder van al deze kerken stond vanzelfsprekend in Cluny zelf. De abdijkerk was tot de bouw van de nieuwe Sint Pieter in Rome in de zestiende eeuw de grootste basiliek van West-Europa. De binnenkant was bijna 188 meter lang, het had driehonderd ramen en zeven torens waarvan de hoogste 62 meter hoog was. En dat was alleen de kerk zelf, daarnaast stond nog een klooster.

Het hele complex moet in de elfde en twaalfde eeuw een overweldigende indruk hebben gemaakt. Helaas is van deze glorie vandaag niet heel erg veel over. Hoewel het klooster na de veertiende eeuw geen hoofdrol meer speelde als politiek centrum bleef het een belangrijke abdij en bleven de gebouwen in gebruik.

Franse revolutie maakt einde aan het klooster

Daar kwam een einde aan na de Franse Revolutie. De revolutionairen zagen de Katholieke kerk als verlengstuk van de koning én dat was in die tijd geen pré. De eigendommen van de kerk werden genationaliseerd en zo ook het klooster van Cluny.

De monniken verdwenen en het complex werd verkocht aan een steenhandelaar uit Mâcon. Deze zag het complex als een steengroeve en dertig jaar later was er niet heel erg veel meer van over. Van de enorme kerk stonden nog twee torens maar van het klooster had kennelijk slechtere stenen want dat stond er voor een groot deel nog.

De plek waar ooit de ingang van de abdijkerk van Cluny was

De plek waar ooit de gevel van de kerk stond. De basiliek liep helemaal door tot voorbij de toren.

De kerk, waarvan er nu nog twee torens staan, was trouwens niet de eerste maar de derde die hier stond. Het succes van het klooster in de elfde en twaalfde eeuw zorgde ervoor dat er geld was voor een nieuwe kerk waarbij het oude exemplaar steeds het veld moest ruimen.

Bij het bezoek van de abdij viel het mij ook op dat er wordt gesproken over Cluny I, II en III. Ik dacht even dat we hier te maken hadden met een koning maar het slaat dus op de kerken die hier hebben gestaan waarbij de III de laatste is.

Naam architect

Deze laatste kerk moet één van de mooiste gebouwen van West-Europa zijn geweest. Hij is gebouwd onder leiding van de abt Hugo van Semur. Bijzonder is dat we de naam van de architect weten; Hézelon van Luik. Van de meeste kerken, kloosters en kathedralen uit de middeleeuwen weten we niet wie de bouwmeester is maar van Cluny dus wel.

Hézelon was geboren in Zwitserland en was een kanunnik in Luik waar hij wiskunde en architectuur doceerde. Later werd hij monnik in Cluny waar hij samen met de abt een nieuwe kerk bouwde. Denk nu niet aan een arme sloeber die dankzij de kerk de sociale ladder heeft beklommen want de man was van voorname afkomst. Hij was een neef van de graaf van Luxemburg en familie van de Paus die weer van Bourgondische afkomst was.

Van de kerk is dus niet veel meer van over maar er staat nog genoeg om Cluny te bezoeken en een indruk te krijgen van het klooster die hier ooit stond dat veel invloed heeft gehad op onze cultuur.

Lekker rondwandelen

De eerste stap bij een bezoek aan Cluny is om rustig de tijd te nemen om door het stadje zelf rond te lopen. Het klooster was zo groot dat het tot de negentiende eeuw de gehele stad omvatte. Als je door de straatjes en over de pleinen loopt dan is goed te zien dat veel van de gebouwen van het klooster er nog staan en ook gewoon worden gebruikt.

Het Office du Tourisme vind je in een voormalig kloostergebouw en verschillende andere worden gebruikt van als kunstgalerij. Tijdens ons bezoek was hier erg mooie dingen te zien. Dus als je van kunst houdt loop dan gerust eens binnen.

Museum

Op het grote plein bevindt zich de ingang van het klooster maar ga eerst even kijken naar de plek waar de enorme kerk stond. De kerk stond vlak naast het plein en deze wordt goed aangegeven door borden en zelfs een kleine maquette. Als je daar staat zie je pas hoe groot de kerk is geweest en dat deze de stad en het landschap domineerde.

De toren van de kloosterkerk van Cluny

Als je onder de toren staat is deze enorm. De halve muren geven een aparte sfeer.

