Tag Archief van: Drie sterren

Vieil-Armand Hartmannswillerkopf ***
Get grootste monument voor de Eerst Wereldoorlog in de Elzas

Le Vieil-Armand, of Hartmannswillerkopf, is een berg in het zuiden van de Elzas met een geschiedenis. De berg ten noorden van Mulhouse is meer dan 950 meter hoog en steekt vanaf de Vogezen het dal van de Rijn in. In de Eerste Wereldoorlog vonden hier bloedige gevechten plaats die, het zal je niet verbazen, tot niets meer leidden dan heel veel doden en andere ellende. Om deze nutteloze slachting te herdenken is hier een indrukwekkend monument gebouwd met een militaire erebegraafplaats. Het is één van de nationale herdenkingsplaatsen van de Eerste Wereldoorlog van Frankrijk.

Wij bezochten Vieil-Armand tijdens een autorit langs de Route des Crêtes dat ook een product van de Eerste Wereldoorlog is. Deze weg werd tijdens dit conflict aangelegd om de Franse troepen te bevoorraden. Geboren uit ellende maar nu is het een prachtige weg door de betoverende natuur van de Vogezen.

Een aantal plekken langs de Route des Crêtes herinneren nog aan de strijd die hier aan het begin van de twintigste eeuw werd gestreden. Vieil-Armand is veruit de grootste en indrukwekkendste daarvan. Wij waren een uurtje eerder al gestopt bij Le Linge, een andere plek in de Vogezen waar flink is gevochten, en stonden plots voor dit monument. Mijn reisgenoten hadden er eigenlijk geen zin in maar ik wilde toch even kijken. Dat bleek de moeite waard.

Vieil-Armand Hartmannswillerkopf

Rating:

3 van 5 sterren (?)

Zeker zien:

- De crypte
- Begraafplaats
- Het 'altaar van het vaderland'

Locatie:

open in maps

Locatie:

Open in maps

Geschiedenis van Hartmannswillerkopf

Wat is hier gebeurd? In 1915 vonden hier een serie van bloedige gevechten plaats maar daar leek het in de begin van de oorlog niet naar. Hoewel er in de Elzas al vanaf het begin van de oorlog stevig is gevochten bleef het in eerste instantie rustig op de Hartmannswillerkopf.

De Elzas behoorde vanaf 1871 tot het Duitse Keizerrijk en in tegenstelling tot het front in België en Noord-Frankrijk was Frankrijk hier de aanvallende partij. Het resultaat was overigens niet anders; ook hier kwam tot een patstelling met een onbeschrijfelijke ellende.

Het Franse aanvalsplan, plan XVII genaamd, had tot doel om Elzas en Lotharingen zo snel mogelijk te heroveren op de Duitsers. En dat hebben ze geprobeerd en wel sneller dan de Duitsers. Het was namelijk het Franse leger dat als eerste aanviel in de oorlog en daarin was het ook succesvol ook. Binnen vier dagen na de Duitse oorlogsverklaring op 4 augustus 1914 hadden de Fransen Mulhouse al in de handen om het twee dagen later weer te verliezen om het op 14 augustus weer te heroveren.

Als je het zo leest zijn eerste weken het omgekeerde wat je van de Eerste Wereldoorlog verwacht; Frankrijk valt aan en er is een dynamische front. Dat verandert op met de enorme Duitse aanval op België en Noord-Frankrijk.

Met dit offensief hoopt Duitsland direct Parijs te veroveren en zo Frankrijk een knock-out te geven en dat lukt bijna. In een uiterste poging werd het Duitse gevaar aan de rivier de Marne door het Franse leger gestopt. Ook de Franse troepen in de Elzas worden ingezet om de hoofdstad te verdedigen waardoor de aanval in het oosten compleet tot stilstand kwam.

Na de slag om de Marne begonnen de legers zich in Noord-Frankrijk en België in te graven en ontstond het front wat wij kennen van de Eerste Wereldoorlog. Nadat het front in het noorden was gestabiliseerd werd de strijd  in de Elzas weer opgepakt en probeerden beide partijen strategische plekken te bezetten, waaronder de Hartmannswillerkopf.

Slag om de Hartmannswillerkopf

militaire-begraafplaats-wit-kruis-elzas-vogezen-Hartmannswillerkopf

Op de erebegraafplaats liggen ruim 1200 gesneuvelde Fransen en dat is maar een klein deel van de soldaten die hier het leven lieten. Op de achtergrond de top van de berg, daarachter en Rijndal met de contouren van het Zwarte Woud.

De Hartmannswillerkopf is een uitloper van de Vogezen, is ruim 950 meter hoog en overziet het dal van Rijn. Je hoeft geen militair genie te zijn om te zien dat deze plek strategische waarde heeft. Toch beginnen gevechten hier pas in december 1914 wanneer het Franse leger de plek even ten westen van de top waar nu de erebegraafplaats is, in bezit neemt. De Duitsers graven zich vervolgens in. Wat volgt is een bloedige strijd die een jaar zou duren.

Omstandigheden

Een oorlogsgebied is nooit grappig maar de omstandigheden waren hier wel uiterst slecht. Net als in het noorden waren er loopgraven die hier uit het steen werden gehakt. De rotsige ondergrond zorgde voor extra gevaar omdat bij artilleriebeschietingen de steensplinters in het rond vlogen. Ook het klimaat maakte het vechten moeilijk; in de winter was het bitterkoud.

Door de hoogteverschillen was het een behoorlijke uitdaging om de soldaten van voorraden te voorzien. De Fransen maakten gebruik van de nieuwe Route des Crêtes terwijl de Duitsers vanuit het dal een spoorweg en zelfs twee kabelbanen aanlegden.

Eind 1914 probeerden de Duitsers de complete berg te veroveren en dat lukt met veel moeite. Het Franse leger sloeg vervolgens terug en jaagt de Duitsers weer terug naar hun stellingen. Hierop volgde weer een Duitse tegenaanval en daarmee was het patroon voor de komende 12 maanden gezet.

Als de ene partij terrein won, dan veroverde de ander dat weer bij een tegenaanval. Telkens ten koste van veel mensen levens. Begin 1916 waren beide partijen dan ook niets opgeschoten en was de situatie grofweg hetzelfde als een jaar eerder. Hoewel er bijna dagelijks nog slachtoffers vielen bleef deze patstelling zo tot het einde van de oorlog in 1918. Beide partijen hebben na 1916 niet meer geprobeerd om terreinwinst te behalen. Een verstandige zet maar dat hadden ze een jaar eerder ook kunnen bedenken natuurlijk.

Hoeveel slachtoffers hier zijn gevallen is niet helemaal duidelijk. Vlak na de oorlog werd er gesproken van zestigduizend, nu wordt het aantal gesneuvelden op de helft daarvan geschat. Dat blijft erg veel en als je over de berg loopt valt het op dat het terrein niet zo heel groot is. Het is ongelofelijk dat hier zoveel soldaten het leven hebben gelaten.

Monument

pad-naar-monument-route-de-cretes-elzas-vogezen-Vieil-Armand-Hartmannswillerkopf

De entree naar het monument is statig maar niet zo dramatisch zoals zoveel oorlogsmonumenten

Om deze ellende te herdenken is op deze plek een nationaal monument gebouwd, en dat is best indrukwekkend. De aankomst is niet. Als je vanaf het noorden aanrijdt dan sta je na een bocht ineens voor allerlei geparkeerde auto’s. Vanaf de weg loop je over een pad dat een beetje in de grond verdwijnt. Aan beide zijde is een lage muur van natuursteen met daar boven een aarde wal. Het geeft je direct een beklemmend gevoel wat je natuurlijk associeert met de loopgraven die hier een kilometer verderop nog steeds zijn. De lijnen om je heen wijzen naar het monument aan het einde van het pad en dat maakt de entree imposant.

