
Semur-en-Brionnais ***Bourgondisch dorp met een rijk verleden
Toen wij Semur en Brionnais naderde waren we niet direct onder de indruk. Het landschap is zeker mooi maar niet bijster spectaculair. Dit had wellicht ook te maken dat we de week daarvoor in de Alpen bij Beaufort hadden doorgebracht. Daar is het landschap een stuk indrukwekkender maar dat wil nog niet zeggen dat de Brionnais niet mooi is.
Eenmaal in het dorp vielen we ook niet uit de auto van de schoonheid van het dorp. Het was behoorlijk warm en de parkeerplaats lag tussen niets zeggende Franse bebouwing langs een straat waar niemand was te zien. Door een open raam hoorde we het televisie commentaar van de Tour de France en wij vroegen ons eigenlijk af of we wel in het goede dorpje waren beland. Maar dat zou allemaal goed komen.

Kasteel van Semur-en-Brionnais was in de middeleeuwen het bestuurlijke centrum van de streek.
Bij binnenkomst van het dorp hadden we een kasteel gezien en we besloten die kant op te lopen. Nadat we een paar straatjes te hebben doorkruist stonden we op het aardige plein voor het kasteel en wisten dat we goed zaten. Hoewel er een weg loopt over het plein zag het er heel gezellig uit. Er was een terras ingericht met verschillende plastic tafels waar een groot gezelschap en een stel Amerikanen zaten te lunchen. Vanaf het restaurant dat zich tegenover het kasteel bevindt, liep een vrouw met grote schalen goed ruikend voedsel druk heen en weer. Ik werd helemaal blij van dit tafereel.
Hoofdstad van de Brionnais
Semur en Brionnais was ooit de hoofdstad van de streek en vanaf hier regeerde een baron. Om de boel een beetje aanzien te geven deed hij dat vanuit een kasteel waarvan het Donjon uit de negende eeuw stamt en er voor een groot deel nog staat. Wellicht was het in die tijd een dergelijk optrekje ook handig om de vijanden van je af te houden. De twee ronde torens zijn minder oud, zij dateren uit de achttiende eeuw en dienden als gevangenis.
De bekendste inwoner van Semur is geboren in het Donjon, ene Heilige Hugo. Als zoon van de baron maakte hij carrière in de kerk en werd uiteindelijk abt van het grote klooster van Cluny en daarmee één van de machtigste mannen van West-Europa. Zijn zus deed het ook niet slecht want die trouwde met de hertog van Bourgondië, in die tijd al één van de machtigste mannen van Frankrijk.
Cluny
In Cluny stond het grootste klooster van Europa die honderden andere abdijen aanstuurde. Onder Hugo beleefde de orde van Cluny zijn hoogtepunt van zijn macht. De man stond zestig jaar aan het hoofd van de orde, was de peetvader van de Keizer en selecteerde de Paus uit zijn staf. Tot slot liet hij in Cluny de grootste kerk van West-Europa bouwen.

De kerk Saint Hilaire heeft een eenvoudig vormen. De bogen in de toren hebben een mooie diepte werking.
Cluny is niet ver weg en ook in Samur is de invloed van de eens zo grote orde nog duidelijk te zien. Het kerkje Saint Hilaire staat een tweehonderd meter van het kasteel en is een prachtige voorbeeld van een Romaanse architectuur zoals Cluny het mooi vond. Vanaf het kasteel loop je door een steegje dat uitkomt op nog een plein met aan één kant hoge platanen. Aangezien het nogal warm was hebben we in de schaduw van deze bomen wat gegeten. Stokbrood met heerlijke ham en kaas en een goede melon stond er op het menu. Tijdens onze picknick kwam er ineens een hele colonne paarden uit een steegje die ging picknicken op het veld voor het kasteel.
Romaans
Na onze lunch hebben we de kerk eens goed bekeken. Het gaat hier om een Romaans exemplaar met redelijk eenvoudige wat gedrongen vormen. Dat kan ik wel waarderen. Het koor heeft een ronde kranskapel en op de vliering staat een kloeke achthoekige toren waarvan de bogen opvallen omdat die diepte geven. De vorm van de kerk is dan eenvoudig, dat wil nog niet zeggen dat het gebouw saai is. Op verschillende plekken zijn er allerlei versieringen aangebracht. Zo zijn er onder de daklijst allerlei gebeeldhouwde figuren te zien en als je goed kijkt zijn er meer van dit soort details te ontdekken.
Boven de west ingang is boven één van de deuren een tympaan met het laatste oordeel te zien. In het midden zit Jezus als rechter met de evangelisten om hem heen. Daaronder wordt de mensheid beoordeelt met aan de rechterkant de hel waar duidelijk een duivel is te zien. Het is een aardig tafereel en zeker de moeite waard om even te bekijken. De figuren zijn vrij grof en hebben niet de dynamiek zoals in bijvoorbeeld Conques. Binnen in de kerk valt het balkon onder het hoofdingang direct op. Deze wordt gedragen door een merkwaardige uitbouw die in een punt uitloopt, die doet denken aan een cornetto.
Belastingskantoor

Kamer in het oude belastingkantoor van Semur en Brionnais waar de gehate gebelle moest worden betaald
Eenmaal uit de kerk lopen we terug naar het kasteel. In het eerder genoemde steegje staat aan de linkerkant een opvallend gebouw dat open blijkt te zijn. Er is niemand en achterin vind ik een enigszins versierde kamer met een grote lange bak. Een boord aan de muur leert dat ik mij in een belastingkantoor bevind en dat hier de gabelle werd geheven. Ergens in mijn achterhoofd wordt een verbinding gelegd met kennis uit de geschiedenisles op de middelbare school en zie ik in gedachte mijn leraar Vermeulen een enorm schema op het schoolbord tekenen. Alle stukjes vallen samen en ik weet het weer!
De gabelle was de belasting op zout dat meer dan eens tot opstanden heeft geleid. Zout was voor de uitvinding van het conservenblik een duur goedje omdat het één van de weinige manieren was om vlees goed te houden. De Franse koning bezat het monopolie en spekte daarmee de staatskas. Hier was het Franse volk niet blij mee, te meer omdat de adel en de kerk deze niet hoefde te betalen.
De bekende opstand kostte de koning letterlijk zijn hoofd en gaf Europa zijn huidige politieke vorm en onze huidige vrijheid; de gabelle was één van de oorzaken van de Franse Revolutie. Dit geeft deze vreemd versierde kamer in Bourgondië een historische waarde. Er zullen ongetwijfeld meer van dit soort gebouwen zijn in Frankrijk, maar die ken ik niet.
Video van Semur-en-Brionnais
Beelden van Semur-en-Brionnais











E-Magazine Bourgondië
In bezit een ereader of tablet? Download dan het E-Magazine over Bourgondië. Deze lees lekker je op je vakantieadres en ontdek je mooiste dorpen en leukste plekken.

