Bèze ****Gezellig dorp met een grot en abdij in Bourgondië
Béze ligt ten noordoosten van Dijon en heeft als topattractie een prachtige grot waar je met bootjes over een ondergrondse rivier kan varen. Daarnaast heeft Béze een zeer oud klooster en een gezellige centrum.
Ik kende Béze eigenlijk niet en ontdekte het toevallig omdat we in de zomer in een gerucht vlakbij dit dorp in Bourgondië een gîte hadden gehuurd met het doel om Dijon eens goed te bekijken. Het was dan ook een heerlijke verrassing dat we op drie kilometer vanaf zo’n prachtig dorp te logeren.
Grot
De grot is de grote publiekstrekker in het dorp. Helaas mag je geen foto’s in de grot nemen en daar heb ik mij braaf aan gehouden.
In het hoogseizoen is het aan te raden om van te voren een kaartje te kopen. Het is redelijk druk en er mogen maar een beperkt aantal mensen per dag naar binnen. Dat kan (nog) niet online. De tip is dan ook om als eerste te doen zodat je de rest van het dorp kan bekijken als je moet wachten. Vlakbij de grot is een prima parkeerplaats.
Na de entree van de grot loop je door twee grote kamers waarna je in een boot stapt. De ondergrondse rivier komt vlakbij de ingang van de grot boven de grond maar daarover later meer.
De bootjes worden handmatig door de kapitein van het schip voorbewogen via touwen die boven het water zijn opgehangen. Een ingenues systeem dat ik nog nooit eerder heb gezien. Tijdens de heenreis is dit hard werken voor de schipper want deze is stroomopwaarts. Dat ging niet helemaal zonder problemen en als gasten moesten we hem daarbij een paar keer helpen om het schip vooruit te krijgen. Doe je als passagiers ook wat.
Varen in een grot is altijd leuk en dankzij het heldere water en goede verlichting is het een buitengewoon vermakelijk tochtje.
Na een kleine kilometer moet je er weer uit en wandel je onder begeleiding van een gids door verschillende mooie ruimtes. De begeleiding was in het Frans maar onze gids sprak ook een beetje Engels.
Rivier
Na de grot ligt het voor de hand om een wandeling te maken langs de rivier, de Béze. Deze komt net onder de ingang van de grot boven de grond. Het heldere water wordt naar boven gespoten en kabbelt vervolgens door het dorp en verder Bourgondië in. De rivier rond de bron is helemaal gekanaliseerd met mooie stenen kades met daarom prachtige bomen; het is een prachtige plek.
De rivier zit vol met eenden. We hebben lang staan kijken hoe deze vogels onder water zich uitstrekken om voedsel van de bodem in hun bek te krijgen. Eenden zijn toch wel bijzondere leuke beesten die zo lekker gewoon zijn gebleven.
Tuin
Wij liepen de linkeroever van de Béze af tot we een loopbrug tegen kwamen. Deze wiebelt wel een beetje maar is natuurlijk compleet veilig. Aan de overkant bevindt zich de mooie tuin van de pastorie. Een uitstekende plek voor een picknick.
De vierkante pastorie stamt uit de twintigste eeuw en is wel fraai. Hier woonde ooit de kanunnik Kir. Dat zegt ons Nederlanders niet veel maar in Frankrijk is hij één van de helden uit de Tweede Wereldoorlog en burgermeester van Dijon.
Achter de pastorie vind je het kerkje. Deze is in de achttiende eeuw gebouwd maar de versterkte toren is nog uit de dertiende eeuw. Als je iets verder loopt dan kom je het riviertje weer tegen en die is hier op zijn mooist. De Béze meandert door het dorp en bij de brug is het werkelijk schilderachtig.
Neem direct achter na de brug het trapje aan de linkerkant en je bevindt je op een nog perfectere picknick plek als bij de tuin van pastorie. Je blijft hier eten.
Abdij
Tot slot is er nog een oude abdij in het dorp. Als je over de brug bent komt je eerst een gezellig plein tegen met verschillende terrassen. Hier kan de inwendige mens verwend worden. Bekijk even het statige pand aan de zuidkant van het plein. Bij ons bezoek was het in verval maar het is duidelijk dat het pand betere tijden heeft gekend. En dat is ook zo want het hier was in de dertiende eeuw de kloosterschool gevestigd. Het is nu in de perfecte staat van ontbinding zoals het alleen in Frankrijk kan.
Loop de Rue de l’Encloitre in en je ziet aan de rechterkant de Tour de Chaux verschijnen, één van de mooie Torens van Béze die ooit onderdeel vormde van de verdedigingsmuur. Niet dat ze daar heel trots op zijn want hij staat gewoon tussen de huizen. De Abdij staat achter een groot hek en is in privébezit en niet te bezoeken.
Maar vlak daarnaast staat nog wel een andere interessant gebouw dat ooit een onderdeel was van de abdij. Nu zit er de school erin en dat is nog eens een fantastische plek om te leren lezen en schrijven!
Aangezien wij hier in de zomer waren was de school niet open maar stond er vreemd genoeg wel een bakfiets met folders en flyers. Het bleek de mobiele versie van het Office du Toerisme te zijn compleet met een enthousiaste student. Een wonderlijke manier om de toeristen van informatie te voorzien. Hij verwees mij natuurlijk naar de grot maar raadde mij ook aan om even door te lopen naar de oever van het riviertje want daar was het mooi.
En dat klopt helemaal. Het oude gebouw dat nu dienst doet als een school heeft een soort van overdekte kade waar je een prachtig uitzicht hebt op het riviertje. Een prachtig plekje.
Video van Bèze
Beelden van Bèze
E-Magazine Bourgondië
In bezit een ereader of tablet? Download dan het E-Magazine over Bourgondië. Deze lees lekker je op je vakantieadres en ontdek je mooiste dorpen en leukste plekken.
Kaart van Bèze en omgeving
Les plus beaux villages de France weergeven op een grotere kaart
In de buurt van Bèze
Cluny: een machtig klooster en paarden in Bourgondië ***
Religieus centrum
Daarbij ga ik een aantal dingen aanstippen waarom juist Cluny in de twaalfde eeuw tot het belangrijkste religieuze instituut in West-Europa uitgroeide dat zelfs de Paus in de schaduw zette. De diepere oorzaken hiervan liggen in de wederopstanding en de daar aan gekoppelde veranderingen in Europa gedurende de elfde en twaalfde eeuw. Door historici ook wel de Renaissance van de twaalfde eeuw genoemd.
Om dit te begrijpen is het goed om te beseffen dat Europa in de tiende eeuw zich in één van de diepste crisis in haar bestaan bevond. De centrale macht die was ontstaan door Karel de Grote rond 800 was zo goed als weggevallen waardoor lokale heren de dienst uitmaakte. Lokale heer zijn is leuk, maar een heer van een land is veel leuker en als je die ambitie niet had, dan had je buurman deze wel. Hierdoor waren deze heren bijna continue in gevecht met elkaar waardoor de handel zo goed als stil viel en de landbouwproductie laag was. Daar kwam nog eens bij dat Europa nogal last had van aanvallen en plundertochten vanuit Scandinavië en Noord-Afrika.
