
Château du Falkenstein ***Kasteel in de bossen van de Noordelijke Vogezen
Wij bezochten de noordelijke Vogezen tijdens een kleine roadtrip rond Pasen, dat bijzonder vroeg viel. Hoewel het de dagen voordat we Falkenstein bezochten heel aardig weer was, beloofde de weervoorspelling voor die dag niet veel goeds; regen, donder en bliksem.
Zodoende zochten we een uitstapje vlak voordat een zwaar regenfront zich over het gebied zou bewegen. De keus viel op het kasteel van Falkenstein want dat lag om de hoek en bovendien één van de weinige zaken dat dat überhaupt open was op tweede paasdag. Het kasteel is namelijk volledig openbaar gebied én dus altijd open.
Na even zoeken vonden we het parkeerterrein van het kasteel. Deze ligt naast een kruispunt waar vijf wegen elkaar vinden midden in het bos. Omdat er geen enkele andere auto stond en je het kasteel hier niet kan zien hebben we het drie keer gecontroleerd voordat we aan de wandeling begonnen.
Stukje klimmen
De wandeling is kort maar heftig. Ondanks een aantal mooie dagen had het toch genoeg geregend om het pad voor grote delen flink onder water te zetten. Het wandelen schiet niet op maar ik vind het altijd leuk om de beste weg tussen de plassen water en modder te vinden.
De plassen verdwijnen als het pad begint te stijgen, en stijgen doet het. Het viel ons tegen om het steile pad te beklimmen en we moesten een paar keer stoppen om op adem te komen. De klimconditie is er nog niet helemaal zo in het voorjaar.
Ondertussen werd het door de aankomende donderwolk steeds donkerder in het woud. Dit gaf onze tocht tussen de hoge bomen en het opdoemende kasteel en het feit dat we helemaal alleen waren een zeker dramatisch effect. De sfeer zou in een gemiddelde horrorfilm niet misstaan.
Het kasteel staat bovenop een heuvel en heeft grofweg drie lagen. De onderste laag omvat de poort waarna je om de rots draait en je via een open ruimte tegen een tweede kleinere poort aanloopt. Hierachter in nog een open ruimte met aan de zijkant een indrukwekkende muur met uitgehakte ruimtes. Waarschijnlijk waren dit opslagruimtes of stallen in de tijd dat het kasteel in functie was.
Grotten
Dit was het moment dat de eerste druppels vielen maar na een tijdje geschuild te hebben in de uitgehakte kamers werd het weer even droog. Mijn partner vond het wel genoeg maar ik besloot toch boven te kijken door de trap direct naast de tweede poort te bestijgen.

De tweede poort met daarnaast de trap naar de hogere delen van het kasteel.
De trap leidt naar het tweede niveau van het kasteel. Via een nauwe doorgang kom je hier in een uitgehakte zaal en tal van andere kleine ruimtes. Op de talrijke informatieborden, in het Frans, Duits en Engels, kan je lezen welke functies de verschillende kamers en ruimtes hadden in het verleden.
Al is het van sommige kamertjes niet helemaal duidelijk welke functie zij hadden; een toilet of misschien toch een kerker. Hier is nog duidelijk werk aan de winkel voor de plaatselijke historici en archeologen.
De bovenste verdieping van het kasteel bereik je door een indrukwekkende trap die zich boven de eerste poort slingert. waarna je op het ‘dak’ van het kasteel staat.
Veilig
De hele tocht naar boven is redelijk veilig te bereiken want de route heeft ijzeren hekken bij gevaarlijke afgronden. Ik zou hier niet mijn vijfjarige kind laten rondrennen maar je hoeft ook niet bang te zijn dat je naar beneden stort. Je moet wel goed te been zijn, iemand in een rolstoel is hier kansloos.

De paden zijn allemaal goed beveiligd met hekken.
De bovenkant van het kasteel bestaat op zijn beurt weer uit drie niveaus die allemaal een eigen functie hadden. Hier is ook duidelijk hoe smal het kasteel eigenlijk is, soms maar een paar meter breed.
Het moet hier boven het ooit een drukke boel zijn geweest want dankzij de superieure strategische hoogte kan je hier het kasteel met een paar man uitstekend verdedigen tegen een veel grotere macht. Met genoeg pijlen, stenen en andere rommel die je naar beneden kan gooien hou je het hier heel lang uit, als je tenminste genoeg voedsel hebt.
Naast de militaire functie werden hier ook andere activiteiten ontplooid. Zo moeten hier tal van gebouwtjes hebben gestaan waar bijvoorbeeld een smid, de timmerman en andere ambachtslieden hun werk hadden. Eén van dit ruimtes staat er nog. Sommige historici denken zelfs dat op een verhoging een kleine windmolen heeft gestaan.
Windmolen
Als Zaankanter en dus opgegroeid naast vele molens, lijkt mij dit nogal vreemd omdat de heuvels en de bomen niet echt voordelig zijn om goede wind te vangen voor een molen. Maar het idee dat hier boven op een kasteel ooit een werkende molen heeft gestaan is wel aantrekkelijk.
Het hoogste deel van het kasteel bevindt zich op het meest noordelijke punt dat te bereiken is via een metalen trap. Het uitzichtpunt heeft een ronde tafel met daarom aangegeven wat er zoal te zien is, iedereen die in Frankrijk op een uitkijkpunt is geweest kent zo’n tafel wel.

De bovenste verdieping van het kasteel bestaat uit twee delen die zijn verbonden met een moderne stalen brug. Hier stond volgens sommige historici ooit een windmolen.
En wat een prachtig uitzicht heb je hier. Juist de aankomende donderwolken maakte het uitzicht nog eens extra dramatisch. Ik stond daar net genieten toen het opnieuw zachtjes begon te regenen waarna niet veel later de eerste bliksem zich meldde.
Dit was het juiste moment voor een ingeving en die had ik. Ik bedacht mij dat ik de avond ervoor had gelezen dat dit kasteel in de veertiende eeuw door de bliksem was getroffen en voor een groot deel was afgebrand om nooit meer opgebouwd te worden. Aangezien ik op het hoogste punt in de omgeving stond, ik meer dan twee meter lang ben en omringt door ijzeren hekken leek het mij een slecht idee om hier lang te blijven.
Met gehaaste spoed zijn we naar de auto afgedaald waar we wonder boven wonder vrij droog aankwamen. Eenmaal in de auto zetten we koers naar Nederland en na nog geen twee kilometer rijden barstte het noodweer los dat tot bij Luik aanhield.
Omdat wij het kasteel van Falkenstein op een regenachtige paasmaandag bezochten was er werkelijk niemand maar in zomer met mooi weer kan het hier wel behoorlijk druk zijn. Evengoed is het kasteel een aanrader. Hou er wel rekening mee dat hier helemaal geen voorzieningen zijn; je kan er niets kopen en er is ook geen toilet. Wel genoeg mooie plekjes voor een picknick trouwens.
Video van Château du Falkenstein
Beelden van Château du Falkenstein



















E-Magazine Elzas

Kaart van Château du Falkenstein en omgeving
Les plus beaux villages de France weergeven op een grotere kaart
In de buurt van Château du Falkenstein
Germigny-des-Prés: uniek Karolingische kerkje ***
Karel de Grote maakte zo rond 800 een einde aan deze chaos. Dit deed hij door in West-Europa één rijk te maken en dat bracht rust in de tent. Hij zorgde dat de migratie uit het oosten minder werd en voor interne vrede waardoor de economie zich kon herstellen. Dit alles bleek tijdelijke aard want na ongeveer tachtig jaar was het alweer voorbij maar dat wisten ze op dat moment natuurlijk niet.
Rol van de kerk
Karel was naast een goed militair ook een prima organisator en om zijn rijk te besturen gebruikte hij graag de kerk. De kerk was zo’n beetje de enige nog werkende organisatie en wat is er makkelijk om die naast geestelijke ook bestuurlijke macht te geven. Je hoeft alleen je vrienden op de belangrijkste bisschopszetels te zetten en besturen maar met dat Rijk.

