Château du Falkenstein ***Kasteel in de bossen van de Noordelijke Vogezen
Wij bezochten de noordelijke Vogezen tijdens een kleine roadtrip rond Pasen, dat bijzonder vroeg viel. Hoewel het de dagen voordat we Falkenstein bezochten heel aardig weer was, beloofde de weervoorspelling voor die dag niet veel goeds; regen, donder en bliksem.
Zodoende zochten we een uitstapje vlak voordat een zwaar regenfront zich over het gebied zou bewegen. De keus viel op het kasteel van Falkenstein want dat lag om de hoek en bovendien één van de weinige zaken dat dat überhaupt open was op tweede paasdag. Het kasteel is namelijk volledig openbaar gebied én dus altijd open.
Na even zoeken vonden we het parkeerterrein van het kasteel. Deze ligt naast een kruispunt waar vijf wegen elkaar vinden midden in het bos. Omdat er geen enkele andere auto stond en je het kasteel hier niet kan zien hebben we het drie keer gecontroleerd voordat we aan de wandeling begonnen.
Stukje klimmen
De wandeling is kort maar heftig. Ondanks een aantal mooie dagen had het toch genoeg geregend om het pad voor grote delen flink onder water te zetten. Het wandelen schiet niet op maar ik vind het altijd leuk om de beste weg tussen de plassen water en modder te vinden.
De plassen verdwijnen als het pad begint te stijgen, en stijgen doet het. Het viel ons tegen om het steile pad te beklimmen en we moesten een paar keer stoppen om op adem te komen. De klimconditie is er nog niet helemaal zo in het voorjaar.
Ondertussen werd het door de aankomende donderwolk steeds donkerder in het woud. Dit gaf onze tocht tussen de hoge bomen en het opdoemende kasteel en het feit dat we helemaal alleen waren een zeker dramatisch effect. De sfeer zou in een gemiddelde horrorfilm niet misstaan.
Het kasteel staat bovenop een heuvel en heeft grofweg drie lagen. De onderste laag omvat de poort waarna je om de rots draait en je via een open ruimte tegen een tweede kleinere poort aanloopt. Hierachter in nog een open ruimte met aan de zijkant een indrukwekkende muur met uitgehakte ruimtes. Waarschijnlijk waren dit opslagruimtes of stallen in de tijd dat het kasteel in functie was.
Grotten
Dit was het moment dat de eerste druppels vielen maar na een tijdje geschuild te hebben in de uitgehakte kamers werd het weer even droog. Mijn partner vond het wel genoeg maar ik besloot toch boven te kijken door de trap direct naast de tweede poort te bestijgen.
De trap leidt naar het tweede niveau van het kasteel. Via een nauwe doorgang kom je hier in een uitgehakte zaal en tal van andere kleine ruimtes. Op de talrijke informatieborden, in het Frans, Duits en Engels, kan je lezen welke functies de verschillende kamers en ruimtes hadden in het verleden.
Al is het van sommige kamertjes niet helemaal duidelijk welke functie zij hadden; een toilet of misschien toch een kerker. Hier is nog duidelijk werk aan de winkel voor de plaatselijke historici en archeologen.
De bovenste verdieping van het kasteel bereik je door een indrukwekkende trap die zich boven de eerste poort slingert. waarna je op het ‘dak’ van het kasteel staat.
Veilig
De hele tocht naar boven is redelijk veilig te bereiken want de route heeft ijzeren hekken bij gevaarlijke afgronden. Ik zou hier niet mijn vijfjarige kind laten rondrennen maar je hoeft ook niet bang te zijn dat je naar beneden stort. Je moet wel goed te been zijn, iemand in een rolstoel is hier kansloos.
De bovenkant van het kasteel bestaat op zijn beurt weer uit drie niveaus die allemaal een eigen functie hadden. Hier is ook duidelijk hoe smal het kasteel eigenlijk is, soms maar een paar meter breed.
Het moet hier boven het ooit een drukke boel zijn geweest want dankzij de superieure strategische hoogte kan je hier het kasteel met een paar man uitstekend verdedigen tegen een veel grotere macht. Met genoeg pijlen, stenen en andere rommel die je naar beneden kan gooien hou je het hier heel lang uit, als je tenminste genoeg voedsel hebt.
Naast de militaire functie werden hier ook andere activiteiten ontplooid. Zo moeten hier tal van gebouwtjes hebben gestaan waar bijvoorbeeld een smid, de timmerman en andere ambachtslieden hun werk hadden. Eén van dit ruimtes staat er nog. Sommige historici denken zelfs dat op een verhoging een kleine windmolen heeft gestaan.
Windmolen
Als Zaankanter en dus opgegroeid naast vele molens, lijkt mij dit nogal vreemd omdat de heuvels en de bomen niet echt voordelig zijn om goede wind te vangen voor een molen. Maar het idee dat hier boven op een kasteel ooit een werkende molen heeft gestaan is wel aantrekkelijk.
Het hoogste deel van het kasteel bevindt zich op het meest noordelijke punt dat te bereiken is via een metalen trap. Het uitzichtpunt heeft een ronde tafel met daarom aangegeven wat er zoal te zien is, iedereen die in Frankrijk op een uitkijkpunt is geweest kent zo’n tafel wel.
En wat een prachtig uitzicht heb je hier. Juist de aankomende donderwolken maakte het uitzicht nog eens extra dramatisch. Ik stond daar net genieten toen het opnieuw zachtjes begon te regenen waarna niet veel later de eerste bliksem zich meldde.
Dit was het juiste moment voor een ingeving en die had ik. Ik bedacht mij dat ik de avond ervoor had gelezen dat dit kasteel in de veertiende eeuw door de bliksem was getroffen en voor een groot deel was afgebrand om nooit meer opgebouwd te worden. Aangezien ik op het hoogste punt in de omgeving stond, ik meer dan twee meter lang ben en omringt door ijzeren hekken leek het mij een slecht idee om hier lang te blijven.
Met gehaaste spoed zijn we naar de auto afgedaald waar we wonder boven wonder vrij droog aankwamen. Eenmaal in de auto zetten we koers naar Nederland en na nog geen twee kilometer rijden barstte het noodweer los dat tot bij Luik aanhield.
Omdat wij het kasteel van Falkenstein op een regenachtige paasmaandag bezochten was er werkelijk niemand maar in zomer met mooi weer kan het hier wel behoorlijk druk zijn. Evengoed is het kasteel een aanrader. Hou er wel rekening mee dat hier helemaal geen voorzieningen zijn; je kan er niets kopen en er is ook geen toilet. Wel genoeg mooie plekjes voor een picknick trouwens.
Video van Château du Falkenstein
Beelden van Château du Falkenstein
E-Magazine Elzas
Kaart van Château du Falkenstein en omgeving
Les plus beaux villages de France weergeven op een grotere kaart
In de buurt van Château du Falkenstein
Cotignac: kleurrijke huizen, gezellige markt en grotwoningen ***
Eenmaal op het pleintje bevonden we ons in de drukte van een gezellige regionale markt waar tal van heerlijkheden zoals kaas, worst, wijn en olijfolie werden aangeboden. De marktkramen werden daarbij omringt door terrassen vol met lunchende gasten. Dit alles vond plaats in de schaduw van grote platanen zoals het hoort in de Provence. Het geheel was een traktatie voor oog, oor en neus.
Hoewel we wel wat honger hadden, dat krijg je vanzelf als je in zo’n omgeving bent, besloten we om eerst het dorpje, of eigenlijk stadje, te bekijken. Aan het einde van het marktplein wordt je vanzelf in het oude deel geleidt dat te herkennen is aan de nauw, soms steile, straatjes met hoge huizen.