De ingang van het museum bevindt zich in een gebouw met een prachtige voorgevel. Binnen bevindt zich de museumwinkel met de bekende prullaria aangevuld met boeken over de middeleeuwen en het kloosterleven. Eenmaal door de kassa wordt je trakteert op een prachtige presentatie waarin de ontwikkeling van de gebouwen visueel wordt vertelt. De presentatie is van een hoog niveau en het is zeker de moeite waard om deze te bekijken.

En daarmee is het audiovisuele geweld nog niet klaar. Even verder in een kleine bioscoop aan de rand waar ooit het kloosterhof was, is een langere presentatie waarin de geschiedenis van Cluny wordt verteld. Ook deze presentatie is bijzonder smaakvol en bovendien in 3D.

Tijdens ons bezoek was het extreem warm, de thermometer van de auto ging makkelijk over de 40 graden , en daarom was het heerlijk om in de gekoelde bioscoop te zitten. Toen de film klaar was verwachtte ik een museum met middeleeuwse kunst maar die bleek er niet te zijn.

Naar buiten dus en daar sta je plots naast de overblijfselen van de kerk. Dit omvat zuidelijke deel van het transept; het deel van de kerk dat dwars staat op het schip en waaronder het altaar zich bevindt. Van het geheel staan nog twee torens.

Doordat de kerk voor een deel geen muren meer heeft, de stenen zijn in andere gebouwen gebruikt, geeft de plek je een beetje een apocalyptisch gevoel. Bijna alsof je in een oorlogsgebied bent waar heel nare dingen zijn gebeurd. Maar dat is hier niet zo, al zou je het afbreken van een architectonisch meesterwerk uit de Middeleeuwen natuurlijk wel zo kunnen zien.

Als je zo half onder de torens staat besef je pas hoe groot de kerk moet zijn geweest.

Naast de kerk staat een vrij groot gebouw uit de achttiende eeuw waar de monniken vroeger woonden en werkten. Nu wordt het gebruikt als school maar die was bij ons bezoek niet aan.

De gangen hier zijn indrukwekkend lang met aan beide kant deuren van kamers. Als je hier loopt weet je eigenlijk niet wat je met het gebouw moet. Hier en daar zijn zalen open en er zijn indrukwekkende trappen waar je niet omhoog mag maar over het algemeen zien de gangen er niet heel verzorgd uit. Het is er een beetje vies, er hangen veel spinrag en het verf vond het voor een groot deel wel welletjes om op de kozijnen te blijven te zitten.

Het is er een beetje een zooitje waardoor wij samen met de andere toeristen een beetje verdwaald rond liepen. Tot onze verbazing bleek in het midden van één van de gangen twee deuren toegang te bieden tot redelijke moderne en nette toiletten. Dit was een vreemde ervaring.

Interessant is de kloostergang met een aardige zonnewijzer. Dit is de plek waar de tweede kerk stond maar die is afgebroken toen de grote kerk van Cluny III werd gebouwd.

Graanschuur

Interessanter is wat er aan het einde van de deze gangen is; de tuin en de buitenkant van het gebouw. De tuin is groot en wordt gedomineerd door een lange laan die het klooster verbind met de openbare weg. De grote bomen geven een fijne schaduw als je naar de graanschuur wandelt.

De graanopslag van de abdij van Cluny

De tuin met het gebouw voor de graanopslag uit de dertiende eeuw.

Misschien is ‘graanschuur’ niet helemaal het juiste woord maar het gebouw uit de dertiende eeuw is daar in eerste instantie wel voor neergezet en heeft deze functie ook lang uitgevoerd. Duidelijk is dat in twaalfde eeuw aan de bouw en de versiering van een gebouw waar je je graan bewaard veel meer aandacht werd besteed dan we nu doen.

Zuil met een romaans kapiteel in het klooster van Cluny

In de graanschuur staan een aantal zuiltjes met kapitelen. Dit zijn waarschijnlijk de oudste Romaanse kapitelen die er zijn.

Het is namelijk een fraai gebouw met twee verdiepingen. De trap naar de eerste verdieping beheerst de voorgevel en dus loop je die als eerste op. Binnen tref je een grote ruimte dat duidelijk wordt gebruikt als presentatieruimte gezien de stoelen en het podium. De houten dakconstructie is bijzonder fraai net als de zuilen die als decor op het toneel staan.

Zuilen met kapitelen

De zuilen zijn prachtig versiert met Romaanse kapitelen zoals we die ook vinden in Vézelay, Autun en vele andere kerken in Frankrijk. Bij het schrijven van dit artikel kwam ik er achter dat dit de oudste voorbeelden zijn van deze zuilen en dat alle andere zo beroemde kapitelen op deze zijn geïnspireerd. Hier is het dus begonnen met de Romaanse kapitelen.