Het oudste gedeelte van het kerkje is klein en doet denken aan een kerk in zuidoost Europa. De kerk ziet er zeer goed uit en je zou denken dat de boel vorig jaar is opgeleverd in plaats van 806 na Christus.
Bijkomend voordeel; priesters, en dat zijn bisschoppen uiteindelijk, mochten geen vrouw hebben en dus ook geen kinderen, officieel dan want niets menselijk was ook deze bisschoppen vreemd. Hierdoor zijn er ook geen officiële erfgenamen waardoor Karel, en later de Keizer, altijd zijn favoriet als bisschop kon benoemen.
Een prima systeem maar met een klein weeffoutje dat later aan het licht kwam toen de Paus vond dat hij alleen bisschoppen mocht benoemen. Dat heeft nog een hoop ellende tussen de Keizer en de Paus veroorzaakt maar daar had Karel geen last van.
Deze staatskundige indeling is ook nu nog te zien in West-Europa en wel in gebouwen. Zoals een machtig man betaamt hield Karel er een stevige bouwlus op na. Door de chaos in de eeuwen daarvoor lag de bouwsector op zijn gat, er is feitelijk geen enkel gebouw van steen gebouwd, maar met Karel was er een nieuwe en machtige opdrachtgever gekomen.
De vastgoedprojecten van Karel bestonden naast militaire objecten vooral uit kerken en paleizen en het liefst een combinatie van daarvan. De meest bekende voorbeelden zijn de paltskapel ,tegenwoordig Dom, in Aken (ga daar eens kijken!) en in Nederland het Valkhof in Nijmegen.
Theodulf van Orléans
En nu terug naar Germigny-des-Prés. Hier staat namelijk ook een kerk uit deze tijd en net zoals bij het Valkhof en Aken was dit een onderdeel van een paleis, of in dit geval een villa die nog uit de Romeinse tijd stamde. Maar in tegenstelling tot Nijmegen en Aken was niet Karel de Grote hier de bewoner maar de Bisschop van Orléans, een man genaamd Theodulf.
Hoewel hij de geschiedenis zou in gaan als Theodulf van Orléans was hij geboren in Spanje waar hij vluchtte voor de Moren die het Iberisch schiereiland veroverden. Hij sloot zich aan bij een klooster waar hij zich inzette voor de scholing van het volk. Hij probeerde de kerk over te halen om een schoolsysteem te ontwikkelen en toen Karel de Grote dit te horen kreeg werd hij uitgenodigd aan het hof van de vorst. Het klikte kennelijk tussen Theodulf en Karel waardoor hij zich ontwikkelde tot één van de belangrijkste adviseurs en vertrouwelingen van de Keizer.
Het vertrouwen van Karel in de man was kennelijk groot omdat hij hem benoemde tot bisschop van Orléans en werd hij tevens abt van Fleury. Dit betekende dat hij naast geestelijke ook wereldlijke macht kreeg. Hij was echter meer een man van de kerk waarvoor hij zich bleef inzetten en tal van scholen stichtte in heel Frankrijk.
Net als zijn meester ging hij ook als bouwmeester aan de gang. Hij betrok in Germigny-des-Prés een leegstaande Romeinse villa en liet in zijn achtertuin een kerk bouwen. Van de villa is na een bezoek van de Noormannen niet veel meer over maar het kerkje is buitengewoon goed bewaard gebleven en dat is uniek want van de Karolingische kerken zijn er maar een handvol bewaard gebleven.
In tegenstelling tot de meeste kerken, de katholieke althans, is deze kerk niet in een kruis gebouwd. In de achtste en negende eeuw was dat ook niet de gewoonte. De bouwmeesters lieten zich vooral inspireren door de kerken in het Romeinse Rijk dat nog bestond; Byzantium met als hoofdstad Constantinopel.
Daar staat de Hagia Sophia en dat was de grootste kerk van de wereld op dat moment. In deze kerk staat het altaar in het midden en zitten de gelovigen er omheen. Deze vorm, centraalbouw genoemd, komt in West-Europa niet veel voor maar in Oost-Europa juist wel. Zo heeft de kerk aan het Rode Plein in Moskou ook zo’n plattegrond.
De Dom in Aken een soortgelijk ontwerp en heeft de San Vitale in Ravenna als voorbeeld die op haar beurt weer op de Haga Sophia is geïnspireerd. Dat Theowulf zijn kerk liet bouwen in de stijl van de Dom in Aken is natuurlijk geen toeval; daarmee volgde hij zijn grote baas en het beleid.
Om het verhaal van centraalbouw af te maken; deze vorm kwam tijdens de Reformatie weer in de mode en je vind in Nederland ook tal protestanten kerken met deze opzet. Dit heeft een religieuze oorzaak omdat de protestanten de bijbel in het midden van de dienst zetten. De nieuwe kerk in Den Haag en Groningen zijn daar goede voorbeelden van maar er zijn er veel meer.
Nadat ik het kerkje voorbij was gereden was ik wel oplettend genoeg de parkeerplaats niet te missen. En dus liepen we terug naar iets wat mogelijk heel bijzonder is. De voorkant van de huidige kerk is duidelijk later gebouwd maar daarachter zag ik tot mijn vreugde inderdaad een gebouw dat de vorm had van de Dom in Aken.

De apsis heeft een prachtig mozaïek uit de negende eeuw dat opvallend goed bewaard is gebleven.
Oratorium
Dit kerkje is echter een stuk kleiner maar zag er heel erg goed uit. Iets te goed was mijn eerste indruk want de buitenkant zag helemaal niet uit als een gebouw dat er al twaalf eeuwen staat. Ik noem het wel een kerkje maar eigenlijk is het een oratorium. Officieel een privéplaats om te bidden maar dat wel gewijd is door de kerkelijke instanties. Aangezien de eigenaar zelf deze instantie was, moet het inwijden een koud kunstje zijn geweest.
Ook binnen ziet het kerkje er nog prima uit, of eigenlijk weer. Het gebouw heeft namelijk een behoorlijke geschiedenis van plunderingen, invasies en branden achter de rug maar daar is nu helemaal niets van te zien. Het lijkt er meer op dat de aannemer de boel een paar maanden geleden heeft opgeleverd. Het deel waar je binnenkort doet je denken aan een gewone kerk maar dit deel stamt uit de vijftiende en zestiende eeuw en is ook het begin van de negentiende eeuw nog eens flink onder handen genomen. Hoewel best mooi, is het niet bijzonder en daarbij is het in de negentiende eeuw net iets te grondig onder handen genomen; het is kapot gerestaureerd.
Het gaat om het achterste deel van de kerk. Waar je een koor verwacht is hier een vierkante ruimte met koepels als plafond. Loop je er eenmaal in en je waant je in zuidoost Europa. Ongetwijfeld het meest indrukwekkende deel is het koor met op het plafond van de absiss een prachtig mozaïek, origineel uit de negende eeuw.
Het bestaat uit meer dan 130.000 stukjes glas en iedereen die de basiscursus kunstgeschiedenis heeft gevolgd ziet direct de Byzantijnse invloeden. En dat klopt want waarschijnlijk is dit mozaïek ook gemaakt door een kunstenaar uit die streek.
Het mozaïek laat vier engelen zien bij de Ark des Verbond. Wat ze daar precies mee doen is mij niet duidelijk maar de Latijnse tekst eronder roept op tot gebed waarbij wel wordt aangeraden om daarbij de onovertroffen Theodulf te vergeten. Dat doet een beetje vreemd aan om in je privékerk zo’n oproep over jezelf te plaatsen. De man was misschien toch niet zo nederig óf hij ging ervan uit dat toch niemand het kon lezen. Waar hij wel eens gelijk in zou hebben al denk ik dat het opperwezen het wel zou opmerken, maar goed.