De huizen in Cotignac zijn veelal in gezellige kleuren geverfd. Waarom dit is ben ik nog niet achter gekomen maar de roze, rode en blauwe gevels zorgen voor een levendige en opgewekte sfeer. In één van de eerste straatjes staat een aardige kerk die we natuurlijk even bezochte. Opvallend was dat het binnen redelijk warm was, meestal zijn kerken koel. De airco’s in de kerk geven aan dat dit ook de uitbater is opgevallen.
Grotwoningen
Na het bezoek van de kerk liepen we door richting dé eye-catcher van het Cotignac; de enorme steile rotswand van tachtig meter die boven het dorp uittorent. Daarboven staan twee vierkanten torens die we niet hebben kunnen bereiken. Deze waren ooit onderdeel van een kasteel maar dat is er nu niet meer.
In de kleurrijke en schaduwrijke straatjes zijn gezellige winkeltjes te vinden waarvan een deel zich richt op de toeristen; keramieke cicades, olijfolieflesje en lavendelkussentjes, dat soort werk. Het is niet storend en wat is er tegen dat er wat wordt verdient aan de toeristen. Niet dat het hier heel druk is maar is het zeker niet uitgestorven. Ook kunstenaars bieden hier in kleine galeries hun waar aan en daar zit best best aardige dingen bij. Wat is een Frans dorp zonder kunstenaars.
Een beetje hoger ligt nog een plein met het gemeentehuis compleet met poort zo’n typisch Provençaals torentje met een bel in ijzerwerk op de top. Dat heeft iets met de wind te maken. Hier bevindt zich een bakker en nog een terras dat ook helemaal vol zat.
Grotten
Even doorlopen en je bevindt je onder de eerder genoemde steile wand. Deze is van tufsteen en de geologen onder ons weten dan dit gesteente afkomstig is uit een ontploffende vulkaan en is opgebouwd uit samengeperst as met grote brokken steen ertussen. Laat je daar een paar miljoen jaar water op los en er ontstaan grotten. En die heb je hier ook.
Er is een route naar een grot, die openbaar is, maar die is tijdens de lunch gesloten.
De grotten in de wand werden in prehistorie al bewoond en daarna eigenlijk nooit meer verlaten door de mens. Ook nu nog wonen er mensen in deze grotten al hebben ze er voor het gemak wel een geveltje voor gemetseld. Maar er zijn er ook die een compleet huis tegen de wand hebben aangebouwd. Ik had graag binnen gekeken hoe de natuurlijke wand in het interieur is verwerkt.
Een aantal van deze huizen zijn ook te huur als vakantiehuis. Lijkt mij helemaal leuk om een weekje op deze unieke locatie vakantie te vieren. Al mochten wij ook niet klagen over onze gîtes tussen de wijngaarden.
Doolhof van steegjes
Er is een complete wijk tegen de rots gebouwd die door allerlei sluip-door-kruip-door steegjes en gangetjes zijn verbonden. Het is bijzonder leuk om hier door heen te lopen helemaal omdat je zo nu en dan een prachtig uitzicht hebt op het dorp.
Op zo’n bergwand is de ruimte krap waardoor de huizen dicht tegen de straat aanstaan, vaak voorzien van een overtuin aan de andere kant van het nauwe straatje. Het voelt allemaal heel intiem aan en als twee meter lange Nederlander keek ik pardoes door een raampje waar de pannen op het fornuis stonden voor de lunch. En rook lekker en met een beetje lachen en bonjour roepen heb ik mij maar uit deze toch wat gênante situatie proberen te redden. Toch zullen de bewoners blij zijn als ‘s avonds de meeste toeristen weer op de camping zijn neergestreken. Ik woon niet ver van de Zaanse Schans en ken dat gevoel wel een beetje. Dit mag echter niet de reden zijn om hier toch even te gaan kijken.
Eenmaal neergedaald in het lagere deel van het dorp besloten wij ons te goed te doen aan een lekkere ijsje; Coupe Liegeois is favoriet bij ons!
Château de Savigny-lès-Beaune: Straaljagers, raceauto’s, motoren in een kasteel
Dat wij hier op een vrijdagmiddag in mei verzeild raakte was eigenlijk redelijk toevallig. Het was de laatste dag van een mooie week en het plan was om een archeologisch park vlakbij onze gîte te bekijken. Een flinke wandeling door de natuur met hier en daar menhir of dolmen was het idee. Maar omdat het begon te regen besloten we wat anders te gaan doen, maar wat?
Net op dat moment verscheen een bericht van CNN Travel op mijn telefoon over Château de Savigny-lès-Beaune. Nu had ik wel eens een artikel over dit kasteel gelezen en wist dat het in Frankrijk was maar waar precies wist ik niet. Het bleek te liggen op nog geen veertig kilometer van ons vakantieadres. Ik gooide het in de groep en iedereen vond het direct leuk.
Navigatie is niet altijd handig
Nu kan veertig kilometer kan in Frankrijk best een stukje rijden zijn, maar in dit geval waren het hoofdzakelijk snelwegkilometers en binnen een half uurtje reden we het wijndorp waar het Chateau staat binnen. In mijn enthousiasme keek ik vooral naar de aanwijzingen van Google Maps en dat had ik beter niet kunnen doen.
Begrijp mij niet verkeerd, Google Maps is een superdienst en enorm handig maar niet foutloos. Zo is het is niet heel scherp in dorpen met veel eenrichtingsverkeer en dit is zo’n dorpje. Het gevolg was dat ik in één van de straatjes van het dorp klem werd gereden door de lokale busdienst. Had ik maar beter moeten opletten natuurlijk. Na benauwde minuten met veel achteruitrijden door nauwe straatjes en steegjes draaiden we de parkeerplaats van het kasteel op.
Kasteel
Het kasteel staat aan het rand van het dorp en is aan de buitenkant niet heel bijzonder. Daarbij kan het wel een schilder en een timmerman gebruiken. Het is in zo’n typische Franse perfecte staat van ontbinding. Het valt niet uit elkaar maar hier hebben andere zaken duidelijk meer urgentie. Dat geldt niet voor het gebouw waar je binnen komt, dat ziet prima uit. Het omvat grote zalen met grote haarden en veel tafels met hier en daar een bar. Je denkt even dat je in een restaurant of het clubgebouw van een golfclub bent.
Hier tref je ook direct de eerste collectie; bootjes. Als Nederlander ben je wel wat gewend als het gaat om boten en we waren dan ook niet echt onder de indruk van deze collectie. Alleen een kleine rivierboot met een prachtige motor kon even de aandacht vasthouden.
Abarth raceauto’s
Het eerste museum wat wij bezochten was die van de raceauto’s. De collectie bestaat bijna alleen maar uit Abarth’s. Dit Italiaanse merk kennen we nu alleen van de snelle uitvoeringen van productie FIAT’s maar ooit bouwde Abarth race- en rallywagens die behoorlijk succesvol waren.
De eigenaar van het kasteel mocht graag racen en deed dat altijd in een Abarth. Kennelijk was dit genoeg om ze ook te verzamelen en dat is gelukt. Op de zolder van een enorme schuur, of stal want het is een kasteel, staan er een flinke hoeveelheid opgesteld, de meeste uit de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. Ik heb het niet precies nagelopen maar op het circuit heeft Abarth zo’n beetje aan elke klasse deelgenomen behalve de Formule 1.
Het zijn prachtige machines die zowel technisch als esthetisch interessant zijn. En zoals een Italiaanse raceauto betaamd zijn ze bijna allemaal rood. Als je niet beter weet dan zou je denken dat het allemaal Ferrari’s zijn maar dit heeft te maken met de nationale kleuren in de racerij.
