Capdenac-le-Haut Dorp hoog boven de Lot ***
Het dorp gaat nu door het leven als Capdenac-le-Haut maar dat is een toevoeging om verschil te maken met Capdenac-le-Gare, dat beneden aan de andere kant van de rivier ligt. Deze kleine stad is veel minder oud en beschikt zoals de naam al doet vermoeden over een treinstation dat het knooppunt vormt tussen vijf spoorlijnen naar Cahors, Toulouse, Brive, Aurillac en Rodez. Het staat in de treinwereld bekend als de ster van Capdenac maar dat is meer een verhaal voor Railaway.
De rivier De Lot vormt hier de grens van het departement en daarom ligt het dorp in het departement de Lot en het stadje in de Aveyron. Vanaf Capdenac-le-Haut heb je een prachtig uitzicht op het stadje en het treincomplex is van boven leuk om te bekijken.
- Romeinse bron
- Donjon met middeleeuwse tuin
De rol van Capdenac in de geschiedenis is lang onderwerp van discussie geweest. Dat er hier in de prehistorie al mensen woonden is duidelijk want daar zijn resten van gevonden. Maar hier zou Uxellodunum hebben gelegen, een Gallische bolwerk in de tijd van de Romeinse verovering. Dit dorp zou dankzij haar strategische ligging de laatste verzetshaard zijn geweest tegen de veroveringsdrift van Ceasar. Omdat de Galliërs in Frankrijk worden beschouwd als de voorouders van de natie, wat redelijke onzin is natuurlijk, zou dit een belangrijke plek voor Frankrijk zijn.
Julius Ceasar
De beroemde Romein besteedt uitgebreid aandacht aan het beleg in zijn beroemde boek Commentarii de bello Gallico (De Gallische oorlog). Het zal niemand verbazen dat de Romeinen korte metten met de opstand maken en dat Ceasar hierbij een hoofdrol speelt. Hoewel de opstand eigenlijk al onder controle is snelt de veldheer vanuit het noorden te hulp, snijdt de waterafvoer van de Galliers af waarna deze zich overgaven.
Om er zeker van te zijn dat ze niet meer de wapens zouden opnemen tegen Rome worden de handen van alle mannen afgehakt. Hiermee laat Ceasar zien dat hij niet alleen heel slim is en dat hij hard optreedt tegen de vijanden van Rome.
Romeinse bron
Helaas voor Capdenac bleek na uitgebreid archeologische onderzoek dat de beroemde Gallische burcht verder in het westen bij de Dordogne heeft gelegen. Hier dus niet maar dat wil nog niet zeggen dat hier in de late oudheid niet bewoond was. Eén van de attracties van het dorp is een Romeinse bron in de steile rots boven de rivier de Lot.
Maar verder zijn er niet heel veel zaken die herinneren aan de oudheid. Dankzij de strategische ligging is de plek voortdurend bewoond geweest waardoor er weinig over is van de Romeinse tijd. Het zijn het de middeleeuwen die het aanzien van het dorp bepalen en dat is helemaal niet erg.
Tijdens ons bezoek op een late middag in juli was het niet druk. Naast een schoolklas met jonge pubers stonden er een paar auto’s en een camper op de parkeerplaats. Terwijl de tieners verveeld in de speeltuin hingen liepen wij het dorp in.
Twee kleine poorten
Bij de entree van het dorp werd onze aandacht direct getrokken door twee poorten aan onze linker hand. De grote donjon aan de rechterzijde viel ons in eerste instantie niet eens op. De eerste poort moet een onderdeel zijn geweest van de verdedigingsmuur want het staat compleet los van alles. Toch loont het wel de moeite om er even door te lopen, je hebt hier namelijk voor het eerst het prachtige uitzicht op de rivier en het dal.
Mooie straatjes en steegjes
Achter de tweede poort begint een fijn mooi straatje met oude huizen en die zijn we ook maar ingelopen. Uiteindelijk kwamen we terecht op een groot terras waar opnieuw kan worden genoten van het prachtige uitzicht op de rivier en het dal.