Aan de achterkant van de kerk is duidelijk van een andere stijl als de voorkant.
Het mozaïek is buitengewoon goed bewaard gebleven en dat komt omdat het eeuwenlang bedekt is geweest met een dikke pleisterlaag. Pas in de negentiende eeuw kwam het er weer onder vandaan en gelukkig zijn ze er verder ook vanaf gebleven. Het is prachtig en het is een belevenis als je zoiets oud van zo dichtbij kan zien.
Na het bezoek van de binnenkant is het de moeite waard om even om het gebouw heen te lopen. Aan de achterkant zie je namelijk veel beter hoe het oude deel is gebouwd.
Germigny-des-Prés was voor mij onbekend tot ik er doorheen reed maar wat een kunsthistorische traktatie! Als je in de buurt bent zou ik hier zeker even stoppen. Het kost je maximaal een uurtje maar dat is dit stukje West-Europese geschiedenis zeker waard.
Guédelon: modern middeleeuws kasteel in het noorden van Bourgondië ****
Deze plek werd gevonden waarna een groep vrijwilligers aangevuld met archeologen, bouwkundigen en historici begonnen met bouwen. Net als in de middeleeuwen ontstond er rondom de bouwplaats een dorp waar de steenhouwers, touwslagers, pottenbakkers, boeren en nog veel meer ambachtslieden een werkplaats kregen.
Ruim twintig jaar bouwen
In het midden van dit geheel rees langzaam maar zeker het kasteel op. Na ruim twintig jaar bouwen is het nu bijna klaar en de verwachting is dat in 2025 het gebouw wordt opgeleverd. Daar hebben ze dus best lang over gedaan en in de middeleeuwen deden ze dit ook wel wat sneller. Maar toen hoefde ze ook niet na te denken over technieken van acht eeuwen oud. Omdat juist de bouw het meest interessante is doe je er goed aan om daarvoor nog een kijkje te nemen.
Wij bezochten de bouwplaats op doorreis van gîte naar gîte. De navigatie gaf aan dat we ruim twee uur te vroeg op onze plaats van bestemming zouden zijn en omdat Guédelon langs de route lag vonden we dat een geschikte plek om de tijd te doden. En dat was het zeker!
Het was een warme week en op de grote en volle parkeerplaats was het rennen naar de schaduw. Eenmaal binnen krijg je het gevoel van een themapark wat nog eens onderstreept werd door de vrijwilligers dat volgens de laatste mode uit de dertiende eeuw was gekleed.
Activiteiten
Als vanzelf loop je eerst richting het kasteel dat nog volop in de stijgers stond. We besloten eerst de werkplaatsen te bezoeken waar tal van activiteiten werden aangeboden. Zo kan je zelf een kruisgewelf in elkaar zetten, een kapiteel houwen en zijn er tal van demonstraties. Dit klinkt veel suffer dan het is; het is echt interessant en leuk.

De theorie van het maken van een kruisgewelf wordt uitgelegd tijdens één van de vele demonstraties.
Dit klinkt vooral iets voor kinderen en je ziet ook veel jongeren hier druk in de weer. Tot mijn verbazing deden de volwassenen ook lekker mee met dit gebeuren. Zo zag ik een volwassen man met zijn zoon en zijn (schoon)vader druk discussiëren over hoe een kruisgewelf moet worden opgebouwd. Het is prachtig om te zien dat geschiedenis wordt beleefd!
Het kasteel zelf is nog niet klaar maar het grootste deel staat. Het woongedeelte is helemaal klaar dat is werkelijk prachtig. De grote ridderzaal heeft een indrukwekkend plafond maar het leukst vond ik de galerij waar je vlak onder het dak loopt. In ons geval was het zo druk dat er sprake van filevorming was en omdat de galerij erg smal is en altijd mensen de andere kant op willen duurde het lang voordat je eruit was. Het massatoerisme is toch iets van onze tijd maar goed je dat mag de pret niet drukken.
Leuk voor kinderen
Het kasteel van Guédelon is een geweldig uitje en zeker een aanrader voor kinderen. Je leert veel over het leven in de dertiende eeuw en met name over hoe je een kasteel bouwt. Of een ander groot gebouw zoals een kerk. Er zijn ook plannen om als het project klaar is op dezelfde manier een klooster te bouwen.
Om het geheel goed te bekijken kan je gerust een hele middag of ochtend uittrekken. Er is veel te zien en om een beetje bij te komen is er een herberg waar je kan genieten van een hapje en drankje. Er zijn ook rondleidingen en er is zelfs een Nederlandstalige gids. Wij hebben het niet gedaan maar wat ik heb even bij zo’n uitleg gestaan en de gids wist waar ze het over had en vertelde het bijzonder leuk.
Wij hadden aan onze geplande twee uur niet genoeg. Nadat we alles goed hadden bekeken zagen we dat we er bijna een uur langer over hadden gedaan waardoor we te laat aankwamen bij onze gîte. Gelukkig kenden de eigenaren Guédelon en begrepen volkomen waarom we later waren.
Het is duidelijk dat we met dit experiment meer te weten zijn gekomen over de dertiende eeuw. Ik heb wel mijn vragen in hoeverre je het verleden kan na doen. Voordat mijn bezoek dacht ik een soort Thor Heyerdahl situatie zou aantreffen maar dat is niet zo. Ze doen hier echt hun best om zoveel mogelijk van het verleden te weten te komen en te leren.
De grootste winst is natuurlijk dat de historische interesse door iedereen die hier is geweest wordt gewekt. En dat is altijd goed.
TIP: Niet alles is middeleeuws bij het Kasteel van Guédelon. Op de parkeerplaats zijn laadpalen om je auto op te laden.
Cluny: een machtig klooster en paarden in Bourgondië ***
Religieus centrum
Daarbij ga ik een aantal dingen aanstippen waarom juist Cluny in de twaalfde eeuw tot het belangrijkste religieuze instituut in West-Europa uitgroeide dat zelfs de Paus in de schaduw zette. De diepere oorzaken hiervan liggen in de wederopstanding en de daar aan gekoppelde veranderingen in Europa gedurende de elfde en twaalfde eeuw. Door historici ook wel de Renaissance van de twaalfde eeuw genoemd.
Om dit te begrijpen is het goed om te beseffen dat Europa in de tiende eeuw zich in één van de diepste crisis in haar bestaan bevond. De centrale macht die was ontstaan door Karel de Grote rond 800 was zo goed als weggevallen waardoor lokale heren de dienst uitmaakte. Lokale heer zijn is leuk, maar een heer van een land is veel leuker en als je die ambitie niet had, dan had je buurman deze wel. Hierdoor waren deze heren bijna continue in gevecht met elkaar waardoor de handel zo goed als stil viel en de landbouwproductie laag was. Daar kwam nog eens bij dat Europa nogal last had van aanvallen en plundertochten vanuit Scandinavië en Noord-Afrika.
Door deze ontwikkelingen was de bevolking geslonken en hoewel er hier en daar een stad of een gebied het redelijk deed waren grote delen bijna of gedeeltelijk ontvolkt. Langzaam maar zeker kwam Europa uit dit dal. De invallen werden minder, de lokale heren maakten minder ruzie en dankzij nieuwe landbouwtechnieken begon de bevolking weer te groeien. Hierdoor konden meer mensen worden gevoed en bloeide de handel en cultuur op.
Direct onder de Paus
Cluny wist zich op deze golf van welvaart te ontwikkelen. De abdij werd aan het einde van de tiende eeuw door Willem I van Aquitanië gesticht. Een abdij stichten was voor edelen in die tijd helemaal in want daarmee liet je het opperwezen zien hoe vroom je wel niet was. Maar in tegenstelling tot vele andere kloosters in Frankrijk zou Cluny niet vallen onder de lokale heer maar direct rapporteren aan de Paus in Rome. Toen de abdij groeide was het voor de lokale heren dan ook niet mogelijk om de rijkdom van de monniken af te romen zoals dat bij andere abdijen wel het geval was.
Dit voordeel gold ook voor de abdijen die vanuit Cluny werden gesticht en zo ontstond een netwerk van abdijen en priorijen die allemaal onder de bescherming stonden van de abt van het moederklooster. Dit was een uniek netwerk van onafhankelijke kloosters waarin kennis, kapitaal en producten werden uitgewisseld. Bovendien werd Cluny ook nog eens gesteund door de Franse koning die in die tijd zijn centrale macht probeerde te vergroten ten koste van de lokale edelen. Cluny was voor hem een aangename bondgenoot.
Tot slot had Cluny weinig last van de eigen beschermheer want de Paus was in een hevige strijd gewikkeld met de Duitse Keizer. En zo kon een klein klooster in de zuiden van Bourgondië zich ontwikkelen als een voorname speler in de politiek van West-Europa.
Romaanse bouwkunst
De macht van Cluny was gebaseerd op religie maar strekte zich verder uit in de economie, kennis, politiek en cultuur. Vandaag de dag is dit nog goed te zien in de bouwkunst en in het bijzonder de Romaanse architectuur. Deze vorm van bouwen werd door Cluny omarmd, verbeterd en verspreid. De Romaanse kerken en kloosters in West-Europa die er nu nog staan zijn voor een groot deel gebouwd of minstens beïnvloed door de abdij van Cluny.
Zoals een klooster betaamt heeft Cluny ook minder materiële invloed gehad en ook daarvan merken we nu de invloed. Vanaf het einde van tiende eeuw omarmde het klooster de godsvredebeweging dat het geweld tussen de lokale heren probeerde in te dammen. Daarmee was het één van de eerste Christelijke vredesbewegingen.