Italiaans rood
Net als elk Nationaal voetbal elftal een eigen shirt hebben landen bij het autoracen ook een eigen kleur. Zo zijn Engelse auto’s groen, Duitse wit, Franse blauw, Nederlandse Oranje en Italië dus rood. Het rood van Ferrari heeft dus niets met de fabriek te maken, maar met Italiaanse kleuren. Om het helemaal af te maken; de eerste Ferrari’s waren geel, om ze onderscheiden van Alfa Romeo waarmee Enzo Ferrari eerst mee reed.
Naast de mooie vormen van de auto’s, vooral de wagens voor langeafstandsraces zijn prachtig, viel het mij op hoe klein ze zijn. Veel meer dan vier wielen, een motor en een zitje voor de bestuurders is het niet. Ook de wielen zijn niet groot en omdat de meeste van deze auto’s een snelheid van meer van 250 kilometer per uur kunnen halen is het niet zo verwonderlijk dat de periode waarin deze auto’s werden gebouwd bekend staat als de meest dodelijke in de geschiedenis van de motorsport.
Naast auto’s staan er op deze zolder ook motoren en dat is kenmerkend voor Château de Savigny-lès-Beaune; de verschillende musea lopen soms door elkaar. Als er nog een hoekje vrij is bij de auto’s voor een paar motoren dat zetten ze die er gewoon bij. Nog een ruimte over bij de motoren, dan stal je er een verzameling schietstoelen en wat raketten. Het is kortom net Frankrijk; de boel is tot op zekere hoogte georganiseerd maar zo nu en dan sijpelt er een gezellige chaos er doorheen. Ik hou daar erg van.
Raketten en satellieten
Na de race auto’s is het tijd voor raketten en andere ruimte vaartuigen. Ik noem het een museum maar het is eigenlijk meer een kleine tentoonstelling in een tent. Hiervoor hoef je niet vijftig kilometer om te rijden maar als je er toch bent zou ik er wel even naar binnen lopen. Er zijn replica’s te zien van een satelliet, raketten en cockpits van straaljagers. Helemaal leuk!
Het volgende museum heeft als onderwerp tractoren en dan met name die worden gebruikt voor de wijnbouw. Het bevindt zich in een oude schuur en er staan een paar hele oude bij maar echt heel warm werd ik er eigenlijk niet van. Ik heb er gewoon te weinig verstand van om hier warm van te worden. Achterin staan een aantal straalmotoren uitgestald en dat vind ik persoonlijk interessanter om te zien.
Voor de schuur staat de romp van een oud transportvliegtuig van het Franse leger. Nu weet ik wel iets van vliegtuigen, maar deze kende ik niet. Het toestel is in redelijk staat van ontbinding gezien het geen vleugels en onderstel heeft maar het ontwerp is fraai. Een duidelijk voorbeeld hoe ontwerpers in de jaren vijftig een futuristisch ding probeerden te maken. Op een vreemde manier doet het mij denken aan de film ‘Mon Onkel’ van Jacques Tati waarin hij het futurisme op de hak neemt.
Vliegtuigen
Daarna is het tijd voor de verzameling straaljagers. De vliegtuigen zijn te groot om binnen te herbergen en dus staan ze gewoon buiten op een weide. Voordat je er bent passeer je eerst nog een hertenkamp waar een eekhoorn ons komt begroeten.
Ik heb ze niet geteld maar volgens de folder staan er meer dan honderd en daarmee is het de grootste privé collectie straaljagers van de wereld. Sterker nog; met meer dan honderd straaljagers zou deze luchtmacht een serieuze partner zijn binnen de NAVO. Maar het zijn natuurlijk wel oude toestellen.
Maar dat maakt het natuurlijk allemaal interessanter. Nu weet ik wel iets van straaljagers want dat was één van mijn favoriete onderwerpen van de boeken die ik bij de bibliotheek in mijn jeugd leende. Vol verwachting liep ik dan ook naar de vliegtuigen terwijl ik in mijn hoofd een inschatting maakte hoeveel ik er direct zou herkennen. Dat viel toch een beetje tegen aangezien er hoofdzakelijk Franse toestellen stonden. Kennelijk werden die niet zo uitvoerig behandeld in de boeken van de openbare bibliotheek.
Naast Franse toestellen bestaat de collectie uit flink wat Amerikaanse, Engelse, Duitse, Tsjechische en Russische vliegtuigen. Daarnaast staan er ook flink wat helikopters tussen de straaljagers in. Het gaat nu een beetje te ver om ze allemaal op te noemen maar er staan onder andere een Gloster Meteor, een F-100 Super Sabre, een F-104 Starfighter, verschillende types Mirages, een Jaguar, een F-16, een Soukhoï Su-7 en nog veel meer.
Ik vermaakte mij prima tussen de vliegtuigen waardoor ik eigenlijk niet door had dat het hard begon te regenen. Gelukkig staat er direct naast een tent met weer een ander museum waar we konden schuilen. Het betrof het museum met brandweerauto’s waar onder één exemplaar van de Amsterdamse brandweer.
Helemaal leuk maar ik vind straaljagers toch iets interessanter en nadat de regen minder werd ben ik nog even terug gelopen om ze allemaal nog eens goed te bekijken. De rest van het gezelschap vond het wel goed en besloot richting het kasteel te lopen om daar de collectie motoren en modelbouwwerkjes te bekijken.
Kasteel
Het kasteel zelf is niet heel bijzonder. Het werd voor het eerst gebouwd in de veertiende eeuw maar omdat de eigenaar de verkeerde kant koos in het conflict tussen de hertog van Bourgondië en de Franse koning Lodewijk XI werd het aan het einde van de vijftiende eeuw verwoest. Een dikke eeuw later werd het weer herbouwd om aan de einde van de zeventiende eeuw de vorm te krijgen zoals het nu nog is. Het kasteel functioneerde vooral als woonhuis en werd pas in 1979 weer gebruikt als een wijngaard.
Het kasteel is misschien niet uniek volgens de (kunst)historische maatstaven, het is absoluut niet lelijk of oninteressant. De ingang van het kasteel is op de binnenplaats dat aan één kant open is. De binnenplaats zelf is een aangename plek om te verblijven. De ruimte heeft de juiste verhoudingen en afmetingen en omdat het aan drie kanten is ommuurd geeft het je een gevoel van bescherming terwijl je door het ontbreken van één muur toch overzicht behoudt.
Hoewel het nog een beetje regende ben ik hier toch even blijven staan en gaf mij ogen de kost. Die vermaakten zich prima omdat de gevel van het kasteel hier en daar leuk is versierd. Kennelijk was dit de eigenaren ook opgevallen want er is hier een terrasje in gericht die doen vermoeden dat je hier een drankje kan bestellen. Mogelijk is dat ook zo maar niet toen wij er waren want er was hier niemand.
Motoren, schaalmodellen en vliegtuigen
De begane grond is te bezichtigen maar dat heb ik gemist want ik werd aangetrokken door het prachtige trappenhuis bovendien was ik mijn reisgenoten kwijt en dacht dat die boven waren. Je krijgt geen toegang tot de eerste verdieping omdat die nog bewoond is maar op de tweede verdieping kan je weer twee collecties bewonderen; een bonte verzameling van de schaalmodellen van voertuigen en twee zalen met motoren. Deze collecties vulde echter de ruimte niet helemaal en daarom staan er hier en daar nog wat schietstoelen, boordgeschut, parachutes en andere vliegtuig onderdelen.