Aan het einde van het pad, en het verdwijnpunt,  staat het monument dat zich voor een groot deel onder de grond bevindt. De gevel is van glas en natuursteen waarbij horizontale lijnen domineren. Twee nogal plompe zuilen met daarachter een ijzeren hek waar de ingang zich bevindt.

In het brede fries boven de ingang staat in grote gouden letters ‘Hartmannswillerkopf’ met de jaartallen van de Eerste Wereldoorlog daarnaast. Daarboven staat iets verder op een enorm terras het het bronzen ‘Autel de la Patrie’ ofwel ‘het altaar van het vaderland’ dat ook met goud is versierd. Aan de zijkanten van het portaal staan twee grote gevleugelde figuren die gewapend met een zwaard de boel bewaken.

Binnen loopt het pad door naar een trap met aan het einde een zaal. In het midden hiervan ligt een enorme bronzen schild. Hieronder is de crypte waar de stoffelijke resten van ongeveer twaalfduizend soldaten die hun leven lieten op deze berg. In de zijkanten bevinden zich drie kapellen; één voor katholieken, één voor protestanten en één voor joden.

Het monument is ronduit indrukwekkend en hoewel bombastisch heeft het ook wel een bepaalde schoonheid. Vooral het terras met het altaar waarop de wapens van de grote Franse steden maakte veel indruk op mij. Wij waren er aan het einde van een mooie heldere herfstdag en het uitzicht is hier heel erg mooi.

Autel de la Patrie

De Autel de la Patrie staat op een enorm terras met uitzicht op Frankrijk, Duitsland en Zwitserland. Op het enorme bronzen altaar staan in goud de namen en wapens van de grote Franse steden.

Achter het monument ligt de begraafplaats met bijna 1300 Franse soldaten. Dat zijn er best wel wat maar er zijn wel plekken met grotere aantallen in Frankrijk. Ook hier maakt het uitzicht het verschil. De top van de berg bevindt zich in de lengte van de begraafplaats waar een dertig meter hoog wit kruis de plek markeert tot waar het Franse leger ooit gekomen is. Daarachter ligt het Rijndal en Duitsland waarvan de toppen van het Zwarte Woud bij helder weer duidelijk te zien zijn.

Direct achter de top liggen er nog veel loopgraven maar daar zijn wij niet meer geweest. We hadden honger en moesten nog een uur naar onze gîte rijden en we hadden al de loopgraven gezien bij La Linge. Daar heb ik bij het schrijven van dit artikel natuurlijk spijt van. We moeten nog eens terug want ook het museum dat werd gebouwd en in 2018 is geopend hebben we niet gezien.

Video van Vieil-Armand Hartmannswillerkopf

Beelden van Vieil-Armand Hartmannswillerkopf

E-Magazine Elzas

In bezit een ereader of tablet? Download dan het E-Magazine over de Elzas. Deze lees lekker je op je vakantieadres en ontdek je mooiste dorpen en leukste plekken.

Downloaden doe je hier >>

Kaart van Vieil-Armand Hartmannswillerkopf en omgeving


Les plus beaux villages de France
weergeven op een grotere kaart

Grotte des Demoiselles: grot bij de Hérault ***

In Frankrijk zijn er best veel grotten maar als je zoals wij drie keer per jaar in verschillende streken komt, gaat het toch wel snel. Te snel bleek. Onze kinderen, tieners inmiddels, hebben er veel bezocht in hun jonge jaren maar konden zich daar niet veel meer van herinneren. Daar sta je dan met je goede gedrag als ouder, moet je nog een keer al die grotten in. Toen we een week neerstreken in de Cevennen werd er dan ook snel besloten minstens één grot te bezoeken.

Treintje naar de ingang van de Grotte des Demoiselles

De ingang van de grot zelf bevindt zich ongeveer dertig meter boven de entree. Je begint je bezoek met een treintje die je daar heen brengt. Het dateert uit 1931 en doet het nog steeds.

 

Nu heb je in dit gebied behoorlijk wat grotten maar onze keus viel op De Grotte des Demoiselles. Een andere is bijvoorbeeld Bramabiau, maar die hadden we al eens bezocht. Onze grot van keuze ligt op klein kwartier rijden ten zuiden van Ganges, de plaats waar we onze dagelijkse boodschappen deden.

Perfect weer

Natuurlijk zijn grotten heerlijke manier om de hitte ontlopen maar juist de nacht voor we een bezoek hadden gepland brak de hemel open. Gelukkig zaten wij in een huis van graniet maar veertig kilometer verder spoelde de rivier de Gard ettelijke campings weg. Voor veel Nederlanders was het een nachtmerrie, voor ons slechts een wat koudere en regenachtige dag; perfect voor een bezoek naar een grot.

Eenmaal bij de grot bleken we niet de enige die daar zo over dachten; het was er erg druk. Omdat de grot maar een beperkt aantal mensen te gelijk naar binnen liet was de rij meer dan een uur. Omdat we toch niets anders te doen hadden sloten we maar aan.

Alfred Martel

Zoals zo’n beetje alle grotten in Frankrijk is ook de Grotte des Demoiselles ‘ontdekt’ door Alfred Martel. Natuurlijk was de grot al bekend maar deze vader der Franse spoelogen heeft hem als eerste goed in kaart gebracht. En dus ging hij de boeken in als ontdekker van deze grot. Dat heeft hij meer gedaan in Frankrijk maar ook in België , Ierland, Engeland en tal van andere landen was hij actief onder de grond.

Met een treintje omhoog

De entree is toch wel een dingetje bij de Grotte des Demoiselles. Natuurlijk is de toegang tot de grot in een berg, maar de entree is veel lager dan de ingang van de grot zelf. Nadat je je kaartjes hebt gekocht moet je samen met tien andere mensen in een bakje, het houdt het midden tussen een kabelbaan en een treintjes, plaatsnemen waarin je nog eens een meter of dertig naar boven wordt getrokken. De groep waarmee je boven komt is direct ook de groep waarmee je de grot bezoekt.

Steenformatie in de Grotte des Demoiselles

Eén van de indrukkende formaties in de grot.

Het treintje rijdt al sinds 1931 en je bent dan toch blij als je boven ziet dat deze in Duitsland is gemaakt. Ik heb best vertrouwen in Fransen maar met dit soort dingen gaat mijn voorkeur toch uit naar de kwaliteit van onze oosterburen.

Natuurlijk is de rondleiding in het Frans. Voor ons niet zo’n probleem maar als je kinderen bij je hebt en zelf niet zo goed de taal beheerst is het misschien wel iets om rekening mee te houden.

Kinderen mee?

De grote zaal van Grotte des Demoiselles

De grote zaal gezien vanaf boven.

Je moet je sowieso afvragen of je kinderen mee wil nemen. Ik heb er zelf niets op tegen. Bij ons in de groep waren veel kinderen, zelfs een zuigeling, maar dat was niet altijd even handig. Alles is veilig maar er zijn in de grot best wat hoogte verschillen en wat lange trappen. Het is allemaal goed te doen voor brave kinderen maar de meer avontuurlijke karakters zou ik hier wel goed in de gaten houden. Pubers klagen alleen dat er geen signaal is.

De grot zelf is best een indrukwekkend. Wij hebben er al veel bezocht in Frankrijk maar deze staat voor mij echt in de Top 5, de andere vier moet ik even over nadenken. De bouwsels in deze grot zijn enorm groot en indrukwekkend. Bovendien zijn vele voorzien van een kristallen. Deze glinsteren en dat geeft een prachtig, bijna kitscherig effect. Het kan zo de kerststal in.