Door deze ontwikkelingen was de bevolking geslonken en hoewel er hier en daar een stad of een gebied het redelijk deed waren grote delen bijna of gedeeltelijk ontvolkt. Langzaam maar zeker kwam Europa uit dit dal. De invallen werden minder, de lokale heren maakten minder ruzie en dankzij nieuwe landbouwtechnieken begon de bevolking weer te groeien. Hierdoor konden meer mensen worden gevoed en bloeide de handel en cultuur op.
Direct onder de Paus
Cluny wist zich op deze golf van welvaart te ontwikkelen. De abdij werd aan het einde van de tiende eeuw door Willem I van Aquitanië gesticht. Een abdij stichten was voor edelen in die tijd helemaal in want daarmee liet je het opperwezen zien hoe vroom je wel niet was. Maar in tegenstelling tot vele andere kloosters in Frankrijk zou Cluny niet vallen onder de lokale heer maar direct rapporteren aan de Paus in Rome. Toen de abdij groeide was het voor de lokale heren dan ook niet mogelijk om de rijkdom van de monniken af te romen zoals dat bij andere abdijen wel het geval was.
Dit voordeel gold ook voor de abdijen die vanuit Cluny werden gesticht en zo ontstond een netwerk van abdijen en priorijen die allemaal onder de bescherming stonden van de abt van het moederklooster. Dit was een uniek netwerk van onafhankelijke kloosters waarin kennis, kapitaal en producten werden uitgewisseld. Bovendien werd Cluny ook nog eens gesteund door de Franse koning die in die tijd zijn centrale macht probeerde te vergroten ten koste van de lokale edelen. Cluny was voor hem een aangename bondgenoot.
Tot slot had Cluny weinig last van de eigen beschermheer want de Paus was in een hevige strijd gewikkeld met de Duitse Keizer. En zo kon een klein klooster in de zuiden van Bourgondië zich ontwikkelen als een voorname speler in de politiek van West-Europa.
Romaanse bouwkunst
De macht van Cluny was gebaseerd op religie maar strekte zich verder uit in de economie, kennis, politiek en cultuur. Vandaag de dag is dit nog goed te zien in de bouwkunst en in het bijzonder de Romaanse architectuur. Deze vorm van bouwen werd door Cluny omarmd, verbeterd en verspreid. De Romaanse kerken en kloosters in West-Europa die er nu nog staan zijn voor een groot deel gebouwd of minstens beïnvloed door de abdij van Cluny.
Zoals een klooster betaamt heeft Cluny ook minder materiële invloed gehad en ook daarvan merken we nu de invloed. Vanaf het einde van tiende eeuw omarmde het klooster de godsvredebeweging dat het geweld tussen de lokale heren probeerde in te dammen. Daarmee was het één van de eerste Christelijke vredesbewegingen.
Het meest succesvolle instrument daarvoor was de pelgrimage dat aan drie kanten voordeel bracht. Ten eerste was het een straf die de kerk kon geven. Ten tweede was het niet toegestaan om pelgrims te beroven, ontvoeren of te vermoorden. Deed je dit wel dan had je aan de hemelpoort iets uit te leggen. Tot slot bleek een pelgrimsoord een ware goudmijn.
De meest bekende van deze pelgrimstochten is die naar Santiago de Compostella die nog altijd door veel mensen wordt gelopen. Het klooster van Cluny exploiteerde op de verschillende routes naar Noord-Spanje een lint van kleinere heiligdommen waardoor er een constante hoeveelheid geld naar Bourgondië stroomde. Bovendien was de route zo populair dat de gehele route als een soort van corridor van vrede functioneerde waar de hele samenleving van profiteerde.
Abdijkerk
De moeder van al deze kerken stond vanzelfsprekend in Cluny zelf. De abdijkerk was tot de bouw van de nieuwe Sint Pieter in Rome in de zestiende eeuw de grootste basiliek van West-Europa. De binnenkant was bijna 188 meter lang, het had driehonderd ramen en zeven torens waarvan de hoogste 62 meter hoog was. En dat was alleen de kerk zelf, daarnaast stond nog een klooster.
Het hele complex moet in de elfde en twaalfde eeuw een overweldigende indruk hebben gemaakt. Helaas is van deze glorie vandaag niet heel erg veel over. Hoewel het klooster na de veertiende eeuw geen hoofdrol meer speelde als politiek centrum bleef het een belangrijke abdij en bleven de gebouwen in gebruik.
Franse revolutie maakt einde aan het klooster
Daar kwam een einde aan na de Franse Revolutie. De revolutionairen zagen de Katholieke kerk als verlengstuk van de koning én dat was in die tijd geen pré. De eigendommen van de kerk werden genationaliseerd en zo ook het klooster van Cluny.
De monniken verdwenen en het complex werd verkocht aan een steenhandelaar uit Mâcon. Deze zag het complex als een steengroeve en dertig jaar later was er niet heel erg veel meer van over. Van de enorme kerk stonden nog twee torens maar van het klooster had kennelijk slechtere stenen want dat stond er voor een groot deel nog.
De kerk, waarvan er nu nog twee torens staan, was trouwens niet de eerste maar de derde die hier stond. Het succes van het klooster in de elfde en twaalfde eeuw zorgde ervoor dat er geld was voor een nieuwe kerk waarbij het oude exemplaar steeds het veld moest ruimen.
Bij het bezoek van de abdij viel het mij ook op dat er wordt gesproken over Cluny I, II en III. Ik dacht even dat we hier te maken hadden met een koning maar het slaat dus op de kerken die hier hebben gestaan waarbij de III de laatste is.
Naam architect
Deze laatste kerk moet één van de mooiste gebouwen van West-Europa zijn geweest. Hij is gebouwd onder leiding van de abt Hugo van Semur. Bijzonder is dat we de naam van de architect weten; Hézelon van Luik. Van de meeste kerken, kloosters en kathedralen uit de middeleeuwen weten we niet wie de bouwmeester is maar van Cluny dus wel.
Hézelon was geboren in Zwitserland en was een kanunnik in Luik waar hij wiskunde en architectuur doceerde. Later werd hij monnik in Cluny waar hij samen met de abt een nieuwe kerk bouwde. Denk nu niet aan een arme sloeber die dankzij de kerk de sociale ladder heeft beklommen want de man was van voorname afkomst. Hij was een neef van de graaf van Luxemburg en familie van de Paus die weer van Bourgondische afkomst was.
Van de kerk is dus niet veel meer van over maar er staat nog genoeg om Cluny te bezoeken en een indruk te krijgen van het klooster die hier ooit stond dat veel invloed heeft gehad op onze cultuur.
Lekker rondwandelen
De eerste stap bij een bezoek aan Cluny is om rustig de tijd te nemen om door het stadje zelf rond te lopen. Het klooster was zo groot dat het tot de negentiende eeuw de gehele stad omvatte. Als je door de straatjes en over de pleinen loopt dan is goed te zien dat veel van de gebouwen van het klooster er nog staan en ook gewoon worden gebruikt.