De schaalmodellen collectie is enorm. Het zijn hoofdzakelijk vliegtuigen maar ook tanks, schepen waarvan veel onderdeel vormen van een diorama. Het deed mijn denken aan mijn jeugd waar we ons vergaapten aan dit soort modellen op de eerste verdieping van Merkelbach in Amsterdam.
De motoren afdeling is ook indrukwekkend en het is jammer dat ik hier weinig verstand van heb. Maar voor de liefhebber kan hier zijn hart ophalen. De enige motor die mij opviel was een Duitse motorfiets met een wankelmotor. Ik wist niet dat deze ooit waren gebouwd.
Tijdens onze wandeling naar de uitgang leek de vrouw des huizes net thuis te komen van een boodschap. Opvallend genoeg deed ze dat in een vijftien jaar oude Volkswagen Golf en moest ze het hek net de hand dicht doen. Dat is toch totaal anders dan een nieuwe leaseauto voor je rijtjeshuis in de Randstad.
Tuinen van het kasteel van Chantilly ****
Maar indrukwekkend is het nog altijd. Wij rijden door het dorp waar je via een oude poort naar het kasteel rijdt. Achter de poort, waarvan ik niet helemaal zeker weet of deze wel zo oud is, rij je over een weg van kasseien die op de route van Parijs – Roubaix niet zouden misstaan. Dit wegdek is het perfecte wapen tegen snelheidsduivels want als je harder rijdt dan 30 kilometer per uur trillen de vullingen uit je kiezen. Waarschijnlijk heb je er minder last van in een Citroën DS of CX.
Dit mag de pret echter niet drukken want de weg glooit naar beneden met aan je rechterhand een renbaan en aan de linkerkant een bos. Na een paar honderd meter houden de bomen rechts op en heb je een prachtig uitzicht op het kasteel dat midden in een meertje ligt. Het is een verbluffende opening van ons bezoek en ik heb er zin.
James Bond
Liefhebbers van James Bond herkennen het kasteel direct als de locatie waar ongeveer een groot deel van ‘A view to a kill’ afspeelt. Nadat je de ingang van het kasteel bent gepasseerd kom je bij de parkeerplaats. Deze is betaald en dat doe je direct met je pinpas.
Dat gaat fout bij ons; het paaltje geeft een piep als ik mijn pas invoer maar het boompje blijft halsstarrig naar beneden. Ook de tolwegbadge weet de slagboom niet over te halen om open te gaan. Na tien keer proberen begint er een behoorlijk file achter mij op te bouwen en de medewerkster achter het knopje waar ik ondertussen contact mee heb, weet het na tien minuten ook niet meer. Nederlandse Banken worden over het algemeen toch geaccepteerd drukt ze op mijn hart. Ik mag gratis naar binnen.
Het is warm en we besluiten voldoende water mee te nemen. Tussen het parkeerplaats en de ingang is een grote laan met aan beide kanten grasvelden met bomen. Het is hier een gezellige drukte van mensen die in de schaduw van de bomen genieten van versnaperingen uit de foodtrucks die naast het grasveld staan opgesteld.
We laten deze gezelligheid voor wat het is en lopen door naar de ingang van het kasteel. De kassa bevindt zich in één van de twee poortwachtershuizen waar ik moet oppassen om mijn hoofd niet te stoten. De mevrouw achter de kassa vraagt of ik degene was die de parkeerplaats niet op kwam. Ik twijfel even tussen schaamte en de angst om alsnog te moeten betalen maar geef het uiteindelijk toch toe. Ze moet lachen en biedt haar excuses aan. Ik hoef voor het parkeren niet te betalen, ook in tweede instantie niet en hoewel dit bijna niet scheelt in de totale kosten van de dag voelt het ergens toch wel lekker. Heb ik die Fransen toch een poot uitgedraaid!
Musée Conté
Aangezien het al over twaalven is en we inschatten dat een bezoek aan het museum minstens een halve dag kost, besluiten we alleen de tuin te bekijken. Hier kom ik graag nog een keer terug om het museum en het kasteel goed te bekijken. De collectie van het Musée Condé is namelijk ronduit indrukwekkend met maar liefst 1.500 Middeleeuwse manuscripten waaronder het beroemde Très Riches Heures du Duc de Berry. Dit getijdenboek uit de late middeleeuwen is versierd met 66 miniaturen waarvan de één nog mooier is dan de ander. Het is gemaakt door de gebroeders Van Limburg en is één van de mooiste voorwerpen uit de Middeleeuwen.
Het stond op de kaft van het bronnenboek dat ik gebruikte tijdens mijn studie en hoewel Middeleeuwen heel interessant zijn kan ik je verklappen dat het één van de moeilijkste tentamens is waar ik een aantal keren over heb moeten doen. Ik haatte dat boek maar werd toch altijd blij van het plaatje aan de voorkant.
Daarnaast heeft het museum een uitgebreide collectie schilderijen van meesters als Raphael en Fra Angelico. Met toch een klein beetje pijn in mijn hart besef ik mij we dat deze schatten vandaag niet gaan zien. Gelukkig belooft de tuin veel goed te maken en dat viel zeker niet tegen.
De opgang naar het kasteel is indrukwekkend. De ruimte is enorm en hoewel het druk is vallen de mensen helemaal weg. Echt heel mooi is het hier niet maar indrukwekkend zeker. Tot onze opluchting slaat ongeveer 85 procent van de mensen linksaf richting het kasteel en de stallen.
Wij gaan rechtdoor richting een ruiterstandbeeld en lopen een beetje ophoog. De voormalige eigenaar van dit stukje ontroerend goed heeft zich laten vereeuwigen zittend op een paard in de stijl van Marcus Aurelius. Dit soort beelden zijn zo’n beetje overal in Europa te vinden van grote leiders en meestal zijn dat niet echt democratische figuren. Wij hebben er één van Maurits in Den Haag bij het binnenhof. Als bewoner van zo’n pand moet je ook niet te bescheiden opstellen denk ik.
Het uitzicht is ook niet slecht bij het standbeeld, ga er dus even staan en geven je ogen de kost. Aan de ene kant kijk je zo op het kasteel wat iets later ligt, aan de andere kant heb je uitzicht op de strenge Franse tuinen. Het kasteel is in verhouding eigenlijk helemaal niet zo groot, de tuin kan de vergelijking met Versailles wel aan. Natuurlijk is daar alles nog een maatje groter en indrukwekkender maar ook hier is het wijds, indrukwekkend en bovendien smaakvol.
Water van de rivier Nonette
Net zoals in Versailles is er werk gemaakt van de tuin waarbij water een hoofdrol speelt. Dat is al te zien op het pleintje bij het ruiterstandbeeld. Een grote ronde vijver met daarachter een strak waterbassin met daarachter weer het riviertje de Nonette. In tegenstelling tot Versailles was hier al een riviertje en hoefde die niet worden omgelegd.
Het formaat van de Nonette voldeed echter niet en dus werd het gekanaliseerd zodat deze nu lekker breed is. Het lijkt dan ook helemaal niet meer op een rivier en het deel bij het kasteel gaat dan ook door het leven als ‘Grand Canal’, en ja net zoals in Versailles.
Achter het kasteel is er een Engelse landschapstuin en de indrukwekkende achttiende-eeuwse stallen, aan de linkerkant een park met een Engelse Chinese tuin. De Franse tuin én het park zijn ontworpen door André le Nôtre die ook de tuin van het Vaux-le-Vicomte én Versailles tekenende.
Hoewel de hete zomerzon ons richting de schaduw brandt blijven toch even staan om het panorama in ons op te nemen. We hebben niet zo veel zin in drukte en besluiten de Chinees-Engelse tuin te bekijken. Om deze te bereiken loop je een heel stuk door de Franse tuin die aan beide kanten wordt afgesloten door een laan van bomen.