Evenementen in Semur-en-Brionnais
Kaart van Semur-en-Brionnais en omgeving
Les plus beaux villages de France weergeven op een grotere kaart
In de buurt van Semur-en-Brionnais
Abdij van Fontenay: de schoonheid van verhoudingen en natuur ****

De abdij vanaf boven gezien. Helemaal boven is de poort, in het midden het koosterhof met aan de linkerkant de kerk, rechts staat de smederij.
Het klooster staat op een prachtige plek midden in de bossen in een kleine vallei bovenop een beekje met forellen. Deze plek is niet toevallig gekozen en al helemaal niet omdat het er zo mooi is. Of beter nog omdat wij het er nu zo mooi vinden want de wildernis was voor een gemiddelde middeleeuwer vooral eng.
Waarom dan wel? De abdij is niet meer in gebruik, er wonen geen monniken meer, maar was ooit een onderdeel van de Cisterciënzer orde. Deze orde is in de elfde eeuw gesticht en heeft zijn oorsprong in de behoefte van de gelovigen om net zo te leven als Jezus Christus. Nu had je daar in die tijd tal voor manieren voor en één daarvan was om al je bezittingen los te laten en je in de natuur af te zonderen. Een mens is toch gewoon een sociaal dier en helemaal alleen heeft ook zijn praktische nadelen, zeker duizend jaar geleden. Oplossing was om met elkaar de afzondering te zoeken en zo ontstonden al in de vroege middeleeuwen groepen kluizenaars die gezamenlijk een vroom leven nastreefden.
Cisterciënzer orde
Kloosters bestonden in de elfde eeuw al en de meeste daarvan volgden de code van de heilige Benedictus. Deze man had in de vijfde eeuw een aantal regels opgesteld waar monniken naar moesten leven. Het bleek een doorslaand succes. Ondanks dat de Benedictijnen geen persoonlijk bezit mochten hebben werden de kloosters in Europa door giften enorm rijk en machtig. Daarbij was orde over heel Europa verspreid en vormde zo een goed georganiseerd netwerk. Het belangrijkste en grootste klooster stond in Cluny en de baas van deze tent, de abt, was in de elfde eeuw zo rijk en machtig dat de hij zelfs de Paus naar de kroon stak.

De Cisterciënzers bouwden hun kloosters midden in de natuur om ver zo ver mogelijk van de wereldlijke verleidingen te blijven.
Dit gaf naast allerlei politieke kwesties ook een geloofscrisis. Onder de gelovigen en monniken leefden steeds meer het gevoel dat het leven in deze kloosters toch niet helemaal leek op die van Jezus Christus. De stichting van de Cisterciënzer orde moet in het licht van deze ontwikkeling worden gezien. Daarbij was de Paus maar al te bereidwillig om een nieuwe kloosterorde een kans te geven. Als het niet was om de gelovigen dichter bij Jezus te brengen dan was het wel om de machtige en goed georganiseerde Benedictijnen een hak te zetten.
De nieuwe kloosterorde was zeer streng in de leer en de bedoeling was dat de leden zouden leven in armoede zoals Jezus en zijn gevolg dat ook hadden gedaan. Het dagelijks leven bestond uit bidden, bidden, studeren en heel slecht eten. Dit zou vandaag een matig populair concept zijn, maar in de elfde eeuw was het een hit. In een kleine eeuw ontpopte de Cisterciënzer orde zich als de mystieke leiders van het volk en waren er meer dan driehonderd vestigingen, hoofdzakelijk in Frankrijk en Italië.
Plaats van het klooster
Bij het bouwen van een nieuw filiaal van deze franchise werd er gekozen voor een plek ver weg van de bewoonde wereld. Mocht je dus een klooster bezoeken, of een ruïne daarvan, die in ’the middle of nowhere’ staat, dan kan je er donder op zeggen dat het er één is van de Cisterciënzerorde. Voor ons klinkt dit buitengewoon aantrekkelijk; terug naar de natuur, weg van het drukke leven om zo weer helemaal Zen worden. Zo zag de gemiddelde middeleeuwer het echter niet. De natuur was woest, gevaarlijk en vol met enge geesten en demonen. In de natuur wonen deed je in die tijd echt niet voor je lol.
Terug naar Fontenay. Het complex staat midden in de natuur en dat maakt het voor ons prachtig. Er heerst rust, als je de horde toeristen tenminste ontloopt. Met de hiervoor gegeven informatie in je achterhoofd kan je voorstellen hoe hier negen eeuwen geleden een groepje in habijten geklede mannen in de regen met blote handen het klooster hebben opgebouwd terwijl op de achtergrond het gehuil van grote groepen hongerige wolven te horen was. Om maar even een romantisch beeld op te roepen.
Of het echt zo is gegaan is zeer de vraag maar het resultaat mag er wezen. Het complex is geheel ommuurd en de ingang stamt uit de vijftiende eeuw. Het poortgebouw bevat tevens een kleine kapel en een bakkerij. Hier is een tentoonstelling waar de geschiedenis van het complex wordt verteld. Dit is uiterst smaakvol gedaan en het is ook een aanrader om hier even rond te lopen. Bij het verlaten van het poortgebouw kom je in de wereld van het klooster die niet doet denken aan de natuur buiten. De keurig onderhouden tuin, die veel later is aangelegd, vormt een soort van binnenplaats je voor je het klooster en de kerk hebt, aan de rechterkant een grote smederij en aan de andere kant een fraaie duiventil. Opvallend is dat de tuin vrij veel water aanwezig is. Dat is altijd zo geweest want het klooster is op een moerassig stuk grond gebouwd waar verschillende beekjes stroomde. De naam heeft ook iets met het water te maken. Voor de smederij is zelfs een waterval met daaronder een groot bassin. De waterkracht werd gebruikt in de smidse.
Smederij
De smederij is historisch interessant. Het geeft een goed beeld hoe in de pre-industriële samenleving zaken werden geproduceerd en het vertelt tevens het verhaal over hoe een klooster van de Cisterciënzer orde werd gerund. De monniken zelf mochten volgens de regels geen wereldlijke arbeid verrichtten. Zij hielden zich alleen bezig met de zielenheil van henzelf en die van de rest van de gemeenschap. De orde was echter zo populair dat ook niet geestelijke zich aansloten. Dit was aantrekkelijk omdat het klooster in principe niet werd aangevallen door allerlei geboefte en roofridders en het dus redelijk veilig was. Bijkomend voordeel was dat deze lekenbroeders bij het laatste oordeel natuurlijk een streepje voor hadden bij het opperwezen. Er zijn ook bronnen die melden dat de kloosters een wat agressievere manier van personeelswerving er op na hielden en waarbij complete dorpen onder dwang ter werk werden gesteld. Ze zullen niet de enige zijn geweest in die tijd.

De smederij met daarvoor het grote bassin met een kunstmatige waterval.
Resultaat was dat de Cisterciënzerskloosters voor een groot deel selfsupporting werden. Het voedsel werd in de directe omgeving verbouwd of uit de natuur geoogst, er liep wat vee rond en gecombineerd met de betrekkelijke veiligheid ontstonden er midden in de natuur welvarende gemeenschappen. Omdat er in de directe nabijheid van Fontenay een ijzermijn is en er tevens genoeg waterkracht aanwezig is ligt het voor de hand hier iets mee te doen. En dat hebben de monniken ook gedaan. De smederij is fors en binnen hebben een aantal technische scholen een mechanisme nagebouwd waarmee met enorme hamers het ijzer kan worden bewerkt. Dit alles natuurlijk aangedreven door het stromende water. In de zomer worden hier dagelijks demonstraties gegeven.
Sobere schoonheid

Het interieur van de kerk heeft prachtige afmetingen, mooie vormen en een uitstekende akoestiek. In de video hieronder wordt één van mijn favoriete muziekstukken hier gespeeld, al had het tempo wel iets hoger gemogen.
Allemaal heel leuk maar het meest interessant van het complex is toch de kerk met daaraan vast de slaapruimte en het kloosterhof. De kerk is zowel van binnen als van buiten uiterst sober ingericht. Hier geen druk beeldhouwwerk zoals we die kennen van de grote kathedralen in het Noorden van Frankrijk. Hier heersen pure vormen en juiste verhoudingen. En hoe! Het meest indrukwekkend is de kerk waar de afstanden in de ruimte helemaal goed zijn waardoor er een soort rust ontstaat en de kerk veel groter lijkt. Tel daarbij de uitzonderlijke goede akoestiek bij op en je staat versteld dat dit gebouw in de diepe middeleeuwen is gemaakt. Om de ruimte te ervaren heb ik hier een tijdje stil gestaan en dat zouden meer mensen moeten doen, vooral hedendaagse architecten.
Naast de kerk is er een kloosterhof en op de eerste verdieping de gemeenschappelijke slaapruimte. Deze laatste heeft een indrukwekkend houten plafond uit de vijftiende eeuw. Als je even de tijd neemt om het plafond te bekijken herken je een omgekeerd schip. Een mooi detail is dat de timmerlieden zelfs de mastvoet in het plafond hebben verwerkt. Ondanks dat het dormitorium weinig versieringen heeft is het net als het kerk van ongekende schoonheid. Ook hier zijn de verhoudingen perfect en het licht van twee kanten maakt het helemaal compleet.
Vanuit de slaapruimte kijk je op het kloosterhof en ook hier zijn de vormen en verhoudingen weer goed. Een verdieping lager is er een ook een aardige ruimte, de kapittelzaal met daarachter de werkzaal van de monniken. In deze ruimte, het scriptorium, kopieerden de monniken de manuscripten en verwerkte deze tot de beroemde boeken met hun prachtige handschriften die een vermogen waard zijn. Natuurlijk waren dit christelijke geschriften maar ook het werk van heidense auteurs zoals Plato en Aristoteles werden in de kloosters van West-Europa eeuwenlang keer op keer overschreven. Een zeer belangrijk deel van de kennis van ideeën uit de oudheid die wij nu kennen zijn in ruimtes als deze bewaard gebleven. Met dit in je achterhoofd is dit een bijzondere plek, zeker als je weet dat dit monnikenwerk werd gedaan zonder verwarming. Alleen de inkt werd verwarmd en dat gebeurde in de ruimte vlak naast het scriptorium. Verder mocht alleen in de bakkerij worden gestookt.