In het museum is deze prachtige presentatie te zien waar je een goed beeld krijgt hoe klooster tijdens de middeleeuwen eruit heeft gezien.
Het meest succesvolle instrument daarvoor was de pelgrimage dat aan drie kanten voordeel bracht. Ten eerste was het een straf die de kerk kon geven. Ten tweede was het niet toegestaan om pelgrims te beroven, ontvoeren of te vermoorden. Deed je dit wel dan had je aan de hemelpoort iets uit te leggen. Tot slot bleek een pelgrimsoord een ware goudmijn.
De meest bekende van deze pelgrimstochten is die naar Santiago de Compostella die nog altijd door veel mensen wordt gelopen. Het klooster van Cluny exploiteerde op de verschillende routes naar Noord-Spanje een lint van kleinere heiligdommen waardoor er een constante hoeveelheid geld naar Bourgondië stroomde. Bovendien was de route zo populair dat de gehele route als een soort van corridor van vrede functioneerde waar de hele samenleving van profiteerde.
Abdijkerk
De moeder van al deze kerken stond vanzelfsprekend in Cluny zelf. De abdijkerk was tot de bouw van de nieuwe Sint Pieter in Rome in de zestiende eeuw de grootste basiliek van West-Europa. De binnenkant was bijna 188 meter lang, het had driehonderd ramen en zeven torens waarvan de hoogste 62 meter hoog was. En dat was alleen de kerk zelf, daarnaast stond nog een klooster.
Het hele complex moet in de elfde en twaalfde eeuw een overweldigende indruk hebben gemaakt. Helaas is van deze glorie vandaag niet heel erg veel over. Hoewel het klooster na de veertiende eeuw geen hoofdrol meer speelde als politiek centrum bleef het een belangrijke abdij en bleven de gebouwen in gebruik.
Franse revolutie maakt einde aan het klooster
Daar kwam een einde aan na de Franse Revolutie. De revolutionairen zagen de Katholieke kerk als verlengstuk van de koning én dat was in die tijd geen pré. De eigendommen van de kerk werden genationaliseerd en zo ook het klooster van Cluny.
De monniken verdwenen en het complex werd verkocht aan een steenhandelaar uit Mâcon. Deze zag het complex als een steengroeve en dertig jaar later was er niet heel erg veel meer van over. Van de enorme kerk stonden nog twee torens maar van het klooster had kennelijk slechtere stenen want dat stond er voor een groot deel nog.
De kerk, waarvan er nu nog twee torens staan, was trouwens niet de eerste maar de derde die hier stond. Het succes van het klooster in de elfde en twaalfde eeuw zorgde ervoor dat er geld was voor een nieuwe kerk waarbij het oude exemplaar steeds het veld moest ruimen.
Bij het bezoek van de abdij viel het mij ook op dat er wordt gesproken over Cluny I, II en III. Ik dacht even dat we hier te maken hadden met een koning maar het slaat dus op de kerken die hier hebben gestaan waarbij de III de laatste is.
Naam architect
Deze laatste kerk moet één van de mooiste gebouwen van West-Europa zijn geweest. Hij is gebouwd onder leiding van de abt Hugo van Semur. Bijzonder is dat we de naam van de architect weten; Hézelon van Luik. Van de meeste kerken, kloosters en kathedralen uit de middeleeuwen weten we niet wie de bouwmeester is maar van Cluny dus wel.
Hézelon was geboren in Zwitserland en was een kanunnik in Luik waar hij wiskunde en architectuur doceerde. Later werd hij monnik in Cluny waar hij samen met de abt een nieuwe kerk bouwde. Denk nu niet aan een arme sloeber die dankzij de kerk de sociale ladder heeft beklommen want de man was van voorname afkomst. Hij was een neef van de graaf van Luxemburg en familie van de Paus die weer van Bourgondische afkomst was.
Van de kerk is dus niet veel meer van over maar er staat nog genoeg om Cluny te bezoeken en een indruk te krijgen van het klooster die hier ooit stond dat veel invloed heeft gehad op onze cultuur.
Lekker rondwandelen
De eerste stap bij een bezoek aan Cluny is om rustig de tijd te nemen om door het stadje zelf rond te lopen. Het klooster was zo groot dat het tot de negentiende eeuw de gehele stad omvatte. Als je door de straatjes en over de pleinen loopt dan is goed te zien dat veel van de gebouwen van het klooster er nog staan en ook gewoon worden gebruikt.
Het Office du Tourisme vind je in een voormalig kloostergebouw en verschillende andere worden gebruikt van als kunstgalerij. Tijdens ons bezoek was hier erg mooie dingen te zien. Dus als je van kunst houdt loop dan gerust eens binnen.
Museum
Op het grote plein bevindt zich de ingang van het klooster maar ga eerst even kijken naar de plek waar de enorme kerk stond. De kerk stond vlak naast het plein en deze wordt goed aangegeven door borden en zelfs een kleine maquette. Als je daar staat zie je pas hoe groot de kerk is geweest en dat deze de stad en het landschap domineerde.

Als je onder de toren staat is deze enorm. De halve muren geven een aparte sfeer.
De ingang van het museum bevindt zich in een gebouw met een prachtige voorgevel. Binnen bevindt zich de museumwinkel met de bekende prullaria aangevuld met boeken over de middeleeuwen en het kloosterleven. Eenmaal door de kassa wordt je trakteert op een prachtige presentatie waarin de ontwikkeling van de gebouwen visueel wordt vertelt. De presentatie is van een hoog niveau en het is zeker de moeite waard om deze te bekijken.
En daarmee is het audiovisuele geweld nog niet klaar. Even verder in een kleine bioscoop aan de rand waar ooit het kloosterhof was, is een langere presentatie waarin de geschiedenis van Cluny wordt verteld. Ook deze presentatie is bijzonder smaakvol en bovendien in 3D.
Tijdens ons bezoek was het extreem warm, de thermometer van de auto ging makkelijk over de 40 graden , en daarom was het heerlijk om in de gekoelde bioscoop te zitten. Toen de film klaar was verwachtte ik een museum met middeleeuwse kunst maar die bleek er niet te zijn.
Naar buiten dus en daar sta je plots naast de overblijfselen van de kerk. Dit omvat zuidelijke deel van het transept; het deel van de kerk dat dwars staat op het schip en waaronder het altaar zich bevindt. Van het geheel staan nog twee torens.
Doordat de kerk voor een deel geen muren meer heeft, de stenen zijn in andere gebouwen gebruikt, geeft de plek je een beetje een apocalyptisch gevoel. Bijna alsof je in een oorlogsgebied bent waar heel nare dingen zijn gebeurd. Maar dat is hier niet zo, al zou je het afbreken van een architectonisch meesterwerk uit de Middeleeuwen natuurlijk wel zo kunnen zien.
Als je zo half onder de torens staat besef je pas hoe groot de kerk moet zijn geweest.
Naast de kerk staat een vrij groot gebouw uit de achttiende eeuw waar de monniken vroeger woonden en werkten. Nu wordt het gebruikt als school maar die was bij ons bezoek niet aan.
De gangen hier zijn indrukwekkend lang met aan beide kant deuren van kamers. Als je hier loopt weet je eigenlijk niet wat je met het gebouw moet. Hier en daar zijn zalen open en er zijn indrukwekkende trappen waar je niet omhoog mag maar over het algemeen zien de gangen er niet heel verzorgd uit. Het is er een beetje vies, er hangen veel spinrag en het verf vond het voor een groot deel wel welletjes om op de kozijnen te blijven te zitten.
Het is er een beetje een zooitje waardoor wij samen met de andere toeristen een beetje verdwaald rond liepen. Tot onze verbazing bleek in het midden van één van de gangen twee deuren toegang te bieden tot redelijke moderne en nette toiletten. Dit was een vreemde ervaring.
Interessant is de kloostergang met een aardige zonnewijzer. Dit is de plek waar de tweede kerk stond maar die is afgebroken toen de grote kerk van Cluny III werd gebouwd.
Graanschuur
Interessanter is wat er aan het einde van de deze gangen is; de tuin en de buitenkant van het gebouw. De tuin is groot en wordt gedomineerd door een lange laan die het klooster verbind met de openbare weg. De grote bomen geven een fijne schaduw als je naar de graanschuur wandelt.