De grote zaal is pas echt indrukwekkend. Niet alleen de grote, maar ook de opbouw is fantastisch. De ruimte lijkt meer hoog dan lang en overal zijn trappen, doorgangen, balkons en terrassen. Je komt ergens boven binnen waarna je langzaam maar zeker afdaalt.

Na een klein uurtje is het uit met de pret. Je staat ineens weer bij het bakje dat je keurig beneden brengt. Buiten was het ondertussen weer gaan gieten en donderen waarna we besloten ons terug te trekken in onze gîte met veel lekkers en een boek.

Kasteel van Fontainebleau: de rustige broer van Versailles ***

Jachtslot

Maar terug naar Fontainebleau want daar gaat dit artikel over. Het kasteel ligt in een uitgestrekt bos dat nog altijd geldt als het meest uitgestrekte en ruigste rondom Parijs. Dat was in de middeleeuwen al zo en het was een aantrekkelijke plaats om te jagen. Dat deden de Franse koningen dan ook graag en veel.

Het kasteel van Fontainebleau vlakbij Parijs

Het voorhof van het paleis.

Deze plek is vanaf Parijs op een paard nog wel een stukje en als koning wil niet altijd kamperen. Een stukje onroerend goed biedt dan uitkomst.  Lodewijk de Heilige liet daarom een slot bouwen dat later werd uitgebreid met de verdedigingsmuren en bijgebouwen.

Renaissance

In de zestiende eeuw onder het bewind van Frans I was het kasteel behoorlijk vervallen en daar besloot de koning wat aan te doen. Hij liet de boel compleet verbouwen en er een renaissance-kasteel van te maken. Geheel volgens de nieuwste trends die waren overgewaaid uit Italië en groot genoeg zodat hij hier zijn hof kon houden.

De entourage van de koning was nog niet zo groot als die van Lodewijk XIV een eeuw later, maar het kasteel werd fors uitgebreid zodat iedereen kon blijven slapen na een jachtpartij. Tevens kwam er een kapel en een grote balzaal waar feesten en partijen werden georganiseerd. Frans I hield wel van een feestje en het moet hier dan ook vaak erg gezellig boel zijn geweest.

Galerij

Het wapen van Frans I met de salamander boven een deur in het kasteel van Fontainebleau in Frankrijk

Het wapen van Frans I met de salamander boven een deur.

Een paar jaar later werd het kasteel nog eens flink uitgebreid waarbij er een galerij werd toegevoegd. Deze kamer is prachtig versierd met invloed uit Italië. Hoewel de oorspronkelijke functie van dit vertrek niet helemaal duidelijk is, werd het in bijna alle paleizen in Europa gekopieerd. Een kasteel zonder galerij als deze was niet compleet was het devies in die tijd.

Na Frans I breidden verschillende Franse koningen het kasteel nog uit. Zo werd de beroemde hoefijzervormige trappen voor de hoofdingang in de zeventiende eeuw toegevoegd door Lodewijk XIII. De bouw van Versailles zorgde ervoor dat Fontainebleau minder bewoond werd al heeft Lodewijk XV nog wel wat laten aanpassen. Na de revolutie verbleef Napoleon graag in het pand om uit te rusten van zijn veldtochten maar een echte residentie werd het nooit meer.

Frans I

Frans I werd koning van Frankrijk in 1515 en geldt als één van de meest belangrijkste vorsten van de Renaissance. Hij was de grote tegenspeler van keizer Karel V en de Engelse koning Hendrik VIII, die met zijn vijf vrouwen. Met allebei maakte hij geregeld ruzie en dat ontaarde nog wel eens in een oorlog waarin hij niet altijd even succesvol was. In het binnenland wist hij het land te versterken door middel van een sterke centralistische politiek. Zo was het Frans I die het Frans de officiële bestuurstaal maakte en kreeg hij de macht om geestelijke te benoemen.

Vandaag kennen we Frans I vooral als kunstliefhebber. Hij zorgde ervoor dat de Renaissance uit Italië naar Frankrijk kwam door bijvoorbeeld Leonardo da Vinci naar zijn hof in Amboise te halen. Hij was zeer geïnteresseerd in kunst en cultuur; zo vormt zijn kunstcollectie met onder andere de Mona Lisa, de basis van van de collectie van het Louvre hangt. Ook de architectuur droeg hij een warm hart toe en dat uitte zich in een bouwwoede die ongekend was in zijn tijd,

Parijs was niet zijn ding en dus zocht hij zijn heil elders in Frankrijk. Het eerste deel van zijn regering was hij vooral te vinden in de Loire vallei bij Blois. Daar liet hij een enorm jachtslot in Chambord bouwen. Later was hij vaak te vinden in Fontainebleau waar hij het middeleeuwse kasteel liet ombouwen tot een enorm paleis. Daarmee zette hij de trend neer dat uiteindelijk zou resulteren in de bouw van het paleis van Versailles.

Rustig

Wij bezochten Fontainebleau in het hoogseizoen en tot onze verbazing was het zeer rustig. Het kasteel ligt slecht zestig kilometer van Parijs en ik verwachtte geen hordes toeristen zoals in Versailles maar het was zo rustig dat ik even dacht dat het kasteel gesloten was. Ik kon de auto direct bij de hoofdingang parkeren en trof twee stelletjes en twee Amerikaanse dames aan in het voorhof, verder was er niemand.

Omdat het hof een vrij grote ruimte is had ik het idee dat we praktisch alleen waren en dat is natuurlijk geen vervelende ervaring. Toch vond ik het vreemd omdat dit kasteel toch echt als één van de hoogtepunten van de Franse bouwkunst bekend staat en niet voor niets op de UNESCO lijst staat.

Prima voor de ervaring natuurlijk en we liepen vanzelf naar de hoofdingang met de beroemde trappen. Maar tot onze verbazing kan je daar niet in. Het was even zoeken maar uiteindelijk gingen we via een ingang in de linkervleugel naar binnen.

Luxe vertrekken

Eenmaal binnen wordt je verwend met een enorme hoeveelheid prachtige kamers, zalen en andere vertrekken. De één nog mooier en smaakvoller ingericht dan de ander. Het ligt voor de hand om Fontainebleau te vergelijken met Versailles. Natuurlijk is Versailles veel groter, indrukwekkender en ik vind de buitenkant ook mooier.

Maar als het gaat om het interieur wint Fontainebleau; Het is kleiner, gezelliger en menselijker. Natuurlijk zijn de kamers gebouwd om indruk te maken en daar slagen ze ook goed in, maar waar in Versailles de decoraties compleet over de top zijn, zijn de vertrekken van het kasteel van Fontainebleau precies goed. Daarbij zijn de versieringen minstens even interessant zeker omdat de invloeden van Italiaanse Renaissance hier zo goed te zien zijn.

Balzaal

De balzaal van Fontainebleau is het meest indrukwekkende kamer in het kasteel. Het heeft een uniek cassetteplafond en dat is eigenlijk al genoeg om een bezoek aan dit paleis te brengen. De wanden zijn aan de bovenkant versiert met drukke schilderingen terwijl de onderkant is bekleed met fraaie houten lambrisering.

De prachtige balzaal met een subliem plafond.

Een ander bijzonder element in de balzaal is zonder twijfel de haard. Deze is prachtig versierd met ‘Fleur de Lys’ van bladgoud en takken van fraai houtsnijwerk om duidelijk te maken dat dit het jachtkasteel was van de Franse koning.