Het Office du Tourisme vind je in een voormalig kloostergebouw en verschillende andere worden gebruikt van als kunstgalerij. Tijdens ons bezoek was hier erg mooie dingen te zien. Dus als je van kunst houdt loop dan gerust eens binnen.
Museum
Op het grote plein bevindt zich de ingang van het klooster maar ga eerst even kijken naar de plek waar de enorme kerk stond. De kerk stond vlak naast het plein en deze wordt goed aangegeven door borden en zelfs een kleine maquette. Als je daar staat zie je pas hoe groot de kerk is geweest en dat deze de stad en het landschap domineerde.
De ingang van het museum bevindt zich in een gebouw met een prachtige voorgevel. Binnen bevindt zich de museumwinkel met de bekende prullaria aangevuld met boeken over de middeleeuwen en het kloosterleven. Eenmaal door de kassa wordt je trakteert op een prachtige presentatie waarin de ontwikkeling van de gebouwen visueel wordt vertelt. De presentatie is van een hoog niveau en het is zeker de moeite waard om deze te bekijken.
En daarmee is het audiovisuele geweld nog niet klaar. Even verder in een kleine bioscoop aan de rand waar ooit het kloosterhof was, is een langere presentatie waarin de geschiedenis van Cluny wordt verteld. Ook deze presentatie is bijzonder smaakvol en bovendien in 3D.
Tijdens ons bezoek was het extreem warm, de thermometer van de auto ging makkelijk over de 40 graden , en daarom was het heerlijk om in de gekoelde bioscoop te zitten. Toen de film klaar was verwachtte ik een museum met middeleeuwse kunst maar die bleek er niet te zijn.
Naar buiten dus en daar sta je plots naast de overblijfselen van de kerk. Dit omvat zuidelijke deel van het transept; het deel van de kerk dat dwars staat op het schip en waaronder het altaar zich bevindt. Van het geheel staan nog twee torens.
Doordat de kerk voor een deel geen muren meer heeft, de stenen zijn in andere gebouwen gebruikt, geeft de plek je een beetje een apocalyptisch gevoel. Bijna alsof je in een oorlogsgebied bent waar heel nare dingen zijn gebeurd. Maar dat is hier niet zo, al zou je het afbreken van een architectonisch meesterwerk uit de Middeleeuwen natuurlijk wel zo kunnen zien.
Als je zo half onder de torens staat besef je pas hoe groot de kerk moet zijn geweest.
Naast de kerk staat een vrij groot gebouw uit de achttiende eeuw waar de monniken vroeger woonden en werkten. Nu wordt het gebruikt als school maar die was bij ons bezoek niet aan.
De gangen hier zijn indrukwekkend lang met aan beide kant deuren van kamers. Als je hier loopt weet je eigenlijk niet wat je met het gebouw moet. Hier en daar zijn zalen open en er zijn indrukwekkende trappen waar je niet omhoog mag maar over het algemeen zien de gangen er niet heel verzorgd uit. Het is er een beetje vies, er hangen veel spinrag en het verf vond het voor een groot deel wel welletjes om op de kozijnen te blijven te zitten.
Het is er een beetje een zooitje waardoor wij samen met de andere toeristen een beetje verdwaald rond liepen. Tot onze verbazing bleek in het midden van één van de gangen twee deuren toegang te bieden tot redelijke moderne en nette toiletten. Dit was een vreemde ervaring.
Interessant is de kloostergang met een aardige zonnewijzer. Dit is de plek waar de tweede kerk stond maar die is afgebroken toen de grote kerk van Cluny III werd gebouwd.
Graanschuur
Interessanter is wat er aan het einde van de deze gangen is; de tuin en de buitenkant van het gebouw. De tuin is groot en wordt gedomineerd door een lange laan die het klooster verbind met de openbare weg. De grote bomen geven een fijne schaduw als je naar de graanschuur wandelt.
Misschien is ‘graanschuur’ niet helemaal het juiste woord maar het gebouw uit de dertiende eeuw is daar in eerste instantie wel voor neergezet en heeft deze functie ook lang uitgevoerd. Duidelijk is dat in twaalfde eeuw aan de bouw en de versiering van een gebouw waar je je graan bewaard veel meer aandacht werd besteed dan we nu doen.
Het is namelijk een fraai gebouw met twee verdiepingen. De trap naar de eerste verdieping beheerst de voorgevel en dus loop je die als eerste op. Binnen tref je een grote ruimte dat duidelijk wordt gebruikt als presentatieruimte gezien de stoelen en het podium. De houten dakconstructie is bijzonder fraai net als de zuilen die als decor op het toneel staan.
Zuilen met kapitelen
De zuilen zijn prachtig versiert met Romaanse kapitelen zoals we die ook vinden in Vézelay, Autun en vele andere kerken in Frankrijk. Bij het schrijven van dit artikel kwam ik er achter dat dit de oudste voorbeelden zijn van deze zuilen en dat alle andere zo beroemde kapitelen op deze zijn geïnspireerd. Hier is het dus begonnen met de Romaanse kapitelen.
De benedenverdieping werd gebruikt voor het opslaan van het graan en dat is eigenlijk nog steeds duidelijk. Hoewel de sfeer eigenlijk best goed is, is het ook een beetje saai. Al zijn de kruisgewelven wel erg mooi. Het hart van menig bouwkundige zal er harder van gaan kloppen.
Terwijl we terug liepen naar de uitgang vroegen we ons af waar de grote kerk zou zijn gebleven, in de letterlijke zin van het woord. Als de kerk is gebruikt als steengroeve, dan moeten er nu bouwwerken staan van dat materiaal wat ooit een kerk was.
Terwijl we naar de parkeerplaats liepen besloten we even te gaan kijken naar de paardenwedstrijd die op dat moment werd verreden. Het betrof een Concours Hippique en dat ik wel eens gezien met commentaar van Hans Eijsvogel maar nooit in het echt. De wedstrijd werd gehouden op een veld vlak voor het dorp. De springende paarden met op de achtergrond het middeleeuwse stadje vormde een prachtig plaatje en bovendien was de entree gratis.
Dat in Cluny paardenwedstrijden worden gehouden is geen toeval want hier bevindt zich de Franse nationale stoeterij. Deze is door Napoleon I opgericht aan het begin van de negentiende eeuw. Hoeveel hij oorspronkelijk een artillerie officier was had hij natuurlijk ook soldaten ter paard nodig en Cluny was een perfecte plek om deze te fokken.
Abdij van Jumièges: de mooiste ruïne van Normandië ***
Het Normandische klooster werd in 1795 verkocht waarbij de eigenaar direct begon met de sloop van complex. In 1802 werd het opnieuw verkocht aan een particulier die de kerk te lijf ging met explosieven om vervolgens het puin te verkopen als steen. Dit was echter niet de eerste keer maar al de derde keer dat dit klooster werd verwoest maar daarover later meer.