De tuin met het gebouw voor de graanopslag uit de dertiende eeuw.
Misschien is ‘graanschuur’ niet helemaal het juiste woord maar het gebouw uit de dertiende eeuw is daar in eerste instantie wel voor neergezet en heeft deze functie ook lang uitgevoerd. Duidelijk is dat in twaalfde eeuw aan de bouw en de versiering van een gebouw waar je je graan bewaard veel meer aandacht werd besteed dan we nu doen.

In de graanschuur staan een aantal zuiltjes met kapitelen. Dit zijn waarschijnlijk de oudste Romaanse kapitelen die er zijn.
Het is namelijk een fraai gebouw met twee verdiepingen. De trap naar de eerste verdieping beheerst de voorgevel en dus loop je die als eerste op. Binnen tref je een grote ruimte dat duidelijk wordt gebruikt als presentatieruimte gezien de stoelen en het podium. De houten dakconstructie is bijzonder fraai net als de zuilen die als decor op het toneel staan.
Zuilen met kapitelen
De zuilen zijn prachtig versiert met Romaanse kapitelen zoals we die ook vinden in Vézelay, Autun en vele andere kerken in Frankrijk. Bij het schrijven van dit artikel kwam ik er achter dat dit de oudste voorbeelden zijn van deze zuilen en dat alle andere zo beroemde kapitelen op deze zijn geïnspireerd. Hier is het dus begonnen met de Romaanse kapitelen.
De benedenverdieping werd gebruikt voor het opslaan van het graan en dat is eigenlijk nog steeds duidelijk. Hoewel de sfeer eigenlijk best goed is, is het ook een beetje saai. Al zijn de kruisgewelven wel erg mooi. Het hart van menig bouwkundige zal er harder van gaan kloppen.
Terwijl we terug liepen naar de uitgang vroegen we ons af waar de grote kerk zou zijn gebleven, in de letterlijke zin van het woord. Als de kerk is gebruikt als steengroeve, dan moeten er nu bouwwerken staan van dat materiaal wat ooit een kerk was.
Terwijl we naar de parkeerplaats liepen besloten we even te gaan kijken naar de paardenwedstrijd die op dat moment werd verreden. Het betrof een Concours Hippique en dat ik wel eens gezien met commentaar van Hans Eijsvogel maar nooit in het echt. De wedstrijd werd gehouden op een veld vlak voor het dorp. De springende paarden met op de achtergrond het middeleeuwse stadje vormde een prachtig plaatje en bovendien was de entree gratis.
Dat in Cluny paardenwedstrijden worden gehouden is geen toeval want hier bevindt zich de Franse nationale stoeterij. Deze is door Napoleon I opgericht aan het begin van de negentiende eeuw. Hoeveel hij oorspronkelijk een artillerie officier was had hij natuurlijk ook soldaten ter paard nodig en Cluny was een perfecte plek om deze te fokken.

In Cluny vestigde Napoleon de nationale stoeterij en die is er nog steeds. Er worden daar veel wedstrijden georganiseerd en iedereen kan komen kijken.
Peyrusse-le-Roc: prachtig spookstadje vol ruïnes in de Aveyron ****
Aveyron; schatkamer van dorpen
Ondanks dat we op minder dan twee kilometer van Peyrusse-le-Roc een gite hadden, best een leuke overigens, bezochten wij Peyrusse-le-Roc pas op de laatste dag. Zo gaat het vaak als je ergens vlakbij woont; je ontdekt pas laat hoe leuk het is. Nu waren we bij aankomst al door het dorpje gereden en we hadden al een paar keer het afval weggebracht maar van een echt bezoek was het nog niet gekomen.

Het dorp ligt op een bergkam en heeft aan twee kanten een prachtige uitzicht op het landschap.
Niet zo gek want de Aveyron is een streek waar ze de mooie dorpen zo’n beetje hebben uitgevonden waardoor we het maar druk hadden met het bezoeken van andere dorpen zoals Belcastel, Najac en Conques. Met al dat moois om je heen vergeet je al snel dat er om de hoek een geweldig dorp ligt.
Na een extreme warme week besloten we het de laatste vrijdag wat rustiger aan te doen. De warmste dagen waren voorbij en aan alles voelde je dat er een storm op komst was. Na een uurtje in de tuin van onze gite vroegen we ons toch af of we toch niet iets moesten gaan doen nu het nog droog was. En dus gingen we toch maar even een kijkje nemen in het dorp waar we officieel een week te gast waren en dat viel helemaal niet tegen.
Op een bergkam tussen groene valleien

De Office du Tourisme was dicht maar er staan voldoende wegwijzers om niet de weg kwijt te raken.
Het huidige Peyrosse-le-Roc ligt op een pas tussen twee prachtige groene valleien. De huizen zijn bijna allemaal gebouwd in de achttiende eeuw en het geheel ademt een gemoedelijke zuidelijk sfeer.
Zoals vaak parkeerden wij de auto rond lunchtijd. En ondanks dat we in onze gite nog een gebakken ei hadden genuttigd, kregen we het moeilijk bij het passeren van het plaatselijke café. De geluiden, de geur en de gezelligheid van het terras wezen erop dat de lunch aanstaande was en dat was aanlokkelijk.
Opvallend detail daarbij is dat een groot deel van het terras zich bevindt in de tuin van de burgemeester, die, volgens het bord op het hek, tevens de historicus van het dorp is. Een prachtige titel natuurlijk die je in Nederland dat niet zo snel op een bordje zal zien.
Pleintje bij de kerk
De charmante straatjes leidden ons gelukkig van de aanstaande lunch af waar we terechtkwamen op een vriendelijk pleintje naast de kerk. Een kerk nodigt altijd uit om even te bestuderen. Het betreft hier een vrij sobere versie met boven de entree een interessant beeldje van Maria met kind. Ook binnen is de kerk niet erg uitbundig maar het loont toch de moeite om even naar binnen te lopen.
Dit gedeelte van het dorp was niet helemaal nieuw voor ons want bij het wegbrengen van het afval konden wij de nieuwsgierigheid niet konden bedwingen en waren we even kort door het dorp gelopen. Een groot bord bij de eerder genoemde poort had ons toen al duidelijk gemaakt dat er hier meer was te beleven.
Op het pleintje was die avond één jongetje aan het voetballen. Een beetje jammer en ik stelde mij voor dat er verder geen leeftijdgenootjes in het dorp waren die met hem een balletje konden trappen. Deze gedachte werd nog eens onderstreept omdat hij zo nu en dan de bal met enige frustratie de bal hard en hoog tegen de kerk aantrapte. Nu ben ik geen gelovig man en ik vind dat de jeugd de ruimte nodig heeft om hun sportieve ambities te kunnen ontwikkelen, maar om daarvoor een eeuwenoude kerk daarvoor op te offeren gaat mij toch aan het hart. De kerk kon het wel hebben, bleek.