Het meest in het opvallendste onderdeel van de haard zijn echter de twee enorm beelden. Het betreffen satirs te herkennen aan bokkenpoten en hoofddeksels met druiventrossen. Dit zijn de maten Dionisius, de Griekse god van de wijn, en volgens de mythen verschenen deze jongens als er flink gefeest en gedronken werd. Of ze verschenen vlak daarvoor maar dat weet niemand precies meer. Hoe dan ook was het altijd een gezellige boel als deze gasten ten tonele verschenen en het zegt iets over hoe het hier aan toe ging tijdens de jachtpartijtjes van de koning.

Als je nu langs of door het grote paleis loopt dan vergeet je snel dat het hele complex oorspronkelijk was bedoeld voor de jacht. Rondom Fontainebleau was een zeer groot woud en ook nu nog is het bos het grootste en ruigste rondom Parijs. Je kan hier geweldig wandelen en er is het barst er van het wild.

Tuin

Het bos grenst aan de achtertuin van het kasteel. De achtertuin van de koning is vanzelfsprekend lekker ruim opgezet. Er is een groot kanaal die doet denken aan die in Versailles en vlak achter het paleis is een joekel van een vijver met een speciale attractie; midden in de water staat een prachtig compact theehuis.

Het beroemde paviljoen in de grote vijver achter het kasteel.

De tuinen van het kasteel van Fontainebleau zijn gratis toegankelijk en zijn een perfecte plek om te picknicken. Je kan er heerlijk genieten van een stokbrood met kaas of ham en genieten van de tuin en het paleis op de achtergrond.

En net als het hele complex is ook de tuin, zeker in vergelijking met Versailles, erg rustig. Toen wij er waren was er naast een joggende mademoiselle helemaal niemand.

Daarmee wil ik niet zeggen dat je niet naar Versailles moet gaan. Integendeel, ik denk dat je het paleis gezien moet hebben om Frankrijk te begrijpen en het is werkelijk ongelofelijk indrukwekkend.

Fontainebleau is misschien iets minder gigantisch maar nog altijd erg groot. Het is bijvoorbeeld een flink stuk groter van ’t Loo in Apeldoorn. Het is ook minder bekend en daarom een stuk minder druk en dat maakt de beleving heel anders en eigenlijk veel leuker.

Gorges de la Nesque: de mooiste kloof van de Vaucluse ***

Gorges zijn altijd goed

Zo ging het ook in de Vaucluse tot ik een bord ‘Gorges de la Nesque’ zag staan. Ik ben gevoelig voor het woord ‘gorges’. Ik wil altijd zien hoe de kloof eruit ziet. Soms valt het tegen maar vaak hebben we een prima middag of ochtend in een gorges. De kloof van de rivier de Nesque viel alles behalve tegen.

De gorges is uitgesleten door de rivier de Nesque maar dat hadden oplettende lezers natuurlijk al uit de naam gehaald. De rivier ontspringt op de oostelijke helling van de Mont Ventoux en komt na zeventig kilometer uit in de Sorgue bij de Pernes-les-Fontaines.

Daarbij loopt hij zeventien kilometer door een indrukwekkend kloof die op sommige punten meer dan vierhonderd meter diep is.

De weg langs de gorges, de D942, loopt van Villes-sur-Auzon naar Monieux. Maar je kan de route natuurlijk ook andersom rijden maar dat zou ik toch afreden. Vanaf Villes-sur-Auzon bouwt het geologische spektakel zich mooi op waardoor je het mooiste stuk lekker op het laatst hebt.

Hoewel de Gorges de la Nesque behoorlijk diep is, is de weg langs de rivier niet steil. Dit maakt de route zeer geschikt om met de fiets te verkennen. De weg is wel redelijk smal en dat heeft zijn voordelen want vrachtverkeer is hier verboden. Je hoeft dus niet bang te zijn dan je een tientonner moet passeren. Het hoogteverschil bedraagt slecht vijfhonderd meter en dat maakt het ook voor de minder getrainde fietser goed te doen.

Wandelroutes

Uitzicht op de kloof van de Nesque in de Vaucluse Frankrijk

Wie wil wandelen kan ook terecht in de gorges. Er zijn verschillende wandeltochten uitgezet. Omdat hier niemand woont en ook geen restaurants of iets dergelijks zijn, zal je al je eten en drinken zelf mee moeten nemen, maar voor een beetje wandelaar is dat natuurlijk geen probleem.

Wij hebben de tocht gemaakt met de auto en dat is een feest. De weg vanaf Ville-sur-Auzon begint relatief rustig en slingert door een prachtig landschap met eiken en rotsen. De rivier is laat zich zo af en toe zien maar verder is er niets anders dan de weg. Na een kilometer of twaalf maakt de weg een scherpe bocht en begint langzaam het spektakel.

De weg begint meer te slingeren en aan de andere kant van de kloof ontvouwt zich een enorme rotspartij. Het uitzicht wordt elke honderd meter indrukwekkender en nodigt uit om even uit de auto te gaan om van het uitzicht te genieten. Dat zou ik dan ook zeker doen en dat kan op verschillende plekjes.

Ongeveer zes kilometer verder maakt de weg nog een grote bocht en daar is de Gorges de la Nesque op zijn mooist. Onderin de kloof staat de kleine kapel Saint Michel maar die is vanaf de weg niet te zien. Om hem te ontdekken moet je een redelijk steil wandelpad naar beneden nemen.

Uitzicht op de Gorges de la Nesque in de Provence, Frankrijk

Uitzicht vanaf één van de hoogste punten.

Het laatste stuk naar Monieux is nog altijd spectaculair en tijdens één van onze tochten reden we hier een gigantisch onweers- en hagelbui in waarbij we echt even vijf minuten moesten stoppen omdat ik echt niets meer kon zien. Vijf minuten later scheen de zon weer. Het kan dus behoorlijk spoken hier en dat is wel iets waar je rekening mee moet houden als je fietst of wandelt.

Een paar kilometer verder rij je de kloof weer uit en ben je plots weer in de bewoonde wereld.

De Gorges de la Nesque is niet de grootste, langste en hoogste kloof in de Provence maar wel één van de mooiste. Hij ligt een beetje verscholen op het plateau van de Vaucluse dat toch best dicht bevolkt is en ik vind hem wel één van de mooiste die ik heb gezien.

La Roche-Guyon: dorp langs de Seine

Kasteel

Na de val van het Romeinse rijk bleef door de strategische ligging La Roche-Guyon een belangrijke plek. Dat gaat gepaard met mythologische gebeurtenissen van allerlei lokale helden en heiligen. Mooie verhalen maar wat we zeker weten is dat in de elfde eeuw een kasteel is gebouwd op de hoge krijtrotsen boven de rivier om het koninklijk gebied rond Parijs te verdedigen. Kennelijk was dat nodig in die tijd.

Een eeuw later wordt het kasteel grondig verbouwd en daarbij wordt er iets opmerkelijks gedaan. In de rots waar het kasteel staat wordt vanaf het dorp een tunnel naar de burcht gegraven. Deze tunnel bestaat nog en brengt je in 250 treden naar de kerkers van het kasteel. Zeker even kijken als je er bent.

In de loop der eeuwen gaat het kasteel, het dorp en het recht om tol te heffen op schepen op de Seine over van verschillende aanzienlijke adellijke families. Tijdens de achttiende eeuw wordt onder de rots stapje voor stapje een nieuw kasteel gebouwd. Als je goed kijkt zie je duidelijk de verschillende stijlen van de gebouwen. De minder bedeelde mensen van het dorp hakken in rotsen woning uit en die zijn er ook nog. Het dorp wordt in deze tijd een belangrijk knooppunt van handel en dat trekt steeds meer mensen. Het centrum moet een gezellige boel zijn geweest met kroegen en herbergen.