Romantiek
Pas rond 1830 drong het besef door dat de abdij historische waarde had. De sloop werd gestopt en er werden plannen gemaakt voor herstel. Hiervan kwam echter weinig van terecht en toen het in 1852 wederom verkocht werd zitten we midden in de hoog romantiek en dus kregen de gebouwen een hele andere rol.
De ruïne paste namelijk perfect in de leefwereld van de romantici waarin gevoel, geloof, middeleeuwen en natuur belangrijk zijn. Al deze zaken kwamen samen in de ruïne en er zal hier menig dichter bij het licht van de volle maan een traantje hebben weggepinkt terwijl hij zijn fijn besnaarde gevoel op papier zette.
Bijna al de gedichten uit deze periode zijn verdwenen en dat is misschien maar goed ook. Maar het gevoel van drama en sentiment dat in het midden van de negentiende eeuw zo belangrijk was is nooit verdwenen en zijn ook ons in de eenentwintigste eeuw niet vreemd. Het is precies dit gevoel dat ook voor ons de ruïne nog zo aantrekkelijk maakt.
Gevoel voor drama
Natuurlijk is het razend interessant om te zien hoe in de middeleeuwen zo’n groot gebouw werd gemaakt en met een beetje kennis en fantasie kan je je voorstellen hoe de monniken hier eeuwen hebben geleefd en gewerkt. Maar als je dat echt wilt weten dan zijn er in Frankrijk wel betere plekken te vinden. Er zijn genoeg kloosters die bijna helemaal in tact zijn en er zijn ook nog genoeg abdijen te vinden die nog bewoond worden en waar je zelfs voor een tijdje in retraite kan.
Het klooster van Jumièges roept een gevoel op dat dieper in ons ligt en dat meer met ons dan met het verleden te maken heeft. Aan de ene kant is de schoonheid van de oorspronkelijke gebouwen nog goed te zien maar juist omdat het voor een groot deel in puin ligt confronteert het ons met de vergankelijkheid.
Als je daar rond loopt heb je het gevoel dat je in het decor van een videoclip uit de jaren tachtig terecht bent gekomen of die van de slotscène van Game of Thrones of een Marvelfilm. Het is allemaal invulling en projectie van wat we kennen uit onze eigen cultuur. En dat is eigenlijk wel heel erg lekker om zo in je eigen fantasie op te gaan.
Als mens begrijp ik dat heel goed maar als historicus ben ik hier natuurlijk niet per se een voorstander van en daarom volgt nu het beknopte historische verhaal van Jumièges voordat het verwoest werd in door de revolutionairen.
Vikingen
Het klooster werd in de zevende eeuw gesticht en dat was de tijd van Karel de Grote die na eeuwen van chaos voor een zekere eenheid in West-Europa zorgde. Het klooster vormde samen met andere kloosters in Normandië een netwerk dat naast religieuze zaken ook economische taken zoals landbouw ontwikkelde.
De rijkdom van de kloosters trok echter de aandacht van allerlei tuig en daar had je nogal wat van in die tijd. Vooral het zeevarende volkje uit Scandinavië wisten de rijke kloosters zonder serieuze vorm van verdediging wel te waarderen. In de achtste eeuw werd het klooster meerdere keren geplunderd en werd het voor de eerste keer verwoest.
Herstel
Nadat Normandië was vergeven aan de Noormannen waren het opvallend genoeg de nazaten van deze eerste plunderaars die boel vanaf ongeveer 950 herbouwde en het klooster verder uitbreidde. Dit was het begin van een ongekende bloeiperiode. Tijdens de middeleeuwen ontwikkelde Jumièges zich vooral als een kenniscentrum met een zeer goede en uitgebreide bibliotheek. Hier werden vele boeken overgeschreven en natuurlijk ook gelezen. Veel professoren van de universiteit van Parijs kwamen hier vandaan en dat zegt iets over de grote invloed van de abdij.
In de loop van de middeleeuwen ontwikkelde de abdij zich naast een cultureel centrum ook als economische macht. Al zullen we zien dat het één het ander ook versterkte. Het begon met het verbouwen van de vruchtbare riviergrond in de onmiddellijke omgeving van het klooster. Hieruit ontstond een organisatie met onder andere een vissersvloot en een uitgebreid handelsnetwerk dat producten als wijn, kaas en zout naar bijvoorbeeld Engeland exporteerde.
Bedevaartsoort
Maar ook aan de religieuze kant werd goed verdient. In de veertiende eeuw kwam het in bezit van een rib van de Saint Philibert, de stichter van de abdij. Dit trok flink wat pelgrims en dat bekende een dat de kassa flink bleef rinkelen. We weten zelfs precies hoeveel de kassa bleef rinkelen omdat de administratie uit 1338 bewaard is gebleven. Hier staat dat meer dan de helft van de inkomsten kwam uit het gastenverblijf van het klooster.
In dat jaar boekte het klooster een omzet van 7672 pond terwijl er 7044 pond werd uitgegeven. Dat is een winst van 628 pond of wel een dikke acht procent. Niet slecht voor een religieuze instelling.
Hugenoten plunderen de boel
In de zestiende eeuw ging het echter weer fout en werd de abdij voor een tweede keer verwoest. Dit keer waren het de Hugenoten die tijdens de godsdienstoorlogen van zestiende eeuw het op het klooster hadden voorzien. De monniken zagen de bui al hangen en verlieten de gebouwen voordat de plundering begon. De Hugenoten gingen flink te keer en vernietigde alle beelden, relieken en alle boeken en daarmee zo’n beetje alles wat er kapot kon gaan.
Slechts een handjevol monniken keerde een jaar later terug en begonnen met het herstel. Hoewel er hard werd gewerkt en er steun van de koning kwam zou het complex nooit meer de grandeur hebben als het in de late middeleeuwen had.
Aan het einde van de achttiende eeuw barstte de Revolutie in Frankrijk los en werd het klooster voor de derde en voorlopig laatste keer verwoest.
Bezoek
Als je in de buurt van Rouen bent en dan een bezoek aan de Abdij van Jumièges een heel leuk uitje. Je hoeft niet zo veel van geschiedenis te weten om je hier een tijdje te vermaken. Je moet wel een heel ongevoelig persoon zijn om de dramatiek van deze plek niet op te merken.
Naast de abdij en de kerk omvat het complex nog een ambtswoning van de abt en een tuin. Helaas was er de woning niet open tijdens ons bezoek. De tuin was aardig maar was niet echt heel erg onderhouden. Dat hoeft natuurlijk ook niet maar ik vond hem niet bijzonder.
App
Tot slot is er nog een app die je kan downloaden die het melden van de moeite waard is. Het betreft een argued reality applicatie en dat wil zeggen dat je camera van je mobiel, of tablet, een kijkje kan nemen in hoe het er allemaal in het verleden uit zag. Daarnaast omvat het natuurlijk meer informatie over de geschiedenis van de plek. Ik heb er even mee gespeeld maar al snel besloten dat ik het leuker vond om niet door een schermpje te kijken. Daarbij wilde mijn mobiel niet echt meewerken.