De poort in het dorp markeert de plaats waar in de middeleeuwen een burcht stond waar de stad en omgeving vanuit werd geregeerd.
Toen ik twee dagen later ik de kerk nog eens goed van buiten bekeek zag ik ineens dat de toekomst van het jongetje niet in de Europese stadions lag. Zijn voetbal lag namelijk op een vensterbank van een hoog venster in de klokkentoren gespietst op de stekels die duiven moet beletten te landen op het monument. Terwijl ik mij afvroeg of dit nu terecht was of niet werd ik afgeleid door een schilder die op de eerste etage van het huis tegenover de kerk een schilderij aan het maken was. Kerk, kasteel, pleintje en een kunstenaar; dit is een Frans dorp éénentwintigste eeuw!
Even verder op het plein is de Office du Tourisme te vinden waar je voor een klein bedrag een audiotoer met kaart van het dorp kan kopen. Natuurlijk was hij gesloten want het was lunchtijd. Veel maakt het niet uit want de route naar het middeleeuwse stadje, of wat er van over is, staat goed aangegeven.
Zilvermijnen
Peyrusse-le-Roc was namelijk aan het einde van de middeleeuwen een redelijke stad met meer dan 3500 inwoners. In deze streek is dat nu al een flink dorp maar zeker in de dertiende eeuw was dat groot. Naast de strategische ligging was de aanwezigheid van een zilvermijn de reden waarom het hier een bedrijvige boel moet zijn geweest.
Deze mijnen werden al in de oudheid geëxploiteerd maar pas in de achtste eeuw voor het eerst genoemd toen Pepijn de Korte, gezien zijn bijnaam vreemd genoeg de vader van Karel de Grote, Peyrusse probeerde te veroveren.
Verlaten stad

De kerktoren van de kerk is oorspronkelijk gebouwd als een toren van het kasteel. Het is één van de weinige overbleven onderdelen van het verdedigingswerk. Als je goed kijkt ligt er een voetbal op de vensterbank voor de zuil tussen de twee onderste ramen.
De stad was in de zeventiende eeuw over zijn hoogtepunt heen toen langzaam maar zeker het zilver uit Amerika werd geïmporteerd. Rond 1700 was het klaar en kort daarna wisselden de laatste bewoners de benedenstad in voor het huidige dorp op de heuvel. De stad verloor haar bestuurlijke functie, de plaatselijke baljuw zetelde hier, en werd in bezit genomen door de natuur tot dat een aantal jaar geleden werd besloten om de ruïnes toegankelijk te maken voor het publiek.
Het plein naast de kerk was ooit onderdeel van het kasteel dat hier stond. Alleen de eerder genoemde poort en de toren van de kerk zijn nog overblijfsel van de burcht. De stad zelf had zijn eigen verdedigingswerken en dat is ook het eerste wat je ziet als je afdaalt.
De twee torens van Roc de Thaluc
Vlak na het verlaten van het dorp sta je op een terras met een prachtig uitzicht op een twee torens op een enorme rots. Het geheel heet Roc de Thaluc en doet denken aan het aan Lord of the Rings film. Wie wil kan via drie steile trappen, ladders bijna, de torens nader bekijken. Dat is minder eng dan het lijkt maar voor mensen die minder goed ter been zijn zou ik het niet aanraden.

De twee torens van Roc-de-Thaluc staan op een 150 meter hoge rots en domineren de omgeving. Je kan er met een steil trap komen.
De torens geven een beetje een beeld dat hier een belangrijk stadje was dat verdedigd moest worden. Het schijnt dat de hele stadje ommuurd is geweest en dat lijkt mij niet onwaarschijnlijk aangezien Frankrijk in de late middeleeuwen werd geteisterd door gewapende conflicten zoals de Honderdjarige Oorlog.
Als je verder afdaalt duik je als snel een bos in waar een aantal zaken met betrekking tot de mijn zijn te bewonderen. Daarna kom je bij een splitsing met een oude donjon dat ook deel uit maakte van de verdedigingswerken van de stad. Ook kom je langs een praalgraf uit de veertiende eeuw dat nu goed is beschermd tegen de elementen en toeristen. Het staat bekend als het graf van de koning maar het was mij niet duidelijk wie er in heeft gelegen.
Ruïne van kerk
Indrukwekkend wordt het als je de overblijfselen van de kerk ziet. De ruïne is duidelijk te herkennen als kerk met zijkapellen en bogen maar het overgrote deel van dit religieuze bouwwerk is verdwenen en overgenomen door de natuur. Het lijkt mij niet onwaarschijnlijk dat het in de achttiende eeuw is gebruikt als steengroeve bij de bouw van het huidige dorp.
Toch is dit bijna een magische plek omdat het wel duidelijk wordt onderhouden maar toch ook helemaal verwilderd. Ik ben in Engeland ooit in Fountains Abbey geweest, een verwoest klooster, en daar hing een beetje dezelfde sfeer.

De ruïne van de oude kerk is een bijzondere plek waar de natuur bezit heeft genomen van het gebouw.
Bijzonder is ook de synagoge die tegen de kerk is aangebouwd. Nu is het niet veel meer dan vier muren maar de kennis dat in dit kleine gebouw ooit Joodse eredienst is gehouden is wel bijzonder. Zeker omdat je in Frankrijk sowieso weinig Joodse gebouwen ziet.
De laatste grote ruïne is een oud ziekenhuis genaamd Hôpital des Anglais. Waarom het zo heet ben ik niet achter gekomen maar het is een enorm gebouw dat dienst deed als ziekenhuis. Dat zie je wel meer bij mijnsteden want ook in Elzas bezochten we een oude mijn waar en ook daar was een ziekenhuis. Daar werd verteld, en ik ga er vanuit dat ze hier goede bronnen voor hebben en dus waar is, dat elke mijnwerker in de zestiende eeuw een deel van zijn opbrengst afstond aan het ziekenhuis. Een voorloper van een ziektekostenverzekering waar ze in Amerika nog steeds mee worstelen.
Helemaal beneden sta je vrij plots bij een bergbeek waar een nog een brug en een kapel in opvallende goede staat. Deze heet de Notre-Dame-de-Pitié en is in de negentiende eeuw helemaal herbouwd. Helaas is hij niet open. Bij plek bij de beek is samen met het begin van de wandeling bij de torens een perfecte plaats voor een picknick.
Zeker op warme dagen biedt het stomende water ook nog eens verkoeling. Wees wel een beetje zuinig met de wijn want om terug te komen naar het dorp moet je nog flink klimmen. Je kan deze wandeling doen op slippers, maar je doet er goed aan om je schoenen aan te doen.
Voor de wandeling naar boven volg je het zelfde pad omhoog maar sla je bij de donjon af. Dit pad leidt je langs nog een oude poort waar tegenwoordig weer gewoon mensen wonen. Daarna is het even zoeken en volg een pad links terug naar het dorp. Dit is best steil en je hebt het idee dat je door iemands tuin loopt maar uiteindelijk sta je aan het begin van de straat. Nog even klimmen en dat dat je weer bij de uitnodigende dorpskroeg. Na een stevige klim is een koel drankje wel een verdiende beloning.
Aigues-Mortes: middeleeuwse vestingstad bij de Camargue ****
Wij bezochten Aigues-Mortes laat in de middag en toen wij naar binnen wilden ging de kassa net dicht. Als je de muren wilt beklimmen moet je voor half zes binnen zijn. De muren hebben de stad in het verleden niet alleen tegen vijandelijke legers beschermd, maar ook tegen de harde zoute zeewind. Hierdoor zijn er veel huizen binnen de muren goed bewaard gebleven.

In de haven van Aigues-Mortes lag deze Nederlandse platbodem. Het is een stukje varen maar het moet fantastische zijn om met deze boot over de Middellandse Zee te varen.
Het kaarsrechte stratenplan doet denken aan de organisatie van de Romeinen maar toch is deze havenstad aan de Middellandse Zee een echte middeleeuwse stad. Havenstad? Jazeker, de stad ligt niet aan zee maar via een kanaal was is die wel te bereiken. Helaas verzandden de boel en werd de stad onbereikbaar voor zeeschepen en namen concurrerende havens het stokje over.
Brugge is ook zoiets overkomen, ook deze stad werd afgesneden van de zee waarna andere havens de functie van handelscentrum overnamen. En net als de Vlaamse stad legde Aigues-Mortes hierdoor bijna het lootje en waren de beide steden in de negentiende eeuw behoorlijk vervallen. Maar in tegenstelling tot Brugge is bij het restauratie hier geen geweld gedaan aan de middeleeuwse oorsprong en loop je nu door de stad zoals hij in de veertiende eeuw moet zijn geweest.
Strak stratenplan
In tegenstelling tot Brugge is Aigues-Mortes in één keer aangelegd en nog altijd goed te zien. Steden die op deze wijze worden gebouwd zijn bijzonder, zeker in Europa. De meeste steden en dorpen zijn gegroeid en dat zie je terug in het stratenplan, wat vaak meer straat is dan plan. Het is een zooi van aan elkaar gegroeide straatjes en dat vinden we over het algemeen heel gezellig.