In de negentiende eeuw krijgt La Roche-Guyon te maken met krimp. Hoewel de bevolking halveert verdwijnen de handel en de kleine ambachten niet en dat zorgt voor leven in de brouwerij. Er wordt geprobeerd wijn te verbouwen langs de oever van de Seine. Ondanks de kalkgrond, dat goed is voor de druiven wordt het geen succes en verdwijnen de wijngaarden na verloop van tijd. Kennelijk was het spul niet te zuipen.

Hugo en impressionisten

Victor Hugo verblijft in deze tijd twee keer in het kasteel. Hij vindt het somber, verlaten en desolaat en als goed romanticus is dat in zijn ogen prachtig. Hij schrijft er aan zijn dochter over. Hij is niet de laatste kunstenaar die het dorp bezoekt.

In het tweede deel van de twintigste eeuw wordt het dorp zelfs populair bij de impressionisten. Monet, Renoir, Degas, Pissarro zijn vaak te vinden in de straatjes en vinden inspiratie in het landschap. Er zijn dan ook flink wat schilderijen gemaakt in en rondom het dorp. De reden van deze populariteit is dat de eigenaar van de stamkroeg van de kunstenaars in Parijs oorspronkelijk uit dit dorp kwam.

Erwin Rommel

Het dorp duikt in de twintigste eeuw nog even op in de wereldgeschiedenis als de Duitse Generaal Rommel in 1944 het kasteel zijn hoofdkwartier maakt. Zijn voornaamste taak was het tegenhouden van de Engelsen en Amerikanen die een aanval voorbereiden. Tijdens D-Day was Herr Rommel echter niet op zijn werkplek te vinden maar onderweg naar zijn jarige vrouw. Hij had een nieuw paar schoenen voor haar gekocht.

Op deze plek moet de beroemde generaal contact met de groep rond Von Stauffenberg hebben gehad over een complot tegen Hitler. Deze mislukte echter jammerlijk en dat kostte Rommel uiteindelijk zijn leven. Dankzij zijn populariteit onder het volk mocht hij de hand aan zichzelf slaan.

Tot slot is het gemeentehuis en de overdekte markt nog even een bezoekje waard. Deze zijn gebouwd in de negentiende eeuw en zeker een bezoekje waard.

Huis met terrasje in het dorp Blesle in de Auvergne, Frankrijk

Blesle: prachtige kerk in een vulkanische vallei ***

Het was de tweede helft van juli en het landschap was langzaam aan het bijkomen van de hitte die de hele dag had geregeerd. Wij parkeerden de auto aan het begin van het dorp waar voldoende parkeerplaatsen zijn. De airco van onze donkerblauwe Opel deed het de hele vakantie al niet en op een namiddag als deze gaf dat een extra dimensie het humor aan de net puberende achterban.

Na een wat aandringen liepen we het dorp in waar het in de schaduw van de huizen een aangenaam koel was. De hoofdstraat van Blesle is niet echt wat je noemt een drukke winkelstraat maar dat wil je ook niet in zo’n dorp. Het staat er wel lekker vol met mooie huizen en er hing een heerlijke slome sfeer waardoor je vanzelf langzamer gaat lopen.

Hutjes uit de ijzertijd

Het dorp is ooit ontstaan rondom een Benedictijnse abdij die is gesticht aan het einde van negende eeuw maar deze plek wordt al veel langer bewoond. Even ten noorden van Blesle, bij Chadecol, staan op een heuvel een aantal hutjes die zijn gebouwd zoals dat in de bronstijd normaal was. Dat is ongeveer 4.000 jaar geleden en hoewel ze lijken op de huisjes die ook in bij Gordes staan maar onderzoek heeft uitgewezen dat deze bouwsels uit de ijzertijd afkomstig zijn en dat maakt ze toch zeker de helft minder oud. Het is echter niet onwaarschijnlijk dat deze plek al veel langer werd bewoond.

Romeinen

Duidelijk is wel dat de huisjes na de komst van de Romeinen zijn verlaten. Het onderwerpen van Gallië was dan wel een gewelddadig klusje maar in de periode daarna heerste lang een interne vrede. Voor de inwoners van de nederzetting nabij Blesle was het daarom niet meer nodig om te wonen op een goed verdedigbare heuvel waar je de dagelijkse boodschappen allemaal naar boven moet slepen. En dus werd er massaal verhuist naar een beter gelegen plek langs het water in de vallei waar nu de kapel van Alagnon staat.

Op deze plek aan de oostkant van het huidige dorp zijn Gallo-Romeinse resten opgegraven en alles wijst erop dat hier tussen de eerste en derde eeuw de plek was om te wonen. Waarom deze plek precies is verlaten is niet bekend maar de chaos direct na de val van het Romeinse Rijk zal hier ongetwijfeld een rol heeft gespeeld.

Na de derde eeuw ging het licht uit in de omgeving van Blesle. De oude huizen die in de ijzertijd waren gebouwd werden waarschijnlijk gebruikt als schuilplaats voor herders maar feitelijk weten we niet heel veel over deze tijd. Tot de negende eeuw toen de Benedictijners hier een abdij stichten.

Benedictijnse abdij

De abdij was alleen voor vrouwen en is gesticht door Ermengarde van Auvergne. En dat is niet zomaar iemand, zeker in de negende eeuw. Ermengarde is één van de belangrijkste vrouwen van Frankrijk. Zij was de moeder van Willem de Vrome van Aquitanië die later in de tiende eeuw het machtige klooster van Cluny stichtte. Politiek en het geestelijk leven gingen hand in hand toendertijd en door het stichten van kloosters was een manier om je macht te laten gelden. In Blesle is dat goed te zien want de abdis was ook de heer van het gebied, of dame is dit geval.

De buitenkant van het koor van het kerkje in Blesle in Frankrijk

De abdijkerk staat dicht tegen de huizen aan.

Hoe dan ook bleek dit een goede zet want Blesle bloeide op en trok steeds meer mensen. Het succes trok ook de aandacht van de machtige baronnen van Mercoeur. Deze edellieden lieten het kaas niet van de brood eten en wilden graag ook delen in het succes van Blesle. Adel was voor het bestuur van het land, de kloosters moesten zich maar bemoeien met het zielenheil.

De heren besloten in de elfde eeuw dan ook doodleuk een vesting te bouwen in het dorp. Het donjon van deze vesting staat er nog altijd en je hem bezichtigen. Met de bouw van het kasteel begon een eeuwenlang conflict tussen de baronnen en de nonnen. De baron werd gesteund door de koning, de nonnen door de paus en zo kon de strijd eindeloos duren. Uiteindelijk kwam er een akkoord waarin de edelman de abdij en haar bezittingen beschermde.

Abdij kerk

Ondanks deze strijd kende het dorp tijdens de late middeleeuwen een goed tijd. Het inwonersaantal ging naar recordhoogte en de handel floreerde. Deze bloeiperiode is nog goed te zien in Blesle want naast de vesting en een aantal mooie huizen is er ook een prachtige kerk te bewonderen. Hij is gebouwd in Romaanse stijl en je moet hem een klein beetje zoeken. De kerk staat een beetje ingebouwd tussen de huizen in aan de zijkant van een pleintje dat ook niet heel opvallend is.

Eén van de kapelletjes van de kerk in Blesle heeft een hemelblauw plafond

De binnenkant van de kerk is in prachtige kleuren geverfd. Dat komt ons nu vreemd over maar in de middeleeuwen waren alle kerken zo.

Om de oude abdijkerk binnen te komen moet je vanaf de hoofdstraat door een steeg om de kerk heen lopen maar dat is absoluut de moeite waard. Het interieur is namelijk voor een groot deel nog gekleurd. Het plafond van het koor en de zijkapel zijn prachtig blauw geschilderd en dat geeft de kerk een hele aparte sfeer. Het koor omvat kapitelen van fabeldieren en andere bizarre voorstellingen.