De benedenverdieping werd gebruikt voor het opslaan van het graan en dat is eigenlijk nog steeds duidelijk. Hoewel de sfeer eigenlijk best goed is, is het ook een beetje saai. Al zijn de kruisgewelven wel erg mooi. Het hart van menig bouwkundige zal er harder van gaan kloppen.

Terwijl we terug liepen naar de uitgang vroegen we ons af waar de grote kerk zou zijn gebleven, in de letterlijke zin van het woord. Als de kerk is gebruikt als steengroeve, dan moeten er nu bouwwerken staan van dat materiaal wat ooit een kerk was.

Terwijl we naar de parkeerplaats liepen besloten we even te gaan kijken naar de paardenwedstrijd die op dat moment werd verreden. Het betrof een Concours Hippique en dat ik wel eens gezien met commentaar van Hans Eijsvogel maar nooit in het echt. De wedstrijd werd gehouden op een veld vlak voor het dorp. De springende paarden met op de achtergrond het middeleeuwse stadje vormde een prachtig plaatje en bovendien was de entree gratis.

Dat in Cluny paardenwedstrijden worden gehouden is geen toeval want hier bevindt zich de Franse nationale stoeterij. Deze is door Napoleon I opgericht aan het begin van de negentiende eeuw. Hoeveel hij oorspronkelijk een artillerie officier was had hij natuurlijk ook soldaten ter paard nodig en Cluny was een perfecte plek om deze te fokken.

Paardenwedstrijd in Cluny

In Cluny vestigde Napoleon de nationale stoeterij en die is er nog steeds. Er worden daar veel wedstrijden georganiseerd en iedereen kan komen kijken.

 

Abdij van Pontigny: de grootste cisterciënzer kerk van de wereld ****

De binnenkant van de adbijkerk van Pontigny in

De cisterciënzer orde bouwde zijn kerken sober en met nadruk op vormen en afmetingen.

Daarmee hadden ze ook wel een punt want net als de cisterciënzers was de Benedictijner orde begonnen met de wens van veel gelovigen om te leven als Jezus. En dat bleek met succes, want in de tiende en elfde eeuw sloten steeds meer gelovigen zich aan. De orde groeide enorm en werd door schenkingen steeds meer geld, land en daarmee ook macht.

Het belangrijkste Benedictijnse klooster lag niet geheel toevallig ook in Bourgondië namelijk in Cluny. De abt hiervan gold als de machtigste man binnen de kerk. Hij bepaalde wie de Paus was en kon de koning van Frankrijk zijn wil opleggen; een echte eindbaas.

Heel leuk natuurlijk allemaal voor hem maar voor veel gelovigen en geestelijke was de rijkdom van de Benedictijnen een doorn in het oog. De cisterciënzers besloten een nieuwe orde op te richten en ze zouden alles anders doen. Zij wilden leven zoals Jezus had geleefd en wezen daarom persoonlijk bezit en alle luxe af. Monniken bezaten niet meer dan hun pij, liepen op blote voeten en gooiden zand in het eten zodat het maar niet lekker zou smaken.

De cisterciënzers zochten nooit de makkelijkste weg en stichtten hun kloosters op woeste gronden ver van de bewoonde wereld. En woest was het in Pontigny aan het begin van de twaalfde eeuw. Tegenwoordig zoef je er met de auto over een comfortabele weg naar toe maar negen eeuwen geleden was het hier een ondoordringbaar moerrasgebied van de rivier de Serein. Er waren weinig mensen die hier de weg wisten en voor dat je het wist zakte je hier compleet weg in het drijfzand. Je zou het nu kunnen vergelijken met het bouwen van een klooster op Antarctica. Een ware expeditie waar we nu een leuke reality show van zouden maken.

Het orgel van de kloosterkerk van Pontigny in Bourgondië Frankrijk

Boven de entree staat een prachtig orgel op een balkon dat duidelijk later is gemaakt.

Het resultaat van de inspanningen van de monniken is vandaag nog altijd te zien want ze bouwden hier in het moeras een klooster met een hele grote kerk. Van het klooster is bijna niets meer over maar de kerk staat er gewoon nog is ook nu nog enorm. De abdijkerk heeft een vloeroppervlakte van 4.000 vierkante meter en is maar liefst 119 meter lang. Daarmee is het maar net iets kleiner dan de Notre Dame in Parijs, die overigens nog gebouwd moest worden.