Maar hier is nog iets bijzonders te zien want onder het terras bevindt zich een waterbron die al door de Romeinen werd gebruikt. Het heeft de naam dat Julius Ceasar de bron als eerste gebruikte maar omdat er geen bronnen zijn die deze claim ondersteunen lijkt dat toch wat ver gezocht.
Om de bron te bekijken moet je een steile trap nemen die je naar beneden voert. Ik had wel zin om deze bron te zien maar helaas was hij gesloten. Meestal komt dat omdat we tijdens lunch een dorp bezoeken, we zijn toch Nederlanders, maar dit keer waren we daar keurig in de namiddag.
Enigszins teleurgesteld liepen we het dorp weer in waar we enigszins verdwaalden in de leuke straatjes. Nu is het ook niet heel moeilijk want het dorp is niet zo heel groot en we stonden plots op het plein met de donjon.
Elf belegeringen
De Donjon is het meest opvallende onderdeel van de burcht die een belangrijke rol heeft gespeeld in de geschiedenis van het dorp. Vanwege zijn strategische ligging, het ligt precies op de enige weg tussen de Quercy en het zuiden, is het dorp meer dan eens onderdeel van strijd geweest.
Capdenac is maar liefst elf keer belegerd. In de achtste eeuw veroverde Pepijn de Korte, vreemd genoeg de vader van Karel de Grote, de vesting al. In de dertiende eeuw tijdens de kruistochten tegen de Katharen werd het twee keer veroverd door Simon van Montfort. Een eeuw laten waren het de Engelsen die tijdens de Honderdjarige Oorlog het dorp belegerden. Tot slot was het dorp tijdens de godsdienstoorlogen in de zestiende eeuw een belangrijk protestant bolwerk.
Bij het donjon bleek een middeleeuwse tuin te zijn is het is best leuk om deze even te bekijken. Er staan allerlei planten en kruiden keurig in perkjes. De picknicktafel maakt het een ideale plek om even wat te nuttigen dat ook werd gedaan door een Frans gezinnetje. We hebben ze maar verder niet gestoord.
Video van Capdenac-le-Haut
Beelden van Capdenac-le-Haut
E-Magazine
Evenementen in Capdenac-le-Haut
Kaart van Capdenac-le-Haut en omgeving
Les plus beaux villages de France weergeven op een grotere kaart
In de buurt van Capdenac-le-Haut
Peyrusse-le-Roc: prachtig spookstadje vol ruïnes in de Aveyron ****
Aveyron; schatkamer van dorpen
Ondanks dat we op minder dan twee kilometer van Peyrusse-le-Roc een gite hadden, best een leuke overigens, bezochten wij Peyrusse-le-Roc pas op de laatste dag. Zo gaat het vaak als je ergens vlakbij woont; je ontdekt pas laat hoe leuk het is. Nu waren we bij aankomst al door het dorpje gereden en we hadden al een paar keer het afval weggebracht maar van een echt bezoek was het nog niet gekomen.
Niet zo gek want de Aveyron is een streek waar ze de mooie dorpen zo’n beetje hebben uitgevonden waardoor we het maar druk hadden met het bezoeken van andere dorpen zoals Belcastel, Najac en Conques. Met al dat moois om je heen vergeet je al snel dat er om de hoek een geweldig dorp ligt.
Na een extreme warme week besloten we het de laatste vrijdag wat rustiger aan te doen. De warmste dagen waren voorbij en aan alles voelde je dat er een storm op komst was. Na een uurtje in de tuin van onze gite vroegen we ons toch af of we toch niet iets moesten gaan doen nu het nog droog was. En dus gingen we toch maar even een kijkje nemen in het dorp waar we officieel een week te gast waren en dat viel helemaal niet tegen.
Op een bergkam tussen groene valleien
Het huidige Peyrosse-le-Roc ligt op een pas tussen twee prachtige groene valleien. De huizen zijn bijna allemaal gebouwd in de achttiende eeuw en het geheel ademt een gemoedelijke zuidelijk sfeer.
Zoals vaak parkeerden wij de auto rond lunchtijd. En ondanks dat we in onze gite nog een gebakken ei hadden genuttigd, kregen we het moeilijk bij het passeren van het plaatselijke café. De geluiden, de geur en de gezelligheid van het terras wezen erop dat de lunch aanstaande was en dat was aanlokkelijk.