Karolingisch

De linkerkant van de kerk is voor deel nog Karolingisch en ook hier zijn, als je goed kijkt, raadselachtige taferelen te vinden. Hier is ook een altaar van marmer dat zou zijn geschonken door de paus in de negende eeuw te bewonderen. Neem even de tijd om dit allemaal goed tot je te nemen. Bijzonder is ook de kerkschat die bestaat uit gewaden en een Maria op een troon uit de dertiende eeuw.

Na ons bezoek van deze bijzondere kerk schrokken we toch weer even van de hitte buiten. Zo’n kerk uit de dertiende eeuw is een koele oase zonder airco; duurzaam en je krijgt er bovendien geen droge keel van. Terwijl wij op een bankje naast de kerk aan de hoge temperatuur begonnen te wennen haalden de kinderen een ijsje bij de Alimentation op het pleintje. Ze kwamen terug met een twee dozen Magnums en die waren heerlijk.

Wandelen

In het dorp is het heerlijk wandelen en voor wie wat verder wil biedt de directe omgeving ook genoeg. Het landschap is gevormd door vulkanen en heeft een ondergrond van basalt. In de buurt van het dorp vind je dan ook de typische basalt orgels.

Loopgraven uit de Eerste Wereldoorlog in de Vogezen

Le Linge: de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog in de Elzas ***

Een Duitse loopgraaf bij Le Linge in de Elzas

De Duitse loopgraven zijn veel beter bewaard gebleven dan de Franse. Op de achtergrond staat een kruis die aangeeft dat daar een soldaat is gesneuveld.

De opening van de oorlog was al anders dan in het noorden. De Elzas behoorde namelijk in 1914 bij Duitsland. Dat had dit gebied namelijk na de oorlog van 1870 toegeëigend. De grens was door Bismarck na de overwinning op Frankrijk  een kilometer of dertig naar het westen verschoven. Dit verlies, en dat van Lotheringen, was voor Frankrijk een open zenuw. Voor 1870, en nu trouwens ook, was de Rijn de grens, in 1914 lag die in de Vogezen. Bij het uitbreken van de oorlog was het voor de Fransen ook een ‘no-brainer’ om de Elzas te heroveren, het hoorde gewoon bij Frankrijk. Het Franse leger stortte zich onmiddellijk op Mulhouse en kreeg die stad ook vrij snel in handen.

Aanval op Frankrijk

Duitsland had een ander plan en wilde met een enorme scharnierbeweging via België direct Parijs aanvallen. Dat hierdoor Engeland direct bij de oorlog betrokken zou raken was een ingecalculeerd risico. Dit plan lukte bijna en met een uiterste krachtsinspanning kon het Franse leger de Duitsers aan de Marne vlak voor Parijs tegenhouden.

Deze ontwikkeling was voor de Fransen in de Elzas nogal zuur want ook zij werden opgeroepen om de hoofdstad te verdedigen terwijl het Rijndal voor het grijpen lag. Het leek erop dat slechts nog een een paar goed verdedigende Duitse stellingen onschadelijk moesten worden gemaakt en de klus was geklaard.

Eén van deze stellingen lag bij Le Linge. Nadat in 1915 duidelijk was dat Parijs veilig was besloot het Franse leger in juni van dat jaar de aanval te openen op de Duitse stellingen op de bergtop. Het duurde vijf maanden om het in handen te krijgen waarbij meer dan 17.000 mannen het leven lieten. Dat zijn zeer indrukwekkende aantallen die we ons nu eigenlijk niet meer kunnen voorstellen.

Lunchpauze

Onze aankomst was veel sneller maar wel een beetje surrealistisch. Het was eind oktober, redelijk mooi weer maar door de regen in de nacht daarvoor wel vrij dampig en mistig. Op de parkeerplaats stond één auto uit Bourgondië maar er was verder niemand te zien. Om het thema van de plek een beetje kracht bij te zetten is het terrein afgezet met roestig prikkeldraad waar een klein stuk geschut staat opgesteld. De ingang van het geheel bevindt zich voor een bunker maar die was gesloten. De lunchpauze begint in het najaar hier om 11.00 uur.

Loopgraven uit de Eerste Wereldoorlog in de Vogezen

Opvallend is dat de loopgraven heel dicht bij elkaar lagen. Aan de linkerkant vlak naast het pad liggen de Duitse loopgraven terwijl aan de rechterkant bij het witte kruis de Fransen lagen. De Fransen veroverde de heuvel na maanden van strijd.

Dit mocht de pret niet drukken want het terrein is gewoon toegankelijk en via goede informatieborden wordt het verhaal van deze plek duidelijk in drie talen verteld. Prima geregeld dus en alle deelnemende partijen aan de oorlog komen zo alsnog aan hun trekken.

Op het terrein is het duidelijk dat de Duitsers de gevechtspauze hier tussen de herfst 1914 en juni 1915 goed hebben gebruikt om zich te versterken. De Duitse loopgraven beginnen al op het parkeerplaats, die er toen natuurlijk niet was, en zijn nog altijd in zeer goed conditie en uiterst strategisch boven op de heuvel geplaatst. Als je niet oplet val je er met auto en al zo in.

Enkele meters van elkaar

De Franse loopgraven bevinden zich vlakbij, op bepaalde plekken op slechts een paar meter. Het is goed dat her en der borden zijn geplaatst die aangeven waar de Fransen zich bevonden want van de Franse linie is bijna niets meer te zien. Nu waren die natuurlijk ook in de aanval maar het bevestigt ook het imago van de kwaliteit van de producten die worden geproduceerd door de beide naties.

Op bepaalde plekken staat een groot wit kruis met daarop een verhaal van die plek. Zo is bijvoorbeeld de tekst dat er een ene Jean op een plek in september 1915 is verdwenen op nog geen drie meter van zijn eigen loopgraaf en vijf meter voor die van de Duitsers. De woordkeuze geeft aan wat een hel het hier moet zijn geweest. Hoewel dit zich meer dan honderd jaar geleden voltrok blijven dit dramatische verhalen. Opvallend is dat niet alleen de Franse verhalen worden verteld, ook de belevenissen van de Duitse soldaten Klaus en Horst hebben hier een plaats.

Dat de Duisters het redelijk goed voor elkaar hadden in hun loopgraven merk je pas als je er loopt. De linie bestond uit drie lijnen die slingeren door het terrein. Dat slingeren van de loopgraven was expres want zo richtte een voltreffer van een kanon maar beperkte schade aan. Daarbij is het makkelijker verdedigen als de tegenstander eenmaal in de loopgraven zijn aangekomen. De linies zijn regelmatig versterkt met bunkers waar de soldaten dekking konden vinden bij de langdurige beschietingen. De kwaliteit van de loopgraven is na honderd jaar nog goed al ik zou er liever niet inzitten.

Verdwalen

Eenmaal in de loopgraven verdwaal je binnen een paar passen. Gelukkig zijn er drie routes goed aangegeven maar als je even niet oplet ben de weg kwijt en weet je echt niet meer waar je bent. Toen wij uiteindelijk de uitgang hadden gevonden, te herkennen aan de grote Franse vlag, ging het museum net open. Hier kan je uniformen, wapens en andere uitrustingsstukken van beide partijen bekijken. Voor de entree hoef je het niet te laten maar als je al eens bij zo’n plek naar binnen bent geweest is het niet de moeite. Het bijzondere aan deze plek zijn de loopgraven. Het zijn er bijzonder veel en in uitzonderlijk goede conditie, de Duitse tenminste.