Toch kan ik de app aanraden want het geeft een hoop informatie en is best leuk. Bij voorkeur even thuis over de WiFi downloaden want hij is redelijk groot.
Saint-Benoît-sur-Loire: abijkerk met lange geschiedenis ***
Saint-Benoît-sur-Loire was in de middeleeuwen twee eeuwen lang één van de toonaangevende cultuurcentra in Frankrijk en daarmee in West-Europa. Hier stond een machtig klooster met een bibliotheek met een collectie met de mooiste boeken die ooit zijn gemaakt.
Abdij van Pontigny: de grootste cisterciënzer kerk van de wereld ****
Daarmee hadden ze ook wel een punt want net als de cisterciënzers was de Benedictijner orde begonnen met de wens van veel gelovigen om te leven als Jezus. En dat bleek met succes, want in de tiende en elfde eeuw sloten steeds meer gelovigen zich aan. De orde groeide enorm en werd door schenkingen steeds meer geld, land en daarmee ook macht.
Het belangrijkste Benedictijnse klooster lag niet geheel toevallig ook in Bourgondië namelijk in Cluny. De abt hiervan gold als de machtigste man binnen de kerk. Hij bepaalde wie de Paus was en kon de koning van Frankrijk zijn wil opleggen; een echte eindbaas.
Heel leuk natuurlijk allemaal voor hem maar voor veel gelovigen en geestelijke was de rijkdom van de Benedictijnen een doorn in het oog. De cisterciënzers besloten een nieuwe orde op te richten en ze zouden alles anders doen. Zij wilden leven zoals Jezus had geleefd en wezen daarom persoonlijk bezit en alle luxe af. Monniken bezaten niet meer dan hun pij, liepen op blote voeten en gooiden zand in het eten zodat het maar niet lekker zou smaken.
De cisterciënzers zochten nooit de makkelijkste weg en stichtten hun kloosters op woeste gronden ver van de bewoonde wereld. En woest was het in Pontigny aan het begin van de twaalfde eeuw. Tegenwoordig zoef je er met de auto over een comfortabele weg naar toe maar negen eeuwen geleden was het hier een ondoordringbaar moerrasgebied van de rivier de Serein. Er waren weinig mensen die hier de weg wisten en voor dat je het wist zakte je hier compleet weg in het drijfzand. Je zou het nu kunnen vergelijken met het bouwen van een klooster op Antarctica. Een ware expeditie waar we nu een leuke reality show van zouden maken.
Het resultaat van de inspanningen van de monniken is vandaag nog altijd te zien want ze bouwden hier in het moeras een klooster met een hele grote kerk. Van het klooster is bijna niets meer over maar de kerk staat er gewoon nog is ook nu nog enorm. De abdijkerk heeft een vloeroppervlakte van 4.000 vierkante meter en is maar liefst 119 meter lang. Daarmee is het maar net iets kleiner dan de Notre Dame in Parijs, die overigens nog gebouwd moest worden.
De vraag is natuurlijk waarom in dit moeras gebied zo’n grote kerk is gebouwd. Dat weten we niet precies maar er zijn wel een paar aanwijzing. Zo is het duidelijk dat het klooster vanaf het begin een groot succes is geweest. Niet alleen de afmetingen wijzen maar ook de functie als één van de vier moederkloosters van de cisterciënzer orde wijst daarop. Er moeten hier veel monniken hebben aangemeld.
Thomas Becket
De belangrijke positie van het klooster van Pontigny wordt onderstreept door het feit dat het zo nu en dan opduikt in de geschiedenisboeken. Opvallend is dat het verschillende keren onderdak gaf aan religieuze dissidenten uit Engeland. De bekendste daarvan is Thomas Becket die als aartsbisschop van Canterbury ruzie had gemaakt met de Engelse Hendrik II en vluchtte naar Frankrijk waar hij langere tijd in dit klooster verbleef.
In 1170 keerde hij terug waar hij in zijn eigen kathedraal in mootjes werd gehakt door ridders van de koning. In de eeuw daarna vluchtten nog twee Engelse geestelijken, ook aartsbisschoppen van Canterbury, naar Frankrijk en vonden in Pontigny asiel. De laatste van deze twee, Edmund Rich van Abingdon, ligt ook in de kerk begraven en werd in de dertiende eeuw heilig verklaard.
Tussen romaans en gotiek
De kerk is niet alleen historisch interessant, ook het gebouw zelf is uniek in zijn soort. Het is precies gebouwd tijdens een periode in de bouwkunst waarin veel veranderde; de overgang van de romaans naar de gotiek. En wie er oog voor heeft is dat goed te zien.
Traditioneel start de gotiek met de bouw van de kerk in Saint-Denis in 1122 en toen was de kerk in Pontigny al gebouwd. Maar wie goed kijkt naar deze kerk ziet al duidelijk trekken die je tot de gotiek kan rekenen. De scherpe bogen waardoor het dak wordt gedragen zie je terugkomen in de gotische kathedralen die een paar decennia later en masse in Frankrijk werden gebouwd.
Ook de koor doet qua vorm toch gotisch aan. In tegenstelling tot alle andere cisterciënzer kerken heeft het een kooromgang met daarom heen elf kranskapellen waarvan een aantal zeshoekig en dat zie je zelden. Deze opzet van het koor zie je ook veel terug in de gotiek.
Luchtbogen
Vanaf de buitenkant is het goed te zien dat het koor, de achterkant van de kerk, een net andere constructie heeft dan de rest van het gebouw. Het is duidelijk dat dit gedeelte een eeuw later is gebouwd. De bovenkant van het koor is versterkt met luchtbogen. Ze zijn nog wel wat plomp maar het is een element dat kenmerkend is voor de gotiek. De hoge ramen in het schip en het koor en tevens de roosvensters in zijbeuken zijn elementen die veel werden gebruikt in de gotiek.
Opvallend afwezig is een toren, of torens. De entree van de kerk is laag, opvallend sober en bescheiden vergeleken met de rijk versierde portalen van kerken uit die tijd. Hier wijst niets op de gotiek en doet het allemaal heel romaans aan. Hier herken je de achterliggende ideeën van de cisterciënzer; het eenvoudige leven dat ze wilden leiden werd ook doorgevoerd in de gebouwen. Dit komt ook terug in het interieur.
De cisterciënzers legden ook in hun kerken de nadruk op rust, licht en verhoudingen. Hiermee wilden zij met hun architectuur de nadruk leggen op de spiritualiteit en dat is in Pontigny uitstekend gelukt. Als je binnenkomt dat wordt je getrakteerd met een prachtig lijnenspel dat perfect samengaat met het licht dat op het witte natuursteen weerkaatst.
Architectonisch meesterbrein
De lengte van de ruimte wordt door de eenvoudige vormen op een spectaculaire wijze eenvoudig geaccentueerd. Ondanks de enorme wooah-factor geeft het gebouw je een heerlijk rustig gevoel dat je welkom bent. Het is dan ook heerlijk om rustig de kerk te lopen en de ruimte op je te laten in werken. Dan wordt het duidelijk dat hier een architectonisch meesterbrein aan het werk is geweest. De naam van de bouwmeester weten we niet zoals zo veel bij middeleeuwse gebouwen.