De vraag is natuurlijk waarom in dit moeras gebied zo’n grote kerk is gebouwd. Dat weten we niet precies maar er zijn wel een paar aanwijzing. Zo is het duidelijk dat het klooster vanaf het begin een groot succes is geweest. Niet alleen de afmetingen wijzen maar ook de functie als één van de vier moederkloosters van de cisterciënzer orde wijst daarop. Er moeten hier veel monniken hebben aangemeld.

Thomas Becket

De belangrijke positie van het klooster van Pontigny wordt onderstreept door het feit dat het zo nu en dan opduikt in de geschiedenisboeken. Opvallend is dat het verschillende keren onderdak gaf aan religieuze dissidenten uit Engeland. De bekendste daarvan is Thomas Becket die als aartsbisschop van Canterbury ruzie had gemaakt met de Engelse Hendrik II en vluchtte naar Frankrijk waar hij langere tijd in dit klooster verbleef.

In 1170 keerde hij terug waar hij in zijn eigen kathedraal in mootjes werd gehakt door ridders van de koning. In de eeuw daarna vluchtten nog twee Engelse geestelijken, ook aartsbisschoppen van Canterbury, naar Frankrijk en vonden in Pontigny asiel. De laatste van deze twee, Edmund Rich van Abingdon, ligt ook in de kerk begraven en werd in de dertiende eeuw heilig verklaard.

Tussen romaans en gotiek

maquette van het oude klooster van Pontigny in Bourgondië Frankrijk

In het bijgebouw staat een prachtige maquette waardoor je een goed idee krijgt hoe het complex er vroeger uit heeft gezien.

De kerk is niet alleen historisch interessant, ook het gebouw zelf is uniek in zijn soort. Het is precies gebouwd tijdens een periode in de bouwkunst waarin veel veranderde; de overgang van de romaans naar de gotiek. En wie er oog voor heeft is dat goed te zien.

Traditioneel start de gotiek met de bouw van de kerk in Saint-Denis in 1122 en toen was de kerk in Pontigny al gebouwd. Maar wie goed kijkt naar deze kerk ziet al duidelijk trekken die je tot de gotiek kan rekenen. De scherpe bogen waardoor het dak wordt gedragen zie je terugkomen in de gotische kathedralen die een paar decennia later en masse in Frankrijk werden gebouwd.

Ook de koor doet qua vorm toch gotisch aan. In tegenstelling tot alle andere cisterciënzer kerken heeft het een kooromgang met daarom heen elf kranskapellen waarvan een aantal zeshoekig en dat zie je zelden. Deze opzet van het koor zie je ook veel terug in de gotiek.

Luchtbogen

Vanaf de buitenkant is het goed te zien dat het koor, de achterkant van de kerk, een net andere constructie heeft dan de rest van het gebouw. Het is duidelijk dat dit gedeelte een eeuw later is gebouwd. De bovenkant van het koor is versterkt met luchtbogen. Ze zijn nog wel wat plomp maar het is een element dat kenmerkend is voor de gotiek. De hoge ramen in het schip en het koor en tevens de roosvensters in zijbeuken zijn elementen die veel werden gebruikt in de gotiek.

Opvallend afwezig is een toren, of torens. De entree van de kerk is laag, opvallend sober en bescheiden vergeleken met de rijk versierde portalen van kerken uit die tijd. Hier wijst niets op de gotiek en doet het allemaal heel romaans aan. Hier herken je de achterliggende ideeën van de cisterciënzer; het eenvoudige leven dat ze wilden leiden werd ook doorgevoerd in de gebouwen. Dit komt ook terug in het interieur.

De cisterciënzers legden ook in hun kerken de nadruk op rust, licht en verhoudingen. Hiermee wilden zij met hun architectuur de nadruk leggen op de spiritualiteit en dat is in Pontigny uitstekend gelukt. Als je binnenkomt dat wordt je getrakteerd met een prachtig lijnenspel dat perfect samengaat met het licht dat op het witte natuursteen weerkaatst.

Architectonisch meesterbrein

De lengte van de ruimte wordt door de eenvoudige vormen op een spectaculaire wijze eenvoudig geaccentueerd. Ondanks de enorme wooah-factor geeft het gebouw je een heerlijk rustig gevoel dat je welkom bent. Het is dan ook heerlijk om rustig de kerk te lopen en de ruimte op je te laten in werken. Dan wordt het duidelijk dat hier een architectonisch meesterbrein aan het werk is geweest. De naam van de bouwmeester weten we niet zoals zo veel bij middeleeuwse gebouwen.