Deze lanen hebben de namen Allée des Penseurs en Allée des Philosophes. Hoogdravende namen die hier niet helemaal onterecht zijn gekozen. De kasteelheer in de zeventiende eeuw die de tuin liet aanleggen ontving op het kasteel talloze schrijvers, filosofen en andere intellectuelen. Dit is ook de man op het paard bij het kasteel. Hij vergaarde zijn rijkdom met de invoering van het papiergeld. Dat is een handig attribuut voor de economie maar zo te zien is hij daarbij zichzelf ook niet vergeten.
Chinees Engelse tuin
Nu hou ik best van tuinen maar ik ben ook geen echte kenner. Ik weet een beetje de basics en hoewel ik wel het idee had dat er Aziatische invloeden zijn in dit deel van het park kan ik niet goed uitleggen waarom dit nu precies een Chinese tuin is. Maar het kan natuurlijk zijn dat dit een idee is hoe een Chinese tuin er volgens een Europeaan uit de zeventiende eeuw uit zou zien. Hoe dan ook het is fraaie fraaie tuin met mooie planten en leuke kanaaltjes of sloten.
Achter de Chinees Engelse tuin lopen we een dorpje in, een hameau om precies te zijn. Het omvat een aantal vakwerkhuisjes waarvan er één is ingericht als restaurant. De lunch was net klaar en de Fransen zaten nog gezellig na te tafelen; dat levert altijd mooie geuren en geluiden op.
Achter het dorpje is er een groot grasveld met hier en daar een indrukwekkend boom. Hier is een redelijk grote speeltuin en een prachtig uitzicht over de Grand Canal en een meertje waar het kanaal begint. Een ideale plek voor een picknick en daarom staan hier en daar ook tafels voor dit doel. Hier eten wij ook onze baguette en camembert, geen drank want daarvoor is het veel te warm.
Het meer wordt gevuld door het riviertje én een waterval die in verbinding staat met een groot rond waterbassin. Al met al een prachtig voorbeeld van waterbouwtechniek uit de zeventiende en achttiende eeuw gecombineerd met zwanen, eenden en meerkoeten.
Doolhof
Achter de ronde bassin is verder niets meer te zien maar het is nog wel leuk om te melden dat naast de speeltuin er ook een doolhof is. Terwijl we er doorheen lopen hebben we een discussie over de Griekse goden en helden waardoor we niet goed opletten. We moeten nog echt ons best doen om de ingang weer te vinden maar dat lukt uiteindelijk. Opvallend is dat hoewel de parkeerplaats van het kasteel zo goed als vol stond en hier (bijna) niemand is.
Dit doolhof staat er nog niet zo lang en het is een herinnering aan het doolhof dat in de achttiende eeuw één van de grote attracties van het kasteel was. Dit labyrint bestaat niet meer en bevond zich in het deel dat naast de Chinees Engelse tuin staat.
Dit lijkt meer op een bos en omvat tal van andere ‘kamers’ met verschillende functies. Zo was er hier ook een levensgroot ganzenbord met een ‘echte’ gevangenis en een put. Ganzenbord was in die tijd kennelijk populair want er zijn meer levensgrote varianten van het spel te vinden in Frankrijk, bij voorbeeld in het dorp Collonges la Rouge. Midden in het park tussen de bomen kan je deze plek nog bekijken waar wordt uitgelegd waar alles stond maar van het origineel is helaas niets meer over.
Dit deel van de tuin, ik noem het maar park want het staat helemaal vol met bomen, heeft nog flink wat verrassingen in petto. Zo kwamen we een klein dierenpark tegen waar kangoeroes werden gehouden, een aantal Chinese gebouwtjes, een prachtige oranjerie, een soort van lesgebouw en nog veel meer.
Hoewel we wel het ‘treintje’ tegenkwamen is dit deel van de tuin niet druk bezocht. We kwamen af en toe wat wandelaars en hier een daar een verdwaalde fietser maar dat was het dan ook. Gelukkig is er een goede wegbewijzenring want anders zou je hier echt verdwalen.
De Revolutionairen zijn namelijk niet zo heel erg zuinig geweest op het kasteel en de tuinen na hun machtsovername aan het einde van de achttiende eeuw. Integendeel want het kasteel werd eerst gebruikt als gevangenis en werd later zo goed als met de grond gelijk gemaakt en dwars door de tuinen werd een weg aangelegd. De bijgebouwen en de grote stallen bleven wel staan.
Neostijl uit de negentiende eeuw
In de negentiende eeuw werd het kasteel weer opgebouwd in de neostijl die toen mode was. Indrukwekkend is het zeker maar echt heel mooi kan ik het niet vinden. Alleen de kapel is ouder. Dat geldt echter niet voor de tuin, die vind ik wel mooi. De Franse tuinen tussen de stallen en het kasteel werden vervangen door de Engelse landschapstuin.
Maar net als in de eeuwen ervoor werd de tuin ingericht om te ontspannen en ter vermaken. De negentiende eeuw was de tijd van Romantiek en dat levert een leuke en interessante tuin op. Grote open grasvelden met dikke bomen worden afgewisseld met heuvels en grote vijvers.
In de heuvels werden ‘grotten’ gemaakt en in de vijver ligt een liefdeseiland met een laan die eindigt bij een prieeltje. Boven op een heuvel klettert het water naar beneden in een fontein en langs het Grand Canal staat een heuse Venustempel. In deze tuin is het allemaal dramatisch en kan het gevoel de vrije loop nemen. Het levert een prachtige tuin op waar je heerlijk kan zitten, ontspannen en genieten.
Al met al hadden we een uitstekende middag en hebben ons goed vermaakt in de enorme tuin. De verschillende karakters van de tuinen maakt het interessant waarbij we steeds weer werden verrast. Het meest verbazingwekkend waren ongetwijfeld de kangoeroes. Het is ook prima te doen met kinderen want ook voor die is er voldoende te beleven. Het is geen Parc Asterix maar daar kan je ze wel op voorbereiden.
We komen hier zeker nog eens terug want de collectie van het museum wil ik echt zien. Of ik dan ook het paardenmuseum in de stallen ga bezoeken weet ik nog niet. Ik heb daar niet zoveel mee maar misschien moet je dan juist gaan.
Kasteel van Cormatin: fijne tuin en mooie vertrekken in Zuid-Bourgondië ***
Het was een erg warme ochtend en om toen wij om elf uur de parkeerplaats opdraaiden was het al rond de 35 graden. Dit was het de hele week al en we waren gewend om van schaduw naar schaduw te rennen.
Poorthuis
De ingang bevindt zich in een prachtig poorthuis dat helemaal vol staat met boeken, bouwpakketten en andere toeristische snuisterijen. De kassa werd bemand door een zeer aardige man die direct een heel verhaal begon over de stichting die het kasteel runt. Het bleek dat er te weinig vrijwilligers waren om de rondleiding te geven.
Dat was jammer want de meest bijzondere kamers in het kasteel bleven zo voor ons gesloten. Aan de andere kant hoefden we niet voor de rondleiding te betalen en bovendien was het maar de vraag of je in de hitte wel de concentratie hebt om te kunnen luisteren naar een Frans verhaal over het kasteel.
Salons
Mocht je de kamers kunnen bekijken, dan zou ik dat wel doen. Het zijn namelijk zo’n beetje de enig overgebleven salons uit de achttiende eeuw. Deze salons waren vooral te vinden in Parijs en waren het middelpunt van het sociale en culturele leven tijdens het Ancien régime. Hier ontmoette de elite elkaar om de problemen in de wereld te bespreken, te filosoferen, naar muziek te luisteren, toneelstukken te bekijken en natuurlijk elkaar het hof te maken.