Hoewel de binnenkant van de kerk somber is, is het zeker niet leeg. Boven de ingang ‘hangt’ een indrukwekkend orgel met daaronder een balkon met drie bogen. Het is duidelijk dat dit later is gebouwd. Ondanks de versieringen past het toch wel. Het orgel wordt trouwens nog vaak bespeelt want ik zag in de entree een aantal affiches concerten aankondigen. Zou wel eens mooi kunnen zijn.
Koorbanken
Ook het koor heeft een duidelijke upgrade gehad. Het is bijna helemaal afgesloten van de rest van de kerk door een rijkelijk versierde wand van marmer dat als decor dient van het altaar. Zeker vergeleken met de rest van de ruimte is het een redelijke drukke boel inclusief Korinthische zuilen, vergulden elementen en een tweetal schilderijen.
Net als het orgel is deze wand duidelijk later toegevoegd en wel halverwege de achttiende eeuw. Hoewel smaakvol en bijzonder vaardig gemaakt past dit onderdeel totaal niet in de rest van de ruimte. Dat geldt ook voor de koorstoelen die zich achter de wand bevinden en een eeuw ouder zijn. Ook die zijn prachtig en imposant maar horen hier eigenlijk niet thuis.
De ruimte in de kerk is echter zo groot dat het ook weer niet echt stoort. En het is ook goed om te zien dat een oud gebouw als dit altijd gebruikt is en dan vallen de verbouwingen en toevoegingen eigenlijk wel mee. De gemiddelde woning in Nederland in honderd jaar wel meer verbouwd. Het feit dat het gebouw nog altijd wordt gebruikt is tevens de reden waarom het er nog staat en in zo’n mooie staat is.
Lopend door de kerk kwam ik er achter dat in er onze tijd ook zaken worden toegevoegd aan de kerk. In een aantal nissen zijn er kunstwerken te zien waaronder één met een dozijn handen die uit de vloer staken en in een ander staken roestige pijpen die deden denken aan de lopen van machinegeweren uit de grond. Het had iets met de Eerste Wereldoorlog van doen en zag er aardig uit al betwijfel ik of het er over vijfhonderd jaar nog staat.
Tuin
Nadat we binnen waren geweest en een tijdje in de schaduw van de bomen langs het laantje voor de ingang hadden gezeten, besloten we ook achter de kerk te kijken. Om daar te komen moet je voor de kerk linksaf en dan sta je bijna direct in een prachtige tuin of hofje. De grote bomen om het grasveld zorgen voor een aangename schaduw en de gebouwen op de achtergrond zorgen voor een aangename decor. Een grote ronde waterschaal van natuursteen maakt het plaatje compleet.
Om de achterkant van de kerk te bereiken moet je een pad volgen langs de gebouwen. Hier stond ooit het klooster maar dat die heeft op een klein stukje van het kloosterhof na de eenentwintigste eeuw niet gehaald. De huidige gebouwen zien er mooi uit maar zijn lang niet zo oud. Hoe oud ben ik niet achtergekomen maar binnen is wel een leuke tentoonstelling over het klooster inclusief een prachtige maquette zodat je goed idee krijgt hoe het hier ooit was.
Naast het pad loopt een beekje en die nog een restant vormt van het moeras dat het hier ooit was voordat de monniken besloten de boel hier te cultiveren. Het naam van het pad, Bief du Moulin, wijst erop dat hier een molen heeft gestaan.
De kerk staat met zijn achterkant helemaal los midden in een groot grasveld waardoor je de vorm goed kan zien. Zeker op een mooie dag, zoals bij ons bezoek, is het hier genieten van een bouwwerk dat hier eeuwen geleden is neergezet en nog altijd veel indruk maakt.
Mocht u groot liefhebber zijn van klassieke muziek, dan mag u het muziekfestival voor heilige kunsten “Les Heures Musicales” van Pontigny niet missen, dat eind juli gehouden wordt.
Montmajour: inspirerende ruïne van een abdij ****
Moerasgebied
Wie ooit in deze streek is geweest weet dat het landschap tussen Baux en Arles niet heel spectaculair is. Het bestaat hoofdzakelijk uit drooggemalen moerassen met landbouw met hier en daar een boerderij. Het ligt tegen de Camargue aan dat mij ook beetje deed denken het platte Hollandse landschap zoals thuis. En op vakantie wil je toch wat anders zien.
Midden in deze voormalige moerassen toornt een grote rots met daarop de voormalige abdij. De D17 loopt letterlijk naast de indrukwekkende ruïne en we konden het dan ook niet laten om het beter te bekijken; uit de auto dus.
Het kloosterhof is vrij klein en heeft een indrukwekkend put. Toch wordt je oog direct getrokken naar de grote toren.Op de parkeerplaats aan de andere kant van de weg stonden twee andere auto’s. Niet heel vreemd want zoals vaak arriveerden wij tijdens de lunch en die is redelijk heilig in Frankrijk, zeker in dit gedeelte van het land. Gelukkig was het wel open en konden we dus naar binnen.
Een kaartje koop je in de kelder en daar is het heerlijk koel. Je hebt het gevoel dat je in de buik van het complex terecht bent gekomen en dat is ook zo. Via een paar nauwe gangetjes loopt zo de crypte van de kerk van het klooster in. Dat is een indrukwekkende en interessante ruimte. Het is prachtig aangelicht en zo kan je de gewelven en de mooie verhoudingen bekijken. Hier is ook goed te zien dat de kerk is gebouwd op een rots en dat de crypte voor een groot deel is uitgehakt.
De kerk zelf heeft maar kleine ramen en dat maakt het allemaal een beetje donker. De kerk is kloek en stoer gebouwd maar het koor heeft dankzij de mooie verhouding toch elegantie.
Kloosterhof
Naast de kerk bevindt zich een prachtig kloostergang die iets later is gebouwd aan het einde van de twaalfde eeuw, iets later dan de kerk dus. Hoewel de kloostergang helemaal compleet is alleen de oostelijk gedeelte nog oorspronkelijk. De kapitelen zijn erg mooi en zijn versierd met historische taferelen.
De kleine binnentuin heeft een eigen sfeer en het is heerlijk om hier even te blijven staan en je in te beelden hoe de monniken hier hebben geleefd. Al hebben de geestelijken hier niet altijd een even christelijk leven gehad. In de lange geschiedenis zorgden succes en rijkdom er voor dat het vrome leven wel eens werd vergeten.
Hoe zit dat precies? Het klooster staat hier niet toevallig. De rots was ooit een eiland in een landschap van moerassen. De bewoners van de streek gebruikten het eiland onder andere als begraafplaats omdat het niet kon overstromen. Daarnaast mediteerden kluizenaars in de aanwezige grotten en die hielden ook een oogje in het zeil bij de begraafplaats.