Opvallend detail daarbij is dat een groot deel van het terras zich bevindt in de tuin van de burgemeester, die, volgens het bord op het hek, tevens de historicus van het dorp is. Een prachtige titel natuurlijk die je in Nederland dat niet zo snel op een bordje zal zien.
Pleintje bij de kerk
De charmante straatjes leidden ons gelukkig van de aanstaande lunch af waar we terechtkwamen op een vriendelijk pleintje naast de kerk. Een kerk nodigt altijd uit om even te bestuderen. Het betreft hier een vrij sobere versie met boven de entree een interessant beeldje van Maria met kind. Ook binnen is de kerk niet erg uitbundig maar het loont toch de moeite om even naar binnen te lopen.
Dit gedeelte van het dorp was niet helemaal nieuw voor ons want bij het wegbrengen van het afval konden wij de nieuwsgierigheid niet konden bedwingen en waren we even kort door het dorp gelopen. Een groot bord bij de eerder genoemde poort had ons toen al duidelijk gemaakt dat er hier meer was te beleven.
Op het pleintje was die avond één jongetje aan het voetballen. Een beetje jammer en ik stelde mij voor dat er verder geen leeftijdgenootjes in het dorp waren die met hem een balletje konden trappen. Deze gedachte werd nog eens onderstreept omdat hij zo nu en dan de bal met enige frustratie de bal hard en hoog tegen de kerk aantrapte. Nu ben ik geen gelovig man en ik vind dat de jeugd de ruimte nodig heeft om hun sportieve ambities te kunnen ontwikkelen, maar om daarvoor een eeuwenoude kerk daarvoor op te offeren gaat mij toch aan het hart. De kerk kon het wel hebben, bleek.
Toen ik twee dagen later ik de kerk nog eens goed van buiten bekeek zag ik ineens dat de toekomst van het jongetje niet in de Europese stadions lag. Zijn voetbal lag namelijk op een vensterbank van een hoog venster in de klokkentoren gespietst op de stekels die duiven moet beletten te landen op het monument. Terwijl ik mij afvroeg of dit nu terecht was of niet werd ik afgeleid door een schilder die op de eerste etage van het huis tegenover de kerk een schilderij aan het maken was. Kerk, kasteel, pleintje en een kunstenaar; dit is een Frans dorp éénentwintigste eeuw!
Even verder op het plein is de Office du Tourisme te vinden waar je voor een klein bedrag een audiotoer met kaart van het dorp kan kopen. Natuurlijk was hij gesloten want het was lunchtijd. Veel maakt het niet uit want de route naar het middeleeuwse stadje, of wat er van over is, staat goed aangegeven.
Zilvermijnen
Peyrusse-le-Roc was namelijk aan het einde van de middeleeuwen een redelijke stad met meer dan 3500 inwoners. In deze streek is dat nu al een flink dorp maar zeker in de dertiende eeuw was dat groot. Naast de strategische ligging was de aanwezigheid van een zilvermijn de reden waarom het hier een bedrijvige boel moet zijn geweest.
Deze mijnen werden al in de oudheid geëxploiteerd maar pas in de achtste eeuw voor het eerst genoemd toen Pepijn de Korte, gezien zijn bijnaam vreemd genoeg de vader van Karel de Grote, Peyrusse probeerde te veroveren.
Verlaten stad
De stad was in de zeventiende eeuw over zijn hoogtepunt heen toen langzaam maar zeker het zilver uit Amerika werd geïmporteerd. Rond 1700 was het klaar en kort daarna wisselden de laatste bewoners de benedenstad in voor het huidige dorp op de heuvel. De stad verloor haar bestuurlijke functie, de plaatselijke baljuw zetelde hier, en werd in bezit genomen door de natuur tot dat een aantal jaar geleden werd besloten om de ruïnes toegankelijk te maken voor het publiek.
Het plein naast de kerk was ooit onderdeel van het kasteel dat hier stond. Alleen de eerder genoemde poort en de toren van de kerk zijn nog overblijfsel van de burcht. De stad zelf had zijn eigen verdedigingswerken en dat is ook het eerste wat je ziet als je afdaalt.