Le Linge is één van de vele plekken in Frankrijk waar het verhaal van de Eerste Wereldoorlog wordt vertelt. Hoewel dit conflict enorme gevolgen heeft gehad op onze geschiedenis wordt hier het ‘kleine’ verhaal verteld van de soldaten zelf. Je kan je hier goed voorstellen hoe het is geweest om in de loopgraven te moeten vechten. Het maakt de gebeurtenissen uit die oorlog klein en menselijk. Wat zo goed aan Le Linge is dat ook het verhaal van de Duitse soldaten wordt verteld en dat siert de Fransen toch ook wel weer.

Haut-Koenigsbourg: het grootste droomkasteel van Europa ***

In de late Middeleeuwen verdampte de macht van de keizer en ontstonden er in de Elzas een tiental kleine staatjes. Ondertussen had de andere machtige vorst van West-Europa, de Franse koning, ook zijn oog laten vallen op de streek. Gedurende anderhalve eeuw hebben de kleine staatjes, denk aan het huidige Andorra of Liechtenstein, de Fransen buiten de deur weten te houden maar aan het einde van de zeventiende eeuw lukte het Lodewijk XIV toch om de Elzas bij Frankrijk te voegen.

Eén van de binnenplaatsen waar je je bijna in de middeleeuwen waant.

Voor Haut-Koenigsbourg betekende de Franse overheersing een tijd van verval. Het kasteel was lang de uitvalsbasis van een bende roofridders geweest waarna het in handen viel van de Habsburgers die wij kennen als keizers van Oostenrijk en natuurlijk als overheersers van de Nederlanden. Nadat Frankrijk de streek had ingelijfd verlieten de bewoners het gebouw en raakte het in verval.

Bij Duitsland

Aan het einde van de negentiende eeuw wisselde de Elzas van nationaliteit. In 1870 viel Pruisen Frankrijk binnen, maakte korte metten met het Franse leger om vervolgens in de spiegelzaal van Versailles Duitsland tot een eenheid uit te roepen.

Frankrijk kreeg een redelijke milde vrede opgelegd maar het besluit om zowel de Elzas als Lotharingen bij de nieuwe Duitse natie te voegen viel heel erg slecht. Het verlies van deze twee streken was een diep litteken bij de Fransen en het gevoel van onmacht was één van de vele oorzaken van de Eerste Wereldoorlog die in 1914 zou uitbreken.

In de Elzas zelf was lang niet iedereen blij met de Duitse overheersing gezien het feit dat meer dan 160.000 inwoners verhuisden naar Frankrijk. Waarmee is niet gezegd dat iedereen tegen de Duitse overheersing was. De meerderheid bleef gewoon in de streek wonen. Een van de grotere steden, Selestad, vond het in ieder geval nodig om een gebaar te maken aan hun nieuwe vorst en schonk in 1899 Haut-Koenigsbourg aan Keizer Wilhelm II.

Kado voor de Keizer

De staat van de vesting moet op dat moment dramatisch zijn geweest want het was bijna twee eeuwen onbewoond geweest en misschien was dat ook wel de boodschap die ze aan Berlijn wilde geven. Hoe dan ook was de keizer er blij mee en besloot de ruïne eens flink aan te pakken. De Berlijnse architect Ebhardt, de Duitse versie van Cuypers, werd aangesteld en na elf jaar werd het droomkasteel opgeleverd aan de keizer. Het had wat gekost maar dan had je ook een kasteel die middeleeuwser was dan ze in de middeleeuwen ooit hebben kunnen bouwen.

Bij binnenkomst kom je ogen te kort voor de details die zich aan de buitenmuren bevinden

Kosten noch moeite werden gespaard om het nieuwe gebouw oud te laten lijken en die unieke middeleeuwse sfeer te geven. Zo werden tot de verbijstering van de Elzassers de koperen dakgoten door de arbeiders net zo lang beklopt zodat er voldoende deuken en putten in zaten waardoor het leek dat het er al eeuwen stond. Wilhelm II maakte het allemaal niet uit en was heel blij met het resultaat van dit kostbare project. De ironie van de geschiedenis is dat het hele gebied inclusief het droomkasteel nog geen tien jaar later weer bij Frankrijk zou horen en dat de wereld van de keizer na vier jaar Eerste Wereldoorlog compleet verdwenen zou zijn.

Dit verleden maakt Haut-Koenigsbourg een uitzonderlijk gebouw dat je bij een bezoek aan de Elzas niet mag missen. Een bezoek maakt het alleen al leuk om je af te vragen hoeveel van de bezoekers beseffen dat het geheel helemaal niet uit de Middeleeuwen komt. Daarbij is het natuurlijk interessant om te zien hoe de adellijke cultuur uit de negentiende eeuw wilde leven.

Adel van de negentiende eeuw

Het is een cultuur die nu kennen uit bijvoorbeeld Downton Abbey. De onbezorgdheid, de kinderlijke smaak en fantasie en het totaal ontbreken van verantwoordelijkheidsbesef is een cultuur die ver van ons staat. In Downton hebben ze het trouwens wel door dat de tijden aan het veranderen waren. Haut-Koenigsbourg is zoals het er nu staat precies gebouwd op het punt waarop deze hoogmoed zijn piek bereikte vlak en voor de catastrofe die Europa en de wereld voorgoed zou veranderen.

Wie Europa wil begrijpen kan niet om Haut-Koenigsbourg heen op nog geen vijftig kilometer van Straatsburg waar eens per maand ons Europees Parlement zetelt in hun eigen droompaleis. En daarbij hoort natuurlijk ook het inleven en genieten van het droombeeld dat werd geschapen van de middeleeuwen, heerlijk! Kitsch maar wel lekker. Als je in de buurt bent zou ik zeker even een kijkje nemen!

Bonneval sur Arc: alpendorp met huizen van leisteen ***

De Col de d'Iseran in de Franse Alpen

De Col de d’Iseran is de hoogste pas in Europa waar je met een auto over kan. Het landschap is ruw maar prachtig en de lange klim waard.

Naarmate je hoger komt wordt de weg steeds smaller en omdat je vanaf Val d’Isere veel aan de dalkant rijdt had ik bij een passeren van enkele tegenliggers op bepaalde plaatsen toch een beetje angstzweet op de rug. Eenmaal boven is het puur genieten van het uitzicht op de verschillende gladsjers. Boven de boomgrens lijkt het een andere wereld; kaal, ruw, mooi maar ook best gevaarlijk. Dat laatste kwamen wij achter toen we op de col een wandeling maken toen een koude wind opstak. Het was die dag al niet zo heel warm en door de wind zakte de temperatuur binnen een paar minuten onder de 10 graden. Dit was begin augustus en er was niets aan de hand maar toch geeft het aan hoe het op die hoogte snel kan veranderen.

Marmotten

De tocht vanaf Col de l’Iseran naar Bonneval sur Arc is prachtig en je komt door enorme dalen inclusief mooie watervallen en alpenweides. Rijdt daar niet te snel en je kan niet te veel stoppen om je ogen de kost te geven. Het wordt helemaal leuk als de marmotten zich laten zien. Deze gezellige beestjes zijn niet bang voor mensen en als je niet dichtbij komt dan een meter of tien blijven ze gewoon zitten en doen ze hun ding.

De afdaling naar het dorp is prachtig en naast flink wat motorrijders was het begin augustus niet echt heel erg druk. Je auto zet je net naast het dorp waar de overblijvenselen van een oude brug zijn te bewonderen. Vanaf de parkeerplaats steek je gemakkelijk het dorp in waar eigenlijk niet heel erg veel te doen is. Er zijn wat kleine pleintjes, mooie straatjes en natuurlijk een kerkje.