In de tiende eeuw kwam het eiland in handen van een vrome edelvrouw die besloot dat er een klooster moest komen. Het klooster volgde de regels van Benedictus maar viel wel in tegenstelling tot de meeste benedictijnse abdijen, direct onder het gezag van de Paus.
Het klooster speelde al snel een regionaal een grote rol. Vanuit Montmajour werden ook andere kloosters gesticht zoals Saint-Antoine-l’Abbaye tussen Valance en Grenoble.
Misschien wel iets te groot. Het klooster kreeg veel giften en werd rijker en rijker. Vroeg of laat stijgt deze weelde naar je hoofd en dat gebeurde dan ook. Hierdoor veranderde de abdij langzaam maar zeker veranderen in een lusthof.
Het ging in de zeventiende eeuw goed mis waarna de Franse koning nieuwe geestelijken aanstelde om de bestaande monniken de les te lezen. Een reorganisatie zouden we vandaag de dag zeggen al trad het management toentertijd doortastender op als tegenwoordig. Geweld werd niet geschuwd en de gemoederen liepen zo hoog op dat een groot deel van het gebouw werd verwoest.
Vincent van Gogh
De ruïne van Montmajour was voor Vincent van Gogh tijdens zijn tijd in Arles één van zijn favoriete plaatsen. Hij ontdekte deze plek al in de eerste weken na zijn aankomst in het zuiden tijdens één van zijn wandeltochten op het platteland. Hij genoot van de kleuren en het uitzicht op het landschap, Arles en de Montmajour. Het inspireerde hem tot het maken van een flink aantal tekeningen en het meesterwerk ‘Zonsondergang bij Montmajour‘.
Hoewel Van Gogh zelf niet tevreden was over dit schilderij zien kenners het nu als één van zijn meest interessante werken omdat je hier goed kan zien dat hij experimenteert met nieuwe ideeën. Ook zijn tekeningen van Montmajour gelden als één van zijn beste in zijn oeuvre. Alleen al omdat Van Gogh hier deze wonderbaarlijk mooie dingen heeft gemaakt is een bezoek aan deze plek waard.
Steengrove
Een eeuw later werd het klooster nog een keer het slachtoffer van vandalisme en deze keer ging het er nog heftiger aan toe. De Franse Revolutie was losgebarsten en de nieuwe machthebbers moesten niets hebben van kerken en kloosters. Montmajour werd verbeurd verklaard en de hele inboedel werd te koop gezet. Daarna werd het gebruikt als steengroeve om de gebouwen in Arles te restaureren en je kan je voorstellen dat deze activiteiten niet bevorderlijk zijn voor het behoud van de gebouwen.
Je zou zeggen dat het een behoorlijk zooitje moet zijn. Natuurlijk is het jammer dat het allemaal gesloopt is en wat zou het prachtig zijn als het klooster helemaal nog in tact zou zijn. Maar dat is niet zo en het volmaakte heeft plaats gemaakt voor het beschadigde. En hoe je het ook wendt of keert; het heeft ook schoonheid.
Donjon
Buiten het kloostergebouw staat het stoere donjon. De kloeke toren verraadt de gewelddadige geschiedenis maar is nu een prachtige uitkijktoren die alleen dient om te genieten van het panorama. Het uitzicht is meer dan de moeite van de klim waard.
Onderaan de toren zijn nog de uitgehakte graven te zien uit de middeleeuwen. En even verder staat de kleine kapel die is gewijd aan Sint Pieter. Het kleine gebouw hoort bij de begraafplaats en is even oud als het klooster zelf.
Camon: klein dorp rondom een klooster
Een wandeling rondom de vestingwerken is een must bij een bezoek. Om Camon binnen te komen ga je door een prachtige poort. Het dorp heeft enkele mooi huizen waar enkele zijn uitgevoerd met vakwerk. Het klooster zelf is niet helemaal meer heel maar er is voldoende om interessant te zijn. In de kapel zijn fresco’s uit de veertiende eeuw te bewonderen en de kerk heeft een mooi altaarstuk. De overblijfselen van de koorgang maakt het romantische plaatje compleet, je zou er zo gaan trouwen.
Lagrasse: prachtig dorp met abdij en brug
Tijdens de renaissance van de twaalfde eeuw kent Lagrasse zijn eerste echte bloeiperiode. De tol die werd geheven op de brug zorgde samen met de abdij Sainte-Marie l’Orbieu ervoor dat het dorp zich ontwikkelde. Er kwamen steeds meer mensen wonen en de bouw van de markthal duidt op de economische functie die Lagrasse in de omgeving had. In de veertiende eeuw maakten de Honderdjarige oorlog en de uitbraak van de pest hier een einde aan.
Toch weet het dorp zich dankzij de ontwikkeling van de lakenhandel te herstellen waarna een nieuwe bloeiperiode ontstaat. Ook hier komt een einde aan en weer zijn het externe factoren de oorzaak van de neergang. De Franse Revolutie zorgt ervoor dat de Abdij wordt opgeheven en dat het gebouw wordt verkocht aan de hoogste bieder. Dat blijkt de doodsteek van voor het dorp dat in de negentiende eeuw bijna compleet leegloopt. Het is uiteindelijke het toerisme in de twintigste eeuw dat ervoor zorgt dat Lagrasse zich voor de derde keer weet te herrijzen.
Lavaudieu: Romaanse bouwkunst in de Auvergne ****
Eenmaal uit het water liepen we richting de oude brug. Deze route loopt langs een lommerrijk pad waar we eerst een Frans gezin met een ezel tegenkwamen. In Frankrijk lijkt het helemaal in om met het gezin lopend langs campings te trekken waarbij de ezel de bagage draagt. Gezien de sfeer die op de gezichten van dit gezin te lezen was vraag ik mij af of het wel zo leuk is.
Leuker was de schilderles die even verder in de schaduw van de bomen werd gegeven. De meeste schildersezels, weer een ezel, waren even niet bezet want de kunstenaars in spe gingen net uitgebreid lunchen met een rokende barbecue, frisse salades en de nodige wijn. Een enkeling was nog ijverig bezig de verf op het doek te smeren. Dat er zag in ieder geval leuk en gezellig uit!
De plaats van de schilderles was natuurlijk niet zomaar gekozen, je hebt hier namelijk een prachtig uitzicht op het dorp. Deze is zo mogelijk nog mooier vanaf de brug waar het dorpje uitnodigt om de nauwe straatje en steegjes te verkennen. Die verleiding konden wij dan ook niet weerstaan. De kronkelende straatjes zijn prachtig en leiden je naar het plein waar het klooster en de daarbij behorend kerk ligt. Dit pleintje vormt het centrum van het dorp en je vind er een terras waar je best aardig kan eten. De ingang van de kerk ligt een beetje verstopt in een hoek achter een boom maar door de hoge toren kan je hem niet missen.