De twee torens van Roc de Thaluc
Vlak na het verlaten van het dorp sta je op een terras met een prachtig uitzicht op een twee torens op een enorme rots. Het geheel heet Roc de Thaluc en doet denken aan het aan Lord of the Rings film. Wie wil kan via drie steile trappen, ladders bijna, de torens nader bekijken. Dat is minder eng dan het lijkt maar voor mensen die minder goed ter been zijn zou ik het niet aanraden.
De torens geven een beetje een beeld dat hier een belangrijk stadje was dat verdedigd moest worden. Het schijnt dat de hele stadje ommuurd is geweest en dat lijkt mij niet onwaarschijnlijk aangezien Frankrijk in de late middeleeuwen werd geteisterd door gewapende conflicten zoals de Honderdjarige Oorlog.
Als je verder afdaalt duik je als snel een bos in waar een aantal zaken met betrekking tot de mijn zijn te bewonderen. Daarna kom je bij een splitsing met een oude donjon dat ook deel uit maakte van de verdedigingswerken van de stad. Ook kom je langs een praalgraf uit de veertiende eeuw dat nu goed is beschermd tegen de elementen en toeristen. Het staat bekend als het graf van de koning maar het was mij niet duidelijk wie er in heeft gelegen.
Ruïne van kerk
Indrukwekkend wordt het als je de overblijfselen van de kerk ziet. De ruïne is duidelijk te herkennen als kerk met zijkapellen en bogen maar het overgrote deel van dit religieuze bouwwerk is verdwenen en overgenomen door de natuur. Het lijkt mij niet onwaarschijnlijk dat het in de achttiende eeuw is gebruikt als steengroeve bij de bouw van het huidige dorp.
Toch is dit bijna een magische plek omdat het wel duidelijk wordt onderhouden maar toch ook helemaal verwilderd. Ik ben in Engeland ooit in Fountains Abbey geweest, een verwoest klooster, en daar hing een beetje dezelfde sfeer.
Bijzonder is ook de synagoge die tegen de kerk is aangebouwd. Nu is het niet veel meer dan vier muren maar de kennis dat in dit kleine gebouw ooit Joodse eredienst is gehouden is wel bijzonder. Zeker omdat je in Frankrijk sowieso weinig Joodse gebouwen ziet.
De laatste grote ruïne is een oud ziekenhuis genaamd Hôpital des Anglais. Waarom het zo heet ben ik niet achter gekomen maar het is een enorm gebouw dat dienst deed als ziekenhuis. Dat zie je wel meer bij mijnsteden want ook in Elzas bezochten we een oude mijn waar en ook daar was een ziekenhuis. Daar werd verteld, en ik ga er vanuit dat ze hier goede bronnen voor hebben en dus waar is, dat elke mijnwerker in de zestiende eeuw een deel van zijn opbrengst afstond aan het ziekenhuis. Een voorloper van een ziektekostenverzekering waar ze in Amerika nog steeds mee worstelen.
Helemaal beneden sta je vrij plots bij een bergbeek waar een nog een brug en een kapel in opvallende goede staat. Deze heet de Notre-Dame-de-Pitié en is in de negentiende eeuw helemaal herbouwd. Helaas is hij niet open. Bij plek bij de beek is samen met het begin van de wandeling bij de torens een perfecte plaats voor een picknick.
Zeker op warme dagen biedt het stomende water ook nog eens verkoeling. Wees wel een beetje zuinig met de wijn want om terug te komen naar het dorp moet je nog flink klimmen. Je kan deze wandeling doen op slippers, maar je doet er goed aan om je schoenen aan te doen.
Voor de wandeling naar boven volg je het zelfde pad omhoog maar sla je bij de donjon af. Dit pad leidt je langs nog een oude poort waar tegenwoordig weer gewoon mensen wonen. Daarna is het even zoeken en volg een pad links terug naar het dorp. Dit is best steil en je hebt het idee dat je door iemands tuin loopt maar uiteindelijk sta je aan het begin van de straat. Nog even klimmen en dat dat je weer bij de uitnodigende dorpskroeg. Na een stevige klim is een koel drankje wel een verdiende beloning.