Het plafond in het dormitorium is gemaakt van hout en heeft de vorm van een scheepsromp, compleet met mastvoet.
Kloosterhof
Het kloosterhof is zeker een bezoekje waard. In Fontenay is hij precies zoals je die in een klooster van de Cisterciënzerorde verwacht; vredig en rustig. Ook hier gaat de schoonheid om de verhoudingen en eenvoudige vormen maar hebben de kapitelen van de zuilen wel een versiering waarvan geen enkele het zelfde is.
De directe omgeving van het klooster nodigt uit voor een wandeling. Het pad dat langs het complex loopt is goed voor een aardige wandeling en als je op zoek bent een leuke plek voor een picknick dan kan je het best het beekje volgen vanaf de parkeerplaats. Het beekje splits zich verderop en is zelfs iets van een bron in de rotsen. Een perfecte plek om na een bezoek aan het klooster onder het genot van een stuk Epoisses, brood en een flesje eens over het leven te praten. De kinderen vermaken zich ondertussen met het water in de stroompjes. Wat een plek!
Epoisses: kaas en kasteel in Bourgondië ***
Het zal in Epoisses in de zomer ongetwijfeld druk zijn, maar tijdens de kerstvakantie waren wij duidelijk de enige toeristen in het dorp. In de hoofdstraat was er een bescheiden kerstmarkt met een verlopen kerstman. De populairste attractie was de wijnkraam. Hier stonden de inwoners zich tijdens de lunch de keel te smeren met Champagne. Of dit het hele jaar de gewoonte is weet ik niet, maar tijdens de kerst drinken Fransen nu eenmaal graag dit kostbare vocht dat hier bijna om de hoek wordt gemaakt.

Het torentje van het kasteel die elke kaasliefhebber herkent van het logo van kaasmaker Berthaut
De kerstmarkt was matig druk maar gezellig, al kon ik mij niet aan de indruk onttrekken dat de ook meeste kraamhouders met een schuin oog de Champagnetent in de gaten hielden. Er zijn nu eenmaal belangrijkere zaken in de wereld dan omzet. Het centrum is gemoedelijk met aardige straatjes met Bourgondische huizen.
Kaas
Natuurlijk mag je niet de kaaswinkel van de plaatselijke fabriek niet missen. Dat is wel even zoeken maar het staat gelukkig goed aangegeven. De winkel is klein maar met een zeer goed aanbod. Natuurlijk zijn de Epoisses hier goedkoper en dat vinden wij als Nederlanders natuurlijk fijn en is ook een prima reden om even dit dorp te bezoeken.

Het poortgebouw van het kasteel van Espoisses.
Naast de kaas is het kasteel de attractie van het dorp. Daarvan zijn er duizenden in Frankrijk maar dit exemplaar is helemaal niet zo gek. Het heeft geschiedenis, aardige gebouwen die voor een groot deel nog overeind staan en een prachtige tuin. Bij mooi weer is het een prima plek voor een kleine wandeling en er zijn genoeg plekjes om een broodje te eten. Die haal je aan de overkant want tegenover het kasteel woont een prima bakker.
Kasteel van Epoisses
De geschiedenis van dit gebouw is redelijk interessant. Door oorsprong van het kasteel stamt uit de zesde eeuw toen Bourgondië nog een koninkrijk was. De Koningin zetelde hier geregeld waardoor het dorp toch behoorlijk aanzien heeft gehad. Nadat Bourgondië onderdeel van Frankrijk was geworden bleef de burcht in handen van belangrijke en betrouwbare leenheren van de hertog. Tijdens de Franse Revolutie moesten de gebouwen het behoorlijk ontgelden en bleef er weinig meer van over. Het kasteel is voor een deel gerestaureerd en het ziet er mooi uit.
Het hele complex bestaat grofweg uit drie onderdelen. Het kasteel zelf staat op een soort van eiland met de duidelijke doel om de boel te verdedigen. Dit is een binnenhof met een slotgracht die vroeger was gevuld met water. Het kasteel had vroeger maar liefst zeven torens waar er nu nog vier van over zijn. Voor de Franse Revolutie was het hof helemaal omringt door gebouwen met als middelpunt de put. Die laatste staat er nog steeds maar de gebouwen werden in 1794 gesloopt want de Revolutionairen vonden torens symbool staan voor de onderdrukking van het volk. Waarom er vier bleven staan heb ik niet kunnen achterhalen, misschien ging toen de wijnkraam open in de hoofdstraat.
Het kasteel vormt de kern van de burcht die veel groter is. Ook deze is omringt door wallen met een gracht en vormde in het verleden de eerste verdedigingslinie. Hier konden de dorpelingen en boeren uit de omgeving bij naderend onheil vluchtten. Om het tijdelijk verblijf aangenamer te maken hadden de inwoners het recht een huis te bouwen binnen de muren. Als tegenprestatie werd er wel verwacht dat de dorpelingen de boel onderhielden en zelf de wallen bemanden bij gevaar. Een aantal van deze gebouwen staan er nog en zijn nog steeds gebruik.

Het park rondom het kasteel nodigt uit tot een korte wandeling en staat in de zomer vol met bloemen.
Eén van deze gebouwen is het poorthuis en daar kom je de burcht binnen. Het is een prachtig gebouwtje waardoor je helemaal zin hebt om de rest van het complex te verkennen. Eenmaal binnen sta je op een pleintje met aan de linkerkant de school. Wat een plek om les te krijgen! Daarachter vind je het kerkje waar tijdens ons bezoek een kerstconcert werd gegeven. Hierdoor konden wij het gebouw uit de dertiende eeuw niet in en dat was toch wel jammer.
Naast de kerk, het poorthuis en de school staan er nog wat andere huizen en gebouwen waar enkelen nog zijn bewoond. Er is zelfs een tennisbaan, al lijkt mij die niet uit de Middeleeuwen. Al deze gebouwen staan een beetje bij elkaar en vormen zo een gehucht in de burcht. Het kasteel staat wat verder weg. De ruimte tussen de huizen en het kasteel vormt een park dat nog achter het kasteel verder loopt en waar het heerlijk wandelen is.
Het park rondom het kasteel is altijd open, wil je het kasteel zelf bezoeken dan kan dat in de zomer. Hou er wel rekening mee dat de Fransen lang lunchen en dan hebben ze geen tijd om je rond te leiden. Maar geen nood, je gaat dan zelf ook gewoon lunchen. Dat kan in één van de prima restaurantjes of, nog leuker, in het park.
In de omgeving van Epoisses
Bourgondië behoort tot mijn favoriete streken in Frankrijk en er is genoeg te doen. De Côte d’Or, het departement waar Epoisses ligt, vormt daar geen uitzondering op. Avallon is een aardig historische stad en ligt om de hoek. Even verder begint de Morvan en daar ligt Vézelay, in mijn ogen één van de mooiste dorpen in Frankrijk. In het oosten ligt de prachtige abdij van Fontenay dat op de UNESCO lijst staat en het dorp Flavigny-sur-Ozerain. Tenslotte ligt in het noorden het prachtige dorp Noyers sur Serein.
De mooiste dorpen van Bourgondië
Bourgondië is de streek in Frankrijk waarbij je als Nederlander het beste gevoel krijgt als je het uitspreekt. Het eten, het landschap en de manier van leven spreekt iedereen aan. En dat is ook terecht omdat Bourgondië alles heeft waar wij als Nederlanders denken waar je gelukkig van wordt; een prachtig landschap met bergen en […]
Chateauneuf en Auxois: dorp met kasteel langs het kanaal van Bourgondië ***