De kerk is een typisch geval van Romaanse kunst uit de Auvergne. Dat betekent een vrij lompe vormgeving met weinig ramen en vrij weinig versiering. De abdij is gesticht in de elfde eeuw en dat was een tijd waar het centrale gezag van de koning in Frankrijk bijna geheel was verdwenen. De lokale heren deelden de lakens terwijl de bisschoppen zich met van alles bezig hielden behalve het zielenheil van het volk.
De lokale machthebbers misten echter de sacrale uitstraling die de koning wel had. Dit religieus gat werd gedurende de tiende en elfde eeuw ingevuld door abdijen die door het volk werden gesteund.
Deze kloosters werden gesticht door een vrome geletterde man met steun van de lokale machthebber. De afbrokkeling van de macht van zowel de koning en de bisschoppen en de bloei van de kloosters had als resultaat dat voor het gewone volk aan het einde van twaalfde eeuw de monniken in het dagelijks leven voor het zielenheil verzorgden. Maar zoals altijd gaat heeft succes een keerzijde. De kloosters werden na verloop van tijd steeds rijker en machtiger zodat zij op hun beurt het contact met de gelovigen verloren. Dit gaf weer ruimte voor nieuwe kloosterordes zoals de Franciscanen en zou uiteindelijk naar de reformatie leiden.
De opkomst van deze kloosters in elfde eeuw ging gepaard met een nieuwe bouwstijl die wij later Romaans zijn gaan noemen, die de Karolingische bouwstijl opvolgde. Deze stijl werd omarmt door de kloosters die ook bijna allemaal in deze stijl zijn opgetrokken. Als je een klooster in een dorp in Frankrijk in een dorp tegenkomt, dan kan je er vanuit gaan dat hij in de elfde eeuw is gesticht. Zo ook de abdijkerk in Lavaudieu.
Naast de kerk is er natuurlijk ook nog het klooster zelf en die heeft nog een aardige attractie in petto. Het herbergt namelijk een prachtig kloosterhof en wel de enige die nog is uit deze tijd in de Auvergne. Wij hadden echter de pech dat de dag van ons bezoek hij was gesloten. Jammer maar het kerkje was ook de moeite waard en die was wel open. De vorm van de kerk is redelijk simpel, heeft geen zijbeuken en een tongewelf met prachtig fresco’s. De eerlijke en simpele vromen van het interieur geven de kerk een mooie en prettige sfeer.
Tot slot kwamen we bij onze terugtocht naar de auto nog een prachtige openbare tuin tegen. Deze ligt achter de kerk en je hebt er een prachtig uitzicht op de kerk en de rivier. Wij hadden al geluncht maar dit is de perfecte plek voor een kleine picknick.
Le Bec-Hellouin: vakwerkhuizen en een oud klooster ***
Tussen de bomen staat een brute toren die meer doet denken aan een burcht, dan aan een klooster. Opvallend is de zeer stevige basis van het bouwsel terwijl de bovenkant toch aardig versiert is met Gotische elementen. De stevigheid van de toren heeft alles te maken met het gewelddadige verleden. De abdij werd bevolkt door Benedictijners die vanaf de stichting in de eerste helft van de elfde eeuw werd gesteund door de Normandische hertogen. Dat waren toen behoorlijke eindbazen die in dezelfde eeuw nog Engeland veroverden.
In de veertiende eeuw teisterde de Honderdjarige oorlog tussen de Engeland en Frankrijk het platteland. De Benedictijners in Le Bec-Hellouin zagen de bui al hangen en besloten daarom het klooster flink te versterken. Het mocht echter niet baten want de abdij viel uiteindelijk toch ten prooi aan de plunderende Engelse legers die het met de grond gelijk maakten.
Toren Saint Nicolas
De toren die er nu staat is echter jonger, uit de zeventiende eeuw om precies te zijn. Hij is gewijd aan Sinterklaas, niet alleen in Frankrijk een populaire heilige, en deed oorspronkelijke dienst als klokkentoren. Dat de toren is gebouwd als een vesting heeft alles te maken met de godsdienstoorlogen. De kerk staat er niet meer, maar er zijn nog wel enkele stenen en omgevallen muurtjes te zien en ook het grondplan van het gebouw is nog goed te herkennen. Het klooster overleefde deze roerige tijden.
Aan het einde van achttiende eeuw was het uit met de rust. De monniken werden na de Franse Revolutie weggejaagd waarna het complex door het leger in gebruik werd genomen als opslagplaats voor paarden en voertuigen.
Hieraan kwam pas een einde na de Franse nederlaag tegen Duitsland in 1940. In de Tweede Wereldoorlog werd het plan al opgepakt om het gebouw zijn oorspronkelijke functie terug te geven. Hiervoor waren ook monniken nodig en die werden gevonden in Cormeilles-en-Parisis, waar de plaatselijke benedictijner orde bereid was een aantal geestelijke af te staan om hier te gaan wonen. De boel werd weer hersteld en in 1948 trokken de monniken weer in het complex en sindsdien is het klooster weer in functie. Naast dit klooster bevindt zich vlakbij het dorp ook nog een nonnenklooster.
Aardewerk
Nu is het mogelijk om het klooster te bezoeken maar omdat wij op doorreis waren hebben we dit niet gedaan. Vrienden van ons hebben dit wel gedaan en die gaven aan dat een bezoekje aan de abdij de moeite waard is. Er is in ieder geval een mooie bibliotheek en een pottenbakkerij waar je kan zien hoe ze daar ambachtelijk aardewerk, Faïences genaamd, wordt gemaakt.
De abdij heeft een belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis van het dorp dat er letterlijk tegenaan is gebouwd. De vele vakwerkhuizen zijn gebouwd in gezellige straatjes die bij ons bezoek voor een groot deel open lagen, ze kregen nieuwe bestrating. Opvallend is dat de huizen in het centrum zijn gebouwd rondom een grasveld waar ook de kerk staat. Dit zie je niet zo veel in Frankrijk en deed mij een beetje denken hoe sommige Nederlandse dorpen rondom een brink zijn gebouwd.
Helaas vonden de Fransen het ook nodig om hier een groot modern dorpshuis te bouwen waar naast de Office du Tourisme ook een soort van kunstgallery een plek heeft gevonden. Mocht je op doortocht zijn; aan de achterkant van dit gebouw bevindt zich een beetje verscholen een uitstekend openbaar toilet inclusief handdoek, dat is toch informatie die goud waard kan zijn.
Uitstekende stopplaats
Le Bec-Hellouin leent zich uitstekend als stopplaats tijdens een rit naar bijvoorbeeld Bretagne. Het ligt maar een paar kilometer vanaf de Auto-route A-28 richting Le Mans. Het kost je iets meer tijd dan een Auto-Grill maar je stapt dan ook een stuk rustiger de auto weer in. Als je wilt picknicken moet je wel even in een ander dorpje shoppen, maar het dorp kent ook een aantal leuke restaurantjes waar bij ons bezoek heerlijke geuren vandaan kwamen. Een nachtje slapen is ook een uitstekend plan en dat kan in een herberg of op de kleine camping. Je wordt ongetwijfeld heel lekker wakker en dan kan je heerlijk relaxed naar het zuiden af zakken.