Franse feestdagen en tradities
De Fransman is iemand van tradities, vastgeroeste gewoontes, gebruiken, rituelen die ze niet snel of misschien nooit zullen veranderen. Eén van die vaste tradities is het Franse dorpsfeest. Ieder dorp, maar dan ook ieder dorp heeft één keer per jaar zijn dorpsfeest, meestal gehouden in juli en augustus. Je kunt het een beetje vergelijken met […]
La Romieu: dorp met imponerende kerk
Deze Arnaud bouwt in La Romieu een kerkcomplex dat er nu nog altijd staat. Naast de kerk verschijnt er ook een groot paleis en laat hij het hele dorp ommuren. Deze laatste twee zijn inmiddels verdwenen maar de kerk staat er nog. In de kerk zijn fresco’s uit die tijd en een kloostergang te bewonderen. De flinke toren is achthoekig en is voor een deel te beklimmen waardoor je een prachtig uitzicht hebt over het dorp en het fraaie plein met arcaden.
De kerk speelde een grote rol in de ontwikkeling van La Romieu als pleisterplaats op de Camino de Santiago, een plegrimstocht die in de middeleeuwen zeer populair was. Het hele complex staat op de UNESCO lijst en geldt dus als werelderfgoed.
Legende van de katten
Wie door La Romieu loopt kan bijna niet om de katten heen. Afbeeldingen, namen, uithangbordjes en beelden; overal kom je deze eigenzinnige dieren tegen. Veel beeldjes zijn van de hand van Maurice Serreau die zich liet inspireren door een plaatselijke legende. En dat is een leuk verhaal.
De aanbidding van poezen in het dorp gaat terug naar een verhaal aan het einde van de middeleeuwen. Tijdens een hongersnood door een misoogst werd de jacht geopend op deze huisdieren om die vervolgens op te eten, als je honger hebt doe je alles.
Eén inwoonster van het dorp, Angelina genaamd, hield veel van katten en verborg er een aantal. Dat bleek een gouden greep want na de hongersnood werd de oogst opnieuw bedreigd. Dit keer door een plaag knaagdieren die vrij spel hadden bij een gebrek aan katten. De ondergedoken poezen kwamen in actie en maakten korte metten met de muizen, ratten en ander ongedierte. Na deze heldendaad konden de katten niet meer stuk en worden sindsdien vereerd als helden. De poezen vonden het waarschijnlijk wel best en gingen slapen.
Het verhaal is opvallend want in het algemeen wantrouwden middeleeuwers katten. De dieren werden geassocieerd met duistere krachten en de duivel. Een echo hiervan is het idee dat een zwarte kat ongeluk zouden geven.
Botanische tuin
Even buiten het dorp ligt Jardins de Coursiana. Deze botanische tuin is opricht in 1974 en heeft sindsdien een enorme hoeveelheid verschillende bomen verzameld. De tuin omvat vier gedeeltes met elk hun eigen thema. Zo is er bijvoorbeeld een Engelse en een kruidentuin.
Als je zowel de tuin als het kerk wilt bezoeken kan je het best een gecombineerd kaartje kopen, die is het hele seizoen geldig.
Lavardens: kasteeldorp in de Gers
Naast het kasteel is ook het hele dorp ooit ommuurd geweest. Dat is helaas nu niet het geval meer maar er zijn nog vijf torens. De hoogste daarvan is vijftien meter hoog en die is ziet er ook het best uit.
Het huidige kasteel heeft tijdens deze verbouwing zijn huidige vorm gekregen en het heeft een soort van natuurlijke schoonheid. De eenvoudige vormen en de goede verhoudingen maken het kasteel een prachtig bouwwerk dat ook nog eens interessante vertrekken heeft. Sommige daarvan hebben een prachtige vloer van natuursteen die op een unieke wijze is gelegd. Daarbij bezitten sommige kamers een prachtige akoestiek. In de zomer worden hier concerten gehouden.