De toegang naar het hoofdgebouw is opvallend bescheiden
Het oudste deel van het kasteel is een vierkante donjon uit de late twaalfde eeuw. Het huidige hoofdgebouw is er drie eeuw later tegenaan gebouwd die de kapel uit de dertiende eeuw en de donjon met elkaar verbindt. De rest van de muren met ronde torens stammen uit de zelfde tijd als het hoofdgebouw. De ronde vorm van de torens zijn beter bestand tegen kanonnen.
Dorp
Het dorp heeft een prima balans tussen toerisme en rust. Je struikelt er niet over de toeristen maar er is genoeg te zien en te doen om je niet te vervelen. Wij besloten op het terras tegenover het gemeentehuis een kop koffie te drinken. Hoewel de koffie prima was, leek het erop dat we de avond ervoor een feestje hadden gemist. De bediening was niet heel scherp en aan de gesprekken met de dorpelingen onderling konden we duidelijk opmaken dat het erg gezellig was. Kan gebeuren.
Bij nadere bestudering van de onvolprezen groene Franse reisgids bleek dat er in de bossen naast het dorp ook nog het één en ander te zien was. Een losstaande kapel én spannender nog, de ruïnes van een ander dorp. Aangezien we wel zin hadden in een wandeling besloten we op onderzoek uit te gaan.
De route liep langs de parkeerplaats waar we een breed bospad op gingen. Na ongeveer tien minuten hadden we de kapel gevonden. Het staat naast een weide die duidelijk nog wordt gebruikt, waarschijnlijk voor paarden. Het pad naast de weide was aanmerkelijk minder goed onderhouden en dat maakte de toch alleen maar leuker.

In het bos bij het dorp zijn ruïnes te vinden van een andere nederzetting.
Na nog eens tien minuten besloten we Google Maps er eens bij te pakken en tot onze verbazing stonden de ruïnes in het bos daarin; we stonden er nog geen vijftig meter vanaf. We moesten hiervoor wel van het pad en het zijn met recht ruïnes’; eerst ontdekte we een half muurtje maar later ook een ingestort huis en iets wat op een kerkje leek. Allemaal zwaar overgroeid met planten en bomen. We voelden onze echt Indian Jones in Bourgondië.
Resten van deze verdedigingswerken vormen nu een prachtige eenheid met de rijk versierde huizen die werden neergezet tussen de veertiende en zeventiende eeuw door rijke handelaren. Die zijn nu verdwenen maar de gevels van de huizen zijn nog altijd te bewonderen.

Binnenplaats van het plaatselijke kasteel
De oude tin-gieterij in de hoofdstraat verwijst nog naar de economische voorspoed uit deze tijd. De nauwe straatjes van het dorp zijn gezellig en nodigen uit voor een kleine wandeling. Het kerkje staat in de schaduw van het grote kasteel, dateert uit de veertiende eeuw en is een typische voorbeeld van een Bourgondische kerkenbouw uit de late middeleeuwen.
De ligging van Chateauneuf en Auxois langs de snelweg naar het zuiden maakt het dorp de perfecte stopplaats voor zowel een fijne lunch of een overnachting. Als je gaat picknicken moet je wel even brood halen in Pouilly-en-Auxois want het dorp zelf heeft geen Boulangerie. Er zijn wel twee restaurants en een hotel met uitzicht op het kasteel.
Flavigny-sur-Ozerain: Bourgondisch dorp met een Karolingische verrassing ****

De zuidelijke poort van Flavigny sur Ozerain
Wij bezochten het dorp op doorreis naar huis vlak na de kerst. Het had net geregend, het was koud en een gure wind maakte de kleine straatjes onveilig. Later die dag zouden we bijna stranden in een hevige sneeuwstorm in de Ardennen. Het was kortom niet een ideale dag voor het bezichtigen van een dorp, maar we waren er nu eenmaal.
Het dorp lag er verlaten bij. De grote parkeerplaats voor het dorp verraadt dat hier in het seizoen druk is, maar wij troffen lege straten met gesloten winkels en een slapende poes voor een raam. Hoewel het weemoedig klinkt hou ik er wel van. Verlaten plekken waarvan je weet dat het op een ander moment heel druk is geeft je een bepaald intiem gevoel, alsof je erbij hoort. Zo waren we ooit bij de watervallen van Coo waar zo weinig mensen waren dat ze de waterval maar uit hadden gezet.
Vesting
Ondanks het weer was het bezoek aan Flavigny sur Ozerain meer dan de moeite waard. Het dorp ligt op een plateau op het kruispunt van verschillende riviertjes en heeft aan drie kanten steile rotsen. Het is dus prima te verdedigen en Flavigny was in de Middeleeuwen dan ook een solide vesting. De verdedigingswerken staan er voor een groot deel nog en dat maakt het aantrekkelijk voor de hedendaagse toerist.

Het pleintje met het kerkje dat bekend is uit de film Chocolat.
De entree van het dorp maakt je direct blij. Vanaf de parkeerplaats loop je een beetje omhoog en je doet er goed aan niet direct het dorp in te lopen maar linksaf te slaan. Dit brengt je naar één van de poorten van het dorp, die deel uitmaakt van de eerder genoemde verdedigingswerken. Eenmaal door de nauwe poort loop je door een mooie straat met fraaie herenhuizen. De straat loopt iets omhoog en leidt je naar de achterkant van de kerk. Dit is één van de kerken die hier ooit hebben gestaan want het dorp heeft een grote religieuze geschiedenis.
Dit exemplaar stamt uit de dertiende eeuw op de plek waar al een oudere kerk stond. Het gebouw is in de vijftiende en zestiende eeuw grondig verbouwd en helaas was hij gesloten bij ons bezoek. Dat is best jammer want binnen deze kerk zijn een interessante dingen te zien. Zo zijn er een twee interessante beelden waaronder een Engel van de Annunciatie. Tevens zijn er koorstoelen met bijzonder aardig houtsnijwerk te vinden.
Na de kerk liepen we weer naar beneden door een leuk buurtje die duidelijk herkenbaar zijn uit de eerder genoemde film Chocolat. Je verwacht toch een beetje Johnny Depp tegen het lijf te lopen. Niet de hele film is hier trouwens opgenomen. De scenes bij de rivier werden gefilmd bij La Roque Gageac aan de Dordogne, ook een ‘Plus Beaux Village’. Het buurtje eindigt bij de Porte du Val. Vanaf hier kan je de Promenade du Remparts volgen die, zoals de naam al verraadt, je langs de vestingmuren voert.