Het grootste huis van het dorp heet toepasselijk ‘Grande Maison’ en boodt ooit onderdak aan een rijke familie uit Piemonte toen in de negentiende eeuw de Savoie bij Frankrijk ging behoren. Verwacht in dit pand geen museum of iets dergelijks maar een slager en de bakker. Dat zijn natuurlijk ook interessante zaken al was bij ons bezoek de slager niet open, niet zo raar op zondagmiddag natuurlijk.

Vanaf het pleintje voor het ‘Grande Maison’ loopt een prachtig straatje naar het kerkje. Deze laatste is niet echt heel bijzonder maar het heeft wel een opvallende houten vloer. Dat zie je niet vaak maar hier is het dus chic want hout is in deze streek een luxe product. Halverwege de kerk is een café waar wij een koffie en een crêpe nuttigden.

Straatje in Bonneval sur Arc met op de achtergrond het kerkje van het dorp.

Straatje in Bonneval sur Arc met op de achtergrond het kerkje van het dorp.

Helaas zijn de culinaire talenten hier even schaars als hout in deze omgevening. De koffie was niet te drinken en de crêpe’s veel te vet. Dat mocht echter de pret niet drukken en we zaten lekker op het terras te genieten van de zon terwijl de buurvrouw van het café met een pickhouweel een sleuf in haar voortuin maakte.

Opvallend aan de huizen in Bonneval sur Arc zijn de lage balkons die vaak direct onder het dak zijn geplaatst. Hier wordt koeienmest gedroogd die tijdens de winter wordt gebruikt als brandstof in de kachel. Ook hieruit blijkt maar weer hoe schaars hout is in deze omgeving.

L’Écot

Wie zin in een wandeling is de tocht naar het gehucht L’Écot een aanrader. Dit dorp ligt op een vlakte op tweeduizend meter hoogte en herbergt stenen huizen en een kapel uit de twaalfde eeuw. Vanuit Bonneval sur Arc is het binnen een uur goed te bereiken en wie verder wil wandelen kan zijn lol daarop want L’Écot is een knooppunt van routes.

Dorp Essoyes in de Champagne waar Renoir woonde en werkte in Frankrijk

Essoyes: het dorp van Renoir in de Champagne ***

Renoir

Maar goed, terug naar Essoyes de woonplaats van Renoir. Om even het geheugen op te frissen; Dit was een zeer belangrijke schilder uit Frankrijk die leefde tijdens de vorige eeuwwisseling. Hij behoort tot de stroming van het Impressionisme dat rond die tijd nogal hip was in Frankrijk en met name in en rond Parijs. Uit deze stroming zijn de beroemdste schilders gekomen, denk maar eens aan Cezanne en Claude Monet. Die laatste verbleef ook een tijdje in Nederland en wel in mijn woonplaats Zaandam waar een enthousiaste groep vrijwilligers zich inzet maar dat is natuurlijk bijzaak voor dit verhaal.

Dorp Essoyes in de Champagne waar Renoir woonde en werkte in Frankrijk

De oever van de rivier is een heerlijke plek om iets te drinken of te picknicken.

Trek naar het platteland

De Impressionisten woonden in grote steden, met name Parijs, waar ze werkten, woonden, feest vierden, dronken en met allerlei geestverruimende middelen experimenteerden. Rond 1880 kwam daar verandering in en bedachten ze dat het leven in de grote stad ook niet altijd jé van het was. Er werd besloten dat het platteland en de ruige natuur voor inspiratie zou zorgen en dus namen ze massaal de trein, auto’s waren er toen nog niet, om de provincie van Frankrijk te ontdekken. Hier in de dorpen zouden de mensen nog echt zijn, echt leven, echt eten en deze onbedorven boeren zouden voor de beste inspiratie zorgen. Komt het je bekend voor? Maar goed, het kan natuurlijk ook dat de Impressionisten zo de ellende van drank en drug wilden ontvluchten.

Dit idee is eigenlijk nooit meer uit de mode geraakt want iedere Frankrijkliefhebber weet dat een beetje dorp in Frankrijk niet compleet is zonder een kerk, een pharmacie en een kunstenaar met een gallery. Over invloedrijke ideeën gesproken; het is niet zo heel moeilijk om te concluderen dat deze trek naar het rurale Frankrijk elk jaar in de zomer dunnetjes wordt overgedaan door miljoenen Nederlanders. Het feit dat je dit leest op deze site is eigenlijk het gevolg van een idee dat een stel avant-gardisten in de negentiende eeuw hebben bedacht. Of ligt het toch wat ingewikkelder?

De mooiste schilderijen

Hoe dan ook de ontdekkingstocht van het platteland door de Impressionisten heeft een aantal uitzonderlijk briljante werkjes opgeleverd die behoren tot de mooiste dingen die de mensheid heeft voorgebracht. Monet schilderde zijn waterlelies, Van Gogh zijn sterrennacht en Renoir de Lunch van de Roeiers om maar eens wat op te noemen. Al behoort Van Gogh eigenlijk niet tot het Impressionisme maar is daar toch heel erg door beïnvloed.

Ook Renoir trok naar het platteland en gezien de afstand tot Parijs lijkt het dat hij niet heel erg zijn best heeft gedaan om het rurale leven te ontdekken. Maar zo ligt het toch niet helemaal want voordat hij uiteindelijk neerstreek in het zuiden van de Champagne woonde hij een tijdje langs de Côte d’Azur in de buurt van Nice. Dat hij deze spectaculaire en prachtige streek verliet voor Essoyes lijkt een krankzinnige beslissing. Dat was het natuurlijk ook maar het had alles te maken met liefde: zijn vrouw kwam uit het dorp aan het riviertje de Oucre.

De kunstenaar bleef tot aan zijn dood in Essoyes wonen en is nog altijd alom aanwezig. Het Office du Toerisme doet er ook alles aan om met Renoir zoveel mogelijk toeristen te trekken. En dat mag ook best want het is een leuk dorp, zeker in deze streek. Natuurlijk is er een museum waar het verhaal van de schilder wordt verteld maar daar blijft het niet bij. Er is een hele route uitgezet die je langs belangrijke plekken leidt. Zijn woonhuis, zijn atelier, plaatsen die hij heeft geschilderd en natuurlijk zijn graf, het komt allemaal langs. Hiermee ben je zeker een half dagje zoet mee en het moet gezegd worden dat het dorp echt mooi is.

Essoyes-champagne-Frankrijk-kunstmarkt-serre

Zoals zoveel dorpen in Frankrijk is er ’s zomers een feestweek. Zoals een echt kunstenaarsdorp ligt in Essoyes de nadruk op kunst en laten veel kunstenaar hun werken zien.

Door het centrum kabbelt het riviertje de Oucre langs de hoge kade’s die worden verbonden door een stalen voetgangersbrug met daarnaast een oude wasplaats het plaatje compleet maakt. Het is dan ook goed toeven op één van de terras langs het water waar de plaatselijke witte bruiswijn nooit ver weg is. Wij zijn twee keer in dit dorp geweest en de eerste keer hebben we lekker gepicknickt langs de over.

De tweede keer dat bij Essoyes aandeden was is de zomer en was er feest in het dorp. Dat gebeurd wel meer in de zomer in Frankrijk maar dit keer was het toch een beetje anders. Naast de gebruikelijke ingrediënten zoals een feesttent met veel muziek en een berg goed eten waren was dit aangevuld met veel Champagne en veel producten van allerlei kunstzinnige typjes. Want hoewel het een dikke eeuw geleden is dat Renoir hier woonde is het dorp nooit meer van de kunstenaars afgekomen. Spijtig genoeg was geen enkel zo getalenteerd als die eerste, maar dat mag een bezoek aan Essoyes niet afschrikken. Het is mooi zat en je kan altijd vluchten in een glas met bubbels.