Hoewel de binnenkant van de kerk somber is, is het zeker niet leeg. Boven de ingang ‘hangt’ een indrukwekkend orgel met daaronder een balkon met drie bogen. Het is duidelijk dat dit later is gebouwd. Ondanks de versieringen past het toch wel. Het orgel wordt trouwens nog vaak bespeelt want ik zag in de entree een aantal affiches concerten aankondigen. Zou wel eens mooi kunnen zijn.

Koorbanken

Koorhek van de kloosterkerk van Pontigny in Bourgondië Frankrijk

Het koorhek, of beter koorwand, is in vergelijking met de rest van de kerk een druk geheel. De kerk is echter zo enorm dat deze hysterie helemaal niet stoort.

Ook het koor heeft een duidelijke upgrade gehad. Het is bijna helemaal afgesloten van de rest van de kerk door een rijkelijk versierde wand van marmer dat als decor dient van het altaar. Zeker vergeleken met de rest van de ruimte is het een redelijke drukke boel inclusief Korinthische zuilen, vergulden elementen en een tweetal schilderijen.

Net als het orgel is deze wand duidelijk later toegevoegd en wel halverwege de achttiende eeuw. Hoewel smaakvol en bijzonder vaardig gemaakt past dit onderdeel totaal niet in de rest van de ruimte. Dat geldt ook voor de koorstoelen die zich achter de wand bevinden en een eeuw ouder zijn. Ook die zijn prachtig en imposant maar horen hier eigenlijk niet thuis.

De ruimte in de kerk is echter zo groot dat het ook weer niet echt stoort. En het is ook goed om te zien dat een oud gebouw als dit altijd gebruikt is en dan vallen de verbouwingen en toevoegingen eigenlijk wel mee. De gemiddelde woning in Nederland in honderd jaar wel meer verbouwd. Het feit dat het gebouw nog altijd wordt gebruikt is tevens de reden waarom het er nog staat en in zo’n mooie staat is.

Lopend door de kerk kwam ik er achter dat in er onze tijd ook zaken worden toegevoegd aan de kerk. In een aantal nissen zijn er kunstwerken te zien waaronder één met een dozijn handen die uit de vloer staken en in een ander staken roestige pijpen die deden denken aan de lopen van machinegeweren uit de grond. Het had iets met de Eerste Wereldoorlog van doen en zag er aardig uit al betwijfel ik of het er over vijfhonderd jaar nog staat.

Tuin

De bijgebouwen van het klooster van Pontigny in Bourgondie in Frankrijk

In de tuin bij de bijgebouwen heerst een heerlijk sfeer. De hoge gevel met het torentje is de ingang van de kerk, de bijgebouwen zijn niet meer origineel.

Nadat we binnen waren geweest en een tijdje in de schaduw van de bomen langs het laantje voor de ingang hadden gezeten, besloten we ook achter de kerk te kijken. Om daar te komen moet je voor de kerk linksaf en dan sta je bijna direct in een prachtige tuin of hofje. De grote bomen om het grasveld zorgen voor een aangename schaduw en de gebouwen op de achtergrond zorgen voor een aangename decor. Een grote ronde waterschaal van natuursteen maakt het plaatje compleet.

Om de achterkant van de kerk te bereiken moet je een pad volgen langs de gebouwen. Hier stond ooit het klooster maar dat die heeft op een klein stukje van het kloosterhof na de eenentwintigste eeuw niet gehaald. De huidige gebouwen zien er mooi uit maar zijn lang niet zo oud. Hoe oud ben ik niet achtergekomen maar binnen is wel een leuke tentoonstelling over het klooster inclusief een prachtige maquette zodat je goed idee krijgt hoe het hier ooit was.

Naast het pad loopt een beekje en die nog een restant vormt van het moeras dat het hier ooit was voordat de monniken besloten de boel hier te cultiveren. Het naam van het pad, Bief du Moulin, wijst erop dat hier een molen heeft gestaan.

De kerk staat met zijn achterkant helemaal los midden in een groot grasveld waardoor je de vorm goed kan zien. Zeker op een mooie dag, zoals bij ons bezoek, is het hier genieten van een bouwwerk dat hier eeuwen geleden is neergezet en nog altijd veel indruk maakt.

Mocht u groot liefhebber zijn van klassieke muziek, dan mag u het muziekfestival voor heilige kunsten “Les Heures Musicales” van Pontigny niet missen, dat eind juli gehouden wordt.