De Porte du Val staat aan de westelijke kant van het dorp en heeft prachtige ronde torens.
Zoals ik al eerder meldde heeft Flavigny sur Ozerain een lange religieuze geschiedenis. In de achtste eeuw werd hier een abdij gesticht. Voor wie zijn middeleeuwse geschiedenis niet precies op zijn netvlies heeft; in de achtste eeuw leefde Karel de Grote. Het was een tijd waar West-Europa zich begon te herstellen van de driehonderd jaar chaos na de val van het Romeinse Rijk.
Wij zouden Europa in die tijd niet meer herkennen. Frankrijk was bijna geheel bedekt met bos, er waren bijna geen wegen en mensen woonden alleen langs rivieren in kleine geruchten. Steden waren er (bijna) niet meer.
Er woonde hier toen zo weinig mensen dat zelfs ziektes als de pest hier niets te zoeken hadden. Het is dan ook niet vreemd dat gebouwen uit de achtste eeuw uiterst zeldzaam. Het Valkhof in Nijmegen, de Dom in Aken en de rotskapel in Puy-en-Valay zijn enkele voorbeelden.
Gebouwen uit de achtste en negende eeuw zijn dus altijd bijzonder. Mocht je een bord zien met het woord ‘Carolingienne’ moet je er altijd gaan kijken. Om de verwachtingen maar even te temperen; het zijn altijd kleine gebouwen. De Dom in Aken was het grootste gebouw uit die tijd en is zeker indrukwekkend maar hij past toch al snel drie keer in een beetje Gotische kathedraal.
Hoewel klein zijn het gebouwen met een hele eigen sfeer en karakter, heel anders dan de Romaanse en Gotische kerken die je in Frankrijk veel vindt. Het zijn materiële overblijfselen van een cultuur die we niet zo goed kennen.

De ingang tot de apsis ligt een beetje verscholen onder deze oude kerk.
De benedictijnenabdij uit de achtste eeuw in Flavigny sur Ozerain groeide in de Middeleeuwen uit tot een groot complex met verschillende gebouwen en een basiliek ter ere van Petrus. Een aantal van deze gebouwen staan er nog maar daar wonen nu geen monniken of nonnen meer want de achttiende eeuw werd hier een fabriek van anijssnoepjes gevestigd.
Ik vermoed dat dit het resultaat was van de Franse Revolutie. De snoepjes worden hier nog steeds gemaakt en dat is natuurlijk wel weer lollig. De blog Van Franse Bodem heeft een leuk artikel geschreven over de geschiedenis over dit lekkernij.
Karolingische apsis
De gebouwen zijn in de loop van tijd verbouwd maar één is iets bijzonders te vinden. Daar bevindt zich namelijk de apsis van de abdijkerk uit 758. Toen was Karel de Grote nog maar een klein kereltje.
Tijdens ons bezoek was hier helemaal niemand en ik moest echt de ingang zoeken want die bevindt zich in een hoekje van een soort binnenpleintje van de snoepfabriek.
Eenmaal gevonden werd het mij duidelijk dat de Fransen hier nog niet helemaal klaar zijn. De archeologen zijn hier nog lekker bezig. Vlak voor de eigenlijke ingang bevindt zich een zeer interessant werkplaats waar allerlei beelden en kapitelen worden gerestaureerd. Deze was helaas dicht, de restaurateurs zaten blijkbaar nog met hun familie onder de kerstboom.
Normaal is het mogelijk om hier een rondleiding (gratis!) te krijgen maar ik moest mij zelf maar bedienen. Ik was inmiddels alleen want mijn familie was naar de auto gegaan om Franse koekjes te eten.
De apsis zelf is openbaar gebied en ik kon dus zo naar binnen lopen. Een beetje onzeker liep ik de donkere ruimte binnen. Na twee stappen werd plots het licht ontstoken en begon op de achtergrond een gregoriaans muziekje te spelen. Dat was even schrikken waarna ik toch zeer blij was met bewegingsmelders uit de eenentwintigste eeuw.
Het muziekje is wat overdreven, maar de verlichting in de apsis is werkelijk subliem. Hierdoor kan je namelijk het Karolingische bouwsel uitermate goed bekijken en vind je makkelijk je weg door het doolhofje van gangen en kleine zaaltjes vol met pilaren met prachtige kapitelen.
Het was een prachtige ervaring en ik kan iedereen aanraden om vlak na kerst even langs dit dorp te rijden. Dan heb je al dit moois helemaal voor je alleen.
Terug in de buiten lucht had ik een paar tellen nodig om weer helemaal terug in onze tijd te keren. Op de parkeerplaats vond ik mijn gezin terug en zette wij koers terug naar Nederland, een geweldige belevenis rijker.
Eten en drinken: kaas uit Bourgondië
Epoisses
De meest bekendste Bourgondische kaas en, vanwege zijn geur, de beruchtste is de Epoisses. Deze roodschimmel uit het noorden van Bourgondië, die is vernoemd naar het dorpje waar hij vandaan komt, is een kaas voor de gevorderde kaasliefhebber. Vanwege het bouquet die deze kaas verspreidt is hij in staat om een compleet legioen weg te vagen, de smaak is zeer sterk en na het eten weet hij de ingewanden van de consument nog lang bezig te houden. Het is kortom, een kaasje met karakter. Epoisses is gemaakt van rauwe koemelk en wordt tussen de vijf en acht weken gerijpt. Tijdens dit proces wordt de kaas regelmatig gekeerd en gewassen waarbij een mengsel van water en Marc du Bourgogne wordt gebruikt.

De Epoisses is een stevige kaas zowel qua smaak als geur. De structuur is echter zeer zacht.
Epoisses werd al in de zeventiende eeuw gemaakt maar raakte na de Eerste Wereldoorlog in de vergetelheid. Hoe kan een kaas nou in de vergetelheid komen? Dat heeft alles te maken met de Eerste Wereldoorlog waarin een groot deel van de Franse mannen het leven liet. Dat gold ook voor de mannen uit de Bourgondië waardoor de boerderijen moesten worden bestierd door vrouwen. Je kan je voorstellen dat de dames het druk hadden, te druk om arbeidsintensieve producten zoals kaas te maken waardoor de Epoisses uiteindelijk halverwege de jaren vijftig geheel verdween. Gelukkig staken een aantal boerderijen een paar jaar later de koppen bij elkaar voor een herstart van deze heerlijke kaas. Dit resulteerde in 1991 in een eigen Appellation d’Origine Contrôlée (AOC) waardoor de kaas wordt beschermt en daarmee de kwaliteit gewaarborgd.
Chaource
Chaource is de derde kaas met het predicaat AOC uit Bourgondië al staat de Appellation ook toe dat hij in de Champagne wordt

Chaource
gemaakt. Net als zijn Bourgondische broertjes wordt de Chaource gemaakt van koemelk. Tot zover de overeenkomsten want deze kaas heeft een witschimmel en dan weten de liefhebbers dat hij minder sterk en dominant is als de Langres en Espoisse. Hij heeft zelfs voor een witschimmel een vrij milde en zachte smaak. Je doet er dan ook goed aan om met deze kaas te beginnen bij een Bourgondisch kaasplankje.
Naast deze AOC kazen worden er in Bourgondië nog veel meer soorten kazen gemaakt. Je zou een site kunnen vullen om ze allemaal te bespreken, wat natuurlijk wel een heel goed idee is. Daarom hier een aantal die ik ken.
Langres
Naast Epoisses zijn de Langres en de Chaource de andere AOC kazen uit Bourgondië. De eerste wordt gemaakt rondom de stad Langres in het Noordoosten. Net als de Epoisses betreft het hier ook een roodschimmel en hij stinkt ook behoorlijk. Hij is wat milder dan Epsoisses maar heeft nog wel een sterke smaak. De kaasjes zijn iets kleiner dan de Epoisses en worden tijdens de rijping niet gekeerd waardoor de bovenkant wat inzakt.