In de negentiende eeuw raakt het kasteel in verval waarna pas in 1970 een serieus plan wordt gemaakt om het kasteel van Lavardens te redden. Dat is gelukt en nu zijn er tentoonstellingen en andere culturele zaken te zien. Het bekijken van het kasteel is dan ook een must bij een bezoek aan het dorp.
Natuurlijk is het dorp meer dan het kasteel en je kan er ook goed eten. Er zijn meerdere restaurants waar je plaatselijke specialiteiten tot je kan nemen. Vergeet daarbij na de dis een lekker glas Armagnac niet.
Montréal: dorp en Romeinse villa in de Gers **
Eenmaal in de Armagnac werd de sfeer iets beter en die lijn werd doorgezet nadat mijn partner besloot om onze oudste de waarheid over Sinterklaas te vertellen. Dit gaf hem het idee dat hij bij de volwassenen hoorde waardoor het caviadrama redelijk snel was vergeten. Ik zou hier nooit op zijn gekomen maar deze opvoedkundige aanpak werkte uitstekend. De sfeer werd zelfs nog beter toen wij in Fourcès een vogeltje redden uit de klauwen van een kat.
Romeinse villa
Via Larressingle kwamen we in de middag aan in Montréal. We besloten eerst de Romeinse villa te bezoeken. Romeinse opgravingen worden in Frankrijk altijd standaard als Gallo-Romeins aangeduid en ik weet eigenlijk niet waarom. Volgens mij was Gallië gewoon veroverd door Rome, door Ceasar met name, en vinden de huidige Fransen het beter om te spreken over Gallo-Romeins.
Het argument is dat de Romeinse cultuur versmolt met de Keltische en de elite de Romeinse cultuur omarmde. Dit was de normale methode van de Romeinen om veroverd gebied onder controle te krijgen. Een slimme strategie waarmee ze een enorm rijk hebben opgebouwd. Ik ben geen oudheidkundige maar ik heb nergens kunnen vinden dat de bewoners van Gallië zich Gallo-Romeinen noemden en van een Gallo-Romeins Rijk is ook geen sprake. Hoewel in het album De Kampioen van Asterix dit wel voorkomt maar het schijnt dat die bron veel later is geschreven.
De Romeinse villa is interessant en zeker een bezoek waard. Een villa doet ons snel denken aan een groot huis aan de rand van een vinex wijk met een carport en een slootje er achter. Dat is niet helemaal het concept van een Romeinse villa. Dat klinkt logisch maar als je zo’n villa in het echt bekijkt besef je pas hoe een woord een beeld vormt in je hoofd.
In het Romeinse tijd was de villa de hoeksteen van de landbouw. Naast de eigenaar en zijn familie woonden er knechten en slaven en die hadden allemaal hun eigen onderkomens. Naast de gebouwen die nodig waren voor de landbouw waren er ook ‘openbare voorzieningen’ zoals een tempel, een badhuis en een bakkerij. Het gehele complex was een redelijk zelfvoorzienend en is meer een kruising tussen een boerderij en een dorp dan een luxe woning met wat zuiltjes.
Dorpen zoals wij die nu kennen
Het meest opvallende van het hele complex besefte ik mij pas later. In tegenstelling tot de drie prachtige dorpen in de buurt heeft de villa totaal geen verdedigingswerken en is het open gebouwd. De Romeinen brachten naast de cultuur in Gallië vooral vrede en als je goed kijkt in het zuiden van Frankrijk kan je dit nog zien. De dorpen waar wij zo dol op zijn liggen vaak op strategische plaatsen met een dikke muur erom heen. De eerste muren verschenen echter pas toen het Romeinse Rijk in verval raakte waarna de dorpen zich binnen de muren ontwikkelden terwijl villa’s zonder muren onverdedigbaar waren en in verval raakten.
Het leuke van Montréal is dat je hier dit hele verhaal goed kan zien. De villa ligt op twee kilometer van het dorp dat op een goed verdedigbaar punt is gebouwd naast een rivier met een dikke muur om het tuig tegen te houden.
In het dorp zelf vind je aardige straatjes, een mooie kerk en gezelligheid. Er zijn een aantal goede restaurantjes maar als je het mij eerlijk vraagt vond ik Larressingle toch iets leuker. Het is kleiner en intiemer dan Montréal en daarom heeft het meer indruk gemaakt op mij.