De straten in Aigues-Mortes lopen recht en lopen van noord naar zuid of van oost naar west.
In het westen van Frankrijk zijn er dorpen die zijn gebouwd volgens een plan, de zogenaamde Bastide-dorpen zoals Monflaquin, Villereal en Monpazier. Deze dorpen werden volgens een strakke plattegrond van 550 bij 300 meter gebouwd met vijf straten van links naar rechts en vijf van boven naar beneden. Aigues-Mortes heeft precies deze afmetingen, niet zo gek want het is net als de dorpen in het zuidwesten gebouwd in de dertiende eeuw.
Lodewijk IX de Heilige
De stad werd gesticht door Lodewijk IX. Hij vond het nodig om een havenstad aan de Middellandse Zee te hebben want die had hij nog niet. De Provence was nog geen Frankrijk en de hoek bij Perpignan tot aan Montpellier was in handen van de koning van Mallorca en dus ook niet Frans.
Slechts een klein strookje land tussen Marseille en Montpellier kwam in handen van de koning. En daar hoefde hij niet eens voor te trouwen of te vechten want hij kreeg het van het klooster van Psalmodi, dat iets verderop lag.

De stichter van de Stad, Lodewijk de Heilige, heeft natuurlijk een eigen plein. Naast een groot beeld van de man vind je hier fijne terrassen waar je ook goed kan eten.
En dat juist een klooster hem dit gaf was geen toeval. Lodewijk IX was namelijk een zeer vroom man die zich zijn leven lang heeft ingezet voor de kerk. Ook de stichting van Aigues-Mortes had een vroom karakter omdat de koning zich hier maar liefst twee maal inscheepte voor een kruistocht. De laatste keer vertrok hij met een leger naar Tunis en dat verliep niet helemaal volgens plan en het werd uiteindelijk ook zijn ondergang. Niet lang daarna werd hij door de Paus heilig verklaard waaraan hij zijn bijnaam ‘De Heilige’ ook aan te danken heeft. Al werd hij ook al tijdens zijn leven zo genoemd. Enfin hij heeft hem dan nu echt verdiend.
De monniken wisten trouwens wel wat ze weggaven want het gebied was in de middeleeuwen, en ver daarna trouwens, bijzonder onaangenaam om te wonen; het ligt midden in een moeras en dat was geen pretje. Om mensen naar Aigues-Mortes te lokken verleende de koning de inwoners allerlei privileges en voordelen. Een strategie die ook werd toegepast bij de eerder genoemde bastide-dorpen langs de Lot.
Monopoly
Daarbij kreeg de stad de monopoly over de Franse handel op de Middellandse Zee en samen met de zoutproductie die hier al sinds de oudheid aanwezig is, vormden deze de basis van een bloeiperiode die duurde tot het einde van de vijftiende eeuw. De Provence kwam toen voorgoed bij Frankrijk waarna Marseille zich ontwikkelde tot de belangrijkste haven.
Deze neergang is voor ons nu eigenlijk een zege want Aigues-Mortes is hierdoor niet verder ontwikkeld, werd er niet veel verbouwd of afgebroken en kunnen wij nu een leuke middeleeuwse stad bezoeken. Wij waren er midden in de zomer en dan is het best wel druk. Maar als je het een beetje slim aanpakt valt het wel te doen.
’s Morgens of einde van de middag
Als je de rondwandeling over de verdedigingsmuren wilt maken is het verstandig om vroeg in de ochtend te gaan. Dan is het nog niet zo druk in de zomer niet zo warm. Daarna behoort een duik in de zee tot de mogelijkheden want de stranden van La Grande Motte liggen echt om de hoek.
Wij bezochten de stad juist na een duik en dat is ook goed te doen. Je parkeert de auto aan de andere kant van het kanaal waarna je via een korte wandeling over de kade de hoofdpoort van de stad bereikt. Langs de kade is een drukke jachthaven en het is altijd leuk om langs bootjes te lopen. Om de stad te bereiken moet je een brug over en een spoorlijn waar een modern maar toch guitig treintje rijdt.
Tour de Constance
Naast de hoofdingang staat een indrukwekkende toren; de Tour de Constance. Deze 41 meter hoge toren is in tegenstelling tot de verdedigingsmuren nog gebouwd door Lodewijk IX. Het is precies zo’n toren die je voorstelt als je denkt aan een middeleeuwse vesting; groot, plomp en indrukwekkend. Het viel mij op hier voor de poort een typische zeegeur was te ruiken. Dit was niet echt heel prettig en het kan natuurlijk aan die dag liggen en gelukkig was in de stad zelf niets van te merken.

Direct bij de hoofdingang kan je de muren op. Deze foto is duidelijk na sluitingstijd genomen want normaal is het hier tijdens de zomer redelijk druk.
Eenmaal binnen de poorten sta je op een plein waar je de muren op kan. Het was er druk maar nog wel te doen. Je loopt als vanzelf de hoofdstraat in waar het wemelt van de toeristische winkels. Herkenbaar was de blik van één van de bewoners die ons passeerde; een combinatie van gelatenheid en irritatie zoals je die ook wel ziet bij Amsterdammers.
Ondanks de drukte is het hier wel erg mooi en als je een beetje goed kijkt kan je genieten van de mooie huizen. Ook culinair is het allemaal niet zo heel slecht. Vooral rondom het centrale plein, Place Saint Louis, zijn tal van restaurants waar je redelijk tot goed kan eten. De toeristische industrie is hier nog niet helemaal los gegaan. Leuk is ook om even aan ander straatje te nemen en voordat je het weet loop je weg van de drukte en krijg je een heel andere indruk van het karakter van de stad.
Hoewel wij in augustus Aigues-Mortes hebben bezocht denk ik dat het in het voor- en naseizoen het hier een stuk rustiger is en dat je veel beter de stad kan zien.
De mooiste dorpen en plekken van Picardië
Picardië is de streek ten noorden van Parijs en kent een zeer rijke geschiedenis. Dit heeft alles te maken met de kleiige grond die de vruchtbaarste van Frankrijk is. Deze grond gaf het gebied aan het einde van de middeleeuwen een enorme rijkdom waardoor hier een merkwaardige bouwstrijd ontstond; wie kan de mooiste maar vooral […]
Moncontour: gezellig dorp in Bretagne
Het dorp, of eigenlijk stadje, beleefde in de zeventiende eeuw een economische bloei dankzij de productie van linnen en jute. Veel mooie huizen die er nu nog staan zijn in die tijd gebouwd. In één daarvan is een kostuummuseum gevestigd. Het betreft een zeer uitgebreide verzameling van toneelkostuums van de middeleeuwen tot de vroege twintigste eeuw.
Tot slot is het kerkje Église St-Mathurin interessant. Hij is gebouwd in de zestiende eeuw maar helemaal herbouwd in de achttiende en heeft een mooie renaissance gevel. Loop zeker even binnen want de glas-in-lood ramen zijn nog origineel.
Blesle: prachtige kerk in een vulkanische vallei ***
Het was de tweede helft van juli en het landschap was langzaam aan het bijkomen van de hitte die de hele dag had geregeerd. Wij parkeerden de auto aan het begin van het dorp waar voldoende parkeerplaatsen zijn. De airco van onze donkerblauwe Opel deed het de hele vakantie al niet en op een namiddag als deze gaf dat een extra dimensie het humor aan de net puberende achterban.
Na een wat aandringen liepen we het dorp in waar het in de schaduw van de huizen een aangenaam koel was. De hoofdstraat van Blesle is niet echt wat je noemt een drukke winkelstraat maar dat wil je ook niet in zo’n dorp. Het staat er wel lekker vol met mooie huizen en er hing een heerlijke slome sfeer waardoor je vanzelf langzamer gaat lopen.
Hutjes uit de ijzertijd
Het dorp is ooit ontstaan rondom een Benedictijnse abdij die is gesticht aan het einde van negende eeuw maar deze plek wordt al veel langer bewoond. Even ten noorden van Blesle, bij Chadecol, staan op een heuvel een aantal hutjes die zijn gebouwd zoals dat in de bronstijd normaal was. Dat is ongeveer 4.000 jaar geleden en hoewel ze lijken op de huisjes die ook in bij Gordes staan maar onderzoek heeft uitgewezen dat deze bouwsels uit de ijzertijd afkomstig zijn en dat maakt ze toch zeker de helft minder oud. Het is echter niet onwaarschijnlijk dat deze plek al veel langer werd bewoond.
Romeinen
Duidelijk is wel dat de huisjes na de komst van de Romeinen zijn verlaten. Het onderwerpen van Gallië was dan wel een gewelddadig klusje maar in de periode daarna heerste lang een interne vrede. Voor de inwoners van de nederzetting nabij Blesle was het daarom niet meer nodig om te wonen op een goed verdedigbare heuvel waar je de dagelijkse boodschappen allemaal naar boven moet slepen. En dus werd er massaal verhuist naar een beter gelegen plek langs het water in de vallei waar nu de kapel van Alagnon staat.
Op deze plek aan de oostkant van het huidige dorp zijn Gallo-Romeinse resten opgegraven en alles wijst erop dat hier tussen de eerste en derde eeuw de plek was om te wonen. Waarom deze plek precies is verlaten is niet bekend maar de chaos direct na de val van het Romeinse Rijk zal hier ongetwijfeld een rol heeft gespeeld.
Na de derde eeuw ging het licht uit in de omgeving van Blesle. De oude huizen die in de ijzertijd waren gebouwd werden waarschijnlijk gebruikt als schuilplaats voor herders maar feitelijk weten we niet heel veel over deze tijd. Tot de negende eeuw toen de Benedictijners hier een abdij stichten.
Benedictijnse abdij
De abdij was alleen voor vrouwen en is gesticht door Ermengarde van Auvergne. En dat is niet zomaar iemand, zeker in de negende eeuw. Ermengarde is één van de belangrijkste vrouwen van Frankrijk. Zij was de moeder van Willem de Vrome van Aquitanië die later in de tiende eeuw het machtige klooster van Cluny stichtte. Politiek en het geestelijk leven gingen hand in hand toendertijd en door het stichten van kloosters was een manier om je macht te laten gelden. In Blesle is dat goed te zien want de abdis was ook de heer van het gebied, of dame is dit geval.