Hoewel het Frankrijk van de achttiende eeuw veel nare facetten had was het samen van Engeland ook het centrum van cultuur en wetenschap. De mensen die in deze salons bijeenkwamen hebben de basis gelegd voor de wereld waar wij nu in leven. Hier werden werden ideeën als democratie en het wetenschappelijk wereldbeeld ontwikkeld.
Hoewel de salons in Parijs bevonden, waren deze ook te vinden in de provincie zoals hier in het kasteel. De salons in de hoofdstad zijn tijdens de Franse Revolutie allemaal vernietigd maar hier dus niet. Toen de revolutionairen voor de poort stonden om de boel te bestormen besloot de toenmalige eigenaar zijn complete wijnvoorraad uit de kelder te halen waarna de meute zich te goed deed aan het druivensap en het kasteel lieten zoals het was. Wat een verhaal en kan het Franser?
Tuin van vijf zintuigen
Na het kopen van de kaartjes loop je op een mooie laan richting het kasteel. We besloten echter eerst de tuin te gaan bekijken en sloegen rechts af. De tuin is ingedeeld in verschillende delen die hun eigen functie hebben.
De tuin ten noorden van het kasteel is geïnspireerd op het boek Hypnerotomachia Poliphili. Een boek uit de vroege renaissance dat met name in Frankrijk veel invloed heeft gehad op de architectuur in de zestiende en zeventiende eeuw. In het boek beleeft de held in een droom een avontuur waarbij vijf zintuigen de hoofdrol spelen. Welke dat precies zijn is mij niet duidelijk geworden.
De tuin vermengt dit verhaal met Bijbelse verwijzingen en bestaat uit vijf delen. Vier daarvan bevinden zich in een groot vierkant. In het midden daarvan staat een mooie fontein met een appelboom die verwijst naar de bekende boom van Adam en Eva.
Hoewel de tuin al een tijd bestaat is deze niet origineel meer. In 1980 was het kasteel hard op weg een ruïne te worden tot het gekocht werd door drie personen. Zij wilde het kasteel weer in oude glorie herstellen en dat is gelukt. Er werd budget geregeld, vrijwilligers georganiseerd en de handen uit de mouwen gestoken.
Labyrint
Dit soort werk is natuurlijk nooit af maar de tuinen zijn prachtig hersteld en het is er goed toeven met altijd een prachtig uitzicht op het kasteel. Het vijfde deel van de symbolische tuin is een doolhof en dat is altijd leuk en niet alleen voor kinderen.
Het labyrint symboliseert de puzzeltocht van het leven na de oerzonde van Adam en Eva. Vandaar die boom bij de fontein. Zoals veel doolhoven bij kastelen uit deze tijd is de uitgang in het midden. Als een soort beloning is hier een klein fraaie constructie neergezet. Nadat je de trap hebt genomen sta je in een soort van kooi van fraai ijzerwerk en heb je uitzicht over dit deel van het domein.
Naast het doolhof begint de Engelse landschapstuin met veel water en bomen. We vermaken ons prima en ontdekken achter een heuvel een intiem theater in de open lucht. Op het podium staat een permanent decorstuk zoals je die ook wel ziet bij Romeinse theaters. Een aantal klassieke beelden en een paar grote vazen maken het feest compleet. Ik ben dol op dit soort plekken en gezien de staat van het geheel wordt het theater ook nog gebruikt.
Relaxen in de schaduw
We besloten verder te wandelen en de stallen en de moestuin te bekijken. Maar voordat we daar zijn komen we op een groot grasveld waar in de schaduw van een grote boom een aantal ligstoelen staan. Één daarvan wordt bezet door een man die een boek aan het lezen is. De stoelen zien er aangenaam uit en we besluiten even te gaan zitten om wat water te drinken. Nadat we ons hebben geïnstalleerd worden we door een vriendelijke hond begroet die zich daarna al kwispelend naast de lezende man gaat liggen.
Nadat we de moestuin, altijd leuk, hebben bekeken gaan we het kasteel binnen. Op de binnenplaats is het ziedend warm en ook de kamers die je zonder gids mag bekijken zijn redelijk aan de warme kant. De fraaie kamers staat vol met meubilair en kachels en overal hangen schilderijen en kaarten. Ze zijn niet allemaal van hoge kwaliteit maar ik heb nog redelijk lang naar de verschillende kaarten gekeken.
Koele kelders
Ook de kelders zijn te bezichtigen en daar was het veel koeler en dat was zeer aangenaam. Met mijn lengte was het goed oppassen dat je je hoofd niet stoot maar het was wel de moeite waard. De kelders zijn een ook een labyrint van voorraadkamers en andere vertrekken.
Het allemaal is een beetje ‘spooky’ maar uiteindelijk sta je in een kamer met aan de ene kant een balkon vlak boven de ‘slotgracht’ en aan de andere kant kijk je van onder naar het bijzondere fraaie trappenhuis.
Tot slot bekijken we nog even de tentoonstelling in het koetshuis met, jawel, een oude koets. Binnen is een kleine tentoonstelling gemaakt over de restauratie van het complex. Mooie oude foto’s van toen en nu en de situatie daar tussenin.
Guédelon: modern middeleeuws kasteel in het noorden van Bourgondië ****
Deze plek werd gevonden waarna een groep vrijwilligers aangevuld met archeologen, bouwkundigen en historici begonnen met bouwen. Net als in de middeleeuwen ontstond er rondom de bouwplaats een dorp waar de steenhouwers, touwslagers, pottenbakkers, boeren en nog veel meer ambachtslieden een werkplaats kregen.
Ruim twintig jaar bouwen
In het midden van dit geheel rees langzaam maar zeker het kasteel op. Na ruim twintig jaar bouwen is het nu bijna klaar en de verwachting is dat in 2025 het gebouw wordt opgeleverd. Daar hebben ze dus best lang over gedaan en in de middeleeuwen deden ze dit ook wel wat sneller. Maar toen hoefde ze ook niet na te denken over technieken van acht eeuwen oud. Omdat juist de bouw het meest interessante is doe je er goed aan om daarvoor nog een kijkje te nemen.
Wij bezochten de bouwplaats op doorreis van gîte naar gîte. De navigatie gaf aan dat we ruim twee uur te vroeg op onze plaats van bestemming zouden zijn en omdat Guédelon langs de route lag vonden we dat een geschikte plek om de tijd te doden. En dat was het zeker!
Het was een warme week en op de grote en volle parkeerplaats was het rennen naar de schaduw. Eenmaal binnen krijg je het gevoel van een themapark wat nog eens onderstreept werd door de vrijwilligers dat volgens de laatste mode uit de dertiende eeuw was gekleed.
Activiteiten
Als vanzelf loop je eerst richting het kasteel dat nog volop in de stijgers stond. We besloten eerst de werkplaatsen te bezoeken waar tal van activiteiten werden aangeboden. Zo kan je zelf een kruisgewelf in elkaar zetten, een kapiteel houwen en zijn er tal van demonstraties. Dit klinkt veel suffer dan het is; het is echt interessant en leuk.
Dit klinkt vooral iets voor kinderen en je ziet ook veel jongeren hier druk in de weer. Tot mijn verbazing deden de volwassenen ook lekker mee met dit gebeuren. Zo zag ik een volwassen man met zijn zoon en zijn (schoon)vader druk discussiëren over hoe een kruisgewelf moet worden opgebouwd. Het is prachtig om te zien dat geschiedenis wordt beleefd!
Het kasteel zelf is nog niet klaar maar het grootste deel staat. Het woongedeelte is helemaal klaar dat is werkelijk prachtig. De grote ridderzaal heeft een indrukwekkend plafond maar het leukst vond ik de galerij waar je vlak onder het dak loopt. In ons geval was het zo druk dat er sprake van filevorming was en omdat de galerij erg smal is en altijd mensen de andere kant op willen duurde het lang voordat je eruit was. Het massatoerisme is toch iets van onze tijd maar goed je dat mag de pret niet drukken.
Leuk voor kinderen
Het kasteel van Guédelon is een geweldig uitje en zeker een aanrader voor kinderen. Je leert veel over het leven in de dertiende eeuw en met name over hoe je een kasteel bouwt. Of een ander groot gebouw zoals een kerk. Er zijn ook plannen om als het project klaar is op dezelfde manier een klooster te bouwen.
Om het geheel goed te bekijken kan je gerust een hele middag of ochtend uittrekken. Er is veel te zien en om een beetje bij te komen is er een herberg waar je kan genieten van een hapje en drankje. Er zijn ook rondleidingen en er is zelfs een Nederlandstalige gids. Wij hebben het niet gedaan maar wat ik heb even bij zo’n uitleg gestaan en de gids wist waar ze het over had en vertelde het bijzonder leuk.
Wij hadden aan onze geplande twee uur niet genoeg. Nadat we alles goed hadden bekeken zagen we dat we er bijna een uur langer over hadden gedaan waardoor we te laat aankwamen bij onze gîte. Gelukkig kenden de eigenaren Guédelon en begrepen volkomen waarom we later waren.
Het is duidelijk dat we met dit experiment meer te weten zijn gekomen over de dertiende eeuw. Ik heb wel mijn vragen in hoeverre je het verleden kan na doen. Voordat mijn bezoek dacht ik een soort Thor Heyerdahl situatie zou aantreffen maar dat is niet zo. Ze doen hier echt hun best om zoveel mogelijk van het verleden te weten te komen en te leren.
De grootste winst is natuurlijk dat de historische interesse door iedereen die hier is geweest wordt gewekt. En dat is altijd goed.
TIP: Niet alles is middeleeuws bij het Kasteel van Guédelon. Op de parkeerplaats zijn laadpalen om je auto op te laden.
Polignac: dorp met een kasteel dat de fantasie kietelt ****
In tegenstelling tot het noordwestelijke deel van het Centraal Massief waar een aantal enorme supervulkanen stonden, waren ze hier opmerkelijk kleiner maar met veel meer. In totaal zo’n slordige 150 kleine vulkanen spuwden hier hun lava. Bij een aantal van deze vulden de schacht zich aan het einde van de actieve periode met lava en dat levert nu bijzonder resultaat op.
De rest van de vulkaan is door erosie langzaam maar zeker verdwenen terwijl het lavasteen in de schacht is blijven staan. Dit levert een aantal spectaculaire steile en hoge bergen die her en der in de omgeving en zelfs in de stad van Le Puy-en-Valey staan. Dit heet een neck in het Frans.
Ook in Polignac staat zo’n berg van basalt. Dit exemplaar is niet aan alle kant extreem stijl en heeft een top die redelijk vlak is en een behoorlijk groot oppervlakte heeft. Een ideale plek om een kasteel te bouwen want het verdedigd makkelijk en je ziet bovendien de vijand goed aankomen.
Toch had het kasteel eerst een hele andere functie. Tijdens de Romeinse tijd, de eerste drie eeuwen van onze jaartelling, was het vrede in Gallië, en was er helemaal geen reden om een kasteel te bouwen. En dus stond hier een grote tempel van Apollo . De berg heeft allerlei grotten en doorgangen en die maakte ook onderdeel uit van het tempelcomplex.
De tempel was door zijn unieke ligging in de hele regio bekend en mogelijk zelfs in het gehele westelijke deel van het Rijk. In één van de kamers bevindt zich een opmerkelijk beeldhouwerk; een uit kalksteen gesneden masker van een man met een grote baard. Hoewel die de naam heeft van Apollo is dit vrijwel zeker dat het niet om een portret gaat van deze god. Hij werd namelijk nooit met een baard afgebeeld en dus moet dit wel een ander zijn. Wie is niet duidelijk.
De grotten in en rondom Polignac zijn al veel langer bewoond. In één grot in de directe omgeving van het dorp zijn resten van menselijke bewoning gevonden van 40.000 jaar geleden. Dat is heel erg lang geleden en het maakt het één van de eerste plekken in Europa waar mensen zich vestigde, al moet je daar niet te veel van voorstellen want onze voorvaderen hadden toen nog geen vast verblijfplaats.
Terecht naar het kasteel want dat is toch dé aandachtstrekker van het hele dorp. Na de Romeinen kwam het in verval en weten we niet wat er toen hier is precies is gebeurd. In de tiende eeuw duikt het kasteel weer op in de schriften als de voornaamste verdediging van de Le Puy dat even verder in de vallei ligt. Het kasteel bestond toen waarschijnlijk uit houten gebouwen en stellingen.
Toch was het lang niet altijd pais en vree in de vallei, in tegendeel. De bisschop van Le Puy runde in de elfde eeuw een goed lopend heiligdom dat veel mensen trok. De kerkbestuurder klaagde steen en been over de heren van Polignac.
In plaats van de bisschop te beschermen waren de kasteelheren naar een lucratievere businessplan overgegaan; het heffen van tol voor de steeds grotere stroom pelgrims. Daarbij bedienden ze zich zo nu en dan van een zeer agressieve incasso methode waarbij pelgrims werden gegijzeld en losgeld werd gevraagd aan de bisschop. Uiteindelijk moest de koning er aan te pas komen om de ruzie te zussen waarbij de kasteelheer door het stof moest.
Dertiende- en viertiende eeuw
De meeste van de huidige gebouwen, of wat daar van over is, werden gebouwd in de dertiende en veertiende eeuw toen de honderd jarige oorlog Frankrijk teisterde. Le-Puy-en-Valey was in dit conflict van strategisch belang waardoor er hier stevig is gevochten. Ook tijdens de godsdienstoorlogen een eeuw later, wordt dit deel van Frankrijk niet gespaard en speelt het kasteel van Polignac een belangrijke rol.
Net als ieder ander kasteel verloor ook Polignac in de zeventiende eeuw, door het gebruik van steeds betere kanonnen, zijn militaire betekenis en werd het een eeuw later verlaten. Tijdens de Franse revolutie had het nog een bescheiden rol in de geschiedenis toen de gouvernante van de kinderen koning zich hier schuil hielden.
Steengroeve
In de negentiende eeuw diende het complex als steenhoeve waarbij de grootste schade werd aangericht. Het is altijd een beetje jammer als je door een ruïne loopt als je weet dat de staat waarin het verkeerd vooral te danken is aan de plaatselijke aannemers maar het is niet anders.
Aan het einde van de negentiende eeuw werd dit een plek waar Romantici wegkwijnden en hun fantasie hun vrije loop lieten. Roofridders, jonkvrouwen en mannen op witte paarden werden in gedachte geprojecteerd in het kasteel. Het bood de geest een veilige haven in een wereld van opkomende fabrieken en stoomtreinen waarbij werd verlangd naar een fictieve middeleeuwen waar de mensen nog eerlijk en puur waren.
En laten we eerlijk zijn, deze gevoelens zijn ons als eenentwintigste-eeuwers helemaal niet vreemd. De geschiedenis is leuk maar alles wat je tot nu toe in de artikel hebt gelezen is waarschijnlijk niet de echte reden om een bezoek naar jezelf toe te rechtvaardigen.
Natuurlijk zoeken wij plekken zoals deze op om het verleden te ontdekken en aan onze kinderen te laten zien hoe het vroeger was. Maar al we er eenmaal zijn is het veel leuker om de plek te aanschouwen, te bekijken, te voelen en je fantasie de vrije loop te laten. De ridders, bisschoppen en edelvrouwen te projecteren op kale muren.
En het kasteel van Polignac is hier uitstekend geschikt voor. Er staat precies nog genoeg om de geest te kietelen, de entree loopt door grotten en het uitzicht over het dal is fenomenaal.
Gaan dus!
Saint-Vaast-la-Hougue: forten, oesters en een haven **
In 2019 wist Saint-Vaast-la-Hougue deze competitie te winnen en was daarmee het eerste dorp in Normandië. Dat verbaasde mij eigenlijk wel een beetje. Daarmee wil ik niet zeggen dat het een afschuwelijke plek is maar om deze plek nu uit te roepen als hét mooiste dorp van Frankrijk vind ik toch een beetje overdreven. Misschien was de concurrentie in 2019 niet zo hoog.
Al is het ook heel goed mogelijk dat mijn gebrekkige kennis van het dorp ten grondslag ligt aan de verbazing. Ik ben er wel geweest maar ik heb het niet uitgebreid bezocht. Want we waren eigenlijk op doorreis naar Barfleur, een plus beaux Village op de punt van het schiereiland.
Het was een regenachtige ochtend in mei toen we aan de rechterkant van de weg een het silhouet van een groot kasteel tussen de heiige lucht zagen opdoemen. Dit was genoeg om de nieuwsgierigheid op te wekken en dan moeten we vanzelfsprekend even kijken.
Het zal wel met het weer te maken hebben gehad maar het dorp leek nog niet helemaal wakker voor het seizoen. Hoewel we best een koffie hadden gelust bleek alles gesloten en sloegen dus maar rechtsaf richting de oude haven met zijn verdedigingswerken. Eenmaal ter plekke bleken dit twee forten te zijn uit de zeventiende eeuw en ook in prachtige staat. Een beetje Frankrijkliefhebber denkt dan direct aan Vauban, de militaire bouwmeester van Lodewijk XIV.
Vauban
Was deze naam je nog niet te binnen geschoten dan adviseer ik meer artikelen op Dorpen in Frankrijk te lezen want deze architect komt in menig artikel voor. Het lijkt wel of deze man Frankrijk half heeft volgebouwd met forten en versterkingen. Er is zelfs Nederlandse blog over deze architect: Tour Vauban.
En ook hier is het raak. Of eigenlijk bijna raak want het was een leerling van hem die de twee forten in de haven tekenden. Al zal de meester ongetwijfeld af en toe over de schouder van zijn leerling hebben gekeken en het project van het nodige commentaar hebben voorzien. Ik weet of het dat echt zo gebeurd is maar ik stel mij dat zo voor.
Een deel van de forten van Vauban staat op de werelderfgoedlijst van de UNESCO en ook de forten in Saint-Vaast-la-Hougue horen daar bij.
Strandje
Het ene fort ligt op een eilandje in de haven en het andere op een schiereiland dat door middel van een dam is verbonden aan het vaste land. Aan de ene kant van de dam is er een kwelder gebied terwijl aan de zeekant het water er redelijk fris uitziet. Het weer was er niet naar maar het is duidelijk dat in de zomer het strandje wordt gebruikt voor recreatie.
Het andere fort is moeilijker te bereiken want dat ligt op een eilandje. Omdat er hier grote verschillen zijn in getijde is het bij laag water mogelijk om te voet te bereiken en dat lijkt mij een erg leuke ervaring. Normaal zorgt een amfibisch voertuig voor de overtocht maar die was in geen velden of wegen te bekennen. Waarschijnlijk was te vroeg in het seizoen of de kapitein/ chauffeur vond het die dag gewoon te koud en te nat om toeristen over te vervoeren. En daar had hij natuurlijk gelijk in want wij waren hier helemaal alleen.
Tatihou
Het eiland heet Tatihou en is zijn geheel een beschermd natuurgebied. Daarbij herbergt het een martiem museum, een botanische tuin, een vogelspotplaats en natuurlijk de toren. In die laatste is ook nog een restaurant te vinden die elke seizoen zijn kaart aanpast. Liefhebbers van zeevruchten kunnen hier hun hart ophalen want in de directe omgeving zijn veel oesterbanken die bij laag water ook goed te zien zijn. Het klinkt allemaal geweldig en in de zomer moet het hier een drukke boel zijn want volgens de website heeft het kleine eiland meer dan zeventigduizend bezoekers per jaar.
Door het hoge water en het gebrek aan vaartuigen was het voor ons helaas onbereikbaar maar de volgende keer dat ik de Cotentin bezoek ga ik zeker een keer kijken. Na een korte wandeling langs de andere toren vluchtten wij snel naar onze auto om een hevige regenbui te ontlopen.
Dat lukte niet en terwijl we onze natte jassen in de achterbak gooiden viel mij de lege speeltuin en de verlaten tennisbanen op. De toegangsdeuren tot de sportveldjes klapperden in de aanzwellende wind, de golven beukten tegen de dijk terwijl het eilandje langzaam verdween achter een stevige lentebui . Het had wel iets, maar het was ook duidelijk dat wij Saint-Vaast-la-Hougue niet op zijn mooist hadden gezien.
Gelukkig hield de regen op nadat wij in Barfleur waren aangekomen, maar mooi weer werd het die dag niet meer.
De grootste kastelen van Frankrijk
Wie aan Frankrijk denkt aan stokbrood, wijn, kaas en kastelen. Van de die laatste hebben ze daar honderden, zo niet duizenden, staan. Groot, klein, lelijk, kapot, romantisch of kitsch, je hebt ze in alle soorten en maten. Maar Frankrijk is ook het land waar formaat wel degelijk belangrijk is en daarom vroeg ik mij af wat nou de grootste kastelen in Frankrijk zijn.
Grignan: het mooiste Renaissance kasteel van het zuiden
De kerk die bij het kasteel staat is ook interessant en het loont de moeite om deze even te bekijken. Het kerkplein is bereikbaar door twee fraaie trappen. De kerk is letterlijk tegen de berg aangebouwd en dat is ook de voorgevel te zien; de linker van de twee torens ‘leunt’ tegen de rots. Deze toren is puur voor de sier want alleen de andere toren heeft klokken. De stijl van de kerk is half gotisch en half Renaissance en dat is altijd een spannende combinatie.
Binnen is het duidelijk dat de laatste stijl hier heeft gewonnen. Het interieur is licht en heeft mooie classicistische elementen die elegant worden geaccentueerd door bladgoud. De mooie ronde ramen hebben een bijzondere vorm en verdienen daarom ook de aandacht. Tot slot is het bijzonder dat je op het dak van de kerk kan lopen want daar is een groot terras waar je een prachtig uitzicht hebt op het dorp en het landschap. Let daarbij even op de regenafvoer die zijn versiert met dierenkoppen, net zoals het kasteel van Chambord dat heeft.
Naast het kasteel en de kerk is er in het dorp een miniatuur dorp te zien en dat is natuurlijk leuk voor kinderen, maar ook voor volwassenen. Met meer dan zeventig huisjes en duizend verschillende figuren is een compleet dorp uit de Provence nagebouwd bij Le Village Proveçal Miniature.
In juni en juli is Grignan op zijn mooist omdat dan rondom het dorp de lavendelvelden in bloei staan. Je waant je dan in een ansichtkaart en elke foto die je maakt ziet er direct zo uit. Dat zijn dan ook de beste maanden om het dorp, en tevens de streek, te bezoeken.
Het dorp heeft sinds 2019 het predicaat ‘Plus Beaux Village de France’.