Ruïne kerk
Even ten zuiden van het dorp op de oever van de rivier Auzoue staat een interessante ruïne van een kerk uit de twaalfde eeuw. Dit gebouw is het slachtoffer geworden van de godsdienst oorlogen waarin de Hugenoten de boel hier kort en klein hebben geslagen. Tot overmaat van ramp werd de kerk in de negentiende eeuw gebruikt als steengroeve om de parochiekerk in het dorp te verbouwen. Toch heeft het gebouw nog een aantal mooie marmeren details. Wij zijn er helaas niet geweest want we zijn gaan zwemmen in een enorm zwemparadijs dat geheel in Romeinse stijl was gebouwd.
Tot slot is moet er nog even vermeld worden dat vlakbij Montréal één van de belangrijkste vindplaatsen van fossielen in West-Europa ligt. Helaas is deze niet te bezoeken en liggen de belangrijkste gevonden voorwerpen in Toulouse in de een museum. Maar als je je hier in de buurt verveeld kan je altijd een grote steen doormidden hakken om te kijken of er een fossiel in zit.
Saint-Côme-d’Olt: middeleeuws dorp langs de Aveyron
Naast de kerk heeft het dorp nog veel van de middeleeuwse bebouwing staan. Zelfs de muur die Saint-Côme-d’Olt eeuwen geleden beschermde staat er voor een groot gedeelte al is die nu wel verbouwd tot de gevels van mooie herenhuizen. Het centrum is zoals je verwacht van een middeleeuws dorp met nauwe straatjes en steegjes. Tot slot is er natuurlijk een kasteel dat in de dertiende eeuw is gebouwd en nu dienst doet als gemeentehuis.
Estaing: dorp op de route naar Saintiago in de Aveyron
Zwembad met uitzicht
Estaing was het eindstation van de dag want rond een uur of één was het kwik boven de veertig graden gestegen en gingen we op zoek naar een zwembad. Gelukkig ging het gemeentelijke zwembad van Estaing na een uurtje open. Niet groot maar waarschijnlijk niet druk en dat was dus prima op dit moment.
Ik ben dol op gemeentelijke zwembaden in Frankrijk. Het zijn er veel, zijn redelijk goed onderhouden, vaak niet te druk, er zijn weinig toeristen en het kost bijna niets om binnen te komen. Als gezin zijn we altijd tussen de 6 en 10 euro kwijt en dat is prima om even af te koelen. Daarbij krijg je vaak gratis een goede vormgeving bij want voor veel zwembaden is de architect echt even gaan zitten en als je dat zie je direct. Zeker de zwembaden uit de jaren vijftig en zestig zijn soms echte pareltjes.
Ook de plek van een openbaar zwembad is vaak bijzonder en het zwembad in Estaing is geen uitzondering. Het ligt namelijk precies tegenover het kasteel en je hebt dan ook een prachtig uitzicht tijdens het zwemmen.
Maar voordat we in het water sprongen hebben we ons prima vermaakt in het dorp. Hoewel het midden in het hoogseizoen was konden we de auto gewoon op de boulevard naast de rivier parkeren. Deze streek lijkt nog niet ontdekt te zijn door de hordes toeristen en het is te hopen dat dat nog even zo blijft. Al bleek dat even later niet het geval.
De straat die vanaf de rivier loopt voelt helemaal niet aan als een dorp. Je hebt het idee dat je hier door een stadje loopt en dat is ook eigenlijk het geval. Estaing heeft nu zo rond de zeshonderd inwoners maar dit getal is eeuwen veel hoger geweest en zeker in deze streek kan je dan wel spreken over een stadje.
Hoewel het stadje op een strategische staat, heeft het nooit militaire betekenis gehad. De welvaart kwam voor een deel omdat Estaing een regionale bestuursfunctie had maar de grootste inkomsten bron waren altijd de pelgrims. Omdat je hier op weg naar Conques de Lot kon oversteken werd het de eerste pleisterplaats vanaf Le Puy dat één van de meest populaire startplaatsen was.