De abdijkerk staat dicht tegen de huizen aan.
Hoe dan ook bleek dit een goede zet want Blesle bloeide op en trok steeds meer mensen. Het succes trok ook de aandacht van de machtige baronnen van Mercoeur. Deze edellieden lieten het kaas niet van de brood eten en wilden graag ook delen in het succes van Blesle. Adel was voor het bestuur van het land, de kloosters moesten zich maar bemoeien met het zielenheil.
De heren besloten in de elfde eeuw dan ook doodleuk een vesting te bouwen in het dorp. Het donjon van deze vesting staat er nog altijd en je hem bezichtigen. Met de bouw van het kasteel begon een eeuwenlang conflict tussen de baronnen en de nonnen. De baron werd gesteund door de koning, de nonnen door de paus en zo kon de strijd eindeloos duren. Uiteindelijk kwam er een akkoord waarin de edelman de abdij en haar bezittingen beschermde.
Abdij kerk
Ondanks deze strijd kende het dorp tijdens de late middeleeuwen een goed tijd. Het inwonersaantal ging naar recordhoogte en de handel floreerde. Deze bloeiperiode is nog goed te zien in Blesle want naast de vesting en een aantal mooie huizen is er ook een prachtige kerk te bewonderen. Hij is gebouwd in Romaanse stijl en je moet hem een klein beetje zoeken. De kerk staat een beetje ingebouwd tussen de huizen in aan de zijkant van een pleintje dat ook niet heel opvallend is.

De binnenkant van de kerk is in prachtige kleuren geverfd. Dat komt ons nu vreemd over maar in de middeleeuwen waren alle kerken zo.
Om de oude abdijkerk binnen te komen moet je vanaf de hoofdstraat door een steeg om de kerk heen lopen maar dat is absoluut de moeite waard. Het interieur is namelijk voor een groot deel nog gekleurd. Het plafond van het koor en de zijkapel zijn prachtig blauw geschilderd en dat geeft de kerk een hele aparte sfeer. Het koor omvat kapitelen van fabeldieren en andere bizarre voorstellingen.
Karolingisch
De linkerkant van de kerk is voor deel nog Karolingisch en ook hier zijn, als je goed kijkt, raadselachtige taferelen te vinden. Hier is ook een altaar van marmer dat zou zijn geschonken door de paus in de negende eeuw te bewonderen. Neem even de tijd om dit allemaal goed tot je te nemen. Bijzonder is ook de kerkschat die bestaat uit gewaden en een Maria op een troon uit de dertiende eeuw.
Na ons bezoek van deze bijzondere kerk schrokken we toch weer even van de hitte buiten. Zo’n kerk uit de dertiende eeuw is een koele oase zonder airco; duurzaam en je krijgt er bovendien geen droge keel van. Terwijl wij op een bankje naast de kerk aan de hoge temperatuur begonnen te wennen haalden de kinderen een ijsje bij de Alimentation op het pleintje. Ze kwamen terug met een twee dozen Magnums en die waren heerlijk.
Wandelen
In het dorp is het heerlijk wandelen en voor wie wat verder wil biedt de directe omgeving ook genoeg. Het landschap is gevormd door vulkanen en heeft een ondergrond van basalt. In de buurt van het dorp vind je dan ook de typische basalt orgels.
Oingt: vestingdorp in de Beaujolais **
Voordat we in Oingt arriveren slingeren we ons door de wijngaarden waarbij we besloten om deze in Nederland vergeten wijn maar weer eens te proeven. Een primeur kon ik niet vinden maar de wijn is lekker fris en fruitig en smaakte prima bij de salade die we die avond nuttigen.
Bergkam
Maar terug naar Oingt waar ik niet achter ben gekomen hoe je dat precies in het Frans uitspreekt. Het dorp ligt op een bergkam met een weg aan de noordelijke kant. Hier kan je je auto parkeren maar omdat je door de poort van het dorp kan rijden doe ik dat natuurlijk.
Nadat ik door de krappe straatjes ben gereden ben ik redelijk snel het historische dorp weer uit waar ik een parkeerplaats vind. Terwijl wij naar het centrum wandelen kom we langs de Black Horse Saloon; een restaurant met een cowboy thema met zadels als barkrukken. Spannend natuurlijk maar wel een beetje ‘out-of-sync’ met het Middeleeuwse karakter van het dorp.
Kunstenaars
Een Frans dorp is niet compleet zonder een paar kunstenaars en ook in Oingt wonen en werken er een paar. Het dorp en de omgeving zijn ook knettert inspirerend en in de oude straatjes bekijken we meerdere ateliers waar je de producten van de creatievelingen kan bewonderen en kopen. Er zitten best aardige dingen bij.
De straatjes zijn sfeervol, opgeruimd en de mooie huizen zijn stuk voor stuk goed onderhouden. Zoals eerder gemeld is het dorp ontstaan naast, of misschien beter in, een machtige burcht. Daarvan is niet veel over maar de kerk vormt hier een uitzondering op.
Deze staat op een rots boven het dorpsplein waar aan de andere kant een prachtige ronde toren staat. Naast de poort en de kerk nog een overblijfsel van het kasteel. Terwijl we de smalle trap naar de kerk beklimmen scheuren twee grote Nederlandse SUV’s het plein op waar ze parkeren. De harde muziek dreunt even hard over het plein als de deuren openzwaaien waarbij twee gezinnen volledig in de stijl van de Kardashians verschijnen. Altijd fijn die landgenoten!
Kerkje
Het kerkje is goed onderhouden, klein en prachtig. Naast een paar houten beelden is het vrij somber ingericht maar de verhoudingen en het licht in de kerk kloppen en dat maakt het mooi. Grappig is een grote stronk van een wijnrank waar twee gezichten zijn uitgehakt.

In het kerkje staat een opvallend houten beeld met twee gezichten.
Als we weer naar buiten gaan lopen we even achter de kerk langs waar je een prachtig uitzicht hebt over het landschap. Een mooie plek voor een picknick. Natuurlijk willen we ook op de toren voor een nog beter uitzicht. Om de ingang daarvan te bereiken loop je door een soort steegje waar je het gevoel hebt dat je door iemands tuin loopt. De toren bleek gesloten wegens restauratie werkzaamheden. Dat gold ook voor de Maision Commune.
Nadat we de poort hebben bekeken keren we terug naar de auto. Op de terugtocht bespreken we ons bezoek waarbij we tot de conclusie komen dat het Oingt een prachtig dorp is in een prachtig landschap maar dat er iets ontbreekt.
We kunnen er niet precies de vinger opleggen maar het heeft iets te maken met de perfecte staat van alles. Het asfalt in de straten, de goede staat van de panden; het is allemaal net iets te netjes. Een echt Frans dorp heeft een zekere staat van ontbinding, een goede dosis spinrag hier en daar en een plant die uit het dak van de kerk groeit. Dit geeft karakter en dat mis je hier een beetje.