Tag Archief van: Gastblogger

Rennes-le-Château ***
Dorp met een mysterie

In het departement Aude in de Languedoc ligt boven op een heuvel het dorpje Rennes-le-Château. Deze plek was al bewoond in de tijd van de Visigothen en was toen zelfs een belangrijke plaats maar dat is nu moeilijk voor te stellen, het dorpje heeft amper 100 inwoners. Toch is deze plek in heel Frankrijk en zelfs daarbuiten bekend maar dat heeft te maken met de priester die hier aan het einde van de negentiende eeuw op een mysterieuze wijze plots over een enorm vermogen beschikte.

Komende van de D118 tussen Limoux en Quillan  slingert de afslag naar Rennes zich steil omhoog met halverwege zicht op een ruïne van een kasteel, en boven voert de weg door de smalle hoofdstraat naar een parkeerterrein met een fabuleus uitzicht, de rit naar boven betaald zich nu al terug.

We zijn dan al het Chateau Hautpoul gepasseerd waar de naam van het dorp naar verwijst, een manoir uit de zestiende eeuw en nog steeds bewoond. Naast het chateau is er een kleine dorpskerk met daar tussen het kerkhof, aan de andere kant naast de kerk en op de uiterste hoek van het dorp een herenhuis uit de vorige eeuw met een indrukwekkende tuin en ommuring, de villa Bethania, met op de hoek van de tuin balancerend boven de steile helling het meest fotogenieke bouwwerk van Rennes, de tour Magdala.

Rennes-le-Château

GastBlogger

Paul Koenen is gastblogger bij Dorpen in Frankrijk. Paul is dol op geschiedenis en Frankrijk en heeft besloten daar ook te gaan wonen (in Frankrijk dus). In de Limousin runt hij samen met zijn Carin het vakantiecomplex La Grange Vieille.

Rating:

3 van 5 sterren (?)

Locatie:

open in maps

Locatie:

Open in maps

Bérenger Saunière

De villa Bethania is overduidelijk de woning van de pastoor omdat ze tegen de kerk is aangebouwd, maar valt enigszins uit de toon omdat het met z’n fontein en aangelegde tuin met orangerie en de tour Magdala te groots is ten opzichte van de kleine kerk.

De bewoner van de villa was Bérenger Saunière, een jongeman van eenvoudige komaf uit Montazels die in 1885 pastoor in Rennes werd. Er was toen nog geen villa en de kerk was in deplorabele staat. Maar de pastoor was energiek en begon binnen enkele jaren met de restauratie van de kerk. Dit ging langzaam vanwege geldgebrek tot 1890, in dat jaar werd het altaar gerenoveerd en kwam er een geheime bergplaats vrij.

Wat Bérenger daar toen vond is nooit bekend geworden al zijn er vele geruchten. Feit is dat in de volgende 15 jaar niet alleen de kerk totaal herbouwd is, maar ook de villa met alle bijbehorende luxe, onze pastoor die begon met een jaarsalaris van een kleine 100 francs heeft in die periode omgerekend 2,5 miljoen euro uitgegeven en ontving gasten ver boven zijn stand. Hij werd ontheven uit zijn functie door de kerkelijke instanties nadat hij weigerde om overgeplaatst te worden, maar bleef als onafhankelijke priester diensten verzorgen in de villa tot zijn dood in 1917.

tour-magdala-toren-mysterie-kasteel-Rennes-le-Château-aude

De tour Magdala is het meest fotogenieke bouwwerk van Rennes-le-Château.

De kerk

De verbouwde kerk in het dorp omvat veel details die het mysterie van de rijke priester voeden. Aankomende bij de ingang van de kerk is het eerste wat opvalt de inscriptie boven de deur, “Terribilis est locus iste”  ofwel “deze plaats is verschrikkelijk”.

Juist binnen het portaal sta je dan oog in oog met Asmodeus, een duivel die het wijwatervat draagt.

De stadia van de kruisgang van Jezus die zich aan beide zijmuren bevinden bevatten enkele raadselachtige details, evenals de glas in lood ramen. En ook op het kleine kerkhof zijn volgens liefhebbers van het mysterie aanwijzingen te vinden

Villa Bethania

De villa is nu toegankelijk als museum, er is natuurlijk een winkeltje en je kan er door de tuin en over ommuring en omgang bij de orangerie flaneren, het uitzicht is waarlijk fabuleus al kan het er fris waaien.

Ook de tour Magdala kan bezocht worden, oorspronkelijk gebruikte Bérenger dit als zijn bibliotheek, frappant detail is dat de stalen toegangsdeur alleen van binnen afgesloten kon worden.

Het dorp

Zoals gezegd is de plek door het uitzicht al een bezoek waard, maar het verhaal van Bérenger geeft het een extra dimensie, in de hoofdstraat zitten enkele restaurantjes en natuurlijk boekwinkels met de nieuwste theorieën in boekvorm.

Er zijn bovendien enkele prachtige wandelingen rondom het dorp uitgezet en het is zelfs mogelijk om de heuvel helemaal af te dalen via een pad tot aan een ander dorpje, iets wat Bérenger zelf vaak deed

Dan Brown

Tot slot, het boek de Da Vinci code van Dan Brown is voor een groot gedeelte gebaseerd op de verhalen die zijn ontstaan rondom de pastoor van Rennes le Chateau. Het is geen toeval dat de conservator van het Louvre uit het eerste hoofdstuk eveneens Saunière heet….

Video van Rennes-le-Château

E-Magazine

In bezit een ereader of tablet? Download dan één van de E-Magazine. Deze lees lekker je op je vakantieadres en ontdek je mooiste dorpen en leukste plekken.

Kaart van Rennes-le-Château en omgeving


Les plus beaux villages de France
weergeven op een grotere kaart

Étréham: rustige uitvalsbasis voor D-day-trips

Rust

Het is allerminst zo dat die 264 inwoners er een dolle boel van maken. Ze wonen in hun Longest Day-huisjes, jeu-de-boulen wat, drinken een goed glas en maken verder geen drukte en lawaai. Naar Étréham ga je, kortom, voor de rust en vanwege die memorabele junidagen in 1944. Het dorp heeft geen eigen WO II-museum, maar er is de eerste dagen na D-day wel degelijk flink gevochten.

Een hotel heeft Étréham niet, maar wel camping. Camping Reine Mathilde, op zo’n twintig minuten rijden van Omaha Beach, is een vlak terrein met door bomen en struikgewas omzoomde vakken voor tenten en campers. Die vakken zijn behoorlijk ruim. Verder is er een zwembad van behoorlijke afmetingen – zonder glijbaan. Het management is vriendelijk en landgenoten zijn nooit ver weg. Reine Mathilde is namelijk een ANWB-camping.

Voor de liefhebbers: het campingrestaurant serveert de vetste cheeseburgers die ik ooit proefde. En dat zegt veel.

Le Touquet-Paris-Plage: beetje gek, maar wel leuk *

Die laatsten kwamen in het kielzog van een Britse zakenman met een grote liefde voor the continent én het strandleven. Dat kwam in de loop van de negentiende eeuw op in West-Europa. Tot die tijd waren stranden saai en nat, en je werd er maar vies.

Follies

Aan bouwvoorschriften deden ze nog niet begin vorige eeuw , dus vind je in Le Touquet aardig wat follies. Rare bouwsels, een beetje romantisch, zodat een dame uit de gegoede kringen lekker weg kon dromen in een kasteelachtig optrekje. Alles aan ruime lanen, heel aangenaam. Twee casino’s zijn er, en een paar reusachtige hotels. Wij bezochten vooral de winkelstraat die richting zee gaat.

Sjieke restaurants en crèperies, ramsjachtige toeristenwinkeltjes en haute couture-bonbons, van alles zit er. Plezierig druk was het, en op het strand staat een reusachtige waterpark met enorme glijbanen. Ook bij minder weer kun je toch genieten van iets wat op de zee lijkt, zal het idee zijn geweest.

Le Castel in Le Touquet: vrij naar Doornroosje

Le Castel in Le Touquet: vrij naar Doornroosje. Foto Syndicat d’Initiatives Le Touquet

De sjieke Fransjes komen nog steeds in Le Touquet-Paris-Plage, voor tussendoorvakantietjes. Een weekje uitwaaien en dan op stap voor het echte werk: drie weken naar Corsica, of naar Thailand. Een beetje vergane glorie is het wel. Ook heel charmant. En je zit niet zo in de drukte!

Wandelen

Wij bereikten Le Touquet te voet, vanuit Sainte-Cécile Plage. Dat ligt iets noordelijker. We liepen over het strand bij eb, het was eindeloos breed en het licht bleek en intens tegelijk. Her en der lag nog een bunker sloom te verzinken. Even overwogen we de monding van de rivier de Canche te doorwaden, die op het drooggevallen strand een simpel stroompje leek. Het zou ons de omweg landinwaarts over de brug bij Étaples schelen, minstens twee uur extra.

IMG_1094Maar we durfden het niet – de vloed kan hier snel opkomen en misschien raakten we dan ingesloten door het water. Dus liepen we langs de monding stroomopwaarts (een natuurpark trouwens), eerst door de glupsende modder, later op droger terrein. Daar leerden we van een hulpvaardige plukker welke delen van zeekraal je het best kunt eten. Hij was al een paar uur bezig zijn rieten mandje te vullen. Even verderop gaven twee dames ons hun boeketjes lila de mer (lamsoor) cadeau.

Die groeien in grote zacht-paarse velden. Een beetje de lavendel van de kust, net zo mooi, maar dan geurloos. Met hulp van familie die zo goed was om ons met de auto op te pikken een eind verderop, raakten we toch snel in Le Touquet.

Maar goed ook, zo bleek. Die bedding van de Canche is hartstikke verraderlijk, met sables mouvants. Drijfzand dus. Zijn wij even blij dat we deze tocht hebben overleefd!

Sainte-Cécile-Plage: rust en weidsheid ***

Strandzeilers bij Sainte-Cécile-Plage

Strandzeilers bij Sainte-Cécile-Plage

Want dat enorme verschil tussen eb en vloed is verraderlijk, zeker in combinatie met dat brede strand. Voor je het weet blijk je op een zandbank in de weer te zijn geweest met je schep en emmer, en heeft het water je ingesloten. Zie er dan nog maar eens droger gebied te bereiken, met een huilende peuter op je nek. Elk jaar vallen er doden. Die kustwacht is niet alleen maar aan het showen met jeeps, speedboten en gespierde borstkassen.

Een boei op het strand van Sainte-Cécile-Plage in Frankrijk

Eb in Sainte-Cécile, richting  Le Touquet. De boei geeft de loop aan van La Chanche, een rivier die uitmondt in Het Kanaal

Sportief vermaak op breed strand

Dat eindeloze strand biedt wel vermaak. Je kunt strandzeilen, heel stoer, in een soort skelter met een zeil erop. Wie de wind goed weet te manipuleren, kan flink racen. Wie nieuw is in dit soort vermaak beziet dat gefrustreerd, terwijl hij zijn eigen skelter weer op zijn wielen probeert te sjorren na te zijn omgeslagen.

Een Duitse bunker bij Sainte-Cécile-Plage in Frankrijk

Voormalig vakantiehuisje

Het dorpje zelf is bescheiden. Eén hoofdstraat, de Esplanade, met allemaal appartementjes boven een winkelgalerij met de gebruikelijke schepjes en strandkleren. Rechttoe rechtaan bouwsels, maar gelukkig niet meer dan vijf, zes etages hoog. Een villawijkje is er ook, heel rustig, met slingerende wegen, veel naaldbomen, en aangename bungalows. Geen prots en praal, zoals in het nabijgelegen Le Touquet-Paris-Plage.

Eten kun je er redelijk, wij testten La Marina, met uitzicht op zee, en aten goede mosselen en tong. De visboer heeft een grote collectie verse waar. En vergeet ook niet de croustillons, de oliebollen. Het hele jaar door te krijgen in deze streek, aangeprezen als spécialité hollandaise. Je vindt ze tegenover de draaimolen, op de Esplanade. Smakelijk eten!

Zowat zeventig jaar geleden speelde het strandleven in Sainte-Cécile zich trouwens voornamelijk af in hele andere bouwsels. Met dank aan de verslagen Duitse vijand woonden gezinnen hele zomers aan het strand, in bunkers van de Atlantikwall, die zo een nieuwe bestemming kreeg. Als je genoeg spiegels had en die strategisch ophing, kon het er net zo licht zijn als in een gewoon huis. In de jaren vijftig werden er lage huisjes neergezet, gewoon in de duinen, ter vervanging van de bunkers, die nu werden opgeruimd. (Een heel stel staat er trouwens nog steeds. Vakwerk, hoor.) Nog steeds bouwen mensen kris-kras in de duinen.

Hoog, omhoog!

Na een paar dagen had met name het kroost genoeg van het vlakke land. Het park Opalaventure bood vermaak in een bos aan de rand van Sainte-Cécile. Daar verbrachten we, elk van ons gehesen in een klimgordel, een middag tussen de boomtoppen. Er waren verschillende parcours uitgezet, oplopend in moeilijkheidsgraad: van simpelweg over een paar kabels omhooglopen tot heel ingewikkeld van de ene boom naar de andere slingeren (wel gezekerd allemaal, gelukkig).

Een onvergetelijke ervaring, vooral voor ondergetekende, die nooit, maar dan ook nooit meer zulke enge capriolen zal uithalen. De rest van het gezelschap wilde niet naar huis. Een van hen, de meest apige, deed het moeilijkste parcours liefst drie keer. De vermoeide parkwachten moesten haar in het schemerduister manen nu toch echt naar beneden te komen. Zij wilden ook weleens naar huis.

Brug in het dorp Axat in de Pyreneeën, Frankrijk. Foto onder cc Gustavo Maximo

Axat: ontspannen in de Pyreneeën

 

axat-aude-rivier-rafting-frankrijk

In Axat hebben ze er zoveel mogelijk manieren bedacht om blauwe plekken op te lopen; rotsklimmen, abseilen, canyoningen, hydrospeeden, raften en mountainbiken.

Qua voorzieningen: er is een kruidenierswinkeltje dat in staat is je geruime tijd in leven te houden. Maar na dag twee had ik echt méér nodig.

‘Waar is de dichtstbijzijnde supermarkt?’ vroeg ik een Nederlandse reisleidster op de camping.
‘Na de uitgang rechtsaf,’ zei ze behulpzaam. ‘Na twaalf minuten zie je hem aan je linkerhand. Kan niet missen.’
Dus toog ik, op teenslippers, rechtsaf. Na twintig minuten begon ik me enige zorgen te maken. Rechts de rivier, links een rotswand en verderop zo te zien méér rivier en rotswand. Na drie kwartier maakte ik moedeloos rechtsomkeert. Dat betekende: ook drie kwartier terug. Op slippers. Waar mijn tenen nog niet aan gewend waren.
Terug op de camping strompelde ik naar de reisleidster, die geschrokken naar mijn voeten keek. ‘Wat is er met jóu gebeurd?’
Ik keek haar strak aan. ‘Twaalf minuten verderop, zei je…’
Ontzet sloeg ze haar hand voor haar mond. ‘Met de áuto ja!’

Schilderij met olijfbomen van Van Gogh

Het Frankrijk van Van Gogh

Bij het uitstappen het ritmische geluid van de alom aanwezig –maar nooit zichtbare- cigales. Ons oog viel op een bordje met een schilderij. Het onderschrift luidde: op deze plek schilderde Vincent van Gogh ‘De olijfbomen’. Nu bleek het hele complex vol te staan met deze borden. Het gesticht waar Vincent in 1889/1890 verbleef was getransformeerd in een museum ter ere van zijn bekendste voormalig patiënt.

Ik –als oud geschiedenisstudent- was gegrepen door de schilderijen én het levensverhaal van deze markante Brabander. Hoe kon iemand die tijdens manisch-depressieve buien zijn verftubes opdronk tegelijkertijd zulke briljante schilderijen maken. Een hobby was geboren: zoveel mogelijk boeken over hem lezen en zoveel mogelijk plaatsen bezoeken waar hij had geschilderd.

Auvers sur Oise

Na in Nederland naar Zundert, Nuenen en Den Haag te zijn geweest en natuurlijk musea zoals Kröller-Müller en het Van Gogh musea te hebben bezocht, ging ik nu naar Auvers-sur-Oise. Mijn vrouw –die ondertussen wel genoeg had van mijn fetisj- ging niet mee. Nu ruim vier uur gereden te hebben moest ik van de snelweg af ter hoogte van het vliegveld Charles de Gaulle.

Na enkele kilometers op B-wegen kwam ik aan in Auvers: een rustig groen plaatsje net buiten Parijs. De lokale VVV was zon beetje helemaal gewijd aan Van Gogh, die hier 70 dagen heeft gewoond voordat hij stierf. Nadat enkele Japanse toeristen geholpen waren, kreeg ik ook mijn boekje met de Van Gogh-tour. Een lekkere wandeling langs alle schilderlocaties (de kerk en schilderij met de kraaien als bekendste) en de plek waar hij –naar alle waarschijnlijkheid- zich in zijn lijf heeft geschoten. Bij die plek achter het kasteel kreeg ik toch wel een echte historische sensatie.

Hier heeft een wanhopige en onbegrepen genie zich van het leven beroofd, niet wetende wat voor een wereldfaam hij nog zou verwerven. Ook de begraafplaats –waar hij samen met zijn broer en maecenas Theo- begraven ligt en zijn sterfbed in Auberge Ravoux zijn meer dan de moeite waard. Een aanrader voor mensen die een citytrip Parijs in gedachten hebben.

Arles

In 2011 togen we –ons gezin was inmiddels met zoon Victor uitgebreid-  wederom naar de Provence. Nu in de meivakantie. We zaten wat zuidelijker dan in 2008. Dus stonden onder meer Nîmes, Aix-en-Provence, Camargue en Arles op het programma. In Aix-en-Provence bezochten we het museum van Cézanne – een tijdgenoot van Van Gogh; in Nîmes maakten de Romeinse overblijfselen veel indruk. Leuke trivia: denim komt van ‘broeken uit Nîmes’: De Nîmes. Maar het hoogtepunt was toch echt Arles: een mooi overzichtelijke provinciestad met een perfect Romeins amfitheater.Ook hier een leuke wandeling gemaakt: gestart bij het gele huis waar Van Gogh hij samen met Gauguin zijn droom -een ‘atelier du midi’– wilde verwezenlijken, geluncht bij het beroemde nachtcafé –waar hij naar verluidt zijn afgesneden oor heeft aangeboden aan een prostitué- én geëindigd bij een souvenirwinkel waar ik een te duur flesje Absint heb gekocht. Deze 70% staat nog steeds in onze drankkast; ik durf ‘m niet op te drinken. Hierna zijn we via het natuurgebied de Camargue (met zwarte stieren, witte paarden en flamingo’s) naar Saint Maries de la mer gereden voor het diner.

In deze zoutstad was een groot zigeunerfeest gaande, zo’n beetje alle parkeerplekken werden bezet door pipowagens tot aan hypermoderne campers. Heerlijk gegeten aan het strand, waar volgens bepaalde Graal-overleveringen (en Dan Brown) Maria Magdelana (zwanger van Jezus) aan wal kwam in Europa. Kortom: l’histoire c’est la France. Met alleen nog Parijs op mijn Van Gogh-lijstje. Wordt vervolgd dus.