Middeleeuwse brug
De brug die de pelgrims namen is er nog steeds. Het huidige exemplaar werd in 1490, dus nog net in de middeleeuwen, gebouwd en wordt nog steeds gebruikt. Bij aankomst zagen we er een grote vrachtwagen rijden en hoewel het er een beetje raar uitziet kan de brug het kennelijk goed hebben.
Omdat in de veertiende eeuw de stad de relieken van Saint Fleuret op de kop tikte, werd zelf ook een plegrimsplaats. De relieken worden bewaard in een eigenaardig kerkje tegenover de ingang van het kasteel.
Karakteristiek plek
Het pleintje in het centrum is één van de meest karakteristiek plekken van het dorp omdat zowel de kerk als het kasteel hoger liggen. Om bij de ingang van de kerk te komen moet je eerst een flinke trap beklimmen. Vanwege de warmte en omdat de trap in de volle zon lag stond ik bovenaan toch een beetje naar adem te happen. Om dit te maskeren besloot ik dat het beeld dat voor de ingang van de kerk staat eens goed te inspecteren.
Dit bleek een gouden greep want wat het is een interessant stukje beeldhouwwerk. Zo leuk dat terwijl ik het bekeek onderaan de trap een bus met toeristen was geleegd. De meute stond voordat ik het door had om mij heen en werden er druk selfies geschoten. Gezellig hoor maar het verstoorde mijn kunstgenot behoorlijk. Ik had die ene toeristische bus die hier per week stopte getroffen.
Half geïrriteerd vluchtte ik de schaduw van de kerk binnen waar ik werd getrakteerd op een barokke altaar vol met zuiltjes en andere gouden elementen. Genoeg details om even goed te bekijken al was ik bang dat de toeristische horde mij snel zou volgen. Maar dat gebeurde niet, het bleef stil in het kerkje. Enigszins nieuwsgierig ging ik buiten kijken waar geen toerist, behalve mijzelf, meer was te bekennen.
Een bericht op mijn telefoon wees mij erop dat mijn gezinsleden hadden ontdekt dat het zwembad binnen tien minuten zou openen. Waar ik bleef. Ik trof ze op een terras naast het rivier waarna we naar het zwembad liepen. Daar kwamen we erachter dat juist die middag er zwemles was en aangezien wij al konden zwemmen besloten we een paar dorpen verder te gaan zwemmen.
Kasteel
Het kasteel heb ik niet van binnen gezien maar je kunt het wel bezoeken. Het bouwwerk was in het begin van deze eeuw nog onderdeel van een flinke politieke rel. Bij wie het rijtje Franse presidenten goed in het hoofd zit, was al onmiddellijk een belletje gaan rinkelen bij de naam Estaing.
Begin jaren tachtig had Frankrijk een president Valéry Giscard d’Estaing genaamd. Misschien wel de president met de mooiste naam al zijn de meeste mensen hem al lang vergeten maar hier niet.
Het kasteel werd namelijk 2005 verkocht aan hem en zijn broer en dit was goed voor een behoorlijke nationale beroering. Het kasteel had jaren lang dienst gedaan als school, bejaardenhuis en créche en werd zonder het te koop had gestaan verkocht.
De verkopende partij klaagde over de lage prijs. En daar zat wel wat in want een heel kasteel voor iets meer dan vijf ton is inderdaad een koopje. Helemaal als je bijna het zelfde bedrag aan subsidie krijgt om het op te knappen. Zo gaan die dingen soms in Frankrijk.
Sarrant: dorp met lange geschiedenis in de Gers
Camon: klein dorp rondom een klooster
Een wandeling rondom de vestingwerken is een must bij een bezoek. Om Camon binnen te komen ga je door een prachtige poort. Het dorp heeft enkele mooi huizen waar enkele zijn uitgevoerd met vakwerk. Het klooster zelf is niet helemaal meer heel maar er is voldoende om interessant te zijn. In de kapel zijn fresco’s uit de veertiende eeuw te bewonderen en de kerk heeft een mooi altaarstuk. De overblijfselen van de koorgang maakt het romantische plaatje compleet, je zou er zo gaan trouwen.