De Langres lijkt op Epoisses maar wordt niet gekeerd tijdens het rijpen en heeft daardoor een gerimpelde buitenkant.
Bouton de Culotte

Bouton de Culotte
De kleine Bouton de Culotte wordt gemaakt in het zuiden van Bourgondië in de streek rondom Mâcon. Gezien deze herkomst wordt hij ook wel chèvreton de mâcon of mâconnais genoemd. Deze namen verraden dat hij gemaakt is van geitenmelk maar er zijn er ook waarbij voor de helft of helemaal van koemelk wordt gebruikt. De kaasjes zijn klein en wegen ongeveer 60 gram en heeft een witte korst met een beetje blauwschimmel. De kaas werd/ wordt veel gegeten tijdens het oogsten van de druiven. Ik heb nooit een koemelk variant geproefd, maar het geitenkaasje smaakt naar een Frans geitenkaasje waarbij naarmate hij verder is gerijpt wat prikkelender is. Je kan hem jong eten, maar oud heeft hij meer karakter en is hij lekkerder.
L’ami du Chambertin
Roodschimmels zijn populair in Bourgondië en de L’ami du Chembertin is er ook één. Hierdoor is deze kaas verwant aan de Epoissess. Ook bij de productie van deze kaas wordt gebruik gemaakt van Marc de Bourgogne. Hij is echter minder sterk van smaak, is romiger en is iets kleiner dan zijn beroemde neef. In Nederland is hij moeilijk te krijgen maar in Bourgondië vind je hem veel, met name op de markt.
Noyers sur Serein: sfeervol dorp in Bourgondische landschap ****

Noyers ligt prachtig aan de rivier de Serein die het dorp aan drie kanten omringt.
Wij bezochten Noyers in de eerste week van mei. Het weer was niet al te best, maar gelukkig was het gedurende de uren dat we het dorp bezochten net droog. Dankzij al dit water stond het dorp vol met bloemen en bloeiden de blauwe regen er rustig op los. De bevolking leek net wakker te worden van een lange winterslaap en maakte zich op voor een nieuw seizoen met toeristen. In de straatjes en op de pleintjes liepen hier en daar wat toeristen, maar verder was het rustig en konden wij de auto makkelijk bij de kerk parkeren. Ik denk dat dit in de zomer wel anders is en dan zul je de auto buiten de muren moeten zien kwijt te raken.
Het centrum kent een doolhof van kleine straatjes, pleintjes en steegjes met prachtige oude vakwerkhuisjes en mooie arcaden. Er is zelfs een klein museum met lokale volkskunst en een ruimte waar de plaatselijke kunstenaars hun werk tonen. Helaas was het dicht bij ons bezoek.
De inwendige mens hoeft zich hier nooit te vervelen, want het dorp bezit redelijk wat eethuisjes, brasserie’s en restaurantjes. Aangezien het midden in een goed wijngebied ligt, zit het met het drinken ook wel snor. Wij kozen ervoor om te picknicken aan de oever van de rivier, maar na bestudering van de menukaarten hadden we hier toch wel spijt van. Je kan in Noyers volgens mij prima eten!

Het centrum van het dorp heeft veel sfeervolle straatjes en steegjes.
De huizen zijn van het type vakwerk die je wel meer in het noordelijke gedeelte van Frankrijk tegenkomt. Ze zijn bijzonder oud, sommige uit de vijftiende eeuw, en veel zijn rijk versierd met houten beelden. De mooie huizen laten de rijke geschiedenis van het dorp zien. In de late middeleeuwen ontwikkelde Noyers zich tot een marktplaats voor wijn en andere landbouwproducten. Het jaarlijkse truffelfestival in November is daar nog een voorbeeld van.
Genoeg te doen in de zomer
In de zomer is het alles behalve een saaie boel in het dorp. In juni zijn er brocante markten waar ook professionele handelaren op afkomen. Je zou daar zomaar wel iets bijzonders kunnen scoren. In juli is er een muziekfestival en in de eerste week van augustus wordt dit nog eens dunnetjes overgedaan.
Volgens verschillende reisgidsen moet het dorp na zonsondergang bijzonder mooi zijn, dankzij de sfeervolle verlichting. Wij hebben dat helaas niet meegemaakt.
Na een bezoek aan het centrum is een wandeling langs de oostelijke kant van het dorp de moeite waard. De rivier de Serein loopt hier vlak langs het dorp en er staan nog een aantal oude torens van de muur. Aan de andere kant van het water is een weide waar, toen wij er waren, net een koe een kalfje had geworpen. Na een half uurtje kon het jonge beest na zware aanmoedigingen van zijn moeder op vier poten staan en besloten wij door te lopen.
Ruïne
Aan het einde maakt de straat een scherpe bocht en voert je weer het centrum in. Als je een beetje condititie hebt, is het raadzaam om rechtdoor te lopen waar een soort bospad loopt. Na ongeveer 200 meter zie je aan je linkerhand een steile trap die je naar de ruïne van het kasteel brengt. Dit is een behoorlijke klim op een trap van houten bielzen. Als je je tijd neemt, is het voor iedereen zonder rollator te doen, al kan het bij nat weer behoorlijk glad zijn.

De werkplaats bij de opgravingen van het kasteel.
Boven vind je een overblijfsel van het kasteel. De boel zit voor een groot deel nog in de grond en er wordt nog druk gegraven en gerestaureerd. Toen wij er waren was er niemand, maar niets was afgesloten. Er stonden hier en daar wel bordjes ‘interdit’, maar verder konden we de werkplaats van de archeologen en restaurateurs goed bekijken. Leuk! Naast de eerste verdedigingsmuur stonden grote brokken steen waar half afgemaakte beelden waren uitgehakt.
Dat er nog veel werk aan de winkel is bij deze opgravingen is duidelijk te zien als je verder naar boven klimt. Waar ooit het donjon, het hart van het kasteel, stond, heerst nu het bos. Het loont om hier toch even verder te lopen, want aan de andere kant van de heuvel zijn een aantal prachtige uitzichtpunten over het dorp en de omgeving.
Ideale overnachtingsplek
Noyers ligt in het noorden van Bourgondië en op een klein kwartier van de A6, beter bekend als de Route du Soleil. Het is eigenlijk de perfecte stopplaats als je via Parijs naar het zuiden rijdt, op zo’n 700 kilometer van Amsterdam. Noyers is een flink dorp met genoeg restaurantjes en leuke hotelletjes of chambres d’hôtes. Dus heren: als je je geliefde echt wilt verrassen, plan dan hier je tussenstop naar het zuiden, ze zal de rest van de reis uit je handen eten.
Als je wat langer in Bourgondië wilt blijven, is Noyers een prima uitvalsbasis. In het dorp vind je een bakker, een slager en maar liefst twee supermarkten. Vooral de slager zag er bijzonder hoopvol uit. Denk bij de supermarkten niet aan hypermarches, maar ze hebben wijn, bier en frisdrank. Genoeg om te overleven.

Als je bij de Ruïne doorloopt kom je op een prachtig uitzichtpunt.
Bij één van de supermarktjes staat een tafeltje met stoeltjes op het smalle stoepje voor de deur. Tijdens ons bezoek namen daar drie Australische toeristen verwachtingsvol plaats. Mijn zoon en ik moesten er wel om gniffelen toen we het winkeltje binnengingen. Tot onze verbazing moesten wij wachten voor het afrekenen, omdat de bazin druk bezig was met koffie serveren. Buiten troffen we de tegen de jetlag vechtende toeristen genietend achter hun kopje Senseo aan.
Overnachten is mogelijk in de verschillende hotels, chamdres d’hotes of gîtes. Wij bezochten Noyers begin mei en toen waren er nog genoeg accomodaties vrij. Dat zal in de zomer wel anders zijn, dan zal je moeten reserveren. Er is ook een kleine camping, type manucipal. Hier geen glijbanen, animatie of luxe toiletblokken, maar wel karakter, rust en waarschijnlijk een lage rekening.
Bibracte op Mont Beuvray: archeologie in actie ****

Naast opgravingen vind je in Bibracte ook vreemde bomen.
Dit is voor een groot deel te danken aan François Mitterrand, de laatste echt grote president van Frankrijk. Hoewel hij er niet is geboren, had hij een sterke band met de streek. Voor zijn presidentschap was hij jarenlang burgemeester van Château-Chinon en daarvoor had hij ook allerlei politieke functies in de regio. Als president verklaarde hij Bibracte in 1984 een plaats van nationaal belang. En als in Frankrijk de president zoiets zegt, gebeurt er wat. Ten eerste werden de archeologische opgravingen, die in 1907 waren stopgezet, weer hervat. Voorts kwam er geld vrij om een museum neer te zetten en om het geheel voor publiek toegankelijk te maken. Tot slot werd in de omgeving een nationaal opleidingsinstituut voor de archeologie opgericht. Dit is allemaal goed gelukt, maar eerst even vertellen welke rol Bibracte heeft gespeeld in de geschiedenis.
Stukje geschiedenis: de Gallische oorlog
In de eerste eeuw voor Christus was Rome een republiek dat het westelijk gedeelte van de Middellandse Zee beheerste. Het zuiden van Frankrijk was grofweg van de Alpen tot Bordeaux in handen van de Romeinen. De rest van Gallië was verdeeld in een groot aantal rijkjes, waarvan er veel waren georganiseerd naar Romeins model; de macht lag in een handen van een aristocratische bovenlaag. Er waren wel wat grotere rijken, maar de meesten telden niet meer dan 50.000 zielen. De Romeinen waren op dat moment al een macht van betekenis in Gallië. Door verbonden en verdragen hield Rome er bovendien een succesvolle verdeel-en-heers politiek op na.
Hoewel politiek verdeeld, was de cultuur van de Galliërs, of Kelten, van een hoog niveau. Er waren verschillende grote steden, die waren verbonden met een uitgebreid stelsel van wegen dat zich uitstrekte van Oostenrijk tot Engeland en Ierland. Ook de nijverheid stond op een hoog niveau. Zo werden er prachtige sieraden gemaakt én, niet geheel onbelangrijk tijdens een oorlog, ook de wapens waren van een hoog niveau. Om de producten te maken, exploiteerden de Galliërs een groot aantal mijnen. In de Auvergne werd bijvoorbeeld veel goud gedolven. De naam van de hoofdstad van de Cantal, Aurillac, verwijst naar dit edelmetaal (aurum in het Latijn).
Rond 60 voor Christus zorgden een aantal gebeurtenissen ervoor dat er een einde kwam aan de vrede in Gallië. In Rome waren er drie mannen aan de macht gekomen, waaronder Julius Ceasar. Dit driemanschap smeet met geld om het volk achter zich te krijgen. Deze manier van politiek bedrijven was voor Ceasar, de minst rijke van het stel, moeilijk vol te houden. Maar hij zag wel mogelijkheden om hier iets aan te doen. Na een succesvolle militaire campagne in Spanje, werd hij de baas in Gallië. Met de bodem van zijn schatkist in zicht, wekt het geen verbazing dat Ceasar zijn oog liet vallen op het rijke noorden van Gallië. Hij had alleen maar een aanleiding nodig.

Volgens dit paaltje heeft Caesar hier zijn boek over de Gallische oorlogen zitten schrijven.
Die kreeg hij van de Helvetii. Deze Gallische stam woonde in de Alpen en voelde zich bedreigd door de Germanen in het noorden. Ze besloten te verhuizen en lieten hun oog vallen op een mooie streek aan de Atlantische kust. Niets is zo fijn als vruchtbare grond op een steenworp van het strand. Ze pakten hun boeltje bij elkaar en marcheerden richting het westen. Op hun tocht werden de Romeinse provincies zorgvuldig gemeden. Ondanks deze voorzichtigheid was het voor de handige Caesar een koud kunstje om de oorlog waar hij naar zocht te forceren. Het duurde dan ook niet lang of een bevriende Gallische stam vroeg de hulp in van de Romeinen, waarna Caesar zijn legioenen de Helvetii liet opjagen. Na een fikse achtervolging kwam het tot een slag in de buurt van Bibracte. Hierin liet Caesar zijn militaire talent zien door de Helvetii vrij gemakkelijk te verslaan.
Dit conflict was het begin van een groot aantal Romeinse interventies die uiteindelijk resulteerde in een totale verovering van Gallië door Rome (op één klein dorpje na natuurlijk). Het eindspel speelde zich af in het zuiden van Bourgondië, wederom in de buurt van Bibracte.
De Galliërs waren zich er na jaren oorlog van bewust, dat ze zich moesten verenigen en dat is precies wat een aantal grote stammen heeft gegaan. Op een bijeenkomst in Bibracte wezen de stammen Vercingetorix als leider aan. De plek is opvallend, want de Aedui, de Gallische stam die daar woonde, was altijd loyaal aan de Romeinen geweest en had zelfs hun hulp ingeroepen tegen de Helvetii in het eerste jaar van de oorlog. Vercingetorix verzamelde een enorm Gallisch leger, dat door Caesar bij Alesia in het zuiden van Bourgondië deskundig in mootjes werd gehakt.
Na deze grote overwinning erkenden de Galliërs de Romeinen als overwinnaars en kreeg Caesar heel Gallië in handen. Dat maakte hem direct de rijkste man van Rome en dat is altijd handig als je politieke ambities hebt. Maar voordat hij naar Rome zou terugkeren, zette hij zijn ervaringen van deze oorlog op papier. Dit deed hij in Bibracte en zijn boek, Commentarii de bello Gallico, geldt nog steeds als een standaardwerk op de militaire academie.
Bibracte speelde tijdens de eerste eeuw voor Christus dus een grote rol, maar in de jaren daarna ging het snel bergafwaarts. Vooral de ligging van de stad bleek een probleem. Bibracte lag dan wel aan belangrijke wegen maar ook op een berg en was daardoor moeilijk te bereiken. Ten tijde van oorlog was het goed te verdedigen, maar door de interne vrede in het Romeinse rijk was het vooral onhandig. Ga maar eens met je ossenkar in de regen omhoog. Toen de Romeinen 25 kilometer verderop Autun stichtte, verloor Bibracte zijn economische betekenis en liep de Keltische stad leeg. En hoewel er op de berg nog eeuwen een wekelijkse markt werd gehouden, was de rol van Bibracte verder uitgespeeld.
Archeologie
Deze dramatische ontwikkeling is voor archeologen een zegen. Doordat de stad vrij snel na de bloeiperiode is verlaten, liggen de resten niet onder andere lagen van bewoning. De boel heeft in alle rust twintig eeuwen in de grond liggen wachten zodat archeologen ze konden opgraven.
Archeologie is voor de periode voordat Gallië tot het Romeinse Rijk behoorde sowieso de belangrijkste bron van informatie. De Kelten hadden wel een ontwikkelde cultuur, maar kenden nauwelijks het schrift. Hierdoor zijn er bijna geen geschreven bronnen en die we hebben, zijn hoofdzakelijk geschreven door Romeinen en daarom nogal gekleurd. Wat in de bodem wordt gevonden is daarom de belangrijkste bron voor wat we weten over deze periode. De opgravingen van Bibracte zijn daarbij de grootste en belangrijkste voor de Keltisch cultuur in Frankrijk. Dat had Mitterand dus scherp gezien.

Archeologie is belangrijkste bron bij het onderzoek van de Keltische Cultuur in Frankijk.
De archeologische opgravingen zijn vandaag de dag indrukwekkend. Het gebied omvat maar liefst 1.000 hectare, waar een leger van archeologen op tal van plekken aan het werk zijn. En dat zijn niet alleen maar Fransen, maar ook Duitse, Nederlandse, Amerikaanse en Engelse geleerden zijn hier aan het graven. Maar er is meer te doen op deze unieke plek.
Museum van de Keltische cultuur
Toen wij Bibracte bezochten was het bijzonder stil. De parkeerplaats naast de ingang was aardig groot maar er stonden slechts een handvol auto’s met Franse kentekens. De Franse overheid ziet Bibracte als één van de ‘Grands travaux de l’Etat’ (grote werken van de staat) en dat betekent budget. Dat is goed te zien aan het museum. Het gebouw is ontworpen door Pierre-Louis Faloci en bestaat hoofdzakelijk uit steen en glas.

Het museum van Bibracte is fraai ontworpen en past mooi in de omgeving. Binnen vind je een tentoonstelling over de Keltische cultuur.
Hoewel het zeer moderne gebouw midden in de natuur staat, werkt het uitstekend. Het past in de omgeving. De expositie telt tal van voorwerpen die op Mont Beuvray zijn gevonden, gecombineerd met een groot aantal diorama’s die het leven in Bibracte moeten voorstellen. Ik ben nooit zo’n fan van deze manier van tentoonstellen, maar hier werkt het zeer goed. Onze kinderen, toen 5 en 7 jaar oud, vonden het geweldig.
Opvallend goed is de audiotour. Deze is te krijgen in het Nederlands en hier is duidelijk over nagedacht. Je krijgt een apparaat mee dat, dankzij een ingewikkelde techniek, weet voor welke vitrine je staat en onmiddellijk een verhaal begint te vertellen. Je krijgt direct te horen wat de voorwerpen zijn, waarvoor ze werden gebruikt en waar ze zijn gevonden. Dit alles werkt met een koptelefoon die net boven je oren hangt zodat je ook nog hoort wat je reisgenoten tegen je zeggen. Ik heb nog nooit zo’n goede audiotour meegemaakt. Je krijgt hierdoor een uitstekend beeld over de Keltische samenleving in de eerste eeuw voor Christus.
Archeologie in praktijk

Een archeologe aan het meten.
Zo’n museum is natuurlijk leuk, maar je wilt uiteraard de opgravingen zelf ook zien. Dat kan natuurlijk. Naast het museum, dat onderaan de berg ligt, staan busjes klaar om je naar boven te brengen. Je kan ook zelf naar boven lopen, maar een dergelijk ritje is wel zo comfortabel. De rit zelf brengt je langs de grote verdedigingsmuren van de stad waarna je een donker bos induikt, spannend en goed voor de sfeer. Eenmaal boven kan je genieten van het uitzicht en naar beneden wandelen langs alle belangrijke vindplaatsen. Er zijn ook rondleidingen, zelfs in het Nederlands, maar als je daar geen zin in hebt kan je ook zelf rondwandelen.
Het is een aardig lange wandeling, maar omdat je alleen maar daalt valt het erg mee. De route leidt je langs alle belangrijke wijken van de stad, waarvan nog lang niet alles is opgegraven. Bij ons bezoek was bijvoorbeeld de wijk waar de ambachtslieden woonden en werkten voor een groot deel bloot gelegd en voor een deel herbouwd. Aan de tempels en andere godsdienstige gebouwen daarentegen werd nog druk gewerkt. Letterlijk want een flinke groep archeologen uit Duitsland waren druk met schepjes en kwastjes. Volgens de kinderen was dit heel gaaf.
Naast de archeologie kom je tijdens de wandeling ook veel mooie natuur tegen. Op tal van plaatsen staan bankjes en dat zijn prima plekken voor een picknick. Dat is ook wat het museum wil dat je doet. Beter nog, je kan bij het museum manden kopen met een Gallische picknick. Het is onduidelijk of dit met of zonder everzwijn is. Maar je kan natuurlijk zelf ook stokboord, kaas, worst en een flesje wijn meenemen en genieten op de plek waar ooit Julius Ceasar heeft rondgelopen. Leuk!
Vézelay: de parel van de Morvan *****

In de winter is de toeristische trekpleister in de Morvan in ruste.
Santiago de Compostella
Direct bij de ingang van het dorp vind je op de grond een gouden schelp. Dit is het begin van de pelgrimstocht naar Santiago de Compostella. Dit was in de middeleeuwen een uiterst populaire tocht die ook tegenwoordig nog veel wordt gelopen. Lijkt mij interessant om dit ook eens te doen, voor als we tijd hebben.
In het dorp zelf word je vanzelf door de hoofdstraat naar de Romaanse Basiliek geleid. In de zomer is dit een drukke straat met tal van winkeltjes, restaurantjes en kunstgaleries. Want naast bedevaartsoord, is Vézelay ook de woonplaats van kunstenaars. En hoewel het geen enorme wandeling is naar de abdijkerk, de weg ernaartoe is soms gemeen stijl. Zeker in de zomer is het dan prettig om te weten dat er altijd een terras met een koel glas rosé binnen handbereik is.

De abdijkerk ligt aan een bescheiden plein boven op de heuvel.
Wie de klim heeft volbracht komt op een prachtig pleintje voor de abdijkerk. De kerk is oud en heeft een bewogen geschiedenis. Iedereen met een beetje kunsthistorische blik ziet dat het voorste gedeelte van de kerk, het schip, het oudst is. Het is gebouwd in de elfde eeuw. Na een brand in de dertiende eeuw is de kerk opnieuw opgebouwd en is het gotisch koor toegevoegd.
Religieus gezien ligt het hoogtepunt onder het altaar. Daar bevinden zich de resten van Maria Magdalena, een onderarm of zoiets. Ook voor atheïsten en andere heidenen die niet geloven in het vereren van lichamen is het toch een aanrader om even een kijkje te nemen in de crypte. De ruimte is nauw, krap, indrukwekkend en je hebt het gevoel dat je zo de middeleeuwen binnen loopt.
Kunsthistorisch gezien vind je het hoogtepunt in het portaal boven de hoofdingang. Het tympaan geldt als één van de mooiste Romaanse werken in Frankrijk, en wellicht van de wereld. Het is prachtig! Neem dus even de tijd om het goed te bekijken. In het midden zit Jezus met om hem heen de 12 apostelen. Het stelt het moment voor dat de Heer aan zijn metgezellen vertelt dat ze zijn woord over de wereld moeten verspreiden. De bijbel hebben ze dan ook in de hand en de apostelen worden omringd door allerlei rare volkeren die nog niet zijn bekeerd. Daarboven zijn de 12 maanden van het jaar uitgebeeld in de vorm van werkende lieden, elke maand kende in de twaalfde eeuw zo zijn eigen werkzaamheden.
Neem even de tijd om het op je in te laten werken en dan zal je opvallen dat de figuren een zekere dynamiek en beweging hebben. Dat is voor die tijd redelijk bijzonder, de meeste afbeeldingen waren statisch en formeel.
Geschiedenis
Vézelay kende in haar lange tijd van bestaan een bewogen geschiedenis en zeker in de middeleeuwen was het een komen en gaan van celebrities. Zo riep Bernard van Clairvaux in 1145 hier op tot de Tweede kruistocht. Na heel wat politiek geharrewar pakten

Het tympaan in het voorportaal in de abdijkerk geldt als één van de hoogtepunten van de Romaanse kunst.
de koningen van Frankrijk en Engeland en de Duitse Keizer het kruis op en vertrokken onafhankelijk van elkaar naar het heilige land. Het werd geen succes.
Vézelay was een dikke eeuw later het startpunt voor de Derde Kruistocht. In het dorp verzamelden zich de Franse en de Engelse koning. Dit zijn wellicht de bekendste middeleeuwse koningen: Philips II Augustus en Richard Leeuwenhart. Ook deze tocht werd niet echt een succes, al was het wel spannend.
Andere middeleeuwse supersterren die Vézelay bezochten, waren Thomas Beckett die zich in de twaalfde eeuw hier verstopte voor de Engelse koning. Al mocht dat niet baten. Ook Eleonora van Aquitanië bezocht Vézelay. Eleonora geldt als de vleesgeworden hoofse liefde, beschermvrouwe van dichters en zangers maar ze bezat ook een uitstekend politiek instinct. Zij was zowel getrouwd met de Engelse als Franse koning.
Wij hebben twee drie keer Vézelay bezocht. In 2007 waren wij er in augustus en in 2013 in februari. De verschillen zijn enorm. Je kan je in de zomer niet voorstellen hoe koud het er kan zijn en ’s zomers is het onwaarschijnlijk hoe rustig het hier